• No results found

Duurzaamheidsportret gemeente Tilburg 2017

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Duurzaamheidsportret gemeente Tilburg 2017"

Copied!
92
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tilburg University

Duurzaamheidsportret gemeente Tilburg 2017

Dagevos, John; Smeets, Ruben; Mulder, Rens

Publication date:

2017

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Link to publication in Tilburg University Research Portal

Citation for published version (APA):

Dagevos, J., Smeets, R., & Mulder, R. (2017). Duurzaamheidsportret gemeente Tilburg 2017. Telos.

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal Take down policy

(2)
(3)
(4)

1 Inleiding 5

1.1 Inleiding 5

1.2 Aanpak 6

1.3 Leeswijzer 7

2 De Telos methode 8

3 Sociaal-cultureel kapitaal van Tilburg 14

3.1 Inleiding 14

3.2 De voorraden 15

Voorraad Maatschappelijke participatie 15

Voorraad Economische participatie 18

Voorraad Kunst en cultuur 21

Voorraad Gezondheid 26 Voorraad Veiligheid 28 Voorraad Woonomgeving 31 Voorraad Onderwijs 33 4 Ecologisch Kapitaal 35 4.1 Inleiding 35 4.2 De voorraden 37 Voorraad Bodem 37 Voorraad Lucht 39 Voorraad Water 41

Voorraad Natuur en landschap 43

Voorraad Hinder en calamiteiten 45

Voorraad Afval- en grondstoffen 49

Voorraad Energie 51

5 Economisch Kapitaal 54

5.1 Inleiding 54

5.2 De voorraden 56

(5)

Voorraad Concurrentievermogen 62

Voorraad Infrastructuur/bereikbaarheid 66

6 Tilburg in vergelijkend perspectief 69

6.1 Inleiding 69

6.2 Vergelijking op basis van inwoneraantal 70 6.3 Vergelijking op basis van kwalitