• No results found

bestemmingsplan Buitengebied 2017 Nota zienswijzen en (ambtshalve) wijzigingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "bestemmingsplan Buitengebied 2017 Nota zienswijzen en (ambtshalve) wijzigingen"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bestemmingsplan Buitengebied 2017

Nota zienswijzen

en (ambtshalve) wijzigingen

Addendum d.d. 23 mei 2017

(2)

1 . I n l e i d i n g

Bij het raadsvoorstel ter vaststelling van het bestemmingsplan buitengebied 2017 is als bijlage 1 de nota zienswijzen opgenomen en als bijlage 2 de nota ambtshalve wijzigingen.

Na de behandeling van de beide nota’s in het College van B&W is geconstateerd dat er enkele omissies zitten in beide nota’s. Deze komen in het voorliggende addendum aan de orde.

Verder heeft er overleg plaatsgevonden met LTO Gelderse Vallei over onderdelen van de nota’s. Op basis daarvan is het gewenst aanvullende voorstellen te doen aan de gemeenteraad (punten 2 en 3).

Tenslotte is bij de bespreking van de nota’s in de raadscommissie op 18 mei 2017 toegezegd dat er op enkele zienswijzen nadere voorstellen aan de gemeenteraad worden voorgelegd. Deze zijn vanaf punt 12 opgenomen.

Dit addendum moet dus in samenhang met de nota zienswijzen en de nota ambtshalve wijzigingen worden gelezen.

2 . N i e t - g r o n d g e b o n d e n n e v e n t a k b i j e e n g r o n d g e b o n d e n v e e h o u d e r i j

Uit overleg met LTO Gelderse Vallei is gebleken dat er een onduidelijkheid zit voor de regeling van de gemengde agrarische bedrijven, die niet zijn aangeduid als ‘niet- grondgebonden veehouderij’. Een ondergeschikte neventak in de niet-grondgebonden veehouderij is nu niet expliciet genoemd in de bestemmingsomschrijvingen van de agrarische bestemmingen. Daarmee lijkt het alsof deze ondergeschikte neventakken niet zijn toegestaan.

In de definitie van een grondgebonden veehouderij wordt evenwel een neventak in de niet- grondgebonden veehouderij niet uitgesloten. Deze definitie gaat luiden:

een agrarisch bedrijf dat gericht is op het ontwikkelen van activiteiten waarbij de productie voor meer dan 50 procent afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond waarover het bedrijf in de omgeving van de bedrijfsgebouwen kan beschikken;

Dat betekent dat een neventak in de niet-grondgebonden veehouderij gewoon is toegestaan, mits het bedrijf maar aan de 50%-eis uit de definitie kan voldoen.

Er kan zich echter een situatie voordoen, waarin het gemengde bedrijf besluit om de grondgebonden tak te beëindigen en alleen verder te gaan met de niet-grondgebonden tak of er bestaat de wens om de niet-grondgebonden tak uit te breiden. Dan kan er strijdigheid met het bestemmingsplan ontstaan, doordat niet meer aan die 50%-eis kan worden voldaan.

Om te voorkomen dat deze strijdige situatie ontstaat, wordt in de bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingen Agrarisch, Agrarisch met waarden – Landschappelijke waarden en Agrarisch met waarden – Landschappelijke- en natuurwaarden het volgende onderdeel onder a. toegevoegd:

3. een bestaande niet-grondgebonden veehouderijtak.

Aanvullend wordt dan een afwijkingsbevoegdheid bij omgevingsvergunning voor het College van B&W opgenomen om de mogelijkheid te bieden om een dergelijke niet-grondgebonden veehouderijtak nog te kunnen uitbreiden binnen het aangegeven bouwvlak als deze de grondgebonden hoofdtak heeft beëindigd.

(3)

3.5.5 Uitbreiden niet-grondgebonden tak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1.a onder 3 en 3.4.2 ten behoeve van het uitbreiden van een bestaande niet-grondgebonden veehouderijtak, mits:

 het woon- en leefklimaat in de omliggende woningen niet onevenredig wordt geschaad;

 artikel 3.4.3. in acht wordt genomen.

(eenzelfde regeling wordt opgenomen in artikel 6 en artikel 7)

Binnen het vastgelegde ammoniakplafond (dat voor elk agrarisch bedrijf geldt) kan een bedrijf in een dergelijke situatie de niet-grondgebonden veehouderijtak dan toch nog uitbreiden.

Doordat 3.4.3 van toepassing blijft, leidt een dergelijke uitbreiding niet tot negatieve effecten in omliggende Natura 2000-gebieden. Deze regeling is daarmee niet in strijd met de Wet natuurbescherming.

Dat er geen sprake mag zijn van een toename van de ammoniakemissie zal in de meeste gevallen ook voorkomen dat er negatieve effecten optreden voor het leefklimaat in omliggende woningen. Een beperking van ammoniak hoeft echter niet te betekenen dat er geen veranderingen kunnen optreden in de geursituatie en ten aanzien van de luchtkwaliteit.

Om die reden is de eerste voorwaarde opgenomen, zodat negatieve effecten op de omliggende woningen kunnen worden voorkomen.

Conclusie: in het vast te stellen bestemmingsplan wordt in de bestemmingsomschrijvingen van de agrarische bestemmingen toegevoegd: 3. een bestaande niet-grondgebonden veehouderijtak. Aanvullend wordt een in de regels van de agrarische bestemmingen een afwijking bij omgevingsvergunning toegevoegd, zoals hierboven aangegeven.

Het bovenstaande wordt toegevoegd in de nota ambtshalve wijzigingen, in paragraaf 3.2 (regels).

3 . U i t b r e i d i n g s m o g e l i j k h e d e n n i e t - g r o n d g e b o n d e n v e e h o u d e r i j e n

LTO Gelderse Vallei heeft aangegeven moeite te hebben met de beperking van de uitbreidingsmogelijkheden voor niet-grondgebonden veehouderijen. Op basis van de zienswijze van de provincie (zie paragraaf 2.6 van de nota zienswijzen) is in eerste instantie namelijk geoordeeld dat de wijzigingsbevoegdheid voor de vergroting van de bouwvlakken van niet-grondgebonden veehouderijen beperkt moesten blijven tot 1 ha. Voor het toestaan van het vergroten van bouwvlakken tot meer dan 1 ha geldt inmiddels het Gelderse Plussenbeleid. In de bestemmingsplannen van de buurgemeenten Barneveld en Putten hebben deze bedrijven echter wel de mogelijkheid om tot 1,5 ha te vergroten zonder toepassing van het Plussenbeleid. Deze geldende mogelijkheden blijven immers bestaan.

Pas indien die gemeenten hun bestemmingsplannen daarop weer gaan aanpassen, komt het Plussenbeleid in beeld. De gemeenten moeten dit uiterlijk op 1 januari 2027 hebben geregeld.

Voor het implementeren van het Plussenbeleid dienen de gemeente de intenties van het provinciale plussenbeleid uit te werken in gemeentelijke beleidsregels. Op het niveau van Food Valley wordt gewerkt aan de Menukaarten. Onderdeel van de menukaarten vormen de spelregels voor het plussenbeleid. Naar verwachting kunnen hiervoor in het najaar van 2017 stappen worden gezet. Als de Nijkerkse beleidsregels voor het plussenbeleid vervolgens gereed zijn, is het de bedoeling om deze door middel van een veegbestemmingsplan toe te voegen aan het bestemmingsplan buitengebied.

(4)

LTO Gelderse Vallei heeft daarom het voorstel gedaan om voor uitbreiding van bouwvlakken van niet-grondgebonden veehouderijen tot 1,5 ha. als tussenoplossing een ‘plussenbeleid- light’ toe te passen. Dit blijft dan van toepassing totdat het plussenbeleid is uitgewerkt in een gemeentelijke beleidsregel. Hiermee worden enerzijds mogelijkheden opgenomen, die vergelijkbaar zijn met de buurgemeenten. En anderzijds wordt recht gedaan aan het Plussenbeleid.

Dit is besproken met raadsleden op de bijeenkomst van LTO op 19 april jl. Vervolgens heeft nader overleg met LTO plaatsgevonden op 11 mei jl. Op basis daarvan wordt het volgende voorgesteld:

Er wordt een wijzigingsbevoegdheid toegevoegd aan de agrarische bestemmingen om de agrarische bouwvlakken van niet-grondgebonden veehouderijen te kunnen vergroten tot maximaal 1,5 ha., onder vergelijkbare voorwaarden dan al opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid voor het verschuiven en vergroten van bouwvlakken, maar met toevoeging van het volgende:

 het bedrijf neemt extra maatregelen ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving op minimaal één van de onderstaande gebieden:

o dierwelzijn,

o landschappelijke inpassing, of o milieu.

Hiermee wordt invulling gegeven aan het plussenbeleid, waarbij vooralsnog paragraaf 3.9.10 van de provinciale Omgevingsvisie als kader wordt gehanteerd totdat er gemeentelijke beleidsregels zijn vastgesteld. Hiermee kan in voorkomende situaties waarin een uitbreiding van het bouwvlak van een niet-grondgebonden veehouderij gewenst en noodzakelijk is maatwerk worden geleverd.

Zodra de gemeentelijke beleidsregels voor het Plussenbeleid gereed zijn, kan deze regeling worden aangepast, door de voorwaarden te koppelen aan de beleidsregels.

Met de voorgestelde oplossing worden in de tussentijd maatwerkoplossingen mogelijk in lijn met het Plussenbeleid.

De redactie van de hele wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in bijlage 1.

Eén en ander heeft doorwerking in de beantwoording van de zienswijzen van de provincie (2.6) en de Gelderse Milieufederatie (2.2).

4 . D o m s t r a a t 2 0 a , N i j k e r k e r v e e n

Per brief van 13 mei 2016 (kenmerk 564107) is aan de eigenaar van de woning Domstraat 20a, te Nijkerkerveen toegezegd dat een bestemmingswijziging zou worden meegenomen bij de vaststelling van het bestemmingsplan buitengebied.

Per abuis is dit niet opgenomen in de nota ambtshalve wijzigingen. Door middel van dit addendum wordt dat rechtgezet.

In de brief is medewerking van het college van B&W toegezegd aan de wijziging van de bestemming van de bedrijfswoning naar een woonbestemming (betreft het perceel zoals in onderstaande afbeelding aangegeven). Het achterliggende hoveniersbedrijf behoudt de bestemming Bedrijf-Landelijk. In de planregels wordt in de tabel van artikel 8.1 het aantal toegestane bedrijfswoningen aangepast in ‘0’.

De woning wordt bewoond door de voormalige eigenaar van het hoveniersbedrijf. Er is echter inmiddels geen sprake meer van een binding met het bedrijf. Gelet op de

(5)

omgevingssituatie heeft het college van B&W in de brief gemotiveerd dat een dergelijke bestemmingswijziging in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar is.

5 . Z i e n s w i j z e N i j k e r k e r s t r a a t 4 3 a t e H o e v e l a k e n ( 2 . 6 3 )

De betreffende reclamant heeft gereageerd op de toegestuurde nota zienswijzen. Op twee onderdelen wenst reclamant een aanvulling:

 de nadere omschrijving van de bestemming wijzigen van ‘restaurant’ in ‘café-restaurant’;

 het bestemmingsvlak voor het horecabedrijf aan de zuidzijde vergroten, zodat het bestaande terras binnen de bestemming komt te liggen (zie afbeeldingen hieronder).

Gelet op de omgevingssituatie ontmoet het geen bezwaar om aan deze twee verzoeken tegemoet te komen.

(6)

6 . B e s t e m m i n g s p l a n B a r n e v e l d s e w e g 1 7 6 - K a m e r s t e e g

In de nota ambtshalve wijzigingen is onder de punten 3.1.e en 3.1.q vermeld dat er voor twee locaties een postzegelbestemmingsplan in voorbereiding was, te weten het Barneveldseweg 176 - Kamersteeg (NL.IMRO.0267.BP0114). In de nota is voorgesteld om het plangebied van dit bestemmingsplan buiten het bestemmingsplan buitengebied 2017 te laten.

Dit bestemmingsplan is evenwel op 30 maart jl. door de gemeenteraad vastgesteld. Doordat er geen zienswijzen zijn ingediend en het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld zal het bestemmingsplan onherroepelijk zijn ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan buitengebied 2017. Teneinde zoveel mogelijk afzonderlijke bestemmingsplannen te voorkomen, wordt alsnog voorgesteld om dit bestemmingsplan één op één over te nemen in het bestemmingsplan buitengebied 2017.

7 . A k k e r w e g 2 2 , N i j k e r k

Hier is geconstateerd dat een bedrijfsloods buiten het bouwvlak ligt. Voor deze loods is vergunning verleend in oktober 2005 met een binnenplanse afwijking. De loods is daarom ten onrechte niet binnen het bouwvlak gelegd.

Dit wordt alsnog gecorrigeerd door het bouwvlak aan te passen en rondom de loods te leggen.

Dit wordt alsnog verwerkt in de nota ambtshalve wijzigingen.

8 . L a a k w e g 1 0 a , N i j k e r k e r v e e n ( z i e n s w i j z e 2 . 5 0 )

De beoordeling van deze zienswijze wordt aangepast en aangevuld. Hierbij wordt het standpunt van de rechtbank verduidelijkt: De rechtbank heeft namelijk geoordeeld dat alleen een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het bedrijfsgebouw ten behoeve van de vestiging van de groothandel. Voorts oordeelde de rechtbank dat de vergunning voor de bedrijfswoning terecht is geweigerd, omdat de noodzaak niet is aangetoond. De conclusie blijft dat er geen extra bedrijfswoning wordt toegestaan. In lijn met het gemeentelijk beleid wordt terughoudend omgegaan met de realisatie van extra bedrijfswoningen in het buitengebied.

De uitspraak van de rechtbank leidt er ook toe dat de nadere bestemmingsomschrijving wordt gewijzigd overeenkomstig het geldende bestemmingsplan: ’groothandel in eieren’ met daarnaast op de verbeelding en in de regels een functie-aanduiding ‘groothandel in horecaproducten’ ter plaatse van de verleende vergunning voor het bedrijfsgebouw ten behoeve van een groothandel in horecaproducten.

(7)

Gelet op deze uitspraak wordt de totale toegestane oppervlakte verhoogd naar 910 m2 waarbij aangegeven wordt dat 255 m2 is toegestaan voor de groothandel in horecaproducten en 655 m2 is toegestaan voor de groothandel in eieren.

Het bovenstaande wordt in de nota zienswijzen verwerkt.

9 . S l i c h t e n h o r s t e r w e g 6 9 , N i j k e r k

Het bouwvlak wordt enigszins in vorm aangepast. Vanwege de gewenste verplaatsing van een schuur dient het bouwvlak aan de noordoostzijde iets vergroot te worden. Aan de noordzijde wordt het bouwvlak met eenzelfde oppervlakte verkleind.

Dit punt is toegevoegd in de nota ambtshalve wijzigingen.

1 0 . B u l d e r w e g 1 0 , N i j k e r k ( z i e n s w i j z e 2 . 2 6 )

Voor de beoordeling van deze zienswijze heeft een heroverweging plaatsgevonden. Bij nader inzien wordt tegemoet gekomen aan de zienswijze onder a. in het licht van de gerechtelijke uitspraken. De aanduiding ‘opslag’ voor Bulderweg 10 is planologisch een nieuwe situatie en wordt dus alsnog geschrapt uit het bestemmingsplan. Het positief bestemmen van opslag dient afzonderlijk te worden afgewogen en zo nodig dient hiervoor een afzonderlijke ruimtelijke procedure te worden gevolgd.

Bovenstaande wordt verwerkt in de nota zienswijzen.

1 1 . R e d a c t i o n e l e c o r r e c t i e s

Regels: bijgebouwen en overkappingen

In de regelingen voor het vergroten van de oppervlakte aan bijgebouwen tot 150 m² staat een fout. Hier staat dat de maximale oppervlakte aan bijgebouwen max. 150 m² mag bedragen. Dit moet zijn: de maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag max. 150 m² bedragen. Dit wordt gecorrigeerd in artikel 8.3.9 en 9.3.9, 12.3.8, 14.3.8, 15.3.8., 17.3.7., 18.3.7., 22.3.4., 22.6.1, 35.6., 35.8., 35.9., en 35.10.

Het bovenstaande wordt in de nota ambtshalve wijzigingen verwerkt.

Conclusie 2.14 nota zienswijzen

In de conclusie van deze zienswijze is bij het onderdeel regels aangegeven dat de hoogtebepaling zou worden verwerkt in de planregels. Uit de tekst van de beoordeling van de zienswijze blijkt evenwel dat er niet tegemoet gekomen wordt aan de zienswijze voor wat betreft de hoogte. Bij de conclusie onder regels had dus moeten staan ‘Geen aanpassing’.

Dit wordt gecorrigeerd.

(8)

Conclusie 2.27 nota zienswijzen

De conclusie van deze zienswijze is onduidelijk geformuleerd. De conclusie wordt als volgt aangepast:

“De zienswijze is ongegrond en geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.”

Conclusie 2.40 nota zienswijzen

In de conclusie van deze zienswijze staat dat er geen aanleiding is om het plan aan te passen, terwijl bij de beoordeling onder a. staat aangegeven dat de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – niet-grondgebonden veehouderij’ wordt opgenomen.

De conclusie wordt aangepast aan de beoordeling van de zienswijze.

Ook op andere plekken is geconstateerd dat er ondergeschikte tekstuele foutjes zaten in de nota zienswijzen. Deze zijn aangepast.

(9)

PUNTEN NAV DE BEHANDELING IN DE COMMISSIE RUIMTE

1 2 . N a t u u r o n t w i k k e l i n g ( r e a c t i e o p z i e n s w i j z e 2 . 5 o n d e r a )

In het stelsel van aanlegvergunningen is natuurontwikkeling als uitzondering van de vergunningenplicht opgenomen werken of werkzaamheden ten behoeve van natuurontwikkeling’ (art. 36.3, onder c).

Uit de bespreking in de raadscommissie is gebleken dat er zorg bestaat dat er hiermee ook vormen van natuurontwikkeling toegestaan moeten worden, die strijdig zijn met de landschappelijke kwaliteiten. Dit geldt met name voor de polder Arkemheen.

In de eerste plaats wordt opgemerkt dat het gaat om vormen van natuurontwikkeling binnen de agrarische hoofdbestemming. Daarin zijn ook de specifieke kwaliteiten per landschapstype vastgelegd (“instandhouding van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, en ecologische waarden, waaronder hier in ieder geval zijn begrepen de landschaps- en natuurwaarden welke zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen welke zijn opgenomen in artikel 33 lid 33.1”). Bij de toetsing of natuurontwikkeling vergunningvrij is, wordt ook getoetst of de activiteit past binnen deze kwaliteiten per landschappelijk deelgebied. Zo niet, dan is er sprake van strijdigheid met de bestemmingsomschrijving en kan handhavend worden opgetreden.

