• No results found

Ontwikkeling van een kleinhandelszone op de UNAL-site te Geraardsbergen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Ontwikkeling van een kleinhandelszone op de UNAL-site te Geraardsbergen"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Afkeuring milieueffectrapport

Ontwikkeling van een kleinhandelszone op de UNAL-site te Geraardsbergen

Initiatiefnemer:

Lukona nv Kortrijksestraat 439

8020 Oostkamp

23 oktober 2014

PRMER-0757-AK

Vlaamse Overheid

Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw

Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75

www.mervlaanderen.be

(2)

1. Inleiding

Het voorgenomen project betreft de ontwikkeling van een kleinhandelszone op te UNAL-site, gelegen langs de Gaverstraat te Geraardsbergen. Het basisproject (“alternatief overstromingsvrij gebouw” genoemd in het project-MER) omvat 13 winkelruimtes, die aaneengeschakeld zijn tot één bouwvolume, met een brutovloeroppervlakte van ca. 23.000 m². Eveneens worden ca. 720 parkeerplaatsen voorzien. Daarnaast wordt er een bijkomend alternatief onderzocht met een beperktere brutovloeroppervlakte (“alternatief overstromingszone” genoemd in het project- MER). Het gebied heeft de bestemming ‘specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel’

volgens het PRUP ‘Afbakening kleinstedelijk gebied Geraardsbergen’ (MB 7/12/2012).

Het MER dient bij de vergunningsaanvragen gevoegd te worden.

Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit1, met name:

Bijlage II

Rubriek 10b: “Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen

- met betrekking tot de bouw van 1.000 of meer woongelegenheden, of - met een bruto-vloeroppervlakte van 5.000 m² handelsruimte of meer, of

- met een verkeersgenererende werking van pieken van 1.000 of meer personenequivalenten per tijdsblok van 2 uur.”

Voor categorieën van projecten opgenomen in bijlage II van het project-m.e.r.-besluit, is het indienen van een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de m.e.r.-plicht mogelijk. Door de initiatiefnemer wordt echter afgezien van dit verzoek.

De dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid verklaarde het kennisgevingsdossier volledig op 28 november 2013. De bijzondere richtlijnen dateren van 6 maart 2014.

2. Inhoudelijke toetsing van het project-MER

In artikel 4.3.8. §2 van het D.A.B.M. wordt gesteld dat de dienst Mer het project-MER inhoudelijk moet toetsen:

1. aan de beslissing, bedoeld in artikel 4.3.5, §1;

2. in voorkomend geval aan de overeenkomstig artikel 4.3.6, §3, door haar verstrekte aanvullende bijzondere richtlijnen;

3. aan de overeenkomstig artikel 4.3.7 vereiste gegevens.

Het resultaat van die toetsing is terug te vinden in dit project-MER-verslag.

(3)

Afkeuring project-MER Ontwikkeling van een kleinhandelszone op de UNAL-site te Geraardsbergen – project-MER-0757

2.1 Toetsing aan artikel 4.3.8 §2, 1°

Krachtens dit artikel moet het project-MER getoetst worden aan de “richtlijnen” van 6/03/2014.

De dienst Mer is van mening dat het project-MER niet voldoet aan deze richtlijnen.

De beoordeling van de milieueffecten gebeurt niet altijd transparant op basis van het voorgestelde significantiekader. Zo wordt in de discipline mens-mobiliteit de doorstroming negatief (-2) beoordeeld. Dit impliceert dat er lokaal filevorming zou zijn op een bijkomende locatie. Uit de effectbespreking blijkt echter dat er filevorming is op meerdere locaties en de impact dus als een significant negatief effect (-3) moet beoordeeld worden volgens de voorgestelde beoordelingsschaal.

In de richtlijnen was gevraagd om de nodige milderende maatregelen voor te stellen indien uit het effectenonderzoek blijkt dat het project aanzienlijke mobiliteitseffecten kan veroorzaken.

Hierbij werd aangegeven dat indien er geen afdoende infrastructurele maatregelen mogelijk zijn, een beperking van de oppervlakte handelsruimte als milderende maatregel onderzocht en beoordeeld diende te worden.

