• No results found

Verslag Bestuurlijk overleg Segment 1 behandeling met verblijf

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Verslag Bestuurlijk overleg Segment 1 behandeling met verblijf"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 Verslag Bestuurlijk overleg

Segment 1 behandeling met verblijf 05-11-2020

Deelnemers Organisatie

Nadine de Kort Alex Peters Anne Thielen Bram Jacobs Paul Sterk Eugenie Cuijpers Frans Schatorjé Jolande Tijhuis Michiel Heerkens Wim Swaak Pieke Houben Anne-Marijn de Wit Henk Verstappen Jeroen van Summeren Claudia Wijnhoven Gonnie Poell Bas Bonten Jorrit Willems

Voorzitter EhdK

Wethouder Venray Wethouder Beesel Wethouder Weert Wethouder Roerdalen Wethouder Venlo

Raad van Bestuur VIGO Groep Raad van Bestuur VIGO Groep

Manager Noord- en Midden-Limburg Koraalgroep Coördinator Noord-Limburg Mutsaersstichting Adjunct-directeur Bijzonder Jeugdwerk

Directeur Vincent van Gogh Instituut Ambtelijke werkgroep regio Noord-Limburg Ambtelijke werkgroep regio Noord-Limburg Ambtelijke werkgroep regio Midden-Limburg West Ambtelijke werkgroep regio Midden-Limburg Oost Inkoopadviseur MGR SDLN

Notulen Katy Boesten, Het Notuleercentrum

Opening en mededelingen

De voorzitter opent de vergadering om 9.00 uur en heet alle aanwezigen welkom. Zij meldt dat sommige bestuurlijke collega’s worden vervangen door collega’s en zij stelt hen voor. De voorzitter had de aanwezigen graag fysiek willen treffen maar dit is momenteel vanwege COVID niet mogelijk.

Kunnen wij ons vinden in de inhoud van het koersdocument en hier gezamenlijk de schouders onder zetten?

Tijdens deze bijeenkomst wordt het koersdocument besproken en bepaald of men hiermee daadwerkelijk aan de slag kan gaan. De afgelopen twee en een halve maand is er hard gewerkt aan het koersdocument waarin een aantal richtingen worden gegeven en vanuit de regio keuzes worden gemaakt. Het koersdocument is het begin van een langere weg die men met elkaar wil bewandelen.

De vragers willen met de aanbieders in gesprek om te bepalen of allen achter de visie en ambities in het document staan. Daarna zal men bekijken wat dit praktisch betekent voor de komende periode.

De voorzitter adviseert om niet statisch naar het document te kijken, maar ook aanpassingen te doen wanneer dit noodzakelijk is.

(2)

2 Een aanbieder meldt dat men wekenlang gewerkt heeft aan de verfijning van het koersdocument.

Zes weken geleden stonden de aanbieders qua mening nog ver bij elkaar vandaan in vergelijking met het koersdocument dat er nu ligt. Hij wil daarom benoemen dat de aanbieders steeds dichter tot elkaar zijn gekomen. Een andere aanbieder geeft aan dat het hele traject een proces was van

maanden (inclusief nader kennismaken en stappen zetten) en hij vindt het kort door de bocht om dit te bagatelliseren als zijnde weken. Het koersdocument is iets van de laatste weken maar het proces waarin de bestuurders bij elkaar zitten is een proces van enkele maanden.

De voorzitter onderschrijft dat de intensiteit van de gesprekken versnellen maar tevens zijn er meer gesprekken nodig voor een verdere uitwerking van het koersdocument. Zij vraagt of de aanbieders de koers van het document dat er nu ligt, de visie en ambitie en de gemaakte keuzes van de regio kunnen onderschrijven. Een aanbieder antwoordt dat er veel werk is verzet in een korte termijn en dat de aanbieders nader tot elkaar zijn gekomen. Zij hebben hun visie en ambitie gedeeld en kunnen elkaar hierin goed vinden. De vervolgstappen omvatten echter meer dan alleen een verfijning van het document. Er moet nog veel uitgewerkt worden op thema’s en bepaald worden hoe men hierin staat. Tevens liggen er nog juridische vraagstukken. De aanbieder kan zich in de eerste helft van het document (de koersdata) vinden maar is van mening dat in de tweede helft veel vraagstukken nog openstaan.

Een vrager vraagt welke vraagstukken er nog specifiek open staan. De aanbieder antwoordt dat hij nog een schriftelijke reactie zal geven en hij meldt dat er nog open vragen zijn bij de toegang, de medische governance en verantwoordelijkheden die men aan de voorkant goed met elkaar moet regelen. Wanneer deze zaken pas geregeld worden wanneer er in de praktijk problemen ontstaan schiet men zichzelf in de voet. Daarnaast is er in het eerste document gesproken over een

monitoringsfunctie om samen te werken en te leren en hoe men dit beter zou kunnen doen in dit segment. Dit is gaandeweg verschoven naar een regie op microniveau waarbij er consensus is maar één of twee partijen van het geheel bepalen wanneer er een consensus is. De vraag is hoe men dit gaat doen en of de medische governance en aansprakelijkheid voor de medewerkers goed geregeld zijn. Tevens is er een vraag hoe de kosten worden uitgewerkt op bouwstenen, functiemix, zorgpaden en profielen. Er is hiervan een aanzet gemaakt maar er zijn tevens nog veel open vragen omtrent het verblijf omdat er een verschil is in de wettelijke eisen ten aanzien van de verschillende vormen van het verblijf. De vraag is hoe deze regeling en bekostiging gaan lopen aangezien men niet iedere vorm van verblijf met elkaar kan vergelijken. De aanbieders moeten op dit gebied aan verschillende wettelijke eisen voldoen. Zijn organisatie gaat deze vragen uitwerken en op papier zetten zodat men dit aan de voorkant kan oplossen en niet pas tijdens de samenwerking of de aanbesteding.

Een vrager geeft aan dat er een koersdocument ligt dat gaat over visie en ambitie en niet zozeer over de vragen die de aanbieder stelt. Hij is het met de aanbieder eens dat men zaken moet regelen, maar hij wil graag weten of de aanbieder 100% achter de visie en ambitie staat zoals geformuleerd in het koersdocument. Hij hoopt op een volmondig ja. De aanbieder antwoordt dat zijns inziens de vragen die hij stelt vooraf beantwoord moeten worden en niet achteraf. In het eerste gedeelte van het document kan hij zich helemaal vinden maar in het tweede gedeelte heeft hij veel vragen over de uitwerking. De aanbieder wil tijd en ruimte krijgen om dit goed te bekijken. De vrager vraagt

(3)

3 nogmaals of de aanbieder achter de visie en ambitie van het document staat. De aanbieder beaamt dit voor wat betreft de eerste zes pagina’s maar geeft nogmaals aan dat hij duidelijkheid wil over de tweede helft van het document.