Om niettemin tegemoet te komen aan de zorg voor met name de polder Arkemheen wordt artikel 36.3, onder c, als volgt aangepast:

“werken of werkzaamheden ten behoeve van natuurontwikkeling, waarbij de natuurontwikkeling op de gronden met de aanduiding ‘overige zone – natura 2000 gebied’

moet passen binnen het vastgestelde beheerplan Natura 2000 Arkemheen”.

Tegelijkertijd is geconstateerd dat in art. 36.3 onder f. een tekstuele fout staat: verzuimd is om ‘werken of werkzaamheden’ in te voegen. Dat wordt gecorrigeerd. Sub f. komt dan als volgt te luiden:

“werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd op grond van een vastgesteld beheerplan Natura 2000 Arkemheen.”

Tevens wordt de beoordeling van de zienswijze van Stichting Natuur- en Milieuzorg Noord- West-Veluwe (2.5), onder punt a. aangepast.

1 3 . B l o e m e n d a a l s e w e g 9 , V a n d e n H o e k ( r e a c t i e o p z i e n s w i j z e 2 . 2 0 )

In de raadscommissie is gevraagd om deze situatie te heroverwegen. Het perceel Bloemendaalseweg 9 heeft ingevolge het bestemmingsplan Buitengebied 2009 een woonbestemming met de aanduiding agrarische nevenactiviteiten. Deze bestemming is in het ontwerpbestemmingsplan buitengebied 2016 overgenomen.

Volgens reclamant is er destijds in 2009 al een fout gemaakt en was er ook toen al sprake van een agrarisch bedrijf. Door de overname van het bedrijf is dit destijds ‘tussen de wal en het schip geraakt’.

Voor het college van B&W is de vraag of er sprake is van hobbymatige of reële agrarische bedrijfsactiviteiten. Bij een omvang van het bedrijf overeenkomstig de melding op grond van het activiteitenbesluit en de vergunning overeenkomstig de Wet natuurbescherming (voorheen Natuurbeschermingswet) bestaat er twijfel of er sprake kan zijn van een realistisch agrarisch bedrijf. De verwachting is dat de vergunde veebezetting redelijkerwijs past bij de bestemming Wonen met agrarische nevenactiviteiten. Daarom is het voorstel om het bestemmingsplan op dit onderdeel ongewijzigd te laten.

(10)

In overleg met reclamant zal bekeken worden of er plannen zijn voor uitbreiding van het bedrijf, die een agrarisch bouwvlak zouden rechtvaardigen. Mocht dat het geval zijn, dan kan dit wordt meegenomen in een eerstvolgende veegherziening van het bestemmingsplan.

De beantwoording van de betreffenden zienswijze wordt met het bovenstaande aangevuld.

1 4 . K e i e n w e g 1 9 , R i d d e r ( r e a c t i e o p z i e n s w i j z e 2 . 4 5 )

In de raadscommissie is gevraagd om deze situatie te heroverwegen. Gelet op het feit dat het gebouw al vele tientallen jaren in gebruik is als recreatiewoning, dit gebruik bekend is bij de gemeente en er in al die jaren nooit handhavend is opgetreden, ligt het bij nader inzien in de rede om het gebouw conform het huidige gebruik als recreatiewoning te bestemmen. Het gebouw krijgt de bestemming Recreatie. Het adres Keienweg 19 wordt in de tabel van artikel 17.1 toegevoegd met een nadere bestemmingsomschrijving als recreatiewoning. Daarbij wordt geregeld dat het gebouw alleen in de bestaande omvang is toegestaan.

De raad geeft met een motie nog aan aan welke voorwaarden illegale situaties moeten voldoen om op deze manier gelegaliseerd te worden.

1 5 . K e i e n w e g 2 3 a , V a n D a s s e l a a r ( r e a c t i e o p z i e n s w i j z e 2 . 4 6 )

Voor de beoordeling van deze zienswijze heeft een heroverweging plaatsgevonden. Ter plaatse was een rundveehouderij aanwezig. Deze is beëindigd. In dat licht was het geldende agrarische bouwvlak omgezet in een woonbestemming.

