• No results found

Nummer Toegang:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Nummer Toegang:"

Copied!
120
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inventaris van de archieven van het Gerechtshof te 's-Gravenhage (1888) 1945-1979 (1986), de Raad van Beroep van de Directe Belastingen (1935) 1940-1957

en het Scheidsgerecht van de

Vermogensaanwasbelasting 1949-1957

Versie: 01-11-2020

H.H. Vlasbloem, H.J.Ph.G. Kaajan

Nationaal Archief, Den Haag 2007

This finding aid is written in Dutch.

(2)

I N H O U D S O P G A V E

Beschrijving van het archief...5

Aanwijzingen voor de gebruiker...6

Openbaarheidsbeperkingen... 6

Beperkingen aan het gebruik... 6

Materiële beperkingen... 6

Aanvraaginstructie... 6

Citeerinstructie... 6

Archiefvorming...7

Geschiedenis van de archiefvormer... 7

Jurisdictiegebied van het Gerechtshof... 7

Taak en competentie van het Gerechtshof in het algemeen...7

Algemeen... 8

Indeling kamers... 8

Strafzaken... 9

Burgerlijke zaken... 9

Aangebracht bij dagvaarding...10

Aangebracht bij rekwest...10

Buitengerechtelijke zaken... 11

Huishoudelijke en griffiezaken... 11

Het Openbaar Ministerie... 11

Speciale rechtsgebieden van het Gerechtshof...11

Kwekersrecht... 11

Schadefonds Geweldsmisdrijven...12

Aansprakelijkheid van de overheid tijdens of ten gevolge van de bezetting...12

Raden van Beroep voor de Directe Belastingen ...13

Scheidsgerecht van de Vermogensaanwas; Belastingkamer 's-Gravenhage...15

Belastingkamers... 15

De Commissie van Toezicht bij het Jeugdhuis van Bewaring "De Sprang"...16

Functionarissen en hun taak... 17

President en raadsheren ... 17

Griffiers ... 17

Griffie-ambtenaren... 18

Overzicht van namen van leden van de rechterlijke macht over de periode 1945-1979, ressort Den Haag... 18

Overzicht van namen van de voorzitters en secretarissen van de Raden van Beroep voor de Directe Belastingen over de periode 1914 - 1957 ...22

Overzicht van namen van de voorzitters, leden en secretarissen van het Scheidsgerecht van de vermogensaanwasbelastingkamer 's-Gravenhage over de periode 1948-1957. 23 Overzicht van namen van de leden van de Rechterlijke Macht van de belastingkamer van het Gerechtshof te 's-Gravenhage...23

Overzicht van namen van de leden van de Rechterlijke Macht aan het Gerechtshof te 's- Gravenhage, kamer Wet Overheidsaansprakelijkheid Bezettingshandelingen, die in eerste instantie recht spraken betreffende WOB requesten bij instelling...24

Overzicht van namen van de leden van de Commissie van Toezicht bij het jeugdhuis van Bewaring "de Sprang" te Scheveningen...25

Geschiedenis van het archiefbeheer...25

Huisvesting... 25

Archief... 27

Materiële toestand... 28

Omvang van het archief... 28

De verwerving van het archief... 29

Inhoud en structuur van het archief...30

(3)

Selectie en vernietiging... 30

Aanvullingen... 30

Verantwoording van de bewerking... 30

Ordening van het archief... 30

Strafzaken... 31

Gewone strafzaken... 31

Economische strafzaken ... 31

Klaagschriften... 31

Gratieverzoeken... 32

Burgerlijke zaken aangebracht bij dagvaarding...32

Burgerlijke zaken aangebracht bij rekwest...33

Civiele rekwesten... 33

Algemeen... 33

Alimentatie... 33

Medisch tuchtrecht... 34

Kwekersrecht... 34

Wet Overheidsaansprakelijkheid Bezettingshandelingen...34

Belastingzaken... 34

Raad van Beroep... 35

Verwant materiaal...36

Beschikbaarheid van kopieën... 36

Beschrijving van de series en archiefbestanddelen...37

I Gerechtshof te 's-Gravenhage... 37

1 Stukken van algemene aard...37

2 Stukken betreffende bijzondere onderwerpen...37

2.1 Strafzaken...37

2.1.1 (Economische) Enkel- en Meervoudige kamer...37

2.2. Burgerlijke zaken (civiele zaken)...73

2.2.1. Enkel- en Meervoudige kamers...73

2.2.1.1. Aangebracht bij dagvaarding en request...73

2.2.1.2. Aangebracht bij dagvaarding...75

2.2.1.3 Aangebracht bij request...93

2.3 Belastingzaken...102

3 Buitengerechtelijke zaken...110

II Raad van Beroep voor Directe Belastingen... 111

III Scheidsgerecht voor de Vermogensaanwasbelasting kamer 's-Gravenhage...116

IV Commissie van Toezicht bij het Jeugdhuis van Bewaring "de Sprang"...117

V Stukken afkomstig van het Parket van het Gerechtshof vóór 1945...118

Bijlagen...119

Verklarende woordenlijst... 119

(4)

Beschrijving van het archief

B E S C H R I J V I N G V A N H E T A R C H I E F

Naam archiefblok:

Gerechtshof 's-Gravenhage [periode 1945-1979]

Periodisering:

archiefvorming: 1945-1979

oudste stuk - jongste stuk: 1888-1986 Archiefbloknummer:

37209 Omvang:

2054 inventarisnummer(s); 175,00 meter Taal van het archiefmateriaal:

Het merendeel der stukken is in het Nederlands.

Soort archiefmateriaal:

Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst:

Nationaal Archief Locatie:

Den Haag Archiefvormers:

Gerechtshof te 's-Gravenhage

Raad van Beroep voor de Directe Belastingen te 's-Gravenhage Scheidsgerecht van de Vermogensaanwasbelasting te 's-Gravenhage

Commissie van Toezicht bij het Jeugdhuis van Bewaring "De Spang" te 's-Gravenhage Samenvatting van de inhoud van het archief:

Het archief bestaat uit de strafdossiers, processen-verbaal, rekwesten, beroepsschriften, beschikkingen, uitspraken, arresten, klaagschriften en memories van grieven van civiele en strafrechtelijke zaken behandeld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, de Raad van Beroep der Directe Beslastingen en het Scheidsgerecht van de Vermogensaanwasbelasting. Het archief is ontsloten door middel van registers, rolboeken, kaartsystemen en klappers. Met betrekking tot buitenrechtelijke zaken bevat het archief het Register van inschrijving van gedeponeerde akten van diverse aard (1946 -1986), het Register van inschrijving van de leden van de Rechterlijke Macht en het Openbaar Ministerie in het ressort 's-Gravenhage (1945 -1981) en de processen-verbaal van beëdigingen en beloften van de leden van de Rechterlijke Macht in het ressort 's-Gravenhage (1945 - 1979). Tenslotte bevat het archief de notulen en jaarverslagen van de Commissie van Toezicht bij het Jeugdhuis van Bewaring "de Sprang".

(5)

Aanwijzingen voor de gebruiker

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen

OPENBAARHEIDSBEPERKINGEN

Volledig beperkt openbaar (B). Betreft stukken jonger dan 75 jaar.

Beperkingen aan het gebruik

BEPERKINGEN AAN HET GEBRUIK

Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.

Materiële beperkingen

MATERIËLE BEPERKINGEN

Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.

Aanvraaginstructie

AANVRAAGINSTRUCTIE

Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:

1. Creëer een account of log in .

2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.

3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.

Citeerinstructie

CITEERINSTRUCTIE

Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.

VOLLEDIG:

Nationaal Archief, Den Haag, Gerechtshof 's-Gravenhage [periode 1945-1979], nummer toegang 3.03.81, inventarisnummer ...

VERKORT:

NL-HaNA, Gerechtshof 's-Gravenhage, 3.03.81, inv.nr. ...

(6)

Archiefvorming

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer

GESCHIEDENIS VAN DE ARCHIEFVORMER

Jurisdictiegebied van het Gerechtshof

JURISDICTIEGEBIED VAN HET GERECHTSHOF

De bijgaande inventaris over het tijdvak 1945 - 1979 heeft betrekking op de archiefbescheiden van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. In deze inventaris is in principe niets te vinden over de periode vanaf 1876, het jaar dat de Gerechtshoven werden ingesteld, tot 1945 doordat het gerechtsgebouw aan de Voorhout te 's-Gravenhage als gevolg van een per vergissing door de Engelsen op 3 maart 1945 op het Bezuidenhout uitgevoerde bombardement geheel verloren ging.

De archiefbescheiden van het Parket van de Procureur-generaal en haar opvolgers binnen het arrondissement 's-Gravenhage over de periode 1945 - 1979 worden apart geïnventariseerd en krijgen een aparte inventaris.

Het Gerechtshof 's-Gravenhage is gelijk met de andere vier gerechtshoven in Nederland

(Amsterdam, Arnhem, 's-Hertogenbosch en Leeuwarden) in 1876 ingesteld ter vervanging van de Provinciale gerechtshoven. De rechtsgebieden van de nieuwe gerechtshoven werden nader bij wet van 9 april 1877 (Staatsblad, nummer 76) geregeld, waarbij tevens de arrondissementen Brielle, Gorinchem, Leiden en Zierikzee werden opgeheven. Sindsdien bestaat het rechtsgebied van het Haagse Gerechtshof uit de arrondissementen 's-Gravenhage, Rotterdam, Dordrecht en

Middelburg. Dat betekent dat dit Gerechtshof hogere beroepszaken behandelt uit de provincies Zuid-Holland en Zeeland. In 1933 (Staatsblad, nummer 603) vond door de opheffing van de kantongerechten Schoonhoven, Sliedrecht en Hulst opnieuw een wijziging plaats in het rechtsgebied.