Een vrager vraagt of de aanbieder bedoelt dat zijn vragen voorafgaand aan de aanbesteding al helder moeten zijn of voorafgaand aan de start van het werk aangezien men een aantal vragen zou kunnen bespreken wanneer de gunning is verstrekt. De aanbieder antwoordt dat dit deels ook zijn vraag is.

Hij denkt dat beide opties mogelijk zijn wanneer hij de vragen heeft uitgelegd. Een vrager geeft vanuit inkoop aan dat hij de indruk heeft dat het aan de gemeenten is om deze vragen verder uit te werken en standpunten in te nemen die zij op de juiste manier in de aanbesteding gaan verwoorden.

In zijn optiek zijn de vragen geen zaken die vooraf 100% afgestemd moeten zijn met een aanbieder.

Het gaat erom dat iedereen zich in de ambitie van het koersdocument kan vinden en uiteraard moeten de gemeenten voldoen aan alle wettelijke regels rondom toegang, verwijzingen en alles wat hierbij hoort. Hij vermoedt dat de vragers nu aan de slag kunnen om dingen uit te gaan werken en dit later in de aanbesteding mee te nemen. De aanbieder vindt dit een heldere uitleg en geeft aan dat hij verwacht dat de uitwerking een beetje van beide kanten zal komen.

Een andere aanbieder zegt volmondig ja tegen het koersdocument van de eerste tot de laatste pagina. Hij vindt dat niet alleen de aanbieders dichter tot elkaar zijn gekomen maar ook dat er een gezamenlijk gedragen stuk ligt van de gemeenten en de zorgaanbieders. Het betreft een document op de richting en niet op de inrichting en de verrichting aangezien de inrichting pas plaatsvindt na de aanbestedingsfase. Hiervoor moeten nog enkele inrichtingszaken besproken worden. Het document biedt mooie aanknopingspunten, richting en hoofdlijnen om mee aan het werk te gaan. Een

aanbieder herkent zaken die de voorgaande aanbieder heeft gemeld, omdat er nog zaken zijn die men gezamenlijk moet adresseren en uitwerken. Het is echter belangrijk om het einddoel te bereiken en met name het segment verblijf integraal anders aan te pakken. Een andere aanbieder meldt dat hij in het document mist hoe hoog de lat wordt gelegd. Hij zou graag extra data willen hebben voor een inhoudelijke financiële lat. Wanneer de klinische behandeling (ongeveer € 50.000) van een kind kan worden afgebouwd naar een goede systeemgerichte manier van behandelen (ongeveer

€ 20.000) kan men hier een getal aanhangen omdat de doelstelling is om meer kinderen een systeembehandeling te gunnen en te voorkomen dat een kind in een klinisch traject terecht komt.

Daarvoor is informatie noodzakelijk over het portfolio, zodat inzichtelijk wordt wat de ‘specialties’

zijn en hoeveel jeugdigen een hele bijzondere speciale behandeling nodig hebben. Hierbij kan men een financiële en een inhoudelijke lat neerleggen. Hij vindt dat de kosten omlaag kunnen en moeten.

Niet alleen omdat het geld er niet is, maar ook omdat de inhoud moet veranderen. De aanbieder is het helemaal eens met het koersdocument maar vindt tevens dat de ambitie nog niet hoog genoeg is.

Een vrager heeft deze week een landkaart gezien van het CBS met cijfers omtrent de jeugdzorg. Hoe blauwer des te meer jeugdigen in het jeugdstelsel. Hierop valt te zien hoe slecht de situatie is en dat Noordoost-Nederland (met name Drenthe) en Noord-Limburg twee grote blauwe plekken vertonen.

De lat moet gelegd worden omdat deze blauwe zones lichter moeten worden richting wit. De aanbieder deelt deze ambitie en is er voorstander van om hier in de uitwerking afspraken over te

(4)

4 maken. De vraag is echter of men nu al een getal moet noemen en de hoogte van de lat moet

bepalen, of dat de aanbieders afspreken dat deze lat er moet komen. Het leggen van een lat zou voor de vragers en aanbieders richtinggevend zijn. Hopen dat het een keer goed komt is te vrijblijvend.

Een andere aanbieder vindt dat het de verantwoordelijkheid/verplichting van de aanbieders is om de hoogte van een lat voor te stellen. De aanbieders hebben de deskundigheid om te weten hoe zij de manier van behandeling en de opvang van jeugdigen anders kunnen aanpakken. Hij zou adviseren om te investeren in de sociale brede basis aangezien dan de doorstroom tot stand komt.

Een vrager stelt voor om op het gebied van kosten jaarlijks te bekijken wat de ontwikkeling is en af te spreken wat men wil bereiken. Eigenlijk zou men nu al aan de voorkant vanuit de deskundigheid van de aanbieders moeten bepalen waar men uiteindelijk wil uitkomen. Daarnaast hebben de vragers data beschikbaar en hij denkt dat men dit met elkaar kan combineren om te kijken waar men

gezamenlijk uitkomt en om dit jaarlijks bij te stellen. Wanneer de lat op vijf jaar wordt gelegd is dit te ver weg om hier concreet naar toe te werken. Hij zou de lat jaarlijks willen bijstellen met de

aanbieders als geheel, maar ook per aanbieder. Een andere aanbieder is het eens met het leggen van een lat maar voor het bepalen van de lat zijn een aantal vraagstukken van belang. Het CBS heeft een brede benchmarkanalyse uitgevoerd om te onderzoeken wat er in het land gebeurd is op het gebied van jeugdzorg sinds 2015. Het aantal wijkteams is met 300% of meer gestegen. Desondanks neemt in de regio de derdelijnszorg toe. In de praktijk ziet men zich geconfronteerd met casuïstiek die pas heel laat en vaak te laat binnenkomt omdat de investering in het voorliggende veld niet het gewenste effect heeft gehad. Het CPB trekt bij de jeugdhulp in de wijk dezelfde conclusie maar stelt tevens vast dat bij de jeugdhulp de omgevingsfactoren van grote invloed zijn op zware problematiek. De regio Noord-Limburg scoort op al deze indicatoren (tienermoeders, armoede etc.) oranje. Veel gemeenten in de regio zitten qua armoede in de top honderd van Nederland. Deze zaken vallen buiten de scope van het segment maar hangen er wel heel erg mee samen.