In het MER wordt naast het basisproject een alternatief met een beperking van de oppervlakte handelsruimte onderzocht en beoordeeld. Voor de realisatie van beide alternatieven zijn er evenwel infrastructurele maatregelen nodig waarvan het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) aangeeft dat deze maatregelen bijzonder moeilijk, dan niet onmogelijk zijn. Zo maakt het reliëf (talud) in de Gaverstraat een bijkomende links- of rechtsafslagstrook bijzonder moeilijk. De Guilleminlaan heeft een bochtig tracé waarbij de bocht onmogelijk nog scherper kan gemaakt worden om een linksaf naar de Gaverstraat te creëren. Door de deskundige worden deze maatregelen wel mogelijk geacht. In het MER werd, hoewel er redelijke twijfel is dat er afdoende infrastructurele maatregelen mogelijk zijn, evenwel geen alternatief aangereikt waarbij de draagkracht van de omgeving op het vlak van mobiliteit niet overschreden wordt.

In de richtlijnen was gevraagd om de voorzieningen voor fietsers beter uit te werken op het vlak van veiligheid. In het MER wordt aangegeven dat fietsers in de Gaverstraat, gezien de beperkte wegbreedte, de weg moeten delen met andere voertuigen. De verkeersveiligheid wordt echter niet besproken en beoordeeld. Wel wordt als milderende maatregel voorgesteld om een fietssuggestiestrook voor beide richtingen van de Gaverstraat te voorzien. Het is evenwel niet duidelijk welke impact deze maatregel heeft op de beoordeling van de verkeersveiligheid voor fietsers.

2.2 Toetsing aan artikel 4.3.8 §2, 2°

Er zijn voor dit project-MER geen schriftelijke aanvullende bijzondere richtlijnen opgesteld.

(4)

2.3 Toetsing aan artikel 4.3.8 §2, 3°

In artikel 4.3.7 van het D.A.B.M. worden de onderdelen opgesomd die minstens in het project-MER opgenomen moeten worden.

De dienst Mer is van mening dat het project-MER al deze onderdelen in onvoldoende mate bevat. Volgende tekortkomen worden vastgesteld.

In het project-MER worden 2 inrichtingsalternatieven weerhouden, het “alternatief overstromingsvrij gebouw” (=basisproject) en het “alternatief overstromingszone”. Dit impliceert dat beide alternatieven volwaardig beoordeeld zullen worden in alle disciplines. Dit is evenwel niet gebeurd.

In de discipline water wordt aangegeven dat het “alternatief overstromingsvrij gebouw” niet voldoet aan de stedenbouwkundige verordening hemelwater, waardoor het effect op afstromend oppervlaktewater als zeer significant negatief (-3) beoordeeld wordt. Het is evenwel noodzakelijk om in het project-MER aan te tonen dat dit alternatief voldoet aan deze verordening.

In het PRUP ‘Afbakening kleinstedelijk gebied Geraardsbergen’ staat aangegeven dat er geen reliëfwijzigingen mogen uitgevoerd worden. Indien het voorzien van een veilig vloerpeil niet mogelijk is door middel van een aangepaste bouwwijze (bijvoorbeeld bouwen op palen) kan een reliëfwijziging enkel en alleen worden toegestaan indien uit de aanvraag blijkt dat de ruimte voor water zowel in volume als in oppervlakte gecompenseerd wordt. In het project-MER wordt niet aangetoond dat een aangepaste bouwwijze (bijvoorbeeld bouwen op palen) niet mogelijk is. Als motivatie om niet het volledige project op palen te voorzien wordt aangegeven dat door het voorzien van parkeergelegenheid tussen deze palen een teveel aan parkeerplaatsen zou ontstaan.

Evenwel is nergens de verplichting opgenomen om de ruimte tussen de palen in te richten als parkeergelegenheid, zodat deze motivatie als niet afdoende beoordeeld wordt. Bovendien voldoet – zoals hierboven aangegeven – het basisproject niet aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater, zodat niet blijkt dat de ruimte voor water zowel in volume als in oppervlakte gecompenseerd wordt.

In het project-MER dienen de methodieken die gehanteerd worden voor de effectbeoordeling duidelijk beschreven te zijn. Dit is echter niet gebeurd. In het project-MER worden de gehanteerde kencijfers niet vermeld, er wordt wel verwezen naar de cijfers uit het richtlijnenboek voor de opmaak van MOBER’s. Uit het MER is niet af te leiden of de correcte cijfergegevens gehanteerd werden. Zo wordt bijvoorbeeld gerekend met een autobezetting van 1,5 personen. In het richtlijnenboek is de algemeen gemiddelde wagenbezettingsgraad 1,39.

Indien het een landelijke winkel of landelijk shopping center betreft is deze waarde nog lager.

Een duidelijke motivatie voor deze afwijkende waarde wordt evenmin gegeven.