Het besluit van de secretaris-generaal van het departement van Justitie van 20 november 1940 (Staatsblad S207) maakte de rechterlijke indeling geheel ondergeschikt aan de provinciale indeling.

Het besluit trad op 15 januari 1941 in werking en werd na de oorlog krachtens het Besluit Bezettingsmaatregelen gecontinueerd. Voor het rechtsgebied 's-Gravenhage had dit praktisch geen consequenties. De gemeenten werden alleen opnieuw in andere kantongerechten ingedeeld.

Bij wet van 10 augustus 1951 (Staatsblad, nummer 347) werden de rechtsgebieden en de zetels van de arrondissementsrechtbank en kantongerechten opnieuw vastgesteld.

Op basis van de Wet administratieve belastingen zijn vanaf 1957 (Staatsblad, nummer 323) bij elk hof meervoudige, dan wel enkelvoudige kamers ingesteld onder de naam belastingkamers.

Deze zijn ontstaan ter vervanging van de Raden van Beroep voor de Directe Belastingen.

Taak en competentie van het Gerechtshof in het algemeen

TAAK EN COMPETENTIE VAN HET GERECHTSHOF IN HET ALGEMEEN

Bij het begrip competentie wordt een onderscheid gemaakt tussen absolute en relatieve

competentie. De absolute competentie regelt welk soort rechter (rechterlijk college) bevoegd is, terwijl de relatieve competentie regelt in welke plaats een geding moet worden aangebracht. Bij de absolute competentie wordt onderscheid gemaakt tussen strafzaken en burgerlijke zaken. In de artikelen 65 - 69 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (R.O.) wordt de bevoegdheid van het Gerechtshof in Nederland omschreven.

– Het Gerechtshof oordeelt in eerste aanleg en hoogste ressort over jurisdictiegeschillen tussen de arrondissementsrechtbanken of tussen kantongerechten in verschillende arrondissementen, die binnen hun rechtsgebied voorvallen.

– Tevens oordeelt het Gerechtshof in eerste aanleg en hoogste ressort, behoudens de

(7)

voorziening in cassatie, over alle burgerlijke en in hoger beroep aan het Gerechtshof onderworpen geschillen, binnen zijn rechtsgebied voorvallende, wanneer partijen de rechtsmacht van het Gerechtshof rauwelijks te dien einde inroepen.

– Het Gerechtshof oordeelt in hoger beroep over de daarvoor vatbare vonnissen, in strafzaken bij de arrondissementsrechtbanken, binnen het rechtsgebied in eerste aanleg gewezen.

– Ook oordeelt het Gerechtshof over de in hoger beroep van de daaraan onderworpen vonnissen, door de arrondissementsrechtbanken binnen het rechtsgebied, in eerste aanleg, in burgerlijke zaken gewezen.

Burgerlijke zaken die voor hoger beroep aan het Gerechtshof vatbaar zijn en waarin dading of compromis plaats kan hebben, kunnen onmiddellijk bij prorogatie aan het Gerechtshof worden voorgelegd.

Voorts kunnen belanghebbenden zich bij het Gerechtshof beklagen, als een strafbaar feit niet wordt vervolgd of de vervolging niet wordt doorgezet (de zogenaamde beklagzaken).

Algemeen

ALGEMEEN

Recht wordt gesproken volgens in de Grondwet vastgelegde regels. Deze rechtsbedeling bestaat uit een driedeling, te weten: de administratieve rechtspraak, de civiele rechtspraak en de

strafrechtspraak. De strafrechtspraak is toevertrouwd aan dezelfde rechterlijke instanties als de civiele rechtspraak. De rechters worden voor het leven benoemd en kunnen slechts bij in de wet genoemde gevallen door de Hoge Raad uit hun ambt worden gezet. Ook hun salariëring wordt bij de wet geregeld.

Het hoogste rechtsorgaan van de rechterlijke macht is de Hoge Raad. Daaronder ressorteren vijf gerechtshoven, die ieder in een bepaald gedeelte van Nederland bevoegd zijn. Het rechtsgebied van ieder Gerechtshof is weer verdeeld in arrondissementen, die op hun beurt weer in kantons zijn onderverdeeld. Nederland kent negentien arrondissementen met evenzoveel rechtbanken,

waaronder 's-Gravenhage, dat onder het rechtsgebied van het Gerechtshof te 's-Gravenhage valt.

Indeling kamers

INDELING KAMERS

Ieder Gerechtshof behandelt zaken in tweede aanleg in civiele- en strafkamers. Rechtspraak in eerste aanleg vindt plaats bij alle gerechtshoven in belastingkamers.

Bij reglement van orde uit 1947 (Staatsblad, nummer 145) was het Gerechtshof verdeeld in drie civiele kamers en één strafkamer. Bij de gerechtshoven werden met ingang van 1 mei 1951 (Staatscourant 7 mei 1951, nummer 86) meervoudige (raad)kamers voor de berechting van economische delicten ingesteld, zodat het reglement van orde werd uitgebreid met een speciale vijfde kamer (Staatscourant 18 september 1951, nummer 181) voor de behandelingen van deze delicten. Krachtens voornoemd Koninklijk Besluit werden met ingang van 1 mei 1951 de voorzitters en leden van deze kamer benoemd. In 1952 (Staatscourant 19 augustus 1952, nummer 160) telde het Gerechtshof al zeven kamers, t.w.:

– 1ste kamer (behandelde civiele zaken van het arrondissement 's-Gravenhage);

– 2e kamer (behandelde civiele zaken van het arrondissement Rotterdam en Dordrecht);

– 3e kamer (behandelde zaken van het arrondissement Middelburg);

– 4e en 6e kamer (behandelde strafzaken) en

– 7e kamer (behandelde rekwesten, bedoeld in de Wet Overheidsaansprakelijkheid Bezettingshandelingen, afgekort W.O.B. bedoeld bij Staatsblad 13 oktober 1950, K451).

De reglementen van orde uit 1957 (Staatscourant 2 september 1957, nummer 169) en 1959 (Staatscourant 26 oktober 1959, nummer 207) laten de verdeling van acht meervoudige en vier enkelvoudige kamers zien. In 1972 (Staatscourant 15 maart 1972, nummer 53) somt het reglement

(8)

drie civiele en twee strafkamers en één kamer voor zaken bedoeld in artikel 60 van Zaaizaad- en Plantgoedwet 1 , en ten slotte zes belastingkamers. In een algemene vergadering van het

Gerechtshof van 8 november 1976 werd een nieuw reglement vastgesteld, dat in de Staatscourant (Staatscourant 28 juli 1977, nummer 145) werd gepubliceerd. Hierin werden acht kamers

opgesomd. De zevende kamer was belast met zaken betreffende de Zaaizaad en Plantgoedwet, terwijl de achtste kamer bezwaarschriften bedoeld in artikel 17 van de Wet voorlopige regeling Schadefonds Geweldsmisdrijven.(Staatsblad 1975, nummer 341) behandelde. Een uit drie leden van het Gerechtshof samengestelde bijzondere kamer was belast met de behandeling van het bezwaarschrift op de beslissing van de commissie van het Schadefonds.

Bij de behandeling van appèlzaken maakte de griffie een onderscheid door aan de nummers van de zaak de letters H(= voor Haagse), M(= voor Middelburgse), R (= voor Rotterdamse) en D (= voor Dordtse) te laten voorafgaan. Rechtbankvonnissen, die waren uitgesproken door de president bij kortgeding zaken konden worden gecombineerd met de letteraanduiding Pr (= president). Voor een gewezen zaak werd de letter V (= verwezen) aan de plaatsaanduiding toegevoegd. En de letters PROR stonden voor een geschil bij prorogatie. In het civiel procesrecht betreft dit een tussen partijen gesloten overeenkomst, die inhoudt dat hun geschil met passering van de arrondissementsrechtbank direct wordt voorgelegd aan een hogere rechter.

Men kan dus de navolgende combinaties tegenkomen:

(1ste kamer) - H + PrH

(2de kamer) - R + Pr R + D + PrD

(3de kamer) - M + VH+ VprH + VR+ VPrR+VD+VprD

Strafzaken

STRAFZAKEN

Het Gerechtshof behandelt de strafzaken in hoger beroep. In principe is er sprake van een nieuwe behandeling, hoewel de raadsheren wel rekening houden met het proces in eerste aanleg.

Eventueel daarbij gebruikte stukken kunnen en mogen daarom dan ook opnieuw gebruikt worden.

De strafzaken werden in eerste instantie op parketnummer ingeschreven in een register, dat werd bijgehouden door het parket van de Procureur-generaal. Vanaf 1953 werden de zaken onder rolnummer ingeschreven in de rolboeken voor strafzaken (inventarisnummers 938-940). Na de dagvaarding door de Procureur-generaal volgt het onderzoek ter terechtzitting, waar de

mondelinge behandeling van de strafzaak in een openbare behandeling plaatsvindt.

Na het onderzoek ter terechtzitting wijst het Gerechtshof arrest. Wanneer de verdachte niet is vrijgesproken kan hij bij de Hoge Raad in cassatie gaan. Verder bestaat voor de veroordeelde de mogelijkheid om een gratieverzoek in te dienen. Als het arrest in kracht van gewijsde is gegaan, kan de veroordeelde (of ambtshalve) nog een verzoek tot herziening indienen.

Burgerlijke zaken

BURGERLIJKE ZAKEN

Verder spreken de Gerechtshoven recht in hoger beroep. In civiele zaken zijn dat vonnissen en beschikkingen van de arrondissementsrechtbank in eerste aanleg (c.q. instantie). Een afgeleide van deze rechtspraak is de eerder genoemde prorogatie. Hierna is alleen nog cassatie bij de Hoge Raad mogelijk.