De voorzitter concludeert dat de aanbieders de gemeenten nodig hebben om deze problematiek op te pakken omdat de factoren met elkaar samenhangen. De aanbieder beaamt dit en merkt op dat de gemeenten tevens noodzakelijk zijn voor het vormgeven van de investeringen aangezien dit de afgelopen vijf jaar landelijk niet het gewenste effect heeft opgeleverd en in sommige gevallen zelfs een negatief effect heeft gehad.

De voorzitter vraagt de mening van de andere aanbieders omtrent het koersdocument. Een aanbieder meldt dat hij achter de ambities van het koersdocument staat. De aanbieders zijn de afgelopen maanden naar elkaar toe gegroeid en zij hebben soms de scherpte opgezocht. De aanbieder heeft nog een aantal inrichtingsvraagstukken maar hij wil hierin verantwoordelijkheid nemen en hoopt dit te kunnen concretiseren.

De voorzitter vindt dit goed om te horen en vraagt of er nog andere inhoudelijke vragen zijn op de onderdelen van het koersdocument. Een aanbieder heeft eveneens een aantal inrichtingsvragen omtrent onder andere de toegang, bekostiging en het vormgeven van de transformatie van de afbouw van bedden. Zijn organisatie is hier al jaren heel actief mee bezig en dit kost moeite aangezien het bij de afbouw belangrijk is om een bepaalde massa overeind te houden om aan de

(5)

5 verblijfsvraag te kunnen voldoen. Hij streeft ernaar om het verblijf zo kort mogelijk te houden. Dit wordt voor alle aanbieders spannend omdat er bij het afbouwen van het vastgoed enkele bedden beschikbaar moeten blijven. Dit betekent dat men de bereikbaarheidsdienst moet behouden en de beschikbaarheid van een psychiater, etc. Doordat de massa wordt verkleind is het mogelijk dat de aanbieders straks kostbaarder worden op specifieke casuïstiek. De aanbieder vindt desalniettemin dat het de ambitie moet zijn om zo min mogelijk mensen richting segment 1 te laten gaan.

Een vrager vindt het mooi dat de aanbieders de gezamenlijke lijn te pakken hebben. Er zijn nog een aantal inrichtingsvragen en de hoogte en scherpte van de lat moet worden bepaald. De hoogte van de lat en hoe men deze wil leggen kan men in de fase voor de aanbesteding met elkaar afspreken.

Daarna komt de fase van het inrichten waarin gaandeweg de andere open punten worden opgelost.

Het is niet mogelijk om alles in de komende weken te regelen maar er liggen wel een paar thema’s die men met elkaar af moet stemmen. Dit betreft vooral de hoogte en de scherpte van de lat. Het richtpunt en de norm die men met elkaar stelt moet duidelijk zijn zodat men ook de inrichting vorm kan geven. Hij denkt dat op de thema’s toegang, visie, doelgroep en methodiek meters gemaakt zijn en dat men nu scherp moet zijn op kosten en de norm. De andere zaken kunnen geparkeerd worden om gefaseerd op te pakken aangezien men gaandeweg het traject altijd nieuwe zaken tegenkomt.

De voorzitter concludeert dat de vrager oproept om vooruit te kijken en te doen wat nodig is om de ambitie te realiseren en hier een getal en cijfers aan te hangen. Dit is een oproep aan de regio’s om een voorstel te maken waarin de lat verder wordt uitgewerkt en te bepalen hoe hoog de afbouw zou kunnen plaatsvinden. Een vrager vraagt de aanbieders om hier een voorzet voor te doen. Wellicht moeten de vragers en de aanbieders samen aan tafel. Hij denkt dat dit niet alleen een zaak is van de gemeenten maar dat men dit gezamenlijk op moet pakken.

Een vrager merkt op dat hij een aanbieder hoorde praten over de afbouw en dat hier een bepaalde ondergrens aan zit. Hij zou daarom een oproep willen doen om als organisatie over de eigen grenzen heen te kijken aangezien er wellicht capaciteit te vinden is bij de andere zorgaanbieders en men van daaruit zelf verdere stappen kan maken in de ambitie die is vastgesteld. Het aanbieden van zorg in een thuissituatie is een gezonde ambitie en hier moet men extra hard aan trekken. Hij roept de aanbieders daarom op om hier gezamenlijk een slag in te maken. Een andere vrager merkt op dat de gemeente Venlo jaarlijks met de aanbieders een gesprek heeft over de lat. Zo’n gesprek zou moeten plaatsvinden over de hele regio waarbij men aan de voorkant afspraken maakt over hetgeen men komend jaar gaat doen. Hij roept op om dit gesprek gezamenlijk te doen. De gemeenten hebben als geheel een beeld van de verwachtingen voor komend jaar en de aanbieders hebben dit vanuit hun gezichtspunt eveneens. Elke aanbieder heeft zijn deel van de zorg in beeld en hier kan men gezamenlijk afspraken over maken. Hij is groot voorstander van het bepalen van een lat aan de voorkant en om dit elk jaar bij te stellen. Tevens hoort hierbij een doorkijk naar de komende jaren.

Een aanbieder merkt op dat de achterkant (uitstroom) ook heel belangrijk is voor het behalen van resultaten. De aanwezigen focussen erg op de instroom maar het gaat ook om versneld uitstromen of anders uitstromen. Dit is in het koersdocument een beetje verdwenen en hij vraagt hier in de komend periode aandacht voor.

(6)

6 De voorzitter beaamt dat het jammer is dat het lijkt alsof de uitstroom minder aandacht heeft gekregen want dit is natuurlijk ook cruciaal. De andere segmenten waarnaar de uitstroom moet plaatsvinden willen eveneens de doelstellingen scherp afspreken met de andere aanbieders zodat er voldoende aanbod komt om kinderen uit te laten stromen van behandeling met verblijf.

Een andere aanbieder zou het jammer vinden wanneer de lat een eigen leven ging leiden of ging verwijzen naar een bepaald bedrag. Hij vindt dat de aanbieders onder elkaars motorkap moeten kijken. Wanneer een outreachende aanpak beter is dan kan men een klinisch traject achter zich laten. De hoogte van de lat is hoe men de verhouding klinisch en outreachend neer gaat zetten.

Daardoor krijgt men kwalitatief hele goede zorg met als gevolg dat de bekostiging omlaaggaat.

Hiervoor zal een investering noodzakelijk zijn omdat men van de afbouw van klinische activiteit naar de opbouw van de outreachende systeemactiviteit moet gaan. Dit is een transitie naar een andere aanpak van jeugdigen die effectiever is en veel meer past bij deze tijd. De aanbieder is van mening dat deze formulering past bij het koersdocument en dat de lat zou moeten gaan over de verhouding klinisch/ambulant en systemisch/ambulant. Hierin valt veel te winnen maar daarvoor is het

belangrijk om inzicht te krijgen in de specialistische behandeltrajecten van de andere zorgaanbieders.

De aanbieders moeten op zoek naar de ondergrens. De gemeenten kunnen dit niet doen omdat alleen de aanbieders kunnen zien wat realistisch is en hoe zij met hun mensen de ombouw vorm kunnen geven. Het gaat hierbij om het bepalen van de inhoudelijke lat van klinisch naar ambulant.

Hier komt uiteindelijk een bedrag uit. Het is goed om dit jaarlijks te monitoren maar tevens is het belangrijk om een ambitie voor vijf jaar neer te zetten zodat men weet waar men naar toe werkt.

Deze ambitie kan in Limburg hoog zijn ook al zijn de omliggende factoren misschien slechter dan in de rest van Nederland.

De voorzitter concludeert dat er een oproep wordt gedaan om als aanbieders te kijken naar inhoud, de bedrijfsvoering en de interne specialisaties en van daaruit een voorstel te doen en in gesprek te gaan of dit aansluit bij de ambities van de regio. Dit betekent dat de aanbieders informatie en data moeten delen en dit vraagt om een concrete opdracht en vraag vanuit de opdrachtgever. Zij vraagt de vragers ten aanzien van de planning en de start van de aanbesteding wanneer het een logisch moment is om dit te doen. Moet dit op korte termijn gebeuren of is dit iets dat men maakt na de contractering? Een vrager antwoordt dat de vragers de inkoop op 1 februari 2021 willen publiceren.

Dit is een harde deadline. Puur vanuit het aanbestedingsrecht ligt er voldoende informatie om te kunnen starten. Hij wil intern afstemmen welke onderdelen men wil uitwerken voor 1 februari 2021 en hij vraagt zijn medeprojectgenoten om een voorstel. Een andere vrager vindt dit een terechte oproep. Hij wil een eerste aanzet maken voordat hij de inkoop gaat publiceren en hij vraagt de aanbieders te helpen om dit concreter te maken. Een aanbieder antwoordt dat het hier geen rocket science betreft. Zij heeft begrepen dat het over 360 jeugdigen gaat. Wanneer men als aanbieder door het cliëntenbestand heengaat en bekijkt welke jongeren men eigenlijk op een andere manier had willen behandelen geeft dit een ratio waarnaar men kan transformeren. Hij adviseert om niet alles opnieuw aan de tekentafel uit te denken aangezien het over de inhoud gaat: om welke jeugdigen men op een andere manier kan behandelen. De deskundigheid bij de aanbieders is hierbij belangrijk en hij verzoekt de andere aanbieders om deze cliënten goed te bekijken. Hij zou graag van de andere aanbieders willen weten wat voor soort portfolio zij hebben aangezien het ene bed het andere bed

(7)

7 niet is. Een andere aanbieder antwoordt dat het 460- tot 500 cliënten betreft en dat niet bekend is of dit unieke cliënten zijn. Hij deelt de gedachte dat het hier geen rocket science betreft en dat het de essentie is dat men weet om welke cliënten het gaat. Een andere aanbieder vult aan dat zijn organisatie in andere regio’s ratio’s heeft kunnen afbouwen. Wanneer men grofmazig kijkt naar de complexe casuïstiek zit er vaak nog een heel groot winstpunt wanneer de behandeling met verblijf een vraagstuk van de GGI is. Dit knelpunt kan al een aardige winst opleveren tenzij de GGI hier consensus over heeft. In het koersdocument zitten al veel aanknopingspunten om dit met elkaar op te gaan pakken. Dat is de uitdaging. Een aanbieder geeft aan dat hij onder zijn motorkap wil laten kijken omdat hij denkt dat dit iets kan opleveren.

Durven we al consequenties aan het koersdocument te verbinden? Wat zijn (voor de korte termijn) concrete resultaatafspraken en doelstellingen?

De voorzitter vraagt of de regio’s een eerste voorstel willen doen dat als kapstok kan dienen voor een eerste aanbesteding en een ambitie naar volgend jaar waarbij de aanbieders die zich inschrijven gezamenlijk aan de transformatie gaan werken. Een vrager meldt dat de aanbieders zelf het beste onder elkaars motorkap kunnen kijken. De gemeenten hebben informatie van hetgeen er gebeurt op de markt in totaal en het is van belang om dit tevens te bekijken in combinatie met hetgeen de aanbieders doen. De gemeenten hebben niet de gegevens van de regio en moeten hun gegevens gaan combineren. Dit is een uniek proces dat begon als een overleg van Noord-Limburg maar waarin nu gezamenlijk wordt opgetrokken met Midden-Limburg West en Oost. De aanbieders kunnen hier profijt van hebben. Hij complimenteert allen dat zij deze stap willen zetten en hij is blij met het aanbod van de aanbieders om te kijken in het bestaande bestand wat zij kunnen doen op het gebied van het anders aanbieden van zorg. De aanbieders doen een aanbod in een gesprek met de

gemeenten om te bekijken wat dit betekent in relatie tot de totale markt. Hiermee kan men een eerste afspraak maken voor de lange termijn die elk jaar bijgesteld wordt. De vrager is een groot voorstander van deze aanpak.

De voorzitter stelt voor om te checken wanneer het beste aan het voorstel gewerkt kan worden. Een aanbieder merkt op dat de aanbieders niet alleen moeten bekijken hoe zij hun cliënten het beste in beeld kunnen krijgen maar er tevens voor moeten zorgen dat er niet meer cliënten bijkomen. Dit is een extra uitdaging waarover men aan de voorkant eveneens afspraken moet maken. Een vrager ziet aan de voorkant verschil tussen de aanbieders in het omarmen van de koers. Dit moet nog

besproken worden om te voorkomen dat er ruis blijft bestaan.

De voorzitter vraagt of alle aanbieders aan de ambitie en visie van het koersdocument willen meewerken. Een aanbieder vindt de inrichtingsvraagstukken van belang. Hij is het eens met de richting/koers en de visie en ambitie maar in hoeverre men dit op gaat pakken is afhankelijk de aanpak. Hij heeft nog steeds een aantal vragen en hij zal deze vragen uitwerken.

De voorzitter merkt op dat er bij dit uitwerkingsstuk de randvoorwaarden moeten worden

meegenomen en zij vraagt of de aanbieder de ambitie wil realiseren wanneer de randvoorwaarden worden ingevuld. De aanbieder antwoordt dat hij het gesprek is gestart met de mededeling dat hij de koers onderschrijft maar dat hij voor het kunnen realiseren de koers nog vragen heeft over de

(8)

8 inrichting. Dit staat nog steeds. De voorzitter geeft aan dat de kernvraag is of de aanbieder de transformatieambitie wil realiseren. De aanbieder antwoordt dat hij vooraf wil bekijken of hij dit binnen de kaders kan realiseren. Een andere vrager wil dit punt scherper maken en meldt dat net geconcludeerd is dat men de komende periode gaat werken aan de lat. Hiermee wordt in getallen handen en voeten gegeven aan de ambitie. Dit wordt uitgewerkt en meer komt er voorlopig niet. Hij wil hier heel duidelijk in zijn. Het koersdocument betreft 12 pagina’s en de aanbieder is het met de eerste 6 pagina’s eens. Hij onderstreept hiermee wel de richting maar niet het geheel. De vrager wil graag aan de voorkant weten hoe de aanbieder naar het geheel kijkt inclusief de aanvulling van de lat. Alle andere uitwerkingen zullen in een later stadium voor januari 2022 opgepakt worden. De uitdrukkelijke vraag is dus hoe de aanbieder kijkt naar de pagina’s 7 tot en met 12, de ambitie en de lat. De aanbieder antwoordt dat hij het eens is met de ambitie en het leggen van de lat maar vragen heeft over pagina 7 tot 12. Hij kan daarom niet vooraf zeggen of hij zich hierin kan vinden. Hij vindt dat men elkaar vooraf niet in een hoek moet duwen en verwijten dat men onwelwillend is wanneer een aanbieder vragen stelt of zorgen heeft, maar dat er juist de ruimte moet zijn om dit goed te bespreken omdat men anders te snel over wezenlijke zaken heenstapt.

De voorzitter concludeert dat de aanbieder zich vindt in de ambitie, de visie en het uitwerken van de lat. In het inhoudelijke vraagstuk kan de aanbieder zich vinden en hier doet hij graag aan mee, maar voor de uitwerkingsvraagstukken gaat hij punten op papier zetten die in gezamenlijkheid gedeeld en besproken zullen worden om de uitwerking verder aan te scherpen.

Een vrager merkt op dat dit kan betekenen dat de uitwerkingsvragen vooralsnog niet meegenomen worden in de aanbesteding omdat de aanbesteding uitgaat van het koersdocument dat gezamenlijk is opgesteld, wetende dat deze aanbieder op het laatste deel op- en aanmerkingen heeft.

De voorzitter resumeert dat er wel een aantal uitwerkingen zijn die voor de aanbesteding een plek moeten krijgen. De vragen van de aanbieder kunnen bekeken worden maar het koersdocument vormt het uitgangspunt. Een aanbieder adviseert om de inrichtingsvraagstukken op een ander moment en in een andere fase te pakken. Hij vraagt wat de andere aanbieder bedoelt met het op papier zetten van de inrichtingsvragen aangezien hij dit graag samen met de andere aanbieders wil doen en hier geen individuele exercitie van wil maken. De aanbieder antwoordt dat dit uiteraard voor het geheel is en dat men hierin gezamenlijk verder gaat.

Een vrager geeft aan dat wanneer men kijkt naar de driedeling richting, inrichting en verrichting het koersdocument niet meer dan een richting is waarna de inrichting nog gaat komen. De aanbieder wil nu al over de inrichting praten en de vrager vindt dit de omgekeerde wereld. Hij wil geen

semantische spelletjes spelen en heeft nog steeds geen volmondig ja gehoord van de desbetreffende aanbieder. Geen volmondig ja is voor hem een nee. De aanbieder vindt dat hiermee een situatie ontstaat dat men ervan beticht wordt tegenstander te zijn wanneer men het niet met alles eens is.

Hij vindt het jammer dat dit de keuze is aangezien hij liever over bepaalde zaken had willen discussiëren.

(9)

9 De voorzitter wijst erop dat het belangrijk is om zaken vanuit een positieve grondhouding te benaderen in plaats van vanuit risico´s. Het is belangrijk om de gezamenlijke ambitie te delen en zij vraagt of de aanbieder vertrouwen heeft in een uiteindelijke uitwerking waar men gezamenlijk achter staat. Vanuit deze positiviteit zou men het koersdocument moeten lezen en hier volmondig ja op kunnen zeggen. Wellicht bedoelt de aanbieder hetzelfde maar het is jammer dat dit op een andere manier overkomt. Een andere aanbieder heeft waardering voor de wijze waarop de vragers hun opvattingen delen. Niemand kan tegen pagina 1 tot en met 6 van het koersdocument zijn, aangezien dit een mooie conceptuele richting is. Daarna komen vier onderwerpen die men in deze vergadering heeft besproken. Hij vindt het een probleem wanneer men met drie aanbieders verder moet en één aanbieder het hier niet mee eens zou zijn. Hij wil daarom werken aan een commitment.

Wanneer dit niet lukt moet men terug naar de tekentafel. De aanbieder antwoordt dat hij heeft aangegeven dat hij samen verder wil en zaken wil delen vanuit een positieve insteek. Hij zou het echter jammer vinden wanneer er een situatie zou ontstaan waarin hij ja moet zeggen omdat hij anders niet lief is. Daarmee slaat men de discussie dood en kan hij hier niet zoveel mee. Hij is er voorstander van om samen aan de slag te gaan maar heeft hierbij tevens vragen. Wanneer dit betekent dat hij geen vragen zou mogen hebben dan is dit geen goede basis om samen een ambitie te verwezenlijken. Men kan hier een halszaak van maken maar hij wil dit samen oppakken en hiermee gezamenlijk verder gaan. Hij hoopt dat hiervoor in de samenwerking ruimte is. Een andere aanbieder merkt op dat de aanbieder de zaken omdraait. Er ligt een koersdocument waar men ja of nee tegen zegt en vervolgens gaat uitwerken. In het koersdocument wordt gesproken over een richting waarna de inrichting pas plaatsvindt. Het is niet mogelijk om alles aan de voorkant in te vullen want er gaan nog veel meer vragen komen maar dat is voor later. Het is lastig om een bestuurlijk overleg te hebben wanneer men op tactisch niveau alles ingevuld wil hebben. De

aanbieder geeft aan dat hij niet heeft gezegd dat hij geen lat wil leggen maar dat hij de hoogte van de lat mee wil nemen in de inrichting. Hij vindt het vervelend dat hij steeds de vraag krijgt of hij ook echt ja zegt. Een andere aanbieder wil deze aanbieder meegeven om na te denken of hij echt verder wil gaan wanneer hij geen volmondig commitment kan geven.

De voorzitter vraagt op welke termijn het voorstel om de lat te leggen met de regio’s vastgesteld kan worden. Een vrager benadrukt dat het belangrijk is dat de koers en de visie overall door de

aanbieders gedragen worden. Hij kan concluderen dat er voldoende informatie ligt om de inschrijving verder af te handelen. De vrager wil een bijeenkomst organiseren om de KPI’s te benoemen en om te bespreken in welke fase de vragen worden beantwoord. Het is hierbij mogelijk dat er een andere visie ligt of dat de vragen niet van toepassing zijn. Wellicht zijn er twee extra sessies nodig voordat de gemeenten starten met het aanbestedingsdocument. De vrager benadrukt dat momenteel niet alle vragen uitgewerkt kunnen worden en dat dit ook mogelijk is na 1 februari 2021.

De voorzitter vraagt wanneer het wenselijk is om als aanbieder vragen over de inhoud te stellen. Een vrager antwoordt dat het de vraag is of dit noodzakelijk is aangezien men nu al heel veel weet. De vragers willen starten richting de aanbesteding en de conceptuitwerking nog eenmaal bespreken om zeker te weten dat de aanbieders de ruimte hebben en met de aanbesteding uit de voeten kunnen, en of dit aansluit bij de ambitie die de gemeente heeft vastgesteld. De vragers verwachten nog geen

(10)

10 concrete uitwerking van de aanbieding van de aanbieders. De vragers gaan nu aan het werk om de aanbesteding te starten.

Een aanbieder geeft aan dat is gemeld dat er nog iets nodig is op KPI-niveau. Alle drie de aanbieders hebben dit nodig. De aanwezige aanbieders hebben gezamenlijk 90% van de cliënten in segment 1 en zij moeten onder elkaars motorkappen kijken om goede KPI’s te kunnen formuleren waarmee zij de lat kunnen creëren. De aanbieders willen de lat van tevoren bepalen, niet alleen op regionaal niveau maar ook via een landelijke benchmark. Een vrager antwoordt dat er een aparte sessie komt om de KPI’s te bespreken en vast te stellen. Daarnaast kan de aanbieder hier in de individuele gesprekken op terugkomen tijdens de aanbesteding. Een aanbieder merkt op dat het noodzakelijk is om te weten wat er onder de motorkap van de andere aanbieders zit om deze individuele gesprekken goed te kunnen voeren. De vrager antwoordt dat alle aanbieders voor de aanbesteding dezelfde informatie ontvangen.

De voorzitter resumeert dat de aanbieders de KPI’s nodig hebben om de capaciteit qua verblijf de komende jaren beheerst af te kunnen bouwen. Om dit te doen zal men moeten bespreken wat de situatie nu is en wat de KPI’s zijn die men voor de komende vijf jaar wil vaststellen. Deze KPI’s zijn getrapt en gemonitord en worden elk jaar in gezamenlijkheid bijgesteld. Hiervoor wordt uitgegaan van de huidige situatie met een stip op de horizon. De vraag is wanneer men de KPI’s gaat maken. De aanbieders kunnen niet zelfstandig vragen om elkaars informatie uit te wisselen omdat de vragers de opdracht moeten geven om te bekijken hoe het zorglandschap er momenteel uitziet en hoe zij dit zouden kunnen transformeren.

Een aanbieder vraagt of het bekijken van elkaars portfolio over de capaciteit of over de inhoud gaat.

De zorgaanbieders weten qua inhoud wat er bij elkaar te halen valt. Vermoedelijk gaat het tevens over de data van de hoeveelheid cliënten. Een andere aanbieder merkt op dat men vooral van de specialties een goed en duidelijk beeld moet hebben. Er zit een grote verscheidenheid in de verblijfs- en de systemische ambulante capaciteit. Men moet aan de voorkant scherp krijgen wat de

ombouwbare elementen zijn.

Een vrager geeft aan dat bekeken moet worden wanneer er aanvullende data kunnen worden opgeleverd. Parallel hieraan kan een sessie gepland worden om over de KPI’s te praten. Hij gaat ervan uit dat de aanbieders hun data tijdig kunnen aanleveren en onderling delen. Op korte termijn kunnen afspraken ingepland worden om de doelstelling te bepalen. De aanbieders zullen gezamenlijk een aanbieding doen omtrent de hoogte van de lat en op technisch vlak onder elkaars motorkap kijken wat er is. Een aanbieder merkt op dat de vragers zich niet moeten laten verrassen door de aanbieding en dit niet aan de voorkant al gaan inwegen. Een vrager antwoordt dat dit punt verwerkt moet worden in het aanbestedingsdocument omdat de aanbesteding door moet gaan. Een aanbieder adviseert om tevens naar een landelijke benchmark kijken.

