• No results found

De aanvraag omvat volgende ingedeelde inrichtingen of activiteiten: - het veranderen van een tuinbouwbedrijf

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De aanvraag omvat volgende ingedeelde inrichtingen of activiteiten: - het veranderen van een tuinbouwbedrijf"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Referentienummer omgevingsloket:OMV_2021069679 Dossiernummer gemeente: 2021243

Inrichtingsnummer 20181004-0021

OMGEVINGSVERGUNNING

De aanvraag ingediend door RIELBRO BV - Eindsestraat 1D - 2321 Meer en Willy Van Riel - Eindsestraat 1D - 2321 Meer werd per beveiligde zending verzonden op 25 juni 2021.

De aanvraag werd ontvankelijk en volledig verklaard op 7 juli 2021.

De aanvraag heeft betrekking op een terrein, gelegen Eindsestraat 1D - 2321 Hoogstraten, kadastraal bekend: afdeling 3 sectie C nrs. 41C, 65M en 65S.

De aanvraag omvat volgende stedenbouwkundige handelingen:

- het bouwen van een loods, het verplaatsen van een buffertank en het uitbreiden van verhardingen

De aanvraag omvat volgende ingedeelde inrichtingen of activiteiten:

- het veranderen van een tuinbouwbedrijf

De gemeentelijke omgevingsambtenaar heeft deze aanvraag onderzocht, rekening houdend met de ter zake geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder met het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en hun uitvoeringsbesluiten.

Het college van burgemeester en schepenen heeft kennis genomen van het verslag van de gemeentelijke omgevingsambtenaar, uitgebracht op 24 augustus 2021. Het college van burgemeester en schepenen volgt het advies van de gemeentelijke omgevingsambtenaar.

Verslag 1. Historiek

Volgende vergunningen en/of weigeringen werden verleend:

Stedenbouwkundige beslissingen

- 13/06/1988: vergunning voor het bouwen van een serre en bergplaats (nieuw tuinbouwbedrijf). (19882233)

- 06/08/1990: weigering voor het bouwen van een serre en sorteerruimte bij bestaand tuinbouwbedrijf. (19902944)

- 28/11/1994: vergunning voor het uitbreiden van een serre bij een bestaand tuinbouwbedrijf (1994244)

- 28/05/2001 : vergunning voor het bouwen van een loods en een serre bij een bestaand tuinbouwbedrijf (2000315)

Milieuvergunningen

- 05/06/1992: vergunning schepencollege tot het exploiteren van een tuinbouwbedrijf (1992359)

- 30/08/1993: vergunning schepencollege tot het uitbreiden van een tuinbouwbedrijf (1993360)

(2)

- 14/10/1999: vergunning schepencollege tot het exploiteren van een grondwaterwinning (199953)

- 12/03/2001: vergunning schepencollege tot het veranderen van een tuinbouwbedrijf (20016)

- 03/01/2008: vergunning afgeleverd door de deputatie voor vergunning (2007158) - 12/10/2009: vergunning schepencollege tot het exploiteren van een grondwaterwinning (2009167)

- 22/07/2013: vergunning afgeleverd door het college van burgemeester tot het verder exploiteren van een tuinbouwbedrijf (2012119)

Omgevingsvergunningen

- 21/12/2018: aktename college van burgemeester en schepenen van de overname van een tuinbouwbedrijf (2018346)

- 14/03/2019: aktename deputatie van de overname van een tuinbouwbedrijf (201999)

-19/12/2019: vergunning deputatie tot het samenvoegen en veranderen van een tuinbouwbedrijf (2019322)

2. Openbaar onderzoek / raadpleging aanpalende eigenaar Niet van toepassing.

3. Adviezen

3.1 Departement Landbouw en Visserij (hoofdbestuur)

Er werd advies uitgebracht op 27 juni 2021. De eindconclusie van het advies is gunstig.

Het advies luidt als volgt:

Het Departement Landbouw en Visserij heeft uw in het onderwerp vermelde adviesaanvraag vanuit landbouwkundig standpunt onderzocht en formuleert er volgend advies bij.

De aanvraag is gelegen in herbevestigd agrarisch gebied met verspreide bebouwing. De aanvrager baat ter plekke een glastuinbouwbedrijf uit dat gespecialiseerd is in de teelt van tomaten.

Van Riel Willy heeft 1,46ha tomaten onder glas op groeimedium en 0,76ha grasland. Van Riel Willy is tevens zaakvoerder van Rielbro BV. Deze vennootschap baat eveneens het achterliggend glastuinbouwbedrijf van 1,19ha tomaten op groeimedium uit, Eindsestraat 1D.

De aanvraag betreft

- Het verplaatsen van een bestaande buffertank;

- Het bouwen van een nieuwe loods (238m2);

- Het aanleggen van een betonnen bedrijfsverharding;

- Het aanleggen van een verharding op het openbaar domein met een bijkomende inbuizing van de bestaande gracht;

- Het aanleggen van een infiltratiezone.

De aanvrager wenst een nieuwe loods te bouwen voor het afzonderlijk stockeren van voertuigen enerzijds en de verpakkingen en groenten anderzijds. Omwille van sanitaire redenen vraagt het FAVV deze zaken gescheiden op te slaan.

(3)

In de aanvraag wordt een aparte loods voor het stallen van de voertuigen voorzien tegen een bestaand WKK gebouw vooraan op het perceel. Op die manier beperkt de aanvrager het bijkomend ruimtebeslag. De buffertank die momenteel op deze plaats aanwezig is, wordt verplaatst tot achter de bestaande WKKinstallatie en bestaande waterbuffertank.

Om de loods te bereiken is een verharding met voldoende draagkrachtig beton noodzakelijk.

Rekening houdend met draaicirkels van de landbouwvoertuigen is bijkomend verharding op openbaar terrein nodig en inbuizing van voorliggende gracht.

Achter de loods wordt een ondergrondse hemelwateropvang van 10.000l voorzien die het hemelwater van de nieuwe loods opvangt. De overloop watert af naar een nieuwe

infiltratiezone naast de nieuwe loods.

Het gevraagde wordt gebouwd aansluitend aan de bestaande bebouwing en vormt er zodoende één geheel mee. De aanvraag is geïntegreerd in het bestaande

gebouwencomplex.

Het gevraagde past in het kader van de bedrijfsvoering en is noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de sanitaire normen van het FAVV.

De gevraagde uitbreiding van de bedrijfsinfrastructuur zal de aanvrager toelaten het bedrijf op een duurzame manier verder uit te bouwen. Het Departement Landbouw en Visserij brengt bijgevolg een gunstig advies uit voor deze aanvraag.

4. Project-MER Niet van toepassing

5. Stedenbouwkundige basisgegevens Planningscontext

Het goed ligt in het gewestplan Turnhout vastgesteld bij Koninklijk besluit van 30 september 1977. Het goed ligt in agrarisch gebied.

De agrarische gebieden zijn bestemd voor de landbouw in de ruime zin. Behoudens bijzondere bepalingen mogen de agrarische gebieden enkel bevatten de voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen, de woning van de exploitanten, benevens verblijfsgelegenheid voor zover deze een integrerend deel van een leefbaar bedrijf uitmaakt, en eveneens para-agrarische bedrijven. Gebouwen bestemd voor niet aan de grond gebonden agrarische bedrijven met industrieel karakter of voor intensieve veeteelt, mogen slechts opgericht worden op ten minste 300 m van een woongebied of op ten minste 100 m van een woonuitbreidingsgebied, tenzij het een woongebied met landelijk karakter betreft. De afstand van 300 en 100 m geldt evenwel niet in geval van uitbreiding van bestaande bedrijven. De overschakeling naar bosgebied is toegestaan overeenkomstig de bepalingen van artikel 35 van het Veldwetboek, betreffende de afbakening van de landbouw- en bosgebieden.

Verordeningen

(4)

- Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening Hoogstraten van 31 juli 2014.

- Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake breedband van 9 juli 2017.

- Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater van 5 juli 2013.

- Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake toegankelijkheid van 5 juni 2009.

- Gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake openluchtrecreatieve verblijven en de inrichting van gebieden voor dergelijke verblijven van 8 juli 2005.

- Algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer van 29 april 1997.

6. Beschrijving van de omgeving en de aanvraag 6.1. Beschrijving van de plaats

De omgeving wordt gekenmerkt door agrarische bebouwing en gras- en akkerland.

6.2. Beschrijving van de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen

Het bouwen van een loods, het verplaatsen van een buffertank en het uitbreiden van verhardingen.

6.3. Beschrijving van de inrichting/bedrijf

De aanvraag omvat volgende ingedeelde inrichtingen of activiteiten:

- 6.4.1° - verwijderen van de opslagtank met zware stookolie - 6.5.1° - wijziging van inplanting + toevoegen van 1 verdeelslang - 15.1.1° - het stallen van max. 10 voertuigen

- 16.3.2°a) - 2 persluchtcompressoren met een vermogen van 4 kW en 2,2 kW - 17.3.2.1.1.2° - toevoegen van 4,165 ton rode diesel en 6,664 ton witte diesel in

bovengrondse opslagtanks

- 17.3.4.2°b) - toevoegen van 2,7 ton salpeterzuur in verplaatsbare recipiënten - 17.3.6.2°b) - toevoegen van 0,92 ton magnesiumnitraat

- 17.3.7.1°b) - de opslag van 1,1 ton koelmiddel in verplaatsbare recipiënten - 17.4. - opslag van max. 2.500 kg of l gevaarlijke producten in kleine verpakkingen

- 43.1.2°b) - vervangen van een stookinstallatie op zware stookolie van 1.743 kW door een installatie op aardgas van 1.290 kW

7. Inhoudelijke beoordeling 7.1. Planologische toets

De aanvraag is in overeenstemming met de stedenbouwkundige voorschriften horende bij de gewestplanbestemming.

De aanvraag is in overeenstemming met de verordenende voorschriften van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening.

(5)

7.2. Decretale beoordelingscriteria

In toepassing op de artikelen 4.3.5. tot en met 4.3.8. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening kan gesteld worden dat de Eindsestraat een voldoende uitgeruste openbare weg is.

De aanvraag beoogt niet de oprichting van een bedrijfswoning. De aanvraag ligt niet in een reservatiestrook. Verder is het goed niet getroffen door een rooilijn.

7.3. Watertoets (decreet integraal waterbeleid)

Het voorliggend project heeft geen omvangrijke oppervlakte en ligt niet in een recent

overstroomd gebied of een overstromingsgebied, zodat in alle redelijkheid dient geoordeeld te worden dat geen schadelijk effect wordt veroorzaakt in de plaatselijke waterhuishouding, noch dat dit mag verwacht worden ten aanzien van het eigendom in aanvraag. Het

deskundig advies van de afdeling Water wordt hier niet noodzakelijk geacht. Er wordt voldaan aan artikel 8 van het decreet integraal waterbeleid van 18 juli 2003.