1 Deze wet (Staatsblad 6 oktober 1966 nummer 455) verving het besluit van 5 januari 942 (Verordeningenblad nummer 8) inzake het in hoger beroep gaan van eindbeslissingen van de Raad voor het Kwekersrecht bij het Haagse Gerechtshof. De Raad voor het Kwekersrecht was onder meer belast met de administratieve rechtspraak (Reglement voor het kwekersrecht van 5 april 1967: Staatsblad 1967, nummer 223).

(9)

Aangebracht bij dagvaarding

AANGEBRACHT BIJ DAGVAARDING

In burgerlijke zaken behandelt het Gerechtshof zaken in appèl. De dagvaardingsprocedure begint met het uitbrengen van een dagvaarding, die namens de eiser (in appèl "appellant" genoemd) door een deurwaarder aan de gedaagde (in appèl "geïntimeerde" genoemd) wordt overhandigd (betekend).

De namen van zowel appellant als geïntimeerde worden in een register (rolboek) ingeschreven (inventarisnummers 1010 - 1029, 1352 - 1353 en 1357 - 1369). De aangebrachte zaken worden chronologisch ingeboekt en krijgen een rolnummer. Vervolgens wordt er een datum bepaald, waarop de zaak ter terechtzitting wordt behandeld en de conclusies worden gewisseld. In tegenstelling tot zaken in eerste aanleg, waarbij vier conclusies worden gewisseld, wordt hierbij met twee volstaan: de memorie van grieven (appellant) en de memorie van antwoord

(geïntimeerde). Alleen als de gedaagde in hoger beroep incidenteel appèl heeft ingesteld, kan de appellant daarop in een nadere conclusie antwoorden. Hetzelfde is het geval als de geïntimeerde een exceptief verweermiddel (verweer, waarbij de rechtsvraag die de partijen verdeelt buiten beschouwing laat) tegen de appèldagvaarding opwerpt. Elke keer als er een nieuwe datum voor de behandeling van de zaak wordt bepaald, wordt dit op het audiëntieblad genoteerd

(inventarisnummers 1001 - 1009).

Na het wisselen van de memories worden de stukken voor het wijzen van arrest aan de raadsheren voorgelegd. Dit kan resulteren in een tussenarrest, waarbij nadere bewijsvoering wordt opgelegd door verhoor van getuigen (enquête) of een rogatoire commissie, als een getuige in een ander rechtsgebied woont. Voorts kan er een deskundigenonderzoek worden bevolen of een comparitie van partijen worden gehouden voor schikking of verzoening.

Wanneer de gedagvaarde partij niet verschijnt, vraagt de procureur van de appellant verstek aan.

Na het verlenen daarvan overhandigt hij een memorie van grieven, wat meestal een herhaling van het standpunt in de dagvaarding is. In dat geval verzoekt hij het Gerechtshof een arrest bij verstek te wijzen.

Aangebracht bij rekwest

AANGEBRACHT BIJ REKWEST

Anders dan de dagvaarding, die aan de wederpartij is gericht, wordt het rekwest naar de rechter gestuurd. Hierbij vindt ook geen wisselingen van conclusies tussen de partijen plaats.

Oorspronkelijk is de verzoekschriftprocedure door de wetgever alleen voor gevallen bedoeld, waarbij een rechtelijke uitspraak nodig is, zonder dat er sprake is van een geschil met een wederpartij. Wel kan ingeval er een tegenpartij (verweerder) is aan hem/haar de mogelijkheid worden gegeven om een zogenaamd verweerschrift in te dienen. Een ander verschil is dat de verweerder niet tot procesvertegenwoordiging verplicht is.

Het rekwest (verzoekschrift) wordt door de verzoeker of door zijn of haar procureur opgesteld en ondertekend en vervolgens ter griffie ingediend. Daar wordt het onder een rekestnummer op datum van binnenkomst in het rekestenboek ingeschreven (inventarisnummers 1700 - 1711, 1713 - 1719) (alimentatiezaken), 1721 (Wet Overheidsaansprakelijkheid Bezettingshandelingen) en 1733 (gratis admissie zaken).

Aan de tegenpartij (de gerekestreerde) wordt door de griffie van het Gerechtshof een kennisgeving van stukken toegezonden (Bij een echtscheidingsprocedure zal dit de andere echtgenoot zijn). De tegenpartij kan daarop op zijn beurt een verweerschrift ("antidotaal rekwest") indienen.

Vervolgens stuurt de griffie van het Gerechtshof daarvan een afschrift aan de verzoeker

(rekwestrant). Hierna bepaalt het Gerechtshof een datum voor verhoor en roept hij de betrokken partijen op ter voorbereiding van een beslissing. De behandeling vindt in de raadkamer achter gesloten deuren plaats (inventarisnummers 1030 - 1054). Dit in tegenstelling tot de

(10)

dagvaardingsprocedure, die bij openbare terechtzitting behandeld wordt, waarbij de rekwesten tijdens een openbare zitting worden afgedaan (inventarisnummers 1522 - 1694). In beide gevallen heet de uitspraak beschikking en wordt deze onder het rekwest bijgeschreven/getypt of op een apart bij het rekwest gevoegd blad uitgewerkt.

De krachtens artikel 12 Strafvordering ingediende klaagschriften (inventarisnummers 1732) zijn in verband met de geringe grootte van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van oudsher door de raadsheren van de afdeling civiel behandeld. Voornoemd artikel bepaalde namelijk "De leden van het Gerechtshof die over het beklag hebben geoordeeld, nemen bij voorkeur geen deel aan de berechting". De bedoeling hiervan was dat het als eventuele correctie op het strafrechtelijke vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie (OM) fungeerde. Als zodanig moest het primair voorkomen dat het OM ten onrechte niet tot vervolging overging en dat een zaak in het uiterste geval om politieke redenen `in de doofpot' zou worden gestopt. De klaagschriften werden ingeschreven in het rekestenboek (inventarisnummers 1700 - 1711).

Buitengerechtelijke zaken

BUITENGERECHTELIJKE ZAKEN

Het Gerechtshof heeft zelden bemoeienis met buitengerechtelijke zaken (extra-judiciële zaken).

Dit beperkte zich tot het inschrijven van gedeponeerde akten, het bijhouden van een register van inschrijving van leden van de Rechterlijke Macht en het Openbar Ministerie en de processen- verbaal van beëdiging van advocaten en procureurs werden apart gearchiveerd en niet op het audiëntieblad genoteerd..

Huishoudelijke en griffiezaken

HUISHOUDELIJKE EN GRIFFIEZAKEN

Onder huishoudelijke en griffiezaken vallen onder andere de financiële administratie, maar ook benoemingen van personeel van de griffie e.d..

Het Openbaar Ministerie

HET OPENBAAR MINISTERIE

De kerntaak van het Openbaar Ministerie is de handhaving der wetten, met de vervolging van alle strafbare feiten en de uitvoering van strafvonnissen. Bij het Gerechtshof wordt deze

vertegenwoordigd door de Procureur-generaal (PG) en de advocaat-generaal (AG). De PG wordt bijgestaan door de advocaten-generaal en het parket, op basis van het beleid van de PG, dat de administratieve taken verzorgt. Zie voor de verdere beschrijving de inventaris van het archief van het parket van de Procureur-generaal, dat in de toekomst als apart archief aan het Nationaal Archief wordt overgedragen.

Speciale rechtsgebieden van het Gerechtshof

SPECIALE RECHTSGEBIEDEN VAN HET GERECHTSHOF

Naast de gebruikelijke rechtgebieden waarover het Haagse Gerechtshof uitspraken deed, zijn er ook enkele speciale rechtsgebieden waar het Gerechtshof te 's-Gravenhage uitspraak in gedaan heeft.

Kwekersrecht

KWEKERSRECHT

Pas in 1900 kwam men op het Internationaal Tuinbouw congres (Ier Congrès international de botanique) te Parijs tot het besluit dat er een centraal bureau moest komen ter nadere bestudering van een wetgeving ter bescherming van de kweker, die nieuwe rassen ontwikkelt van een

landbouw- of tuinbouwgewas, dat door veredelingstechnieken en/of selectie is verkregen. In Nederland werd dit pas voor het eerst bij een besluit van 5 januari 1942 (Verordeningenblad

(11)

nummer 8) geregeld. Daarin werd de procedure opgenomen voor het in hoger beroep gaan van eindbeslissingen van de Raad voor het Kweekersrecht bij het Haagse Gerechtshof, zoals deze in artikel 24 werd vastgelegd.

Verder werd bepaald dat het Gerechtshof met drie raadsheren en twee niet tot de rechterlijke macht behorende personen, die deskundig zijn op kwekersgebied, arrest moest wijzen, waarbij één van hen als voorzitter optrad. Daartegen kon men nog in cassatie bij de Hoge Raad in cassatie gaan.

De Raad voor het Kwekersrecht, een door de Kroon benoemd college, is aangewezen om voor een bepaalde duur het kwekersrecht van een bepaald gewas toe te kennen. Verder is het belast met de toelating van plantenrassen en bosbouwopstanden en het bijhouden van het (openbaar)

Nederlands Rassenregister. Ten slotte is dit college ook nog belast met administratieve

rechtspraak (zie Reglement voor het kwekersrecht van 5 april 1967: Staatsblad 1967, nummers 223 en 227).

In 1966 verving de nieuwe wet (Staatsblad 6 oktober 1966, nummer 455) de oude Verordening, het laatste restje bezettingsrecht op het werkterrein van het Ministerie van Landbouw en Visserij, aldus de Minister bij zijn behandeling in de Tweede Kamer.

