• No results found

DE VOORSTELLING VAN LEASING-CONTRACTEN IN DE JAARREKENING

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "DE VOORSTELLING VAN LEASING-CONTRACTEN IN DE JAARREKENING"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE VOORSTELLING VAN LEASING-CONTRACTEN IN DE JAARREKENING

door Drs. K. Kruisbrink 1 Inleiding

Het verkrijgen van beschikkingsmacht over kapitaalgoederen door middel van huur is bepaald geen nieuw verschijnsel. Na de tweede oorlog ontwikkelde zich echter - met name in de Angelsaksische landen - een specifieke vorm van huur­ contracten, verder aan te duiden met de term „leasing”, met een zodanig eigen karakter, dat deze financieringsfiguur de aandacht trok van bedrijfseconomen en accountants.

Deze belangstelling betrof enerzijds de betekenis van deze partiële financiering in het gehele financieringsplan van de onderneming en daarnaast de vraag, of in de jaarrekening op enigerlei wijze van het bestaan van deze leasing-contracten zou moeten blijken.

Tussen beiden bestaat verband: de balans dient een zo goed mogelijk beeld te geven van de vermogensstructuur, dat is van de toegepaste financiering en men kan zich afvragen of het balansbeeld wel een juist inzicht geeft, indien daaruit niet van het bestaan van relatief van betekenis zijnde leasing-contracten zou blijken.

Hoewel de vraagstelling al een bevestigende beantwoording suggereert, schuilen hier toch wel enkele complicaties.

De vraag rijst immers aanstonds waarom deze problematiek al niet is opgewor­ pen ten aanzien van de reeds langer voorkomende „normale” huur van duurzame activa.

In Nederland is dit onderwerp aan de orde geweest in het rapport van de Com­ missie van Advies inzake Beroepsaangelegenheden (van het Nederlands Instituut van Accountants) betreffende het al dan niet verwerken van obligo’s in de verslag­ legging, gepubliceerd in 1956.

In dit rapport werd o.m. aandacht geschonken aan de obligo’s voortvloeiende uit huurkoopcontracten en zgn. langdurige huurcontracten.

Met betrekking tot de huurkoopcontracten werd in genoemd rapport geconclu­ deerd, dat de invloed op het vermogen en op het resultaat van de uit huurkoop­ contracten voortvloeiende obligo’s het nuttig en naar gelang van de relatieve om­ vang zelfs noodzakelijk maakte hiervan in de verslaglegging van de hurende onderneming melding te maken.

Ten aanzien van de zgn. langdurige huurcontracten werd in het rapport opge­ merkt, dat het kan voorkomen, dat een langdurig huurcontract, wat structuur betreft, het koopcontract dicht nadert. Als voorbeeld wordt genoemd het geval van de onderneming, die een gebouw voor 20 jaar huurt tegen een huursom, die praktisch een volledige vergoeding voor bouwkosten, interest e.d. inhoudt.

De voorzichtige conclusie die naar aanleiding hiervan werd getrokken, was dat men zich er rekenschap van zal moeten geven of onder andere in de duur van het huurcontract en de hoogte van de huursom bijzondere elementen schuilen en zo ja, welke consequenties voor de vermelding in het jaarverslag daaraan zijn verbonden.

(2)

Een meer recente en ook stelliger uitspraak omtrent dit vraagstuk is te vinden in het Rapport van de Commissie Verdam van 1965.

Artikel 22 van het in dit rapport opgenomen voorontwerp van een wet op de jaarrekening van ondernemingen luidt als volgt.

„Indien de onderneming zich heeft verbonden tot de voldoening van voor haar belangrijke financiële verplichtingen gedurende een aantal jaren, zoals tengevolge van erfpacht, opstal, huur, pacht, koop op afbetaling . . . wordt van deze verplich­ tingen, hetzij onder de schulden, hetzij afzonderlijk melding gemaakt.”

Tot zover en dit ter inleiding enkele Nederlandse uitspraken, die in verband kunnen worden gebracht met het vraagstuk van de voorstelling van leasing-con- tracten in de jaarrekening. Nog opgemerkt zij, dat - ook in het rapport Verdam - niet wordt ingegaan op de meest doelmatige wijze waarop de betreffende gegevens behoren te worden vermeld.

Het rapport van de C.A.B. noemt wel enkele mogelijkheden (in de balans - even­ tueel binnenslijns -, onder de balanstelling, als noot bij de balans of in de toelich­ ting) doch meent, dat men zich van geval tot geval zal moeten afvragen, welke wijze van vermelden het duidelijkst is.

2 Historisch overzicht van Amerikaanse opvattingen

De eerste bemoeiingen van het Amerikaanse instituut van Accountants dateren uit 1949 toen de Commissie „on accounting procedure” het 38ste accounting re­ search bulletin het licht deed zien.

Hierin wordt erop gewezen, dat het niet gebruikelijk is, dat ondernemingen die gebouwen e.d. huren van het bestaan van deze huurcontracten of van de hoogte van de jaarlijkse huurtermijnen melding maken in de jaarrekening, doch dat de toeneming van de huurcontracten op lange termijn voor vaste activa, als substituut voor eigen aankoop door middel van een (hypothecaire) lening, de vraag oproept hoe zulks in het jaarverslag tot uitdrukking dient te worden gebracht.

Het desbetreffende bulletin werd vrijwel ongewijzigd opnieuw in 1953 uit­ gegeven (accounting research bulletin 43).

De twee voornaamste hierin opgenomen aanbevelingen waren, dat omtrent belangrijke langlopende contracten in het jaarverslag de jaarlijkse huurtermijn en de contractsperiode vermeld dienden te worden. Voorts, dat indien de transactie in wezen als een koop van het desbetreffende actief zou zijn aan te merken, op­ neming hiervan in de overeenkomstige rubriek van vaste activa in de jaarrekening aanbeveling zou verdienen.

Hoewel de publikatie van 1953 ertoe leidde, dat de informatie omtrent leasing- contracten in de jaarverslaggeving enige uitbreiding onderging, bleef de situatie nochtans vrij onduidelijk.

Het kwam slechts zelden voor, dat de gehuurde produktiemiddelen gekapitali­ seerd in de balans werden opgenomen. Dit wees er wel op, dat nog onvoldoende duidelijk was aangegeven, welk criterium beslissend was voor de beantwoording van de vraag wanneer „a lease is in substance a purchase”.

Dientengevolge werd het vraagstuk opnieuw in studie genomen, thans door het „accounting researchbureau”. In mei 1962 werd gepubliceerd de Accounting research study nr. 4.

(3)

balans op te nemen leasing-contracten, gezocht in het verkrijgen van zgn. „proper­ ty rights”. Bepalend zou dus zijn de vraag of de huurder zich kan gedragen als degene, die de eigendomsrechten over het gehuurde object uitoefent.

Het rapport van het accounting researchbureau was voor de Accounting Prin­ ciples Board aanleiding inzake dit onderwerp een „Opinion” (nr. 5) te publiceren. Na zorgvuldige overweging concludeerde de A.P.B. in feite tot een verwerping van de aanbevelingen van het accounting researchbureau, in die zin, dat niet het ontstaan van formele „property rights” als beslissend werd beschouwd, doch de voorkeur werd gegeven aan de - nader te omschrijven - economische kenmerken van het contract.

Het is deze Opinion nr. 5, die in de Inventory of gencrally accepted accounting principles is afgedrukt en in het volgende nader zal worden besproken.

3 Economisch karakteristiek van leasing-contracten

Volgens de Accounting Principles Board gaat het om de beginselvraag of en in hoeverre door leasing-contracten, die wel de gebruiksrechten van een goed ver­ schaffen doch niet de eigendom daarvan, activa en passiva in het leven worden geroepen, die tezamen met de overige activa en passiva in de balans behoren te worden vermeld.

Ruimer gesteld betreft het de vraag, of in het algemeen rechten en verplichtingen die uit overeenkomsten voortvloeien in de balans tot uitdrukking behoren te wor­ den gebracht.

De A.P.B. rekent het echter niet tot goed koopmansgebruik om rechten en ver­ plichtingen uit nog niet geheel ten uitvoer gebrachte overeenkomsten al in de balans tot uitdrukking te brengen. Alleen in die gevallen waar het achterwege laten van informatie dienaangaande het beeld van de jaarrekening misleidend zou ma­ ken, is vermelding ervan, bij voorkeur door middel van een aanvullende toelichting of een voetnoot bij de balans, geboden.

