• No results found

Vrije Universiteit Brussel. Energie in de Denderstad De Raedt, Pieter. Published in: Erfgoed van Industrie en Techniek. Publication date: 2015

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Vrije Universiteit Brussel. Energie in de Denderstad De Raedt, Pieter. Published in: Erfgoed van Industrie en Techniek. Publication date: 2015"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vrije Universiteit Brussel

Energie in de Denderstad De Raedt, Pieter

Published in:

Erfgoed van Industrie en Techniek

Publication date:

2015

License:

Unspecified

Document Version:

Submitted manuscript Link to publication

Citation for published version (APA):

De Raedt, P. (2015). Energie in de Denderstad: industriële productie van elektriciteit en stoom te Aalst. Erfgoed van Industrie en Techniek, 24(3), 4-11.

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.

• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research.

• You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Download date: 07. Apr. 2022

(2)

Energie in de Denderstad : industriële productie van elektriciteit en stoom te Aalst

Aalst is met ongeveer 85.000 inwoners de tweede grootste stad van de Belgische provincie Oost- Vlaanderen. Mede dankzij de gunstige ligging aan de Dender is Aalst steeds een zeer nijvere

industriestad geweest, en hierdoor ook een bron voor sociaal engagement1. Doch de laatste decennia is de stad zoals zo veel vergelijkbare steden in transformatie: traditionele industrietakken verlaten het centrum en de vrijgekomen ruimte wordt ingenomen door bewoning. Sinds ongeveer een jaar maakt ook de site van energieleverancier Electrabel het voorwerp uit van reconversieplannen. Hoog tijd voor een terugblik.

Intercom

We beginnen ons verhaal in 1901. In dat jaar wordt Intercom opgericht, één van de voorlopers van Electrabel. Léon Gérard2, ingenieur bij de Compagnie de Traction Electrique sur les Voies Navigables (CGTEVN), is hiervoor de voornaamste initiatiefnemer. De CGTEVN heeft omstreeks de eeuwwisseling twee centrales in aanbouw langs het kanaal van Brussel naar Charleroi (te Oisquercq - waar al voorlopige installaties dienst doen - en te Roux) met het oog op het leveren van diensten voor het voorttrekken van boten met elektrische tractoren. Maar de CGTEVN heeft het moeilijk. Gérard benadert de Société Générale Belge d’Entreprises Electriques (SGBEE), die deel uitmaakt van een kapitaalkrachtige groep met veel ruggensteun van onder meer de Bank van Brussel en van het Duitse Union Elektrizitätsgesellschaft.

De SGBEE had net de Italiaanse ingenieur Carlo Cicogna3 naar België gehaald voor de uitbouw van regionale elektriciteitscentrales. De SGBEE blijkt vooral geïnteresseerd in de centrale van Roux, en er wordt beslist om deze onder te brengen in een nieuw op te richten bedrijf, Intercom. De CGTEVN en de SGBEE nemen hierin elk een aandeel van 17%. Intercom kent onder leiding van Cicogna een vrij trage maar gestage groei, met uitbouw van centrales te Pâturages, Mechelen, Verviers en Zwevegem. Na de eerste wereldoorlog zal Intercom zelf de uitbating van de vijf centrales overnemen : de dochterbedrijven zullen zich voortaan beperken tot de distributieactiviteiten. Op 8 april 1920 wordt het kapitaal van Intercom verhoogd met 10 miljoen BEF, via 20.000 aandelen van 500 BEF. Eén achtste van deze aandelen wordt onderschreven door Aalsterse industriëlen4. De reden hiervan wordt al snel duidelijk: Intercom begint in 1921 met de bouw van een nieuwe centrale te Aalst5.

1 Getuigen hiervan zijn het leven en de nalatenschap van de bekendste inwoners van de Denderstad: priester Adolf Daens (1839-1907) en schrijver Louis Paul Boon (1912-1979)

2 Léon Gérard (8/11/1855 - 14/7/1927) was eerder al betrokken bij de installatie van vroege verlichtingsinstallaties te Brussel, onder meer voor de Muntschouwburg.