Schadefonds Geweldsmisdrijven

SCHADEFONDS GEWELDSMISDRIJVEN

Het Gerechtshof hield zich sedert 1975 ook bezig met beroepen tegen besluiten van het de

commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven. Deze zaken werden aangespannen door slachtoffers van geweldsmisdrijven, die het niet eens waren met de hun toegekende schadevergoeding. Het betrof hier een onafhankelijke door de Kroon benoemde commissie, die het fonds beheerde waaruit uitkeringen gedaan konden worden. Deze besliste of een uitkering mogelijk was en stelde de hoogte van de aan het slachtoffer van een geweldsmisdrijf uit te keren bedrag vast. Een uit drie leden van het Gerechtshof samengestelde bijzondere kamer behandelde de voornoemde

beroepschriften. Zie voor de verdere beschrijving de inventaris van het archief van het

Schadefonds Geweldsmisdrijven, dat in de toekomst als apart archief aan het Nationaal Archief wordt overgedragen.

Aansprakelijkheid van de overheid tijdens of ten gevolge van de bezetting

AANSPRAKELIJKHEID VAN DE OVERHEID TIJDENS OF TEN GEVOLGE VAN DE BEZETTING

Bij wet van 13 oktober 1950 (Staatsblad K 451) werd de Haagse Gerechtshof als enige instantie voor Nederland bevoegd om rekwesten te behandelen, die betrekking hadden op de aansprakelijkheid van de overheid tijdens of ten gevolge van de bezetting. De overheidslichamen waren in beginsel niet gebonden aan overeenkomsten, betalingen van schadeloosstelling wegens vordering of onteigeningen, terugbetalingen en onrechtmatige daden, die door de Duitse bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog waren gesloten. De fictieve inwerkingtreding van de wet is in 1950 gesteld op 10 mei 1940, de datum waarop Duitsland Nederland binnenviel. Om de daaruit voortvloeiende werkzaamheden te kunnen opvangen, werden bij Koninklijk Besluit van 29 december 1950, nr. 45 (Staatscourant 11 januari 1951, nummer 8) raadsheren-plaatsvervanger benoemd boven het bij de wet van 18 december 1947 (Staatsblad H 430) toegestane aantal. De eerste zitting van dit college werd gehouden op 27 februari 1951, terwijl de laatste zitting op 16 juli 1956 plaats vond. Mr. N.H.

Wiarda promoveerde in 1952 te Leiden op deze bijzondere wet. 2

Het Haagse Gerechtshof kon het verzoek van het rekwest door een beschikking gegrond verklaren.

Wanneer de gerekwestreerde bijvoorbeeld een verklaring kon overleggen, dat een overeenkomst van de onkosten van het plaatsen van nationaal-socialistische advertentie niet teruggevorderd

2 N.H. Wiarda, Wet overheidsaansprakelijkheid bezettingshandelingen, Alphen aan den Rijn z.j. [1952].

(12)

kon worden, omdat deze overkomst onder druk van de Duitse bezetter was gezet en dat er geen sprake van herstel of verzekering van de openbare orde en het openbare leven was, zoals dat in artikel 1.1 van deze wet was gesteld.

Als een overheidsinstelling daarentegen in de hongerwinter gelden had uitgekeerd voor het levensonderhoud van gezinnen, waarvan de kostwinners in Duitsland te werk waren gesteld, was dit wel een bijdrage tot verzekering van het openbare leven. In een dergelijk geval was wel voldaan aan de artikel 1.1 omschreven voorwaarde, daar die gezinnen immers bij gebreke van die geldelijke ondersteuning over het algemeen armlastig zouden zijn geworden.

Vanzelfsprekend kon het verzoek van de rekwestrant ook bij deze procedure worden afgewezen of niet-ontvankelijk verklaard. Dan kon men na een maand bij de Hoge Raad tegen de uitspraak bij beroep in cassatie gaan.

Raden van Beroep voor de Directe Belastingen

RADEN VAN BEROEP VOOR DE DIRECTE BELASTINGEN

3

Belastingen op vermogen en inkomsten zijn eigenlijk pas aan het einde van de negentiende eeuw en in het begin van de twintigste eeuw tot ontwikkeling gekomen. Met de invoering van de vermogensbelasting bij de wet van 27 september 1892 (Staatsblad, nummer 223) kon de aangeslagene in beroep gaan tegen uitspraken van de belastingsinspecteur, die de aanslag had opgelegd. De Raden van Beroep voor de Vermogensbelasting werden in verband daarmee bij besluit van 13 april 1893 (Staatsblad, nummer 75) als bijzondere colleges ingesteld. In de provincie Zuid-Holland werden raden geïnstalleerd in Dordrecht, Rotterdam, 's-Gravenhage en Leiden.

Teven werd er in Zeeland een raad in Middelburg opgericht.

Bij de wet van 16 april 1896 (Staatsblad, nummer 72) werden vervolgens ook nog de Raden van Beroep voor de Personele belasting opgericht. Laatstgenoemde raden waren belast met het behandelen van beroepen tegen de door de directeur der Directe Belastingen, invoerrechten en accijnzen op bezwaarschriften gedane uitspraken. De personele belasting was gebaseerd op de huurwaarde en het aantal deuren en vensters, haardsteden, meubilair, inwonende dienstboden en paarden.

De instelling van de Raden van Beroep voor de Directe Belastingen, welk terrein tot dat jaar aan de twee bovengenoemde speciale Raden was toevertrouwd, viel samen met de tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het eerst in Nederland ingevoerde belasting op inkomsten. Deze Raden

behandelden beroepschriften tegen aanslagen van Directe Belastingen en deden daarin uitspraak.

Zij werden ingesteld bij wet van 19 december 1914 (Staatsblad, nummer 564). Deze wet bracht een aanzienlijke verbetering in de belastingrechtspraak en is tot de invoering van de belastingkamer in 1957 in hoofdlijnen ongewijzigd gebleven.

In 1916 werd er onder de naam verdedigingsbelasting " ter gedeeltelijke bestrijding der kosten van den oorlogstoestand" zelfs een buitengewone vermogensbelasting ingevoerd.

De belasting van Naamloze Vennootschappen, die aanvankelijk uit de wetten op het Patentrecht en de belasting bedrijfinkomsten (1893) in de wet inkomstenwet (1914) was opgenomen, werd op 11 januari 1918 in een nieuwe tot heffing eener dividend- en tantièmebelasting ondergebracht. Het winstaandeel van een onderneming (dividend) werd samen met de tantième (de aanvullende beloning op basis van bruto- of nettoresultaten) uitbetaald aan de aandeelhouders (= eigenaren), de commissarissen en de leden van de Naamloze Vennootschappen .

3 De editie Schuurman & Jordens nr. 58 van prof.dr. J. van de Poel geeft een uitstekend inzicht in de Raden van Beroep.

(13)

Onder Koningin Wilhelmina werd bij wet in 1928 (Staatsblad, nummer 373) besloten dat er in elke provincie een Raad van Beroep zou worden gevestigd. Daarin was het ressort 's-Gravenhage als volgt omschreven: "Het gedeelte der provincie van Zuid-Holland omvattende de gemeente 's- Gravenhage, Monster, 's-Gravenzande en de inspectiën der Directe Belastingen te 's-Gravenhage, 2de Afdeeling, en Delft; standplaats 's-Gravenhage". Binnen het ressort 's-Gravenhage waren Rotterdam, Leiden, Middelburg en 's-Gravenhage zelf als standplaats aangewezen. Mettertijd veranderde de gemeenten, waarmee de Haagse Raad van Beroep voor de Directe Belastingen bemoeienis had. In 1941 (Staatscourant 10 maart 1941, nummer 48) en op 30 januari 1951

(Staatsblad, nummer 31) ressorteerden hieronder de gemeenten, die bij de belastinginspectiën te 's-Gravenhage en Delft waren ingedeeld.

De Raad bestond uit drie leden, van wie één werd benoemd door Gedeputeerde Staten van de provincie, één door de arrondissementsrechtbank tot welk rechtsgebied de raad behoorde, en één door de minister van Financiën. De voorzitter werd benoemd door de ministers van Justitie en Financiën. De raad koos uit zijn midden een secretaris. De Raad van Beroep hield zijn zittingen in één van de gerechtszalen van het Gerechtshof. De administratie was daarentegen in de loop van de tijd op verschillende locaties gehuisvest, onder andere in de panden Kazernestraat 68, Laan van Meerdervoort 27 en Zeestraat 86. 4

In 1928 besliste de Raden van Beroep voor de Directe Belastingen over aanslagen, ontheffingen en navorderingen betreffende:

– Inkomstenbelasting;

– Vermogensbelasting;

– Verdedigingsbelastingen;

– Dividend- en tantièmebelastingen;

– Personele belastingen;

– Gemeentelijke inkomstenbelasting;

– Plaatselijke inkomstenbelasting, niet in de Rijksbelasting geregeld;

– Straatbelasting, zakelijke bedrijfsbelasting (artikel 265b Gemeentewet) en – Aanslagen volgende op de Wet op de belasting Doode hand.

Zoals gebruikelijk kon men ook tegen deze uitspraken bij de Hoge Raad in cassatie gaan.

Tot de vele zaken, die in 1940 door de bezetter werden aangepast, behoorde ook een aantal nieuwe belastingbesluiten, t.w.:

– Winstbelasting op Naamloze en Commanditaire vennootschappen van 26 juli 1940;

– Loonbelasting van 5 december 1940;

– Inkomstenbelasting van 29 mei 1941;

– Commissarissenbelasting van 29 mei 1941;

– Dividendbelasting van 24 juni 1941;

– Superdividendbelasting (dividendbeperking) van 15 augustus 1941;

– Vennootbelasting van 30 april 1942 en – Vermogenbelasting van 30 april 1942.

Na de oorlog kwamen er twee wetten: de Vermogensaanwasbelasting (VAB) (wet 19 september 1946, nummer G 264) en de Vermogensheffing ineens (wet 11 juli 1947 nummer H 238) om de tijdens de bezettingperiode opgeblazen vermogens van zwarthandelaren en collaborateurs door eenmalige heffingen aan te pakken, de zogenaamde OW (Oorlogswinst)-ers of oweeërs. 5

Tenslotte kwam er in 1951 (Staatsblad 1950, nummer K 598) een nieuwe personele belastingwet.

4 De omvang van de Raad van Beroep in Leeuwarden was kennelijk zo klein dat deze in 1950 ten huize van de secretaris was gehuisvest. Zie: Staatscourant 10 maart 1950, nummer 50.

5 Deze term werd ook tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikt. Zie: Ewoud Sanders, `Een oweeër met sjako en sjamberloek', NRC Handelsblad, 8 juli 2005.

(14)

Als gevolg van de enorme toename van te behandelen procesdossiers werd in 1953 (Staatscourant 9 april, nummer 68) besloten tot het instellen van een enkelvoudige kamer. Vanaf die tijd moesten zaken worden afgedaan door één belastingrechter, zoals ingeval van een niet-ontvankelijk

verklaring. Maar daarmee waren de problemen die er sinds de invoering van de wet in 1918 waren nog niet opgelost. De rechtspraak werd nog steeds in hoofdzaak uitgevoerd door personen, die elders een hoofdfunctie vervulden. Het ontbrak hen vooral in de laatste jaren vaak aan tijd om zich ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen voldoende te oriënteren, waardoor de

belastingrechtspraak niet altijd voldeed aan de eisen, die men er in redelijkheid aan kon stellen.

Ook kon de toegenomen hoeveelheid van de te berechten zaken door een aantal raden niet meer tijdig worden verwerkt. Ten slotte bracht de organisatorische opzet vele moeilijkheden op het stuk van een verantwoorde personeelsbezetting met zich mede.

Deze bovengenoemde bezwaren van de Raden van Beroep werden bij wet van 17 mei 1956

(Staatsblad 323) opgeheven, toen de nieuw ingestelde belastingkamers van de gerechtshoven hun taken overnamen.

Scheidsgerecht van de Vermogensaanwas; Belastingkamer 's-Gravenhage

SCHEIDSGERECHT VAN DE VERMOGENSAANWAS; BELASTINGKAMER 'S-GRAVENHAGE

Bij beschikking van den Ministers van Financiën en van Justitie werd in 1948 (Staatsblad, nummer I 545) het Scheidsgerecht voor de vermogensaanwasbelasting (VAD) ingesteld, zoals in artikel 41 van de wet van 19 september 1946, tot heffing van een vermogensaanwasbelasting (Staatsblad G 264) was gesteld. Zij was belast met de behandeling van bezwaren tegen aanslagen van de hiervoor genoemde wet.

Dit college was ingedeeld in vijf kamers met als standplaats 's-Hertogenbosch, Arnhem, 's-

Gravenhage, Amsterdam en Leeuwarden. Elke kamer had een voorzitter of een plaatsvervangende voorzitter en twee leden, die allen in meer dan één kamer zitting konden hebben.

De voorzitter van een kamer " in den lande " van het Scheidsgerecht kon binnen 14 dagen na de dagtekening van een uitspraak van deze kamer de uitspraak met de daarop betrekking hebbende stukken voorleggen aan de centrale kamer voor de vermogensaanwasbelasting.

In 1949 (Staatscourant 10 augustus 1949, nummer 154) werd de instructie betreffende de behandeling van een bij het Scheidsgerecht ingediend beroepschrift vastgesteld.

Kort daarvoor was in mei 1949 in de Surinamestraat te 's-Gravenhage gesproken over de oprichting van een Haagse kamer. Het secretariaat daarvan werd gevestigd aan de Laan van Meerdervoort 27, later aan het Lange Voorhout 27a, Zeestraat 86, Koninginnegracht 33 en ten slotte aan het R.J. Schimmelpennnincklaan 20, waar het secretariaat van de centrale kamer in 1952 al was gehuisvest.

Belastingkamers

BELASTINGKAMERS

6

Op basis van de Wet administratieve rechtspraak werden er met ingang van 17 mei 1957

(Staatsblad, nummer 32) bij de gerechtshoven enkelvoudige- en meervoudige belastingkamers ingesteld. Bij Koninklijk Besluit van 1 maart 1957, nummer 35 (Staatscourant 8 maart 1957 ,

nummer 48) werd een tweede meervoudige en een derde en vierde enkelvoudige kamer ingesteld.

Een aantal dat in latere jaren tot zes zou uitgroeien. In de praktijk hield de enkelvoudige kamer zich

6 Zie voor dit onderwerp ook: G.Chr. Kok, `De start van onze belastingkamers in 1957' in: Informatieblad

Gerechtshof-Parket, jaargang 5 nummer 1 (2000), pag. 338-340. Idem, In dienst van het recht: uit de geschiedenis van het Gerechtshof 's-Gravenhage en de daaraan voorafgegane hoven (1428-heden) (Hilversum 2005), pag. 167- 174.

(15)

bezig met beroepen van verschillende belastingwetten. Bij de meervoudige kamers was

daarentegen sprake van een kamerverdeling, die meer afhankelijk was van het vakspecialisme van de leden van de desbetreffende kamers.

Wie het niet eens was met een door de belastingsdienst opgelegde aanslag of beslissing moest eerst een bezwaarschrift indienen bij de belastinginspecteur. Deze nam daarop een beslissing. Was de indiener van het bezwaarschrift het hiermee ook niet eens, dan kon hij beroep aantekenen bij het Gerechtshof. De belastingkamers vonnisten dus in eerste aanleg uitsluitend inzake beroepen in belastingzaken.

Deze zaken werden in principe in enkelvoudige kamers behandeld. De verdeling naar de

verschillende kamers werd geregeld door de oudste in rang zijnde voorzitter van de meervoudige belastingkamer. Dit kon zijn op basis van het financieel belang of de ingewikkeldheid van de zaak.

Tegen deze uitspraken kon cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad. De door dit college

behandelde zaken werden uitsluitend in meervoudige kamers behandeld en meestal ter afdoening naar een ander Gerechtshof verwezen.

In 's-Gravenhage was het gerechtgebouw in 1956 te klein om er nog belastingkamers te

huisvesten, zodat er recht werd gesproken in het gebouw van de afdeling rechtspraak van de Raad voor het Rechtsherstel aan de Koninginnegracht 24 te 's-Gravenhage.

De Commissie van Toezicht bij het Jeugdhuis van Bewaring "De Sprang"

DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ HET JEUGDHUIS VAN BEWARING "DE SPRANG"

Door de invoering van het nieuwe Wetboek van Strafrecht in 1886, waardoor de Franse Code Pénal na 75 jaar buiten werking werd gesteld, werd de inrichting van het gevangeniswezen herzien. In het kader daarvan werden twee nieuwe wetten (de beginselenwet Gevangeniswezen en de Gevangenismaatregel) ingevoerd, waardoor er een nieuwe nu nog bestaande tweedeling in misdrijven en overtredingen kwam. Het daarin vervatte strafstelsel was vrij overzichtelijk: drie hoofdstraffen (gevangenis, hechtenis en geldboete) en bijkomende straffen. De gevangenissen werden bij de Gestichtenwet van 1884 onderscheiden in strafgevangenissen, Huizen van Bewaring en Passantenhuizen. De strafgevangenissen waren bestemd voor veroordeelden, de Huizen van Bewaring voor inbewaringstelling van kortgestraften, voor preventief gehechten en nog niet veroordeelden en de Passanthuizen voor doortrekkende gedetineerden en andere onder bewaring vervoerd wordende personen, in afwachting van hun definitieve bestemming. Tot de invoering van de nieuwe Gevangenismaatregel in 1953 (Staatsblad, nummer 237) was er weinig sprake van een landelijke uniformiteit betreffende onder andere ten aanzien van status, bestemming, capaciteit, de situatie van de gebouwen en het materieel, regiem en personeelformatie.

Het beheer van de gestichten werd uitgevoerd door een directeur en een College van Regenten, die toezicht hielden op alle zaken die het gesticht betroffen. Bij het besluit van 23 mei 1953 (Staatsblad, nummer 237) werd het beheer toevertrouwd aan de directeur en een Commissie van Toezicht. In dit bestuurcollege zaten ook leden van de Rechterlijke Macht, die er ambtshalve lid van waren en voor de duur van vijf jaar werden benoemd. De taak van deze commissie was drieledig: toezicht, advies en een rechtsprekende taak in het kader van de behandeling van klaagschriften, waarover verderop meer.

In 's-Gravenhage was er na 1953 zelfs sprake van twee Commissies van Toezicht voor de strafgestichten (Gevangenis I, Centrale Penitentiaire Inrichtingen, Gevangenis II en Huis van Bewaring II) en voor Huis van Bewaring I (het latere Jeugdhuis van Bewaring "De Sprang"). In 1972 werd bepaald dat de laatstgenoemde inrichting in het vervolg als "gevangenis 's-Gravenhage" zou worden aangeduid.

(16)

In artikel 14 van de nieuwe Gevangenismaatregel uit 1932 was al een mogelijkheid gecreëerd voor het uiten van een schriftelijke klacht tegenover een lid van het College van Toezicht. In 1953 werd in een wetsartikel (Staatsblad, nummer 237, artikel 12) zelfs bepaald dat men dit in

ongecensureerde vorm kon doen. Later kregen de gedetineerden in 1976 (Staatsblad, nummer 58) nog het recht om hun beklag te doen bij de beklagcommissie. Eén van de leden daarvan hield maandelijks spreekuur voor de gedetineerden, waardoor dit instituut de naam van

maandcommissie kreeg.