Dit geldt volgens de A.P.B. óók voor belangrijke huurcontracten; wat de eigen­ lijke leasing-contracten betreft meent de A.P.B. echter dat een uitzondering moet worden gemaakt nl. in die gevallen waarin het leasing-contract in wezen gelijk te stellen is aan het geval van en koop op afbetaling.

Het leasing-contract zal dan naar het oordeel van de A.P.B. de volgende ken­ merken moeten dragen.

- het contract kan niet worden geannuleerd, ofwel kan alléén worden geannuleerd op grond van zeer bijzondere voorshands niet te verwachten omstandigheden. - de eerste periode van het huurcontract is belangrijk korter dan de (economische) levensduur van het object, terwijl de huurder het recht heeft om de huur te ver­ lengen voor de resterende levensduur, en wel tegen een huurprijs die beneden de normale huurwaarde ligt.

(4)

een lagere huurprijs of eventueel tegen een lage prijs te kopen, betekent volgens de A.P.B. dat hier door middel van de huurbetalingen een eigen vermogen groeit, waardoor de gehele transactie in wezen gelijk te stellen is aan een koopovereen­ komst.

Hoewel in het voorgaande de meest kenmerkende eigenschappen van de categorie leasing-contracten zijn aangeduid, kunnen daarnaast nog enkele secundaire ken­ merken worden genoemd, t.w.

- het verhuurde produktiemiddel werd door de verhuurder aangekocht om aan de specifieke behoeften van de huurder te kunnen voldoen en zal naar alle waar­ schijnlijkheid ook alleen door de desbetreffende huurder worden gehuurd en ge­ bruikt.

- de totale duur van het huurcontract correspondeert vrijwel met de economische levensduur van het object en de huurder is verplicht om de kosten verbonden aan het verbruik te betalen, zoals de kosten van verzekering en onderhoud alsmede zakelijke belastingen.

- de huurder heeft de verplichtingen gegarandeerd, die de verhuurder ten aanzien van het verhuurde object op zich heeft genomen.

- de huurder gedraagt zich in fiscaal opzicht alsof hij de koper in plaats van de huurder was.

- tenslotte zal ook het bestaan van een bepaalde relatie tussen huurder en verhuur­ der (b.v. door middel van onderling aandelenbezit) erop kunnen wijzen, dat het leasing-contract naar zijn aard een koopovereenkomst is.

In het voorgaande zijn de - naar het oordeel van de A.P.B. - bijzondere kenmerken aangegeven waaraan leasing-contracten moeten voldoen, zo men deze in econo­ misch opzicht gelijk wil stellen aan koopcontracten en verwerking ervan in de jaarrekening nodig is te achten. In afwijking derhalve van het standpunt van accounting research acht de A.P.B. dit laatste derhalve niet voor alle leasing- contracten noodzakelijk.

4 De wijze van voorstelling in de jaarrekening

De A.P.B. doet ten aanzien van de met koop op termijn gelijk te stellen leasing transacties de volgende aanbevelingen.

Het desbetreffende produktiemiddel alsmede de daarmede samenhangende be­ talingsverplichting behoren in de balans te worden verwerkt. De waardering van het actief dient te geschieden tegen de contante waarde van de, ingevolge het leasing-contract verschuldigde huurbedragen.

In een afzonderlijke toelichting of voetnoot bij de balans zullen nadere bij­ zonderheden met betrekking tot de leasing-overeenkomst behoren te worden ver­ meld; te denken valt aan de huurbedragen, de duur van het contract en eventuele andere bijzonderheden.

(5)

Kort samengevat luidt derhalve de aanbeveling van de A.P.B.: „disclose rental charges under material leases and capitalize those which are in effect installment purchases of fixed assets”.

Ten behoeve van het opnemen van de gekapitaliseerde waarde van de gehuurde activa in de balans, zal men het deel van de huurprijs moeten kennen, dat geacht kan worden een element van de aankoopprijs te vormen. De bijzondere kosten zullen derhalve moeten worden uitgeschakeld. Vervolgens zal de rentevoet waar­ tegen de kapitalisatie plaatsvindt moeten worden bepaald.