Gebleken is dat hier alle lange tijd discussie bestaat met de betreffende familie over de meest passende bestemming voor de afgesplitste bedrijfswoning en het gedeelte waar de wens is om een doorstart als paardenhouderij te maken.

In dat licht wordt het bestemmingsplan weer in overeenstemming gebracht met het geldende bestemmingsplan (zie kaartje hieronder): de woonbestemming wordt weer omgezet in een agrarisch bouwvlak, waarbij twee bedrijfswoning zijn toegestaan. In de eerstvolgende veegherziening van het bestemmingsplan zal een passende planologische oplossing moeten worden gezocht.

Indien de bedrijfsvoering hoofdzakelijk de pensionpaarden betreft, dan dient een aanduiding

‘paardenhouderij’ te worden opgenomen. In het bestemmingsplan is daarvoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (artikel 6.6.3). Desgewenst kan reclamant te zijner tijd hiertoe een aanvraag bij de gemeente indienen.

1 6 . M i d d e l a a r s e w e g 9 , D e L a n g e ( r e a c t i e o p z i e n s w i j z e 2 . 5 4 )

In de raadscommissie is gevraagd of de situatie wel vergund zou kunnen worden indien er voldoende sloopmeters zouden worden ingezet.

(11)

Op basis van artikel 9.3.9 kan de toegestane oppervlakte bijgebouwen worden vergroot tot 150 m² onder nadere voorwaarden, met name in de vorm de inzet van sloopmeters. In de huidige situatie bedraagt de oppervlakte aan bijgebouwen al 105 m². De oppervlakte van het illegale deel van de schuur binnen de bestemming Bos bedraagt 69,5 m².

Er kan derhalve geen gebruik worden gemaakt van de regeling in artikel 9.3.9. Het te slopen gedeelte van het gebouw kan aan de hand van deze regeling dus niet alsnog vergund worden.

De beoordeling van de zienswijze wijzigt dus niet.

1 7 . C u m e l a b e d r i j v e n

In de raadscommissie is geconstateerd dat de mogelijkheden voor buitenopslag bij Cumela bedrijven (loonwerk- en grondverzetbedrijven) per bedrijf verschillend zijn.

Het college van B&W is van mening dat terughoudend moet worden omgegaan met het toestaan van buitenopslag bij deze bedrijven, gelet op de landschappelijke consequenties.

Op grond van artikel 8.4.1 van de planregels is buitenopslag toegestaan indien deze op een legale wijze tot stand is gekomen dan wel de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag', met dien verstande dat de hoogte van buitenopslag niet meer mag bedragen dan 3 m.

De verschillen voor buitenopslag per bedrijf hebben dus te maken met het uitgevoerde onderzoek in hoeverre buitenopslag bij dat specifieke bedrijf in het verleden is toegestaan.

Hierbij is zowel naar de planologische kant gekeken als naar de milieuvergunning.

Wij zien geen aanleiding om daar nu anders mee om te gaan.

Zoals in de nota zienswijzen al is opgenomen, is het college van B&W bereid om desgewenst maatwerk te leveren voor het alsnog toestaan van buitenopslag danwel het toestaan van een grotere hoogte dan 3 m. voor buitenopslag. Dit vergt evenwel een nadere afweging per geval.

(12)

VRAAGPUNT NAV DE BEHANDELING IN DE COMMISSIE RUIMTE

1 8 . V e e g p l a n n e n

In de commissie ruimte is gevraagd naar de planning van de veegplannen. De planning is begin 2018 het eerste veegplan voor het Bestemmingsplan Buitengebied als ontwerp in procedure te brengen. Het streven is in het eerste veegplan onder andere het nieuwe regionale beleid voor Functieverandering, het beleid uit het project Menukaart Regio Food Valley en het provinciale Plussenbeleid mee te nemen. Het is immers wenselijk ondernemers in ons buitengebied snel duidelijkheid en zekerheid te geven welke nieuwe ontwikkelings- ruimte er is.