7.4. Mer-screening

De aanvraag heeft geen betrekking op een project dat opgenomen is in bijlage III van het besluit van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage.

7.5. Natuurtoets

De vergunningsaanvraag werd tijdens het ontvankelijk- en volledigheidsonderzoek getoetst aan artikel 26bis en artikel 36ter,§3 en §4 van het Natuurdecreet. De inrichting is gelegen op ruime afstand van habitatrichtlijngebied (ca. 3 km) en VEN-gebied (ca. 1,2 km).

Door de ligging en de aard van de gevraagde exploitatie, is er weinig of geen negatieve invloed op de natuurwaarden ter plaatse te verwachten. De aanvraag geeft dan ook geen aanleiding tot bijkomende voorwaarden of passende maatregelen in functie van de natuurtoets.

Een voortoets werd uitgevoerd voor het dossier. Hieruit blijkt dat er geen risico is op betekenisvolle aantasting van actuele en/of mogelijke toekomstige habitats (voorlopige zoekzones) in habitatrichtlijngebied.

7.6. Erfgoed-/archeologietoets

De aanvraag heeft geen betrekking op een beschermd monument, dorpsgezicht of landschap, noch op een gebouw opgenomen in de vastgestelde Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed.

De werken gebeuren niet in een beschermde archeologische site, vastgestelde archeologische zone en evenmin in een zone waar archeologisch erfgoed te verwachten valt.

Volgens de criteria van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en het bijhorende Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014 moet de aanvraag geen archeologienota bevatten.

7.7. Mobiliteit – MOBER (transport en verkeersveiligheid) Niet van toepassing.

7.8. Decreet grond- en pandenbeleid Niet van toepassing.

7.9. Scheidingsmuren

(6)

Niet van toepassing.

7.10. Toetsing milieuaspecten

Rielbro BVBA / Van Riel Willy is een bestaand glastuinbouwbedrijf met omgevingsvergunning geldig tot 3 januari 2028.

Een nieuwe loods wordt voorzien om materieel en materiaal overdekt te kunnen stallen.

Momenteel worden voertuigen tezamen met verpakkingen en groenten gestockeerd in dezelfde loods. Op vraag van het FAVV dienen deze twee zaken gescheiden te worden opgeslagen.

Naar aanleiding van het bouwen van een nieuwe loods worden de ingedeelde inrichtingen en activiteiten geactualiseerd:

- De stookinstallatie op zware stookolie werd vervangen door een nieuwe stookinstallatie op aardgas Hierdoor werd ook de opslagtank voor zware stookolie buiten gebruik gesteld en verwijderd.

- In de nieuwe loods worden twee nieuwe tanks voorzien voor witte en rode diesel (17.3.2.1.1.2°). Beide tanks worden voorzien van een verdeelslang om voertuigen te tanken. Met de bestaande mazouttank zullen geen voertuigen meer getankt worden, deze zal enkel gebruikt worden voor het vullen van bidons, waardoor deze installatie niet meer ingedeeld is als brandstofverdeelinstallatie voor motorvoertuigen.

- Regularisatie van het stallen van voertuigen (landbouwvoertuigen, heftrucks…), twee persluchtcompressoren en opslag gevaarlijke producten in kleine verpakkingen (meststoffen, onderhoudsmiddelen en reinigingsproducten). Ook de opslag van salpeterzuur, magnesiumnitraat en koelmiddel voor de WKK (in verplaatsbare recipiënten) wordt geregulariseerd.

- Opslag salpeterzuur is niet (meer) geclassificeerd als giftig, waardoor rubriek 17.3.5.3 niet langer van toepassing is en het bedrijf bijgevolg niet meer ingedeeld is als klasse 1-bedrijf, maar als klasse 2.

De overige onderdelen van de vergunning worden niet gewijzigd. De vergunningstermijn wordt behouden.

De gevraagde wijzigingen kunnen worden afgehandeld via de beperkte procedure.

Milieutechnische evaluatie gevraagde rubrieken Water/Bodem

Conform bijlage E2 worden volgende maatregelen genomen

- De opslagtank voor zware stookolie werd buiten gebruik gesteld, zoals voorgeschreven in de wetgeving. Er werd een vernietigingsattest opgemaakt door de erkend verwerker.

- De tankpiste is overdekt en heeft een vloeistofdichte ondergrond. De nodige materialen zullen aanwezig zijn om eventuele spills op te kuisen.

- De opslagtanks zijn dubbelwandig of ingekuipt en worden periodiek gekeurd.

- De verplaatsbare recipiënten en kleine verpakkingen worden boven een inkuiping geplaatst.

Conform de bijlage R17.3 worden de scheidingsregels voor opslag gevaarlijke producten gerespecteerd.

Lucht

- De serre wordt verwarmd met een reeds vergunde WKK die gevoed wordt met aardgas.

(7)

Daarnaast zijn 2 stookinstallaties op aardgas aanwezig (nieuwe + reeds bestaande vergunde installatie). Deze installaties worden enkel ingezet in geval van nood (minder dan 100 u/jaar, bij het uitvallen van de WKK). Ook een noodstroomgroep is aanwezig.

- De stookinstallatie op zware stookolie van 1.743 kW wordt vervangen door een installatie op aardgas van 1.290 kW. Het totale vermogen van de

verbrandingsinstallaties vermindert van 4. 648 kW tot 4.195 kW Biodiversiteit

- Een voortoets werd uitgevoerd en gevoegd bij de aanvraag. Uit de depositiescan blijkt dat er geen risico is op betekenisvolle aantasting van de actuele en mogelijke toekomstige habitats in habitatrichtlijngebied.