De voorzitter concludeert dat tot nu toe de ambities die men wil realiseren na de contractering besproken zijn. Wanneer de aanbieders de ambities uit het koersdocument omarmen, betekent dit dat zij hiermee eigenlijk al zijn begonnen. De regio is daarom benieuwd wat de aanbieders concreet al doen en welke veranderingen zij vanaf morgen gaan inzetten. Zij vraagt wat het commitment

(11)

11 betekent om andere dingen te gaan doen. Een aanbieder geeft aan dat zijn organisatie bestaat uit drie verschillende organisaties die op dit speelveld actief zijn. De organisatie werkt in zijn totaliteit voor 160 gemeenten en heeft veel ervaring hoe men het in jeugdzorg en jeugd-ggz anders en beter kan doen. De organisatie heeft hier sinds de fusie intern aan gewerkt en in de hele portfolio zijn alle vormen van zorg voor jeugd gesynchroniseerd, geactualiseerd en ontwikkeld. Men spreekt nog heel veel van MST en MDFT als transitieproducten voor het klinisch verblijf maar binnen de organisatie is een product ontwikkeld dat goed kan worden ingezet als alternatief op verblijf. Dit is het voorwerk en huiswerk dat de organisatie de afgelopen twee jaar heeft gedaan om voor de transformatie klaar te zijn. De aanbieder denkt dat hij heel goed de verschillen tussen verblijf en outreachend

systeemproduct (integrale systeemtherapie) in kaart heeft gebracht en is bezig om dit om te bouwen van MST en MDFT naar een eigen topproduct.

De voorzitter vraagt of de regio´s zouden kunnen helpen om dit proces te versnellen en te optimaliseren. Een aanbieder antwoordt dat dit al gebeurt. De gemeente faciliteert pilots om de transformatie mogelijk te maken. Een andere aanbieder wil de voorkant versterken waardoor de achterkant beter wordt en de instroom daalt. Het is bijvoorbeeld belangrijk om een antwoord op de probleemhuishoudens te hebben. Bij minder echtscheidingen en minder schulden gaat het met de jeugdigen ook beter.

Een aanbieder meldt dat hij twaalf jaar geleden een eigen kliniek heeft gebouwd met 80 bedden voor Noord- en Midden-Limburg. Vandaag de dag zijn hier 64 bedden van over van Kerkrade tot Tilburg.

Het werkgebied is steeds groter geworden voor een kleiner aantal afdelingen. Dit gebeurt al door het inzetten van het deeltijdverblijf, JIM en Multifocus. Hoe minder ruimte men krijgt hoe effectiever men te werk kan gaan. De aanbieder wil doorzetten en versterken door dit samen te doen. Samen met de ggz wordt bekeken hoe men de vrijdagmiddagcrisis op kan vangen. Er is een goede

samenwerking met de MST-teams van VIGO. De aanbieder wil vooral dichter betrokken raken bij de lichtere aanbieders zodat zij meer vertrouwen krijgen om dit zelf kunnen doen. De aanbieder wil daarnaast tijdiger betrokken worden als dat nodig is maar tevens de garantie hebben dat hij af kan schalen aan de achterkant. De voorzitter meldt dat het thema uitstroom al eerder besproken is. Het is belangrijk om dit agendapunt te bespreken zodat men hier gezamenlijk een slag in kan maken.

De voorzitter vraagt wat er voor de aanbieder nodig is om het werk beter te doen.

De aanbieder antwoordt dat hij de werkwijze met Multifocus en deeltijdverblijf over heel Noord- en Midden-Limburg wil doorzetten. Momenteel wordt de aanbieder vaak te laat betrokken en heeft de cliënt soms al tien tot twaalf aanbieders achter de rug.

Een andere aanbieder wil graag gezamenlijk verder. Er heeft al een forse transitie plaatsgevonden door de integrale capaciteit van de gastouders te halveren. De aanpak richt zich momenteel op het systeem thuis en de aanbieder loopt hiermee tegen zijn kritische grenzen aan. Dit betekent dat hij met andere aanbieders verder moet omdat hij alleen niet verder kan. De aanbieder benadrukt dat de aanbieders elkaar nodig hebben. De gesprekken met de gemeenten zijn vaak gefocust op de prijs van integraal verblijf en de aanbieder krijgt vaak mensen gewoon naar binnen geduwd. Hij hoopt dat hij hier met de gemeenten een goed gesprek over kan voeren, want de aanbieder wil graag verder

(12)

12 ombouwen en is hiervoor in Zuid-Limburg al gestart met een proeftuin jeugd. Een derde aanbieder merkt op dat hij hoort dat er vaak dezelfde operationele problemen zijn en hij stelt voor om in overleg met de gemeenten gezamenlijk iets in te richten als leertuin naar de toekomst. Misschien kunnen de aanbieders op voorhand bekijken op welke wijze zij problemen kunnen delen om hiervan te leren. De voorzitter vindt dit een goed voorstel.

Wat zijn de vervolgacties en hoe ziet het vervolg er verder uit?

De voorzitter meldt dat de richting besproken is maar dat nu een verdere vorm van de inrichting dient te worden besproken en zij vraagt naar een procesvoorstel. Een vrager meldt dat de vragers intern omtrent de bekostiging stappen zullen zetten om te bekijken wat voor de gemeenten de beste manier is om dit aan te pakken. De kans is groot dat dit in de aanbestedingsstukken wordt verwerkt en eventueel worden de KPI’s hierin meegenomen.

De voorzitter vraagt op welke thema’s de aanbieders en de vragers nog in gesprek moeten gaan voor de aanbesteding. Een vrager meldt dat de volgende punten aan de orde moeten komen:

- De KPI’s bepalen.

- De aanbieders zullen onder elkaars motorkap kijken.

- De vragenlijst van de aanbieder. De vragers zullen hierop reageren of dit ter kennisneming aannemen.

- Er dient een sessie georganiseerd te worden met de vragers zodat er afstemming komt over de conceptaanbesteding zodat de vragen die de vragers gaan stellen helder zijn en de aanbieders een goede offerte kunnen aanbieden. De aanbieders hebben eveneens nog suggesties aangeleverd ter aanvulling. Tegelijkertijd loopt nog een kostprijsonderzoek en dient men met elkaar af te stemmen hoe men wil omgaan met berekeningen.

- Een verdere uitwerking van de toegang en met name het stuk over regie. Het is belangrijk om dit verder uit te werken vanwege de semantische discussie.

Een vrager meldt dat er een voorzet is gedaan omtrent de toegang naar aanleiding van het gesprek met de werkgroep en de aanbieders. Hij adviseert om dit ambtelijk te bespreken en hierop terug te komen. De voorzitter adviseert de aanbieders om de vragen op het gebied van toegang te stellen om de inrichting verder vorm te geven. De werkgroep merkt op dat er bij de toegang nog veel

inrichtingsvraagstukken liggen en hij adviseert om dit punt voor een deel over de aanbesteding heen te tillen omdat men hierover op basis van de contracten met alle partijen definitieve afspraken kan maken. De werkgroep zal volgend jaar met voorstellen komen. Het advies is dus om eerst de KPI’s en het inkoopdocument op te stellen. De inrichting komt op een later moment. Een punt hierbij is wat hoort bij de richting en wat bij de inrichting en de definitie hiervan. De aanbieders zullen dit samen bekijken en naar de gemeenten reageren.