De drie afzonderlijke projecten vergen echter nog de nodige onderlinge afstemming en ook afstemming met de overige regiogemeenten. Het college wil graag in overleg blijven met LTO over het nieuwe beleid. Dit is ook gevraagd door de commissie ruimte. Het in goed overleg vertalen van de drie projecten vergt de nodige tijd en onderzoek om uiteindelijke een goede afweging in belangen te kunnen maken. Het is om deze reden niet op voorhand met zekerheid te zeggen of het beleid al met de procedure voor het eerste veegplan meeloopt. In het najaar moet daarover voldoende duidelijkheid zijn.

(13)

Bijlage 1:

W i j z i g i n g s b e v o e g d h e i d v e r g r o t i n g b o u w v l a k k e n n i e t - g r o n d g e b o n d e n v e e h o u d e r i j e n

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bouwvlak van een niet-grondgebonden veehouderij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden veehouderij' te vergroten tot maximaal 1,5 ha., zulks volgens de volgende regels:

 de noodzaak van de vergroting wordt aangetoond,

 de inpassing van de vergroting van het bouwvlak vindt op een zorgvuldige wijze plaats aan de hand van een deugdelijk inrichtings- en beheersplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende natuurwaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk dient te worden voorkomen;

 in geval een bouwvlak van een niet-grondgebonden veehouderij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - niet grondgebonden veehouderij', is gelegen op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone – extensiverings- gebied', mag de oppervlakte van het bouwvlak door het te wijzigen worden vergroot, mits:

o de extra bebouwing noodzakelijk is om voor de aanwezige dieren te kunnen voldoen aan de welzijnseisen; of

o het agrarisch bedrijf een omvang heeft van 70 NGE waarvan minimaal 40 NGE voortkomend uit de niet-grondgebonden veehouderij en het bedrijf op het moment van vaststelling van de reconstructieplannen door Provinciale Staten van Gelderland (Gelderse Vallei op 1 maart 2005) reeds deze minimale bedrijfsgrootte van 70 NGE waarvan minimaal 40 NGE voortkomend uit de niet-grondgebonden veehouderijtak bezat;

 de landschap- en natuurwaarden als bedoeld in artikel 33 lid 33.1, mogen door het wijzigen niet onevenredig worden aangetast;

 de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;

 er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de milieusituatie.

 het bedrijf neemt extra maatregelen ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving op minimaal één van de onderstaande gebieden:

o dierwelzijn,

o landschappelijke inpassing, of o milieu.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - De Mient zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan

Echter, een dergelijke vergunning kan worden verleend indien de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan

Overigens wordt, zoals in het antwoord op zienswijze 1 van deze indiener aangegeven, aan het bestemmingsplan toegevoegd dat maximaal 400 graven per hectare worden toegestaan.. Zoals

De zienswijze richt zich tegen het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied Oss 2017. Dit bestemmingsplan heeft echter nog niet als ontwerp ter inzage gelegen. De zienswijze ontvingen

verdieping mag worden gewoond. In het huidige bestemmingsplan is het tevens mogelijk om enkele tientallen meters achter de kerk een woongebouw van 28 meter te realiseren dat

uitgevoerd waar de conclusie uit kon worden getrokken dat geen enkele verhoging meer kan worden toegestaan. De indiener stelt dat er wel degelijk een verslechtering van het woon-

Bezwaar wordt gemaakt tegen de bestemming Gemengd – 2 van de gronden aan de noordkant van de Venneperweg tussen Rustoordstraat en Akkerstraat, die mede horeca inhoudt en daardoor

1.54 Indiener geeft aan dat het gestelde “omdat het bedrijf tot dusver geen emissiebeperkende maatregelen heeft getroffen, ligt het voor de hand dat in dat geval