- De invloedstraal vanwege de exploitatie overlapt evenmin met vogelrichtlijngebied of VEN/IVON-gebied.

Bijzondere voorwaarden

In de vergunning van 19 december 2019 is volgende bijzondere voorwaarde opgelegd:

1. Het bedrijfsafvalwater (condenswater WKK) dient te worden geloosd via een KWS- afscheider.

Deze voorwaarde blijft behouden.

Globaal kan gesteld worden dat de risico’s voor de externen veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie bij naleving van de opgelegde exploitatievoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen beperkt worden.

7.11. Toetsing goede ruimtelijke ordening - De functionele inpasbaarheid:

De aanvraag kadert in de verdere uitbating van het bedrijf. De gevraagde uitbreiding van de bedrijfsinfrastructuur zal de aanvrager toelaten het bedrijf op een duurzame manier verder uit te bouwen.

- De mobiliteitsimpact

De te verwachten bijkomende impact op de mobiliteit wordt verondersteld gedragen te kunnen worden door de omgeving.

Het bedrijf beschikt over drie toegangen tot het openbaar domein en ruime

betonverhardingen op eigen terrein. Voor de gevraagde uitbreiding van verharding en overwelving op openbaar domein, dient een afzonderlijke toelating bekomen te worden. In afwachting van een eventuele toelating, wordt de gevraagde betonverharding voor de nieuw te bouwen loods niet opgenomen in de vergunning.

- De schaal, ruimtegebruik en de bouwdichtheid:

Het gevraagde wordt gebouwd aansluitend aan de bestaande bebouwing en vormt er zodoende één geheel mee. De aanvraag is geïntegreerd in het bestaande

gebouwencomplex.

- De vormgeving en materiaalgebruik voor de gebouwen en constructies zijn in

overeenstemming met wat algemeen gangbaar is in agrarisch gebied en heeft tot gevolg dat de nieuwe gebouwen en constructies inpasbaar zijn in de omgeving.

- Visueel-vormelijke elementen:

Het bedrijf dient op een landschappelijk verantwoorde wijze ingepast te worden in de omgeving. Dit veronderstelt een groene inkadering. De aanvraag voorziet in een maximaal

(8)

behoud van reeds uitgevoerde aanplantingen. De bestaande WKK-installatie omringd met een houtkant, bestaande uit hoogstammige inheemse bomen met onderliggende

groenblijvend heg blijft maximaal behouden en vormt zo een voldoende bestaande buffer voor de nieuw te bouwen loods die aan 3 zijden wordt omringd door bestaande gebouwen.

De nieuwe oprit wordt niet in de vergunning opgenomen (zie hoger aspect mobiliteit).

Bijgevolg dienen de inheemse laagstammige bomen met onderliggend groen alsook een bestaande bodembedekker behouden te blijven.

- Cultuurhistorische aspecten:

Er zijn geen cultuurhistorische aspecten van toepassing op deze locatie.

- Het bodemreliëf:

Het bodemreliëf wordt, behoudens de aanleg van een infiltratie, niet gewijzigd.

- Hinderaspecten, gezondheid, gebruiksgenot en veiligheid in het algemeen.

De genoemde aspecten worden beoordeeld in het ‘Milieutechnisch advies’.

7.12. Bespreking adviezen

De aspecten uit de adviezen die een ruimtelijke impact hebben, zullen worden overgenomen in de voorwaarden voor de vergunning.

Advies en voorstel van voorwaarden

De aanvraag wordt gedeeltelijk voorwaardelijk gunstig geadviseerd.

Voorgesteld wordt vergunning te verlenen voor de volgende stedenbouwkundige handelingen:

- het bouwen van een loods en het verplaatsen van een buffertank vergunning te weigeren voor het uitbreiden van verhardingen.

en vergunning te verlenen voor de volgende ingedeelde inrichtingen of activiteiten:

- 6.4.1° - verwijderen van de opslagtank voor 350.000 l zware stookolie

- 6.5.1° - wijziging van inplanting verdeelslang + toevoegen van 1 verdeelslang - 15.1.1° - het stallen van max. 10 voertuigen, andere dan personenwagens (nieuw) - 16.3.2°a) - 2 persluchtcompressoren met een vermogen van 4 kW en 2,2 kW (nieuw) - 17.3.2.1.1.2° - uitbreiding met 4,165 ton rode diesel en 6,664 ton witte diesel in

bovengrondse opslagtanks tot een totale opslag van 29,572 ton mazout, diesel en petroleum

- 17.3.4.2°b) - uitbreiding met opslag 2,7 ton salpeterzuur in verplaatsbare recipiënten (herrubricering) tot een totale opslag van 24,625 ton bijtende vloeistoffen

- 17.3.6.2°b) - uitbreiding met opslag van 0,92 ton magnesiumnitraat tot een totale opslag van 18,1 ton schadelijke stoffen

- 17.3.7.1°b) - de opslag van 1,1 ton koelmiddel in verplaatsbare recipiënten (nieuw) - 17.4. - opslag van max. 2.500 kg of l gevaarlijke producten in kleine verpakkingen

(nieuw)

- 43.1.2°b) - vervangen van een stookinstallatie op zware stookolie van 1.743 kW door een installatie op aardgas van 1.290 kW tot een totaal geïnstalleerd vermogen van 4.195 kW

Voorgesteld wordt volgende voorwaarden en/of lasten op te leggen in de vergunning:

Stedenbouwkundige voorwaarden

(9)

1. Het college van burgemeester en schepenen dient via het omgevingsloket op de hoogte gebracht te worden van het begin van de werkzaamheden of handelingen waarvoor vergunning is verleend, tenminste acht dagen vóór de aanvatting van die werkzaamheden of handelingen.