Er worden de komend periode nog een aantal overleggen gepland. Voor de aanbesteding zal een radiostilte in acht worden genomen. Op bestuurlijk niveau zal men nog eenmaal bij elkaar komen.

Het proces voelt nu onaf en niet als een eerste stap op een lange weg. Daarom moeten er nog vervolgstappen genomen worden. De regio’s stellen daarom voor om nog eenmaal als bestuurders samen te komen voordat men in het voorjaar het inkoopproces ingaat.

(13)

13 Een vrager merkt op dat men in het besluitvormingsproces richting de aanbesteding te maken krijgt met een regionaal en lokaal besluitvormingsproces. Dit betekent dat men in het aanbestedingsproces niets meer inhoudelijk kan veranderen wanneer men bestuurlijk pas in januari 2021 samen zou komen. Wanneer men inhoudelijke aanvullingen op wil doen op het koersdocument, dan moet dit voor half december 2020 geregeld zijn. Het streven is daarom om begin december 2020 bestuurlijk samen te komen aangezien men anders problemen krijgt in het besluitvormingsproces. De KPI’s zullen volgende week bepaald worden waarna de vragers eind november/begin december de stukken gereed hebben en een nieuwe sessie kunnen plannen.

Bespreking laatste punten

De voorzitter vraagt of er nog vragen of opmerkingen zijn.

Een aanbieder vond de bijeenkomst goed en helder. Het kijken onder elkaars motorkap is een uitdaging en hij is blij met de gezamenlijkheid. Een andere aanbieder sluit zich hierbij aan. Hij heeft intern teruggekeken en kwam het koersdocument ketenzorg uit 2006 tegen. Hierin zag hij veel herkenning maar was er in de uitvoering frictie. Het is daarom belangrijk om de vragen goed uit te werken zodat er geen herhaling komt van 2006. Een derde aanbieder vond het een prima

bijeenkomst.

Een vrager vond het goed om standpunten uit te wisselen en afspraken te maken. Hij adviseert om te leren van het verleden en te kijken naar de toekomst. Het kan noodzakelijk zijn om zaken bij te stellen aangezien men niet weet waar men mee te maken gaat krijgen. Daarom is het belangrijk om gezamenlijk op te trekken en een slag te maken, zodat het percentage jongeren dat speciale zorg nodig heeft kan dalen en zij in hun eigen netwerk geholpen kunnen worden. Het is voor dit segment een uitdaging dat dit goed gebeurt. Deze klus is niet gemakkelijk maar de betrokken partijen zijn gemotiveerd om hieraan te werken en afspraken over te maken. Hij heeft echter geen glazen bol en weet niet hoe de situatie over vijf jaar is. Daarom is het belangrijk om dit jaarlijks te bekijken.

Vandaag zijn er stappen gezet en hij heeft een goed gevoel dat er in februari 2021 een goede

aanbesteding kan worden neergelegd. Voor een andere vrager was dit de eerste bijeenkomst in deze setting. Hij heeft vandaag veel geleerd en vernomen hoe allen hierin staan. Het is een grote uitdaging maar men is op de goede weg. De gemeenten staan tevens voor een grote uitdaging om het college en de burgers uit te leggen hoe moeilijk deze ontwikkeling is maar hij is ervan overtuigd dat dit goed gaat komen. Het belangrijkste is dat men gezamenlijk in gesprek blijft. Een derde vrager merkt op dat het traject bewijst hoe belangrijk het is om elkaar hierin vast te houden en het eigenaarschap te delen. Het koersdocument straalt eveneens uit dat er een gedeeld belang en eigenaarschap is. Hij hoopt dat hieraan tijdens de verdere uitwerking wordt vastgehouden zodat men zaken die gebeuren kan blijven delen. Een andere vrager geeft aan dat het leven bestaat uit het omgaan met

onzekerheden. Men kan niet alles aan de voorkant dichttimmeren. Wanneer men met gedeelde ambitie het traject ingaat en elkaar helpt kan men een heel eind komen. De volgende stap zal in december worden gezet maar het traject blijft de komende jaren spannend. Het is echter wel belangrijk om tot goede afspraken te komen. Een vrager vindt het belangrijk dat wanneer men over veertien jaar zou terugkijken, kan zien dat er daadwerkelijk iets veranderd is. Het zou mooi zijn

(14)

14 wanneer allen hierbij zijn en terugkijken naar het moment waarop besloten is om zaken anders/beter te gaan doen. Dat moment is nu. Er is al veel gedaan en nu moet men verder naar de toekomst.

De voorzitter meldt dat er de komende weken nog veel te doen is. Zij bedankt de aanwezigen voor hun gretigheid om aan de ambitie deel te nemen en de intentie om hun schouders eronder te zetten.

De voorzitter bedankt alle aanwezigen en sluit de vergadering om 11.15 uur.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Clement: ‘Leo Krinkels (oprichter van de groep) had een vacature geplaatst in Cobouw voor iemand die in staat zou zijn een weg- en water- bouwpoot te ontwikkelen naast de bestaande

waarnemen. In het vervolg zou ze graag op de inhoud worden meegenomen, ook in de techniek. Goed hebben over de plus en het gebiedsfonds. Er loopt ook een politiek-bestuurlijk

„Je denkt alleen maar aan wat je zelf wilt en niet aan wat God van Mij vraagt.” Dan zegt Hij tot de leerlingen: „Wie Mij wilt volgen, moet zichzelf wegcijferen en zijn

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

− Argument a: zonder Betuweroute gaan er relatief gezien meer goederen over de weg, met Betuweroute blijft dat aandeel hetzelfde maar gaan er meer goederen per spoor, wat

Voorbeelden van juiste sociaaleconomische kenmerken van de zittende bewoners zijn:. −

• de aardbeving in San Francisco (bron 2a) tot veel schade leidde omdat het een dichtbevolkt gebied betrof, maar het aantal slachtoffers bleef beperkt vanwege het

• de aardolie als gevolg van de lage soortelijke massa naar hogere lagen migreert en zich verzamelt in de toppen van de anticlinalen (verklarend.