De beklagcommissie werd benoemd door en uit de Commissie van Toezicht. Als voorzitter trad bij voorkeur een met rechtspraak belast lid van de Rechterlijke Macht op. De secretaris van degene die ook als zodanig bij het college van Toezicht optrad. De gedetineerden hadden de mogelijkheid om tegen een beslissing op het klaagschrift beroep in te stellen. Zo nodig konden zij dit ook bij de sectie gevangeniswezen van de Centrale Raad doen tegen een beslissing van de voorzitter van de beklagcommissie.

Functionarissen en hun taak

FUNCTIONARISSEN EN HUN TAAK

President en raadsheren

PRESIDENT EN RAADSHEREN

Het Gerechtshof bestaat uit een president, een vice-president, een aantal raadsheren en raadsheren plaatsvervanger. Deze worden door de Kroon bij Koninklijk Besluit voor het leven benoemd en bij het bereiken van de zeventigjarige leeftijd ontslagen. Wanneer er een plaats openvalt, maakt het Gerechtshof een lijst van aanbevelingen van drie kandidaten in alfabetische volgorde, die dan aan de Kroon wordt aangeboden.

Met uitzondering van de enkelvoudige kamer voor belastingzaken vonnissen de Gerechtshoven met drie raadsheren.

Vereisten voor het vervullen van deze functies zijn:

– het Nederlanderschap,

– een leeftijd van tenminste dertig jaar,

– een doctoraat in de rechtswetenschap of meestertitel in de rechten bij een Nederlandse universiteit.

– bij benoeming tot vice-president, raadsheer en tot raadsheer-plaatsvervanger geldt dat zij die voor 1 maart 1972 de hoedanigheid van kandidaat-notaris bezaten of de hoedanigheid van meester in de rechten hebben verkregen door het afleggen van het dotoraal examen in de fiscaal juridische studierichting dan wel voor die datum met goed gevolg het examen in de belastingwetenschappen aan de Rijksbelastingacademie of een daarmee gelijk gesteld examen hebben afgelegd.

Griffiers

GRIFFIERS

Voor de administratieve ondersteuning worden een griffier en een aantal substituut-griffiers toegevoegd. De griffier van het Gerechtshof staat aan het hoofd van de administratieve dienst en is tevens belast met het beheer van het gebouw en de archieven. De griffiers worden door de Kroon tot wederopzegging aangesteld.

Vereisten voor het vervullen van deze functies zijn:

– het Nederlanderschap

– een leeftijd van tenminste vijfentwintig jaar, maar nog niet de leeftijd van zeventig jaar hebben bereikt

– een doctoraat in de rechtswetenschappen of een meestertitel

(17)

Griffie-ambtenaren

GRIFFIE-AMBTENAREN

Deze functionarissen worden aangesteld door de minister van justitie en verrichten

werkzaamheden ten behoeve van de inwendige (interne) dienst van het Gerechtshof en de griffie.

Overzicht van namen van leden van de rechterlijke macht over de periode 1945-1979, ressort Den Haag

OVERZICHT VAN NAMEN VAN LEDEN VAN DE RECHTERLIJKE MACHT OVER DE PERIODE 1945-1979, RESSORT DEN HAAG

m.u.v. substituten, plaatsvervangers en leden van het Openbaar Ministerie 7 . Presidenten

Datum van benoeming

8-okt-41 mr. A.A.F.W. van Romondt

17-mrt-47 mr. H.E. Cost Budde

26-sept-49 mr. Th. L. van Berckel

19-mei-59 mr. B.F. Verveen

22-okt-63 mr. L. Vliegenthart

30-dec-69 mr. A.J.M. van Moorsel

14-jan-74 mr. H.K.A. Stoffels

Vice-Presidenten Datum van benoeming

17-okt-42 mr. Prof. H.A. Idema8

6-mrt-42 mr. H.E. Cost Budde

3-dec-45 mr. T.L van Berckel

14-mei-47 mr. Dr. B.I. Zijlstra

20-oct-49 mr. S.N.B. Halbertsma

13-jul-50 mr. G. Scholten

1-mei-52 mr. Jhr. Dr. T.W.C. Calkoen

23-febr-53 mr. J.L.L. Wery

24-febr-54 mr. A.W.J. van Vrijberghe de Coningh

15-nov-54 mr. B.F. Verveen

30-jan-57 mr. A. Huijgen

30-jan-57 mr. W.G.F. Borgerhoff Mulder

19-sept-57 mr. L.van Lookeren Campagne

25-nov-57 mr. Prof. H. Schuttevaêr

4-jun-57 mr. E.A. Zorab

7 Dit overzicht is op de volgende bronnen gebaseerd: G.Chr. Kok, a.w., 251-260; Naamlijst Rechterlijke macht 1966- 1979; Staatsalmanak voor het Koninkrijk der Nederlanden, diverse jaren; Register van Leden van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, enz. (inventarisnummers 1988-1994 van deze inventaris).

8 Informatieblad Gerechtshof-PG, 3e jrg. nr. 2 (1999); Biografisch Woordenboek van Nederland (eindred. J. Charité en A.J.C.M. Gabriëls), dl. IV ('s-Gravenhage 1994), pag. 213-214.

(18)

Vice-Presidenten Datum van benoeming

21-apr-58 mr. P. Meijjes

27-mei-58 mr. G.L.W. Gratama

19-mei-59 mr. C.G. Bijleveld

8-sept-60 mr. L. Vliegenthart

9-mrt-62 mr. A.J.M. van Moorsel

19-okt-64 mr. J.J. de Klerck

1-nov-64 mr. M.Ch. de Jong

2-nov-64 mr. A.J. Veldman

20-mrt-68 mr. A.J.W. van Royen

30-dec-69 mr. A. Slotemaker

5-nov-70 mr. L.L. Neppérus

25-mei-71 mr. H.K. A. Stoffels

3-jul-72 mr. S.H. Sieperda

19-aug-72 mr. W.B. Plantenga

27-feb-73 mr. P. Hazendonk

25kt-74 mr. J.J.M. Braun

27-sept-76 mr. E.J. Rosen Jacobson

27-sept-76 mr. J.A. Polak

4-Febr-77 mr. P.J. Kostense

23-dec-77 mr. J.C.A. Engel

3-mrt-79 mr. P.A. Roggen

17-jul-79 mr. P. Erdman

Raadsheren

Datum van benoeming

10-jan-27 mr. A.A.F.W. van Romondt

13-okt-27 mr. W.Lunsingh Tonckens

15-apr-29 mr. H.E. Cost Budde

21-okt-33 mr. P.W.J. Bijnen

20-jul-34 mr. Th.L. van Berckel

6-nov-35 mr. dr. B.I. Zijlstra

26-jan-38 mr. S.N.B. Halbertsma

21-febr-38 mr. G. Scholten

16-jan-39 mr. Jhr. Dr. T.W.C. Calkoen

26-mei-39 mr. H. Haga

(19)

Raadsheren

Datum van benoeming

10-mei-40 (-45?) mr. A.L.M. van Berckel

6-mrt-42 mr. J.L.L.Wery

8-mei-42 mr. A.W.J. van Vrijberghe de Coningh

15-dec-42 mr. B.F. Verveen

26-sept-45 mr. G.H.B. van den Boom

26-sept-45 mr. A. Huijgen

9-jul-46 mr. J.H.van Laer

2-nov-47 mr. M.A. van Rijn van Alkemade

5-jan-49 mr. Jhr. C.I. van der Wijck

5-jan-49 mr. Jhr. P.G.M. van Meeuwen

13-febr-50 mr. H.Th.A. van der Loos

13-apr-50 mr. W.G.F. Bogerhoff Mulder

30-nov-50 mr. G.L.W. Gratama

29-dec-50 mr. J. Versteeg

13-apr-51 mr. C.G. Bijleveld

20-febr-52 mr. L. van Lookeren Campagne

20-mrt-52 mr. L. Vliegenthart

17-jun-52 mr. J. Milders

10-jul-53 mr. G. Wijers

11-febr-55 mr. A.J.M. van Moorsel

8-febr-56 mr. C.A. de Meijere

30-jan-57 mr. Prof. H. Schuttevaêr

30-jan-57 mr. P. Meijjes

30-jan-57 mr. J.J. de Klerck

30-jan-57 mr. L.L. Neppérus

4-jun-57 mr. E.A. Zorab

4-jun-57 mr. A.J. Veldman

24-sept-57 mr. M.Ch. de Jong

4-mrt-58 mr. A.J.W. van Royen

28-mei-58 mr. A. Slotemaker

9-jul-58 mr. W.B. Plantenga

24-dec-58 mr. Jhr. H. de Ranitz

21-dec-59 mr. J.H.C.M. van Meerwijk

12-dec-60 mr. L.J van Gelein Vitringa

26-jan-61 mr. H.K.A. Stoffels

(20)