In het algemeen zal het wenselijk zijn de gekapitaliseerde waarde van de des­ betreffende activa wel in de rubriek van de duurzame activa maar dan afzonderlijk op te nemen.

Wat betreft de resultatenrekening, valt de huurprijs uiteen in een afschrijvings- gedeelte en een deel interest. De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat de economische slijtage van het produktiemiddel een zodanig snel verloop heeft, dat het afschrij- vingsbedrag dat ten laste van de resultatenrekening wordt gebracht, althans in de eerste tijd groter is dan de jaarlijkse huurtermijnen en eerst na verloop van tijd daar beneden komt te liggen.

Tegen de aanbeveling tot kapitalisatie in de balans van leasing-contracten is in Amerika van verschillende zijden bezwaren gemaakt. Ook één van de leden van de A.P.B. bleek zich ten aanzien van dit punt niet met de opinie van de overige leden te kunnen verenigen.

Het is illustratief enkele van de geuite bezwaren hier te releveren.

Een eerste bezwaar is van formeel-juridische aard, in die zin, dat het onjuist wordt geacht de rechten uit een leasing-contract voortvloeiende, gelijk te stellen aan de eigendom van de activa. De balansprestatie zou daarom onjuist zijn, als dit onderscheid niet tot uitdrukking zou komen.

Het tweede bezwaar richt zich tegen de subjectieve schattingen, die noodzakelijk zijn om de leasing-contracten te kunnen kapitaliseren, o.a. de schatting van het deel van de huur, dat op de onderhoudskosten betrekking heeft en de bepaling van de rentevoet.

Deze categorie bezwaren is door de A.P.B. niet aanvaard. Bepaalde schattingen zijn bij iedere balanswaardering noodzakelijk en onvermijdelijk.

Van andere aard is het bezwaar, dat men pas tot kapitalisatie van leasing- contracten in de balans zou mogen besluiten, indien ook reeds een standpunt zou zijn ingenomen ten aanzien van de verwerking in de jaarrekening van andere lopende contracten en verplichtingen.

Belangwekkender is een vierde bezwaar dat naar voren wordt gebracht en waar­ bij gewezen wordt op de economische gevolgen van kapitalisatie in de balans. De gebruikelijke - met name in de U.S.A. veel voorkomende - kengetallen en verhou- dingscijfers, gehanteerd door financiële deskundigen en beleggingsspecialisten zouden door de kapitalisatie geheel afwijkende uitkomsten kunnen geven. Hier­ door zouden in de loop der tijd gegroeide normcijfers worden aangetast en zou verwarring ontstaan.

(6)

inzicht in de vermogensstructuur en de methode van financiering daardoor wordt verbeterd. De financiële kengetallen zullen dan moeten worden aangepast.

Van dezelfde aard is de stelling, dat de aantrekkelijkheid van leasing, die wordt gezien in de mogelijkheid tot het „schoonhouden” van de balans teloor zou gaan, indien de kapitalisatie verplicht zou worden.

Het zijn bezwaren die vooral geuit worden van de zijde van banken en andere financieringsmaatschappijen. Men komt dan uitspraken tegen als de volgende: „Capitalizaüon strikes at the very foundation of accounting” en „the Standard wording of the auditor’s certificate could become mockery and the task of the financial analyst almost impossible.”

In een artikel in het Journal of accountancy van juli 1963 getiteld „Capitalisation leases - the effect on financial ratios” heeft A. T. Nelson het vraagstuk van de balanspresentatie nader geanalyseerd. Dit geschiedde aan de hand van de balans­ cijfers van een elftal ondernemingen, waarvan de zeven zgn. „major ratio’s” wer­ den berekend, zowel vóór als na kapitalisatie van de leasing-contracten.

Opgemerkt zij, dat tot de zeven major ratio’s de volgende verhoudingscijfers werden gerekend:

- verhouding tussen vlottende activa en schulden op korte termijn (current ratio). - vreemd vermogen ten opzichte van eigen vermogen.

- vreemd vermogen t.o.v. totaal geïnvesteerd vermogen. - rentabiliteit van het totale geïnvesteerde vermogen. - aantal malen, dat de rentelast wordt verdiend.