3 Carlo Cicogna (27/5/1867 - 14/6/1928) was lid van een oud adellijk geslacht waarin we bijvoorbeeld ook Guiseppe

“Bino” Cicogna (29/11/1935 - 17/12/1971) terugvinden, de producer van de legendarische filmklassieker “Once Upon a Time in the West”.

4 Zie : Geschiedenis en herinneringen van Intercom 1901-1990, Albert de Brouwer, 1997.

5 Zie : Société Intercommunale Belge d’Electricité 1901-1951, Intercom, 1951. Quasi gelijktijdig wordt ook de bouw aangevat van nieuwe centrales te Bressoux en te Monceau.

(3)

Van stroom naar stoom

De centrale van Aalst, een klassieke kolencentrale, dient om de elektriciteitsbehoeften van de regio te verzekeren, in het bijzonder die van de bloeiende textiel- en voedingsnijverheden. Het vermogen van de centrale ontwikkelt zich stapsgewijs van 7 MW in 19236 tot 40 MW in 1929. Verdere uitbreiding wordt moeilijk door het geringe koelvermogen van de gekanaliseerde Dender. De centrale wordt vanaf het begin gekoppeld met andere centrales (Mechelen, Twee-Akren, Zwevegem). De hoogspanningslijnen die hiervoor worden aangelegd zijn overigens bij de eerste van hun soort in België7. In het begin van de jaren dertig wordt de hypermoderne Interescaut centrale te Schelle in dienst genomen en vervolgens

stelselmatig uitgebreid. De centrale van Aalst wordt hierdoor teruggedrongen in de rol van piekcentrale, waarbij ze enkel nog gestart wordt om pieken in het elektriciteitsverbruik op te vangen (overdag tijdens de werkuren en ’s avonds). De centrale zoekt nieuwe afzetmogelijkheden en levert vanaf 1938 naast elektriciteit ook stoom aan twee klanten, waaronder de nabij gelegen brouwerij Zeeberg.

Overigens is dit niet het eerste of enige experiment inzake stoomlevering door de firma Intercom. In 1936 werd een krachtige stoomcentrale in dienst genomen te Verviers voor levering aan voornamelijk textielfabrikanten, en in 1946 begon de centrale te Zwevegem met stoomlevering aan textielfabriek La Flandre (levering aan de firma Bekaert volgde in 1948).

Warmtekrachtkoppeling

In het begin van de jaren vijftig lijkt de rol van Aalst in de elektriciteitsproductie definitief uitgespeeld te zijn. Intercom, nog steeds eigenaar van de centrale, kiest echter voor een gewaagde herbestemming en investeert in een hypermoderne warmtekrachtkoppeling-installatie voor het gelijktijdig produceren van elektriciteit en stoom8. Bij de lokale textiel- en voedingsbedrijven is er veel behoefte aan stoom, en hun eigen stookinstallaties zijn veelal sterk verouderd. Intercom gaat in samenspraak met de lokale industrie en met de lokale overheden over tot de uitbouw van een stoomnet op 15 bar en 240°C dat de centrale verbindt met grote delen van de stad. Het stoomnet wordt zo ontworpen dat het kan gevoed worden met de oude stoomketels van de centrale. De idee hierachter is om deze methode achter de hand te houden als back-up. De stoom moet in normale omstandigheden namelijk door de nieuwe

warmtekrachtkoppeling-installatie geleverd worden. Deze bevat een ketel die efficiënter dan voordien stoom kan produceren, bij een zeer hoge druk en dito temperatuur. Deze stoom wordt door een nieuwe zogeheten tegendrukstoomturbine geleid en vervolgens in het stoomnet geïnjecteerd. Bij lage

stoomvraag kan het teveel aan stoom naar de oude stoomturbines omgeleid worden : twee oude turbines worden hiervoor licht aangepast. En bij een hoge vraag kunnen de oude stoomketels

ingeschakeld worden ter ondersteuning. Doordat de nieuwe stoomturbine geen condensatieturbine is

6 Datum van indienstneming : 28/4/1923.

7 De lijn naar Mechelen werd in 1923 in dienst genomen en had een spanning van 15kV (omstreeks 1929 verhoogd tot 70kV), een primeur voor België - al werd dit record nog in hetzelfde jaar verbroken door de 50 kV lijn Monceau- Pâturages. De 15 kV lijn naar Zwevegem via Twee-Akren werd in 1925 in dienst genomen ; een rechtstreekse 50 kV lijn (later eveneens omgebouwd naar 70 kV) volgde in 1926. Zie : L’Electricité en Belgique, Léon Michel, 1937.

8 Het gelijktijdig produceren van elektriciteit en stoom is energiezuiniger dan het afzonderlijk produceren ervan, maar vereist de nabijheid van één of meerdere stoomklanten die over de duur van de afschrijving een zekere stoomvraag kunnen garanderen

(4)

maar een tegendrukturbine leidt de nieuwe installatie bovendien niet tot een bijkomende thermische belasting voor de Dender. Het systeem zit vernuftig in elkaar.

De nieuwe installatie “11/7” (het gaat om de elfde ketel en de zevende turbine) wordt op 7 april 1955 in bedrijf genomen. Het stoomnet, dat uitgebaat en gecommercialiseerd wordt onder de naam Interstoom, wordt stelselmatig uitgebreid en heeft op zijn hoogtepunt een totale lengte van bijna vijftig kilometer9. Edoch, niet alles loopt steeds van een leien dakje. Interstoom krijgt vanaf het begin te maken met het probleem van de stelselmatige teloorgang van de Aalsterse textielindustrie, en moet telkens op zoek naar nieuwe afzetmogelijkheden om de installatie te kunnen laten renderen. Interstoom vindt die uiteindelijk in openbare en particuliere gebruikers, al zal het aandeel van deze gebruikers in de totale stoomafname nooit meer bedragen dan zo’n twintig percent10. De bedrijfsomstandigheden blijven moeilijk tot aan de petroleumcrisis, waarin de nog steeds zeer energie-efficiënte installatie haar nut bewijst. Er worden zelfs zes bijkomende stoomketels (ketels 12 t.e.m. 17) geplaatst, voor levering aan het stoomnet. Deze komen goed van pas wanneer in 1984 de hogedrukketel getroffen wordt door een explosie en heel het hoog rendementgedeelte uit dienst genomen moet worden.

Laatste investeringen en einde

Intercom wordt na dit incident opnieuw voor een keuze gesteld. Er wordt beslist om 3,2 miljard Belgische frank te investeren in een nieuwe warmtekrachtkoppeling-installatie. In het ontwerp van Tractebel Engineering worden ditmaal geen oudere elementen opgenomen: de nieuwe installatie staat volledig op zichzelf. Ze bevat onder meer een hogedrukketel en een samengestelde turbine, bestaande uit een tegendrukgedeelte op hoge druk en een condensatiegedeelte op lage druk. Tussen beide

gedeelten in is er een aftap van stoom voorzien, ten behoeve van de leveringen aan het stoomnet. Beide turbinegedeelten staan op dezelfde as gemonteerd en drijven via een reductiekast dezelfde generator aan. De bouw wordt symbolisch aangevat op 6 oktober 1988, in het bijzijn van mevrouw Miet Smet, staatssecretaris voor leefmilieu en maatschappelijke emancipatie.

De nieuwe installatie “18/8” (achttiende ketel en achtste turbine) zal op 9 juli 1990 voor het eerst stoom leveren, één dag voordat Intercom samen met Ebes en Unerg opgaat in de nieuwe fusiegroep Electrabel.

De eerste geslaagde koppeling op het 70 kV net vindt echter pas later plaats, op 28 oktober 1990, dus onder de nieuwe vlag. De omstandigheden zijn helaas opnieuw moeilijk. Door onder meer een sterk verminderde afname bij haar voornaamste klant, zetmeelfabrikant Tate & Lyle (voordien bekend als Amylum en tegenwoordig als Syral), zou de eenheid 18/8 vanaf 1997 voor meer dan negen maanden per jaar moeten stilgelegd worden aangezien de stoomvraag dan lager is dan de laagst mogelijke productie door de centrale. Op 1 juli 1997 wordt beslist om de centrale uit dienst te nemen en de onderdelen ervan te conserveren voor verkoop11. Dit betekent het definitieve einde van de elektriciteitsproductie op

9 Zie Tabel 1. Bron : Nieuwe Tegendruk Centrale Intercom Aalst, Koen De Meyer & Johann Moens, onuitgegeven eindverhandeling tot het verkrijgen van de graad van Industrieel Ingenieur, Katholieke Industriële Hogeschool Oost- Vlaanderen, Academiejaar 1989 – 1990.

10 In 1990 staan 35 industriële klanten in voor 87% van het jaardebiet en 1060 residentiële klanten voor 13% van het jaardebiet. Bron : Willy Vanderelst, Electrabel. In 1973 is de verhouding nog 80% (43 klanten) versus 20% (419 klanten). De cijfers wijzen overigens op een sterke groei van de jaarlijkse stoomafname per industriële klant.

11 Uiteindelijk werd pas in 2004 een koper gevonden, waarna de definitieve ontmanteling en sanering volgde.

(5)

de voormalige site van Intercom te Aalst. Toch komt er andermaal een nieuwe investering, maar niet meer op de site van de oude centrale. Electrabel plaatst een nieuwe warmtekrachtkoppeling-installatie bij Tate & Lyle. De nieuwe installatie wordt ontworpen rond een gasturbine van General Electric. De hete uitlaatgassen van de gasturbine worden gebruikt om stoom te genereren in een recuperatieketel. De stoom drijft een tegendrukstoomturbine aan alvorens in het stoomnet gevoed te worden (voor zover de zetmeelfabrikant hem zelf niet benut). Verdere belangrijke stoomklanten haken echter af : er is de stopzetting van de industriële activiteiten bij mouterij De Wolf - Cosijns (na Tate & Lyle de grootste klant) en eerder was er al de sluiting van textielfabrikanten Teinturia en Du Parc. Electrabel besluit om in 2004 haar drie stoomnetten (Aalst, Verviers, Zwevegem) uit dienst te nemen. De installatie bij Syral blijft in dienst (maar dus zonder koppeling met het stoomnet). De zes eerder vermelde stoomketels op de site van Aalst krijgen nog een tijd lang een rol toebedeeld als back-up voor de installatie bij Syral (maar ook dat is nu ten einde).

Monoblok

De benaming van de uitbreidingen 11/7 en 18/8, waarin een verwijzing zit naar één ketel en één turbine, wijst op een nieuw fenomeen dat zich na de tweede wereldoorlog definitief voltrekt: de invoering van het monoblok-type. Dit type van installatie vervangt het oude type (dat geen speciale naam draagt) waarbij een groep van ketels allen via dezelfde collector stoom leveren aan een groep van turbines. Bij het monoblok-type zijn telkens één ketel en één turbine perfect op elkaar afgestemd, waarbij ze binnen de centrale een deel vormen dat volledig losstaat van de andere delen. Bij tegendruk- of

warmtekrachtinstallaties moet dit beeld iets genuanceerd worden, omdat er naast elektriciteitsproductie ook sprake is van stoomlevering waardoor er een bijkomende link kan zijn met achterliggende

installaties12.

De invoering van het monoblok-type brengt ook architectonische vernieuwing met zich mee. Daar waar de vroege centrales organisch konden groeien door toevoeging van ketels en/of turbines, krijgt men nu te maken met een gecoördineerde uitbreiding van het ketelgedeelte en van de machinezaal. Vaak gebeurt dit door toevoeging van een architectonisch geheel bestaande uit twee hoofdvolumes: een hoog volume met daarin het ketelgedeelte en een laag volume met daarin de turbine met alternator (en in voorkomend geval ook de condensor). In België kregen deze doosvormige uitbreidingen omstreeks de jaren vijftig steevast een zakelijke doch sierlijke afwerking met invulmetselwerk waarin verticale vensterpartijen zijn aangebracht. Zo ook voor de uitbreiding 11/7 in de centrale van Aalst, die tegen de oudere gedeelten is aangebouwd. De uitbreiding 18/8 werd dan weer volledig los van de vroegere installaties gebouwd, in een zeer sobere stijl van volumes afgewerkt met wanden in plaatstaal.

Anno 2015

Van de diverse gebouwen en uitbreidingen is er anno 2015 nog relatief veel aanwezig. Van het oudste gedeelte zijn de machinezaal en het dwars aangebouwd ketelhuis bewaard gebleven. Het schakelhuis parallel met de machinezaal is verloren gegaan. Van de uitbreiding 11/7 is het ketelhuis verloren

12 Voor Aalst is dit het geval met installatie 11/7, omdat men besloot om de Stork stoomturbines 4 en 5 te recupereren in plaats van een lagedrukgedeelte te voorzien in de nieuwe stoomturbine.

(6)

gegaan13, maar de uitbouw van de machinezaal is bewaard gebleven. Deze uitbouw in het verlengde van de oude machinezaal is momenteel voorzien van een zadeldak dat naadloos aansluit op het zadeldak van de oude machinezaal. Hierdoor, en uiteraard ook door het verlies van het ketelhuis, komt de

kenmerkende monoblok-architectuur niet meer goed tot uiting. Van buitenuit lijkt de machinezaal één geheel te vormen: het valt niet op dat de noordelijke en de zuidelijke gevels zeer verschillend van stijl zijn. Binnen in de machinezaal is het verschil tussen het oudste gedeelte en de latere uitbreiding wel nog zeer goed te zien. Van de technische uitrusting in de machinezaal is nagenoeg niets bewaard gebleven, met uitzondering van de rolbrug. De massieve fundering van turbine en alternator 7 is goed zichtbaar.

Wat uitbreiding 18/8 betreft kunnen we helaas kort zijn: deze werd volledig met de grond gelijk gemaakt.

BESLUIT

Voor de site van Aalst zijn er verregaande reconversieplannen. Het zou zeker een meerwaarde zijn om in deze plannen verwijzingen naar de interessante geschiedenis van de site op te nemen . De centrale van Aalst was voorloper inzake de ontwikkeling van de energiebesparende warmtekrachtkoppelingstechniek en was tegelijk een van de vroege voorbeelden van de bouwkundige toepassing van het monoblok-type.

Haar verhaal kan gelinkt worden met dat van diverse toeleveranciers in België en in het buitenland.

Vanuit de centrale vertrokken hoogspanningslijnen die bij de eerste van het land hoorden. En tot slot is de centrale een getuige van de geslaagde samenwerking tussen de energiesector en lokale industriëlen, particulieren en openbare besturen.

13 Dit nieuwe ketelhuis stond overigens niet aan dezelfde zijde van de gemeenschappelijke machinezaal als de oudere ketelhuizen (zijnde aan de kant van de Dender) maar aan de zijde waar ook het oud schakelhuis was aangebouwd (zijnde aan de kant van het Stadspark), zonder echter hierop aan te sluiten: tussen beide bouwvolumes was er een zijdelingse toegang tot de machinezaal.

(7)

TECHNISCHE GEGEVENS

De eerste tien stoomketels waren voorzien voor aanmaak van stoom onder druk van 20 kg/cm². De zes oudste ketels werden ten allerlaatste aan het begin van de jaren 70 uit dienst genomen. Ketels 7 tot 10 waren voorzien voor werking op poederkool. Ketel 10 werd later omgebouwd voor werking op stookolie.