Raadsheren

Datum van benoeming

20-jul-61 mr. S.H. Sieperda

20-jul-61 mr. P. Hazendonk

19-jul-62 mr. R. Prins

20-dec-63 mr. J.J. M. Braun

17-jul-64 mr. J.A. Polak

17-jul-64 mr. Rosen Jacobson

15-febr-65 mr. G.J. Braak

3-apr-67 mr. P.J. Kostense

16-jan-68 mr. P.A. Roggen

23-jul-68 mr. A.S. Fransen van de Putte

12-mei-69 mr. P. Erdman

26-mei-70 mr. J.W. Ellis

24-jul-71 mr. J. Hollander

28-sept-71 mr. H. Pos

3-jul-72 mr. C.N. van der Ham

5-jan-73 mr. P.J. Bijleveld

5-jan-73 mr. S. Stoffer

4-juli-73 mr. J.C.A. Engel

21-juli-73 mr. J. Veldstra

28-mei-74 mr. H.W. Mulder

3-jun-74 mr. S. Stutvoet

6-juli-74 mr. M.J. Heikens

17-jan-75 mr. A. Vonk Noordegraaf

11-mei-76 mr. G. Ch. Kok

3-jun-76 mr. S. Stutvoet

14-jul-76 mr. J. Post

24-jul-76 mevr. mr. L.A. Barendsen-Cleveringa9

28-okt-76 mr. R. van der Veen

26-jan-77 mr. C.A. van der Beek

2-sept-77 mr. W.A. van Deth

4-febr-78 mr. A.C. de Groot

27-juni-78 mr. H.L. Krans

3-jul-78 mevr. mr. S.J.M. van Delden-van den Belt

18-apr-79 mr. G.J. Zuurmond

9 Zij was de eerste vrouwelijke raadsheer. Zie: Kok, a.w., pag. 185-190.

(21)

Raadsheren

Datum van benoeming

27-apr-79 mevr. mr. M. G. Bröcker

27-apr-79 mr. P.P. Vreede

28-juli-79 mr. Chr. H.M. Jansen

21-dec-79 mr. H. de Groot

Griffiers

Datum van benoeming

26-sept-45 mr. H. Seret Opzoomer

16-dec-49 mr. L. de Vries

13-mei-60 mr. I. van Woerden

22-dec-70 mr. G. van Everdingen

Overzicht van namen van de voorzitters en secretarissen van de Raden van Beroep voor de Directe Belastingen over de periode 1914 - 1957

OVERZICHT VAN NAMEN VAN DE VOORZITTERS EN SECRETARISSEN VAN DE RADEN VAN BEROEP VOOR DE DIRECTE BELASTINGEN OVER DE PERIODE 1914 - 1957

m.u.v. de plaatsvervangende voorzitters en secretarissen en leden 10 Voorzitters

Datum van benoeming

30-apr-51 Mr. J.A. Loeff11

ca. 1922 Mr. K.W. Brevet

31-mrt-39 Mr. W.L. Tonckens12

19-mrt-51 Mr. A.W.J. van Vrijberghe de Coningh13

Secretarissen

Datum van benoeming

ca. 1916 Mr. C. Stemberg

ca. 1918 Mr. L. Bijbau

ca. 1928 Mr. J.A. de Meijier

ca. 1930 Mr. J.D. Verbroek

ca. 1932 Mr. A. Slaager

21-mrt-40 Jhr. mr. R.W.J den Tex

16-okt-41 Mr. J.J.M. Braun14

10 Staatsalmanak voor het Koninkrijk der Nederlanden, 1916-1932, 1934-1936, 1937, 1946, 1947, 1949-1953, 1956.

11 Staatscourant 29 mei 1951, nummer 101, plaatsvervangend voorzitter Mr. C. Stemberg.

12 Staatscourant 27 maart 1951, nummer 59, eervol ontslag bij KB van 9 maart 1951, nr. 51.

13 Staatscourant 6 april 1951, nummer 67.

14 Staatscourant 29 september 1954, nummer 188, m.i.v. 16 september 1954 eervol ontslag verleend uit zijn betrekking van tweede secretaris.

(22)

Secretarissen

Datum van benoeming

30-aug-54 Mr. J. Biemond15

Overzicht van namen van de voorzitters, leden en secretarissen van het Scheidsgerecht van de vermogensaanwasbelastingkamer 's-Gravenhage over de periode 1948-1957

OVERZICHT VAN NAMEN VAN DE VOORZITTERS, LEDEN EN SECRETARISSEN VAN HET SCHEIDSGERECHT VAN DE VERMOGENSAANWASBELASTINGKAMER 'S-GRAVENHAGE OVER DE PERIODE 1948-1957

Voorzitters(plv) Datum van benoeming

1-apr-49 Mr. A.W.J. van Vrijberghe de Coningh16

1-nov-48 Mr. J.L.L. Wery17

Secretaris

Datum van benoeming

1-apr-49 Jhr. mr. R.W.J. Den Tex

Leden (plv)

Datum van benoeming

1-apr-49 M.J. Harts

1-apr-49 A. van den Hoek

1-apr-49 Mr. J.J. de Reede

Overzicht van namen van de leden van de Rechterlijke Macht van de belastingkamer van het Gerechtshof te 's-Gravenhage

OVERZICHT VAN NAMEN VAN DE LEDEN VAN DE RECHTERLIJKE MACHT VAN DE BELASTINGKAMER VAN HET GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE

m.u.v de plaatsvervangende leden 18 . Bij de instelling in 1957:

Eerste meervoudige kamer

 Mr. A.W.J. van Vrijberghe de Coningh, vice-president

 Prof. mr. H. Schuttevaêr, raadsheer

 Mr. L. L. Neppérus, raadsheer Tweede meervoudige kamer

 Mr. W.G.F. Borgerhoff Mulder, vice-president

 Mr. P. Meijjes, raadsheer

 Mr. J.J. Klerck, raadsheer Eerste enkelvoudige kamer

 Prof. mr. H. Schuttevaêr, raadsheer Tweede enkelvoudige kamer

 Mr. P. Meijjes, raadsheer Derde enkelvoudige kamer

15 Staatscourant 24 september 1954, nummer 185, m.i.v. 16 september 1954 benoemd tot tweede secretaris bij KB van 30 augustus 1954.

16 Staatscourant 25 april 1949, nummer 79. Dit geldt tevens voor de benoemingen van de secretaris en de leden.

17 Weekblad der belastingen 1949. Staatscourant 5 november 1948, nummer 215. Nederlands Juristenblad 1973, nummer 950.

18 Staatscourant 11 maart 1957, nummer 49. Kok, a.a.. Weekblad voor fiscaal recht 1957, pag. 237

(23)

 J.J. Klerck, raadsheer

Vierde enkelvoudige kamer

 Mr. L.L. Neppérus, raadsheer In 1968: 19

Eerste meervoudige kamer

 Mr. P. Meijjes, vice-president

 Mr. L. L. Neppérus, raadsheer

 Mr. P.J. Kostense, raadsheer Tweede meervoudige kamer

 J.J. Klerck, vice-president

 Mr. W.B. Plantenga, raadsheer

 Mr. G.J. Braak, raadsheer Eerste enkelvoudige kamer

 Mr. P.J. Kostense, raadsheer Tweede enkelvoudige kamer

 Mr. W.B. Plantenga, raadsheer Derde enkelvoudige kamer

 Mr. G.J. Baak, raadsheer Vierde enkelvoudige kamer

 Mr. L.L. Neppérus, raadsheer

Overzicht van namen van de leden van de Rechterlijke Macht aan het Gerechtshof te 's-Gravenhage, kamer Wet Overheidsaansprakelijkheid Bezettingshandelingen, die in eerste instantie recht spraken betreffende WOB requesten bij instelling

OVERZICHT VAN NAMEN VAN DE LEDEN VAN DE RECHTERLIJKE MACHT AAN HET GERECHTSHOF TE 'S- GRAVENHAGE, KAMER WET OVERHEIDSAANSPRAKELIJKHEID BEZETTINGSHANDELINGEN, DIE IN EERSTE INSTANTIE RECHT SPRAKEN BETREFFENDE WOB REQUESTEN BIJ INSTELLING

President (plv) Datum van benoeming

1-febr-1951 Mr. J. Versteeg20

Raadsheren (plv) Datum van benoeming

1-febr-1951 Mr. J.B.W.P. Kickert

1-febr-1951 Jhr. mr. C.M.O. van Nispen tot Sevenaer

1-febr-1951 Mr. A.J.M. van Moorsel

31-okt-1951 Mr. E.A. Zorab21

Secretaris

Datum van benoeming

ca. 1951 Mr. L. de Vries

19 Staatscourant 23 juli 1968, nummer 140.

20 Staatscourant 11 januari 1951, nummer 8: benoeming van president en raadsheren m.u.v. Zorab. Nederlands Juristenblad 1976, nummer 1462.