- vreemd vermogen op lange termijn t.o.v. in vaste activa geïnvesteerd vermogen. - vaste activa t.o.v. het totale in materiële activa geïnvesteerde vermogen. Zoals te verwachten viel, was de conclusie, dat de verschillende ratio’s onmisken­ bare verschuivingen ondergaan, indien kapitalisatie van leasing-contracten plaats­ vindt. Juist om dié reden bevatte het artikel een krachtig pleidooi voor de opvat­ tingen van de A.P.B.; de genoemde ratio’s zouden een realistischer en daarom betrouwbaarder beeld geven.

5 Leasing-contracten in de jaarrekening van de verhuurder

Het vraagstuk van de voorstelling van leasing-contracten in de jaarrekening van de verhuurder kreeg in het algemeen veel minder aandacht.

Een reden hiervoor is dat er slechts weinig ondernemingen zijn waar de ver­ huurde objecten een belangrijk deel uitmaken van de totale investeringen. Noch­ tans blijft de vraag in hoeverre de verhuurde activa als beleggingsobject of als produktiemiddel moeten worden aangemerkt.

Voorts is er het vraagstuk van de methode van resultatenbepaling.

In de eerdergenoemde Opinion nr. 5 van de A.P.B. wordt aan deze problematiek geen afzonderlijke aandacht geschonken. Wél was dit het geval in Research study nr. 4 betreffende „Reporting of leases in financial statements”.

In dit rapport worden twee methoden van resultaten verantwoording beschre­ ven.

(7)

kosten van het verhuurde object, waaronder te rekenen zijn de onderhoudskosten, alsmede de afschrijvingen en rente.

De andere methode (de finance method) is die, waarbij men de transactie be­ schouwt als een verkoop op afbetaling. In dat geval wordt de contante waarde van de totale vordering geboekt, waartegenover de grootboekrekening duurzame activa - behoudens een eventueel nog te verrekenen restwaarde - wordt gecrediteerd.

Veelal wordt de winst dan genomen naarmate de betalingen op de vordering binnenkomen.

6 Sale and lease back

Wanneer het huurcontract wordt gesloten na een daaraan voorafgaande trans­ actie, waarbij de huurder het object aan de verhuurder heeft verkocht, is het dui­ delijk, dat deze transacties met elkaar samenhangen en dienen beide contracten in hun onderling verband te worden beoordeeld.

Naar de mening van de A.P.B. behoren de winsten of verliezen ontstaan uit de verkoop te worden verdeeld over de duur van het huurcontract, bij wijze van cor­ rectie op de overeengekomen huurprijs, óf indien het leasing-contract wordt ge­ kapitaliseerd als een correctie op het bedrag van de afschrijving.

7 Het geheel overziende moet worden geconcludeerd, dat door de Accounting Principles Board een nuttige bijdrage is geleverd met betrekking tot het vraagstuk van de meest doelmatige presentatie van de jaarrekening. Ervan uitgaande, dat het doel van de balans is een duidelijk beeld te geven van de grootte en de samenstelling van het vermogen en van de kapitaalscomponenten waarin dit vermogen is ge- investeerd, moet worden erkend, dat verbintenissen uit leasing-contracten in be­ paalde gevallen in de jaarrekening zullen moeten worden verwerkt.

Door middel van de gekapitaliseerde waarde van de desbetreffende verbintenis­ sen als afzonderlijke post in de balans zal zulks het best tot uitdrukking kunnen worden gebracht.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zouden laatst­ bedoelde beginselen inhouden, dat als regel alle vorderingen en aanspraken en alle schulden en verplichtingen in de balans dienen te worden

De jaarrekening van een vereniging doorgelicht.book Page i Tuesday, October 9, 2012 4:01 PM... DE JAARREKENING VAN EEN

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

• Het aantal wetten neemt sinds 1980 stelselmatig toe, en dat geldt ook voor ministeriële regelingen sinds 2005, het aantal AMvB’s neemt enigszins af sinds 2002. • In de jaren

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,

Dit vraagt van hen een grote professionaliteit in het bewust en actief aandacht schenken aan het mogelijk maken van ontmoetingen tussen gezinnen (Geens et al., 2018). Al deze

Omdat artikel 13 lid 4 Zvw niet toestaat dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg wordt gedifferentieerd naar de financiële draagkracht van de individuele verzekerde, zal