Ketel 11 was de eerste monotubulaire ketel met gedwongen circulatie in België. Het was ook één van de eerste installaties in Europa die op dergelijke hoge druk werkte14. Ketels 12 tot 17 leverden stoom op een vrij lage temperatuur, uitsluitend geschikt voor levering op het stoomnet. De eerste zes stoomturbines waren voorzien voor werking bij een druk van 18 kg/cm². Van de eerste turbine zijn voor de rest geen gegevens bekend. Het is niet duidelijk wat er met de zesde turbine gebeurd is tussen 1936 en 1951. De gasturbine werkt op basis van een intern verbrandingsproces. De hete uitlaatgassen van de gasturbine worden gebruikt om stoom te genereren in een recuperatieketel. Deze stoom wordt eerst doorheen een tegendrukstoomturbine geleid en is vervolgens beschikbaar voor gebruik in warmte-behoevende

processen. De gasturbine en de tegendrukstoomturbine drijven elk een eigen alternator aan.

Tabel 1: Technische specificaties van de stoomketels en stoomturbines in de centrale Aalst15

14 Zie impliciete vermelding in het vierde deel in de reeks Histoire générale des techniques, met name : Les techniques de la civilisation industrielle : énergie et matériaux, Maurice Daumas et al. , 1996

15 Naast de eerder vermelde bronnen wensen we volgend document te vermelden: De Aalsterse stadsverwarming:

een merkwaardig experiment, Alfons Ramaekers, 1975, onuitgegeven maturiteitsproef natuurkunde aan het Heilig Drievuldigheidscollege te Leuven

Stoomketel

Ketel Tijd Specificaties

1 tot 6 1923 à 1926 Niclausse 10 T/h (elk)

7 en 8 1926 Babcock-Wilcox 20 à 25 T/h (elk)

9 1929 Babcock-Wilcox 30 à 35 T/h

10 1930 Ladd-Cockerill, 45 T/h

11 1955 Sulzer 125 T/h – 145 ata – 525 °C

12 1964 De Naeyer 25 T/h

13 1967 Brouhon 30 T/h

14 1974 Babcock-Smulders 50 à 55 T/h

15 tot 17 1974 à 1990 De Naeyer 53 T/h (elk)

18 1987 à 1990 CMI 225 T/h – 140 bar – 540 °C Stoomturbine

Turbine Tijd Specificaties

1 1923 -

2 1923 STAL 5 à 7 MW

3 1924 Brown-Boveri 7 à 8 MW

4 1927 Stork 10 à 12,5 MW (alternator : Ganz) ;

na ombouw 8 MW

5 1929 Stork 10 à 12,5 MW (alternator : ACEC)

; na ombouw 8 MW

6 1929 à 1936 VDK 12 à 15 MW (wel vermeld in 1936 maar niet in 1951)

(8)

Tabel 2: Belangrijkste data voor de centrale in Aalst

1923 indienstneming van een klassieke elektriciteitscentrale 1938 eerste levering van stoom aan een stoomklant

1955 indienstneming WKK-installatie 11/7 met uitbouw van een stoomnet 1984 een incident leidt tot de uitdienstneming van installatie 11/7

1990 indienstneming WKK-installatie 18/8

1997 indienstneming van een decentrale warmtekrachtkoppelingsinstallatie; uitdienstneming van installatie 18/8 en einde van de elektriciteitsproductie op de centrale site

2004 einde van de stoomproductie op de centrale site

7 1955 Brown-Boveri 15 MW

tegendrukstoomturbine voorzien voor werking op 8400 t/min en via

reductiekast verbonden met een ACEC alternator op 3000 t/m

8 1990 ABB 36 MW stoomturbine met

tegendrukgedeelte en

lagedrukgedeelte; het geheel is voorzien voor werking op 7000 t/min en is via een reductiekast verbonden met een ACEC alternator van 42,5 MVA op 3000 t/m

Centrale warmtekrachtkoppelingsinstallatie Gasturbine: General Electric LM6000 43MW

Tegendrukstoomturbine: Siemens

(9)

AFBEELDINGEN

Figuur 1: De centrale van Aalst omstreeks 1950. Bij de hoogbouw herkennen we van links naar rechts het schakelhuis, de machinezaal en het dwars aangebouwd ketelhuis.

Figuur 2: Zicht op de uitbreiding 11/7 in de jaren vijftig. Een mooi voorbeeld van monoblok-architectuur.

Figuur 3: Zicht in machinezaal van uitbreiding 11/7. In de achtergrond herkennen we van links naar rechts de BBC tegendrukstoomturbine (rood), de reductiekast (zwart) en de ACEC alternator (grijs).

Figuur 4: De centrale van Aalst kort na voltooiing van de uitbreiding 18/8.

Figuur 5: Evolutie van het stoomnet tussen 1953 en 1989.

Figuur 6: Principeschema van de warmtekrachtkoppeling-installatie 18/8.

Figuur 7: De sectoren aangesloten op het interstoomnet

Figuur 8: Voorbeelden van monoblok-architectuur : de centrales van Monceau (boven, maart 2013) en Ruien (onder, december 2013)

Figuur 9: Industrieel erfgoed te Aalst (2009-2014): Café “Eletrieksken” met zicht op de centrale in de Eugeen Bosteelsstraat (links boven); eengemaakte machinezaal met naar buiten toe uniform zadeldak (rechts boven); restanten van brouwerij Zeeberg opgenomen in de uitbreidingen van de zetmeelfabriek (links onder); eengemaakte machinezaal met duidelijk onderscheid tussen het oudste gedeelte

(achteraan) en het monoblok-gedeelte (vooraan)

Herkomst van het beeldmateriaal:

 Historische foto’s: uitgaven Intercom en Electrabel (verzameling auteur)

 Recente foto’s (vanaf 2009): auteur

Over de auteur

Pieter De Raedt (°1973) studeerde in 1996 af als burgerlijk ingenieur elektriciteit en werd in 2003 lid van de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie. Hij was achtereenvolgens werkzaam in de bouw-, de telecommunicatie- en de energiesector en is daarnaast een gepassioneerd amateurfotograaf. Hij werkt momenteel aan een doctoraat over de geschiedenis en het erfgoed van de Belgische

elektriciteitssector .

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Procesgericht werken met groepen betekent dat naast de taak, de agenda, waarrond de groep samen is, expliciet aandacht wordt besteed aan de individuele deelnemer, de interactie tussen

In 1925, tijdens de voorbereiding van de viering van 100 jaar Belgische onafhankelijkheid, stelde de Stad Brussel een rapport op van de werken die nodig waren aan de

Aangezien Sp.a – Spirit enorm hoog scoorde is een terugval logisch, maar het is wel opvallend dat Patrick Janssens in 2006 het gros van de linkse kiezers achter zich

Ouderen voldoen doorgaans aan minder specifieke PS- criteria dan (jong) volwassenen; antisociale, histrionische, vermijdende, dwangmatige, paranoïde en schizoïde PS komen op

Research Domain Criteria (RDoC) Naast een categoriale ook een dimensionele transdiagnostische benadering van psychopathologie: een uitdaging voor de nieuwe Interuniversitaire

De titel Het afwezige museum is een niet mis te begrijpen kritiek op de afwezigheid van een museum voor moderne en hedendaagse kunst in de hoofdstad – de Koninklijke Musea

Die foutieve informatie vormt vervolgens een bijkomende incentive om de oversteek naar het Verenigd Koninkrijk te maken: ze gaan er immers verkeerdelijk vanuit dat ze, eens

De burger is niet onschuldig als het over zijn eigen privacy gaat, stelt Heijne, al geeft hij ook toe dat mensen tegenwoordig veel meer ontspannen omgaan met privacy.. “Voor velen