In het MER zijn een aantal aspecten onvoldoende uitgeklaard. Zo is bijvoorbeeld niet duidelijk of de stelling dat de bodem niet infiltratiegevoelig is, enkel gebaseerd is op de gemodelleerde kaart van de infiltratiegevoeligheid of ook op daadwerkelijke proeven. De kaart is onvoldoende basis

(5)

Afkeuring project-MER Ontwikkeling van een kleinhandelszone op de UNAL-site te Geraardsbergen – project-MER-0757

In het MER is ook niet duidelijk of bij de berekening van de neerslagvolumes met de correcte buien volgens de code van goede praktijk gerekend werd.

Ook de afstemming tussen de projectbeschrijving en de uitwerking in de disciplines en de afstemming tussen de verschillende disciplines onderling is niet altijd gebeurd. Zo wordt er in de projectbeschrijving voor het “alternatief overstromingszone” aangegeven dat er circa 16.300 m² brutovloeroppervlakte handelsruimte voorzien wordt. Bij de discipline mobiliteit wordt voor de berekeningen van het gegenereerde verkeer gerekend met een brutovloeroppervlakte van 17.500 m², met als motivatie dat dit een worst-case benadering is. Het is echter niet duidelijk waarom precies deze oppervlakte gehanteerd wordt en niet deze uit de projectbeschrijving. In de afgeleide discipline lucht wordt dan weer wel rekening gehouden met een oppervlakte van circa 16.300 m² voor de effectbeoordeling, hoewel de beoordeling van deze discipline gebaseerd wordt op de gegevens die aangeleverd worden vanuit de discipline mobiliteit.

Ook het gehanteerde cijfermateriaal in de disciplines lucht en geluid en trillingen o.b.v. de gegevens uit de discipline mens-mobiliteit lijkt niet identiek noch eenduidig. In beide disciplines wordt aangegeven dat de gegevens uit de discipline mens-mobiliteit gehanteerd werden. Het is evenwel niet duidelijk of in beide disciplines dezelfde omrekenfactoren gehanteerd worden en of er nu rekening gehouden wordt met een brutovloeroppervlakte handelsruimte van 16.300 m² of 17.500 m².

Ook in de eindsynthese is er onvoldoende afstemming gebeurd met de effectbeoordeling in de disciplines. Voor de discipline mens-mobiliteit wordt in de eindsynthese aangegeven dat er beperkt negatieve effecten (-1) te verwachten zijn ten gevolge van de verkeersgeneratie. Dit stemt niet overeen met de beoordeling in de discipline zelf, waar zoals hierboven reeds gemotiveerd, de effecten op doorstroming als significant negatief (-3) beoordeeld zouden moeten worden op basis van de voorgestelde beoordelingsschaal.

Tot slot is er ook in de niet-technische samenvatting onvoldoende afstemming gebeurd met het hoofdrapport. Hier wordt bijvoorbeeld aangegeven dat het huidig druktebeeld in de Guilleminlaan bestudeerd is op basis van doorsnedeslangmetingen tussen 07/05 en 21/05/2014.

In het hoofdrapport wordt in de discipline mens-mobiliteit echter aangegeven dat deze in de periode van 12 juni 2014 tot en met 27 juni 2014 werden uitgevoerd.

3. Afkeuring van het project-MER

Op basis van bovenstaande toetsing keurt de dienst Mer het voorliggende project-MER af.

23 oktober 2014,

Digitaal getekenddoor Paul Van Snick Algemeen Directeur

Afdelingshoofd AMNE

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor het goed functioneren van een sproeiinstallatie is het nodig dat b r o n , pomp, leidingen en sproeiers op elkaar zijn afgestemd.. Eventueel kan men wel de prijs van het

Voor leghennen gelden voor het bereiken van maximale productieresultaten (eiproductie en voerconversie) in het leeftijdstraject 20-76 weken voor de eerst limiterende aminozu- ren de

S&I (Sustainability & Internationalisation) gaat haar drie zetels komend jaar onder meer gebruiken om te pleiten voor een betere voorbereiding van internationale

De huisjes waren nog niet opgeleverd, maar we zijn zo vrij-. moedig geweest om de avondmaaltijd op

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij

'Naar de ondernemers toe moet met woord en daad worden duidelijk gemaakt dat de overheid na het realiseren van de brede weersverzekering niet meer over de brug zal komen

The frequent updates help the average drift in the network to remain low, while the smaller active game area keeps the player connectivity high and each node is informed of the vast

10 Collected data before, during and after the intervention, indicates how dance can bring about cultural understanding among people of different racial, traditional and