2. De eventueel aan te leggen verharde op- of inritten uit te voeren in opbreekbare materialen (gedeelte openbaar domein).

3. De pas van de vloer niet hoger te brengen dan maximum 20 cm boven de kruin van de weg.

4. De afvoer van het hemelwater afkomstig van het dak (en/of verharde oppervlakte) wordt in overeenstemming gebracht met de gewestelijke verordening op het afkoppelen van dakoppervlaktes (en/of verharde oppervlaktes

5. Ter hoogte van de nieuwe oprit dienen bestaande groenaanplantingen behouden te blijven.

6. Alle eventuele aanpassingen aan het openbaar domein moeten voorafgaandelijk schriftelijk aangevraagd worden bij het stadsbestuur. Alle werken uitgevoerd op openbaar domein moeten conform advies van het stadsbestuur uitgevoerd worden. Alle eventuele kosten voor aanpassingswerken aan het openbaar domein zijn ten laste van de bouwheer.

Bijzondere voorwaarde:

 Voor het uitbreiden van de oprit en de bijhorende inbuizing/overwelving van de baangracht dient een aparte aanvraag ingediend te worden bij de dienst openbare werken (administratie.ruimte@hoogstraten.be) van de stad Hoogstraten.

Milieuvoorwaarden

1. De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM

De algemene en sectorale voorwaarden staan in Vlarem II. Bij wijziging van Vlarem II wordt de exploitant steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van Vlarem II is te raadplegen op de Milieunavigator via de link https://navigator.emis.vito.be.

2. Bijzondere voorwaarde:

a. Het bedrijfsafvalwater (condenswater WKK) dient te worden geloosd via een KWS afscheider.

Besluit Artikel 1:

§1. Vergunning te verlenen aan RIELBRO BV - Eindsestraat 1D - 2321 Meer en Willy Van Riel - Eindsestraat 1D - 2321 Meer voor

de volgende stedenbouwkundige handelingen:

- het bouwen van een loods en het verplaatsen van een buffertank en de volgende ingedeelde inrichtingen of activiteiten:

- 6.4.1° - verwijderen van de opslagtank voor 350.000 l zware stookolie

- 6.5.1° - wijziging van inplanting verdeelslang + toevoegen van 1 verdeelslang - 15.1.1° - het stallen van max. 10 voertuigen, andere dan personenwagens (nieuw) - 16.3.2°a) - 2 persluchtcompressoren met een vermogen van 4 kW en 2,2 kW

(nieuw)

(10)

- 17.3.2.1.1.2° - uitbreiding met 4,165 ton rode diesel en 6,664 ton witte diesel in bovengrondse opslagtanks tot een totale opslag van 29,572 ton mazout, diesel en petroleum

- 17.3.4.2°b) - uitbreiding met opslag 2,7 ton salpeterzuur in verplaatsbare recipiënten (herrubricering) tot een totale opslag van 24,625 ton bijtende vloeistoffen

- 17.3.6.2°b) - uitbreiding met opslag van 0,92 ton magnesiumnitraat tot een totale opslag van 18,1 ton schadelijke stoffen

- 17.3.7.1°b) - de opslag van 1,1 ton koelmiddel in verplaatsbare recipiënten (nieuw)

- 17.4. - opslag van max. 2.500 kg of l gevaarlijke producten in kleine verpakkingen (nieuw)

- 43.1.2°b) - vervangen van een stookinstallatie op zware stookolie van 1.743 kW door een installatie op aardgas van 1.290 kW tot een totaal geïnstalleerd

vermogen van 4.195 kW

gelegen Eindsestraat 1D - 2321 Hoogstraten, kadastraal bekend: afdeling 3 sectie C nrs. 41C, 65M en 65S.

§2. Vergunning te weigeren voor volgende stedenbouwkundige handelingen - het uitbreiden van verhardingen.

§3. De aanvraag resulteert in volgende geactualiseerde vergunningssituatie op het vlak van de exploitatie van de ingedeelde inrichtingen of activiteiten:

- 3.4.1°a) - lozing van 0,25 m³/uur bedrijfsafvalwater

- 6.4.1° - opslag van 5.500 l en 300 l smeerolie en 2.500 l afvalolie in bovengrondse opslagtanks

- 6.5.1° - 2 verdeelslangen voor rode en witte diesel

- 12.1.1.2°b) - 1 WKK-installatie met een elektrisch schijnbaar vermogen van 2.000 kVA en een noodstroomgroep met een elektrisch schijnbaar vermogen van 100 kVA

- 12.2.2° - een transformator met een individueel nominaal vermogen van 2.500 kVA - 15.1.1° - het stallen van max. 10 voertuigen, andere dan personenwagens

- 16.3.2°a) - 2 persluchtcompressoren met een vermogen van 4 kW en 2,2 kW

- 17.3.2.1.1.2° - de opslag van 2,0825 ton mazout, 4,165 ton rode diesel, 6,664 witte diesel en 16,660 ton petroleum in bovengrondse opslagtanks

- 17.3.3.1°b) - de opslag van 1,720 ton ammoniumnitraat in een bovengrondse opslagtank - 17.3.4.2°b) - de opslag van 6.000 kg calciumnitraat, 3.750 kg kaliumhydroxide, 5.400 kg salpeterzuur, 4.275 kg fosforzuur en 2.500 kg zwavelzuur in bovengrondse opslagtanks en 2,7 ton salpeterzuur in verplaatsbare recipiënten (totaal 24,625 ton)