21 Staatscourant 8 november 1951, nummer 218.

(24)

Overzicht van namen van de leden van de Commissie van Toezicht bij het jeugdhuis van Bewaring "de Sprang" te Scheveningen

OVERZICHT VAN NAMEN VAN DE LEDEN VAN DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ HET JEUGDHUIS VAN BEWARING "DE SPRANG" TE SCHEVENINGEN

m.u.v. de leden in de periode 1954-1979 22 . Voorzitters

Datum van benoeming

4-mrt-1954 J.P. Zaayer

31-jan-1966 Prof. mr. W.F.C. van Hattum

23-mei-1977 Mevr. Mr. S.J.M. van Delden-van den Belt

Secretarissen

Datum van benoeming

7-febr-1969 Mr. F.C.H.M. Robbers

18-okt-1972 Mr. Brandsma

16-mei-1977 mevr. mr. J.H. Souren-Cramer

Geschiedenis van het archiefbeheer

GESCHIEDENIS VAN HET ARCHIEFBEHEER

Huisvesting

HUISVESTING

Toen het Gerechtshof te 's-Gravenhage in 1876 werd ingesteld zetelde dit in de Rolzaal en de De Lairessezaal, waarin tot dan toe zijn voorganger, het Provinciaal gerechtshof van Zuid-Holland, was gehuisvest.Vanwege het toenemende ruimtegebrek van zowel het Haagse Hof als de

Arrondissementsrechtbank, dat aan de Korte Vijverberg 3 zetelde, waren er al eerder plannen om beide colleges te verplaatsten. Toen er in 1894 sprake van was om een nieuwe rechtbank aan de Hofstraat te bouwen protesteerde dr. V.E.L. de Stuers, referendaris van de Afdeling Kunsten en Wetenschappen, daar heftig tegen. In dat verband merkte hij onder meer op dat het gebouw van het Gerechtshof veel eerder hersteld, verbeterd en uitgebreid moest worden. 23 In 1899 stelde de minister van Justitie, mr. P.W.A. Cort van der Linden, voor om het oude Paleis van H.K.H. Von Wied, Prinses der Nederlanden, aan het Korte Voorhout 11 ten behoeve van beide rechtscolleges aan te kopen. Op 30 december 1901 nam zijn opvolger, minister mr. J.A. Loeff, dit als Paleis van Justitie en Arrondissementsrechtbank in gebruik. 24 Het gebouw werd al in 1912 naar een ontwerp van

architect W.C. Metzelaar in gewapend beton verbouwd, terwijl de griffie van de

arrondissementsrechtbank aan de achterzijde aanzienlijk werd uitgebreid, waarin ook de

bibliotheek van het Gerechtshof werd ondergebracht. Tien jaar daarna werd de zittingszaal voor burgerlijke zaken vergroot. In 1935 klaagde de voorzitter van het Gerechtshof over het

toenemende ruimtegebrek in het Paleis van Justitie, waarin het Hoog Militair Gerechtshof en de Raad van Beroep voor de Directe Belastingen intussen ook waren ondergebracht. Hoewel het

22 Voorheen Huis van Bewaring I. De officiële ingebruikneming had plaats op 24 september 1970. De naam van deze gevangenis herinnert aan het graven van een kanaal voor de watervoorziening in de duinen. Zie verder J.M.

Terwiel, Bajes in de duinen 1880-2000, Scheveningen: Penitentiar Complex Scheveningen z.j. [1988], pag. 77, 101- 103

23 Hierover ontstond een hele polemiek. Zie ook voor de voorgeschiedenis: Victor de Stuers, De nieuwe rechtbank te 's-Gravenhage en 's Lands Gebouwen in de residentie, 's-Gravenhage 1894, 9-11. Idem, Veritas getoetst aan de waarheid, 's-Gravenahge 1894, 5-6, 8, 10. Idem, Nog eens de nieuwe rechtbank te 's-Gravenhage, 's-Gravenhage 1895, 1-7, 12-13, 18-19, 24-29. Idem, Andermaal de nieuwe rechtbank te 's-Gravenhage, 's-Gravenhage 1896, 3-4, 9-10, 12-14. Voor een program van eisen van 15 juli 1899 met een situatieschets van het Binnehof, waar toen nog over werd gedacht: NA, Archief van V.E.L. de Stuers betreffende zijn openbaar optreden (1843-1916) (nummer toegang 2.21.345), inv.nr. 1777.

24 Kok, a.w., pag. 104, 119-122.

(25)

aantal leden niet sterk was toegenomen, was dit wel het geval met de door het Hof gepresteerde arbeid. Hij bepleitte daarom nieuwbouw voor het Gerechtshof.25 De meest radicale maar financieel niet haalbare oplossing leek het stichten van een nieuw gebouw voor alle in het Paleis van Justitie ondergebrachte colleges en het Kantongerecht. In plaats daarvan werden in september 1927 het parket van de rechtbank en de kinderrechter ondergebracht in een dependance aan de

Prinsessegracht 28.

In 1945 ging dit pand als gevolg van een per vergissing door de Engelsen op 3 maart 1945 op het Bezuidenhout uitgevoerde bombardement geheel verloren. Dit bombardement was bedoeld om de door de Duitsers in het Haagse Bos opgerichte V-2 installaties uit te schakelen. De restanten van het Paleis van Justitie werden in 1947 mede vanwege het komende Regeringsjubileum opgeruimd. 26 Zonder dossiers, archief, toga's en bibliotheek begon men kort na de bevrijding opnieuw in de Academie van Beeldende Kunsten c.q. Tekenacademie aan de Prinsessegracht 4, waar de eerste zitting al op 17 mei 1945 plaats vond. Aan het eind van dat jaar huurde het Gerechtshof al de panden Raamweg 14 en 15 van een particulier uit Wassenaar en de

Nederlandsche Cement Handelmaatschappij N.V. met de bedoeling daar `tijdelijk' weer een eigen onderkomen te hebben. Het duurde uiteindelijk toch nog tot 4 juli 1947 voordat deze nieuwe locatie werd betrokken.De civiele zittingszaken werden behandeld in het pand Raamweg 14, terwijl dit met de strafzaken in het aangrenzende pand gebeurde. 27 Het Gerechtshof telde toen niet veel meer dan twintig leden. Mr. P.A. Roggen herinnerde zich later in een interview, dat de voltallige vergadering van het dit college gemakkelijk in de achterkamer van die herenhuizen kon worden gehouden. 28 In een interview met mr. H.K.A. Stoffels kwam de primitieve huisvesting naar voren.

Deze vertelde toen dat eens bij het binnentreden van president Van Moorsel een gordijnafscheiding van de zittingszaal van de roe was afgevallen. 29

Eind 1953 liet de minister van Justitie, mr. L.A. Donker, in zijn Memorie van Antwoord weten dat er geld was gereserveerd voor de uitbreiding van het Kantongerecht aan de Prinsegracht. Bij die gelegenheid deelde hij tevens mee dat er werd onderhandeld over de bouw van een nieuw Paleis van Justitie, waarvan de omvang en de locatie toen nog niet bekend waren. 30 Het zou uiteindelijk ruim twintig jaar duren voordat Koningin Juliana op 24 februari 1974 aan de Juliana van

Stolberglaan 2-4 het nieuwe Paleis van Justitie officieel in gebruik nam. Ondanks dat het aantal leden van het Gerechtshof inmiddels ongeveer was verdubbeld was, hield men toen nog steeds kantoor aan de Raamweg. 31 In het nieuwe Paleis van Justitie waren de volgende zeven gerechten gehuisvest: het Gerechtshof , het Kantongerecht, de Arrondissementsrechtbank, het Hoog Militair Gerechtshof, de Zeekrijgsraad, de Raad van Beroep, het Ambtenarengerecht en het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Daarmee was dit meteen het grootste gebouw was dat de

Rijksoverheid in gebruik had. In de archiefkelder werd een centrale archiefbewaarplaats ingericht, waarin elk rechtscollege een eigen ruimte kreeg toegewezen. In principe brachten de verschillende afdelingen hier ongeveer eens in de twee jaar hun dynamische archief naar het statisch archief over.

25 Zie voor een uitgebreid statistische vergelijking van zaken van 1901 t.o.v. 1935 en van de sindsdien ingevoerde nieuwe wetten, waarmee het Hof bemoeienis heeft de brief van de president van het Hof aan de minister van Justitie d.d. 25 november 1935, in: Nationaal Archief (NA), Ministerie van Justitie, Afdeling Gebouwen, inventarisnummer 7A.

26 Uitgebreider over de periode tot 1912: Kort overzicht van de geschiedenis der gebouwen bij het Departement van Justitie in gebruik, met vermelding van de nummers der dossiers waarin de stukken zijn opgenomen,

Departement van Justitie: z. pl, 1912, pag. 17-19. Alle stukken m.b.t. de aankoop van het paleis tot aan de sloop zijn te vinden in: NA, Ministerie van Justitie, Afd. Gebouwen, inventarisnummers 7 en 7A.

27 Kok, a.w., 138-139. Jaarboek Die Haghe 1948/1949, pag. 185. Volgens Kok, a.w., 139 had de eerste zitting al op 29 juni 1947 plaats. Zie voor de huurcontracten het dossier Raamweg 14-15 (GB 139), dat nog bij het Ministerie van Justitie berust.

28 Informatieblad Gerechtshof/Parket PG, jaargang 2, nummer 5 (oktober 1997).

29 Informatieblad Gerechtshof/Parket PG, jaargang 1, nummer 2 (januari 1997).

30 Haagsche Courant, 12 november 1953.

31 Vergelijk Staatsalmanak voor het Koninkrijk der Nederlanden 1947 (20 personen) met Ibidem 1973 U 2 (44 personen).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze rolrechter kon zaken, die naar hun aard één van de beide andere kamers behoorden of indien een behoorlijke verdeling van de werkzaamheden behandeling door één van die beide

Inventaris van het archief van de Compagnie Universelle du Canal Maritime de Suez: Commission Consultative Internationale des Travaux, (1861) 1884-..

Voor onderzoek naar de bewaringskampen in het algemeen, zie: Inventaris van de archieven van het Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging (1945-1952) met taakopvolgers en

7 Stukken betreffende de instelling en uitvoering van taken en werkzaamheden van de ad-hoc werkgroep "Projecten en prioriteiten" van de stuurgroep "Rationalisatie

Registers waarin per kadastraal perceel veranderingen zijn opgenomen van gegevens, vermeld in de 'Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels' (OAT's), en vanaf 1 oktober 1844 nog

De directie HBO was belast met de behartiging van de belangen van het hoger beroepsonderwijs, voor zover niet opgedragen aan andere directies, alsmede met de uitvoering van

Nationaal Archief, Den Haag, Commissie Gedragingen en Commissie Onderscheidingen van het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger (KNIL), Kabinet Legercommandant Commissie Gedragingen

LMBO was belast met de behartiging van de belangen van het lager algemeen voortgezet onderwijs en van het lager en middelbaar beroepsonderwijs, voor zover niet opgedragen aan