- 17.3.6.2°b) - de opslag van 6 ton calciumnitraat, 1,72 ton ammoniumnitraat, 4,25 ton magnesiumsulfaat, 3,75 ton kaliumhydroxide en 1,46 ton magnesiumnitraat in

bovengrondse opslagtanks en 0,92 ton magnesiumnitraat in verplaatsbare recipiënten - 17.3.7.1°b) - de opslag van 1,1 ton koelmiddel in verplaatsbare recipiënten

- 17.4. - opslag van max. 2.500 kg of l gevaarlijke producten in kleine verpakkingen - 28.1.f)1° - de opslag van 31,36 ton kunstmest

- 31.1.2°b) - 1 WKK-installatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 4.434 kW en een noodstroomgroep met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 80 kW - 43.1.2°b) - 2 stookinstallaties op aardgas met een geïnstalleerd vermogen van 2.905 kW

en 1.290 kW

(11)

- 53.8.2° - grondwaterwinning bestaande uit een geboorde put van 55 m diep met een maximum debiet van 30 m³/dag en 6.000 m³/jaar.

Artikel 2:

Volgende voorwaarden en/of lasten worden opgelegd:

Stedenbouwkundige voorwaarden

1. Het college van burgemeester en schepenen dient via het omgevingsloket op de hoogte gebracht te worden van het begin van de werkzaamheden of handelingen waarvoor vergunning is verleend, tenminste acht dagen vóór de aanvatting van die werkzaamheden of handelingen.

2. De eventueel aan te leggen verharde op- of inritten uit te voeren in opbreekbare materialen (gedeelte openbaar domein).

3. De pas van de vloer niet hoger te brengen dan maximum 20 cm boven de kruin van de weg.

4. De afvoer van het hemelwater afkomstig van het dak (en/of verharde oppervlakte) wordt in overeenstemming gebracht met de gewestelijke verordening op het afkoppelen van dakoppervlaktes (en/of verharde oppervlaktes

5. Ter hoogte van de nieuwe oprit dienen bestaande groenaanplantingen behouden te blijven.

6. Alle eventuele aanpassingen aan het openbaar domein moeten voorafgaandelijk schriftelijk aangevraagd worden bij het stadsbestuur. Alle werken uitgevoerd op openbaar domein moeten conform advies van het stadsbestuur uitgevoerd worden. Alle eventuele kosten voor aanpassingswerken aan het openbaar domein zijn ten laste van de bouwheer.

Bijzondere voorwaarde:

 Voor het uitbreiden van de oprit en de bijhorende inbuizing/overwelving van de baangracht dient een aparte aanvraag ingediend te worden bij de dienst openbare werken (administratie.ruimte@hoogstraten.be) van de stad Hoogstraten.

Milieuvoorwaarden

1. De algemene en sectorale milieuvoorwaarden van titel II van het VLAREM

De algemene en sectorale voorwaarden staan in Vlarem II. Bij wijziging van Vlarem II wordt de exploitant steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van Vlarem II is te raadplegen op de Milieunavigator via de link https://navigator.emis.vito.be.

2. Bijzondere voorwaarde:

a. Het bedrijfsafvalwater (condenswater WKK) dient te worden geloosd via een KWS afscheider.

Artikel 3:

De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt voor wat betreft de ingedeelde inrichtingen of activiteiten verleend voor een termijn die eindigt op 03/01/2028.

Namens het college

Hoogstraten, 1 september 2021

#SIG01_70_112# #SIG02_70_112#Digitaal ondertekend door Michel Jansen (Signature)

Datum: 06-09-2021 10:28:27

Digitaal ondertekend door Peter Crols (Signature)

Datum: 06-09-2021 11:47:50

(12)

Joke Verschueren algemeen directeur

Marc Van Aperen burgemeester

(13)

Verval van de omgevingsvergunning – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Artikel 99. § 1. De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen niet wordt gestart binnen de twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

2° als het uitvoeren van de vergunde stedenbouwkundige handelingen meer dan drie opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

3° als de vergunde gebouwen niet winddicht zijn binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning;

4° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt;

5° als de kleinhandelsactiviteiten niet binnen vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangen.

De termijn, vermeld in het eerste lid, 1°, kan evenwel, op verzoek van de vergunninghouder, voor een periode van twee jaar verlengd worden als hij aantoont dat de niet-verwezenlijking het gevolg is van een vreemde oorzaak die hem niet kan worden toegerekend. De vergunninghouder dient de aanvraag van de verlenging, op straffe van verval, met een beveiligde zending en minstens drie maanden vóór het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar in bij de overheid die de vergunning heeft verleend. Die overheid weigert de aanvraag van de verlenging alleen als:

1° er geen sprake is van een vreemde oorzaak die niet aan de vergunninghouder kan worden toegerekend;

2° de aangevraagde en vergunde handelingen strijdig zijn met inmiddels gewijzigde stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften.

De overheid bezorgt haar beslissing uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar. Bij ontstentenis van een beslissing wordt de verlenging geacht te zijn goedgekeurd. Als de verlenging wordt goedgekeurd, worden de termijnen, vermeld in het eerste lid, 3° en 4°, ook met twee jaar verlengd.

Als de omgevingsvergunning uitdrukkelijk melding maakt van de verschillende fasen van het bouwproject, worden de termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in het eerste lid, gerekend per fase. Voor de tweede fase en de volgende fasen worden de termijnen van verval bijgevolg gerekend vanaf de aanvangsdatum van de fase in kwestie.

§ 2. De omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit vervalt van rechtswege in elk van de volgende gevallen:

1° als de exploitatie van de vergunde activiteit of inrichting meer dan vijf opeenvolgende jaren wordt onderbroken;

2° als de ingedeelde inrichting vernield is wegens brand of ontploffing veroorzaakt ten gevolge van de exploitatie;

3° als de exploitatie op vrijwillige basis volledig en definitief wordt stopgezet overeenkomstig de voorwaarden en de regels, vermeld in het decreet van 9 maart 2001 tot regeling van de vrijwillige, volledige en definitieve stopzetting van de productie van alle dierlijke mest, afkomstig van een of meerdere diersoorten, en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de inkennisstelling van de stopzetting.

§ 2/1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van kleinhandelsactiviteiten vervalt van rechtswege als de kleinhandelsactiviteiten meer dan vijf opeenvolgende jaren worden onderbroken.

§ 2/2. De omgevingsvergunning voor het wijzigen van de vegetatie vervalt van rechtswege als het wijzigen van de vegetatie niet binnen twee jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning aanvangt.

(14)

§ 3. Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1, betrekking hebben op een gedeelte van het bouwproject, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor het niet-afgewerkte gedeelte van een bouwproject. Een gedeelte is eerst afgewerkt als het, in voorkomend geval na de sloping van de niet-afgewerkte gedeelten, kan worden beschouwd als een afzonderlijke constructie die voldoet aan de bouwfysische vereisten.

Als de gevallen, vermeld in paragraaf 1 of 2, alleen betrekking hebben op een gedeelte van de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, vervalt de omgevingsvergunning alleen voor dat gedeelte.

Artikel 100. De omgevingsvergunning blijft onverkort geldig als de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 naar klasse 2 overgaat of omgekeerd.

In geval de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit van een project door een wijziging van de indelingslijst van klasse 1 of 2 naar klasse 3 overgaat, geldt de vergunning als aktename en blijven de bijzondere voorwaarden gelden.

Artikel 101. De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de omgevingsvergunning aanhangig is bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen, overeenkomstig hoofdstuk 9 behoudens indien de vergunde handelingen in strijd zijn met een vóór de definitieve uitspraak van de Raad van kracht geworden ruimtelijk uitvoeringsplan. In dat laatste geval blijft het eventuele recht op planschadevergoeding desalniettemin behouden.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de archeologische opgraving, omschreven in de bekrachtigde archeologienota overeenkomstig artikel 5.4.8 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 en in de bekrachtigde nota overeenkomstig artikel 5.4.16 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013, met een maximumtermijn van een jaar vanaf de aanvangsdatum van de archeologische opgraving.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst tijdens het uitvoeren van de bodemsaneringswerken van een bodemsaneringsproject waarvoor de OVAM overeenkomstig artikel 50, § 1, van het Bodemdecreet van 27 oktober 2006 een conformiteitsattest heeft afgeleverd, met een maximumtermijn van drie jaar vanaf de aanvangsdatum van de bodemsaneringswerken.

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1, worden geschorst zolang een bekrachtigd stakingsbevel, zoals vermeld in titel VI van de VCRO, niet wordt ingetrokken, hetzij niet wordt opgeheven bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. De schorsing eindigt van rechtswege wanneer geen opheffing van het stakingsbevel wordt gevorderd of geen intrekking wordt gedaan binnen een termijn van twee jaar vanaf de bekrachtiging van het stakingsbevel.

Beroepsmogelijkheden – uittreksel uit het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Artikel 52. (…)

De deputatie is voor haar ambtsgebied bevoegd in laatste administratieve aanleg voor beroepen tegen uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissingen van het college van burgemeester en schepenen in eerste administratieve aanleg.

Artikel 53. Het beroep kan worden ingesteld door:

1° de vergunningsaanvrager, de vergunninghouder of de exploitant;

(15)

2° het betrokken publiek;

3° de leidend ambtenaar van de adviesinstanties of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde als de adviesinstantie tijdig advies heeft verstrekt of als aan hem ten onrechte niet om advies werd verzocht;

4° het college van burgemeester en schepenen als het tijdig advies heeft verstrekt of als het ten onrechte niet om advies werd verzocht;

5° ...;

6° de leidend ambtenaar van het Departement Omgeving of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde;

7° de leidend ambtenaar van het Agentschap Innoveren en Ondernemen of bij zijn afwezigheid zijn gemachtigde, als het project vergunningsplichtige kleinhandelsactiviteiten omvat;

8° de leidend ambtenaar van het agentschap, bevoegd voor natuur en bos, of, bij zijn afwezigheid, zijn gemachtigde als het project vergunningsplichtige wijzigingen van de vegetatie omvat.

Artikel 54. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat:

1° de dag na de datum van de betekening van de bestreden beslissing voor die personen of instanties aan wie de beslissing betekend wordt;

2° de dag na het verstrijken van de beslissingstermijn als de omgevingsvergunning in eerste administratieve aanleg stilzwijgend geweigerd wordt;

3° de dag na de eerste dag van de aanplakking van de bestreden beslissing in de overige gevallen.

Artikel 55. Het beroep schorst de uitvoering van de bestreden beslissing tot de dag na de datum van de betekening van de beslissing in laatste administratieve aanleg.

In afwijking van het eerste lid werkt het beroep niet schorsend ten aanzien van:

1° de vergunning voor de verdere exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit waarvoor ten minste twaalf maanden voor de einddatum van de omgevingsvergunning een vergunningsaanvraag is ingediend;

2° de vergunning voor de exploitatie na een proefperiode als vermeld in artikel 69;

3° de vergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit die vergunningsplichtig is geworden door aanvulling of wijziging van de indelingslijst.

Artikel 56. Het beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid per beveiligde zending ingesteld bij de bevoegde overheid, vermeld in artikel 52.

Als met toepassing van artikel 31/1 bij de Vlaamse Regering een georganiseerd administratief beroep werd ingesteld tegen het besluit van de gemeenteraad over de aanleg, wijziging, verplaatsing of opheffing van een gemeenteweg, bevat het beroep op straffe van onontvankelijkheid een afschrift van het beroepschrift bij de Vlaamse Regering.

Degene die het beroep instelt, bezorgt op straffe van onontvankelijkheid gelijktijdig en per beveiligde zending een afschrift van het beroepschrift aan:

1° de vergunningsaanvrager behalve als hij zelf het beroep instelt;

2° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

3° het college van burgemeester en schepenen behalve als het zelf het beroep instelt.

De Vlaamse Regering bepaalt, eventueel met inbegrip van een onontvankelijkheidssanctie, nadere regels met betrekking tot de opbouw en de inhoud van het beroepsschrift en de

(16)

bewijsstukken die bij het beroep moeten worden gevoegd opdat het op ontvankelijke wijze wordt ingesteld.

Artikel 57. De bevoegde overheid, vermeld in artikel 52, of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar onderzoekt het beroep op zijn ontvankelijkheid en volledigheid.

Als niet alle stukken als vermeld in artikel 56, derde lid, bij het beroep zijn gevoegd, kan de bevoegde overheid of de provinciale respectievelijk gewestelijke omgevingsambtenaar of de door hem gemachtigde de beroepsindiener per beveiligde zending vragen om binnen een termijn van veertien dagen die ingaat de dag na de verzending van het vervolledigingsverzoek, de ontbrekende gegevens of documenten aan het beroep toe te voegen.

Als de beroepsindiener nalaat de ontbrekende gegevens of documenten binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, aan het beroep toe te voegen, wordt het beroep als onvolledig beschouwd.

Artikel 57/1. Beroepen inzake omgevingsvergunningen die uitsluitend kleinhandelsactiviteiten omvatten en die louter gebaseerd zijn op economische criteria in functie van economische doelstellingen, zijn onontvankelijk.

Artikel 58. Het resultaat van het onderzoek, vermeld in artikel 57, wordt aan de beroepsindiener binnen een termijn van dertig dagen die ingaat de dag na de datum van de verzending van het beroepschrift per beveiligde zending meegedeeld.

De onvolledigheid of onontvankelijkheid heeft van rechtswege de stopzetting van de beroepsprocedure tot gevolg. De beslissing wordt ter kennis gebracht van:

1° de beroepsindiener;

2° de vergunningsaanvrager;

3° de deputatie als die in eerste administratieve aanleg de beslissing heeft genomen;

4° het college van burgemeester en schepenen.

Beroepsmogelijkheden – regeling van het besluit van de Vlaamse Regering decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Het beroepschrift bevat op straffe van onontvankelijkheid:

1° de naam, de hoedanigheid en het adres van de beroepsindiener;

2° de identificatie van de bestreden beslissing en van het onroerend goed, de inrichting of exploitatie die het voorwerp uitmaakt van die beslissing;

3° als het beroep wordt ingesteld door een lid van het betrokken publiek:

a) een omschrijving van de gevolgen die hij ingevolge de bestreden beslissing ondervindt of waarschijnlijk ondervindt;

b) het belang dat hij heeft bij de besluitvorming over de afgifte of bijstelling van een omgevingsvergunning of van vergunningsvoorwaarden;

4° de redenen waarom het beroep wordt ingesteld.

Het beroepsdossier bevat de volgende bewijsstukken:

1° in voorkomend geval, een bewijs van betaling van de dossiertaks;

2° de overtuigingsstukken die de beroepsindiener nodig acht;

3° in voorkomend geval, een inventaris van de overtuigingsstukken, vermeld in punt 2°.

(17)

Als de bewijsstukken, vermeld in het tweede lid, ontbreken, kan hieraan verholpen worden overeenkomstig artikel 57, tweede lid, van het decreet van 25 april 2014.

Het beroepsdossier wordt ingediend met een analoge of een digitale zending.

Het bevoegde bestuur kan bij de beroepsindiener, de vergunningsaanvrager of de overheid die in eerste administratieve aanleg bevoegd is, alle beschikbare informatie en documenten opvragen die nuttig zijn voor het dossier.

De beroepsindiener geeft, op straffe van verval, uitdrukkelijk in zijn beroepschrift aan of hij gehoord wil worden.

Als de vergunningsaanvrager gehoord wil worden, brengt hij het bevoegde bestuur daarvan uitdrukkelijk op de hoogte met een beveiligde zending uiterlijk vijftien dagen nadat hij een afschrift van het beroepschrift als vermeld in artikel 56 van het decreet van 25 april 2014, heeft ontvangen, op voorwaarde dat hij niet de beroepsindiener is.

Mededeling

Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, waar u de aanvraag hebt ingediend, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse administratie, bevoegd voor de omgevingsvergunning. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van de

De termijnen van twee, drie of vijf jaar, vermeld in artikel 99, in voorkomend geval verlengd conform artikel 99, § 1 worden geschorst zolang een beroep tot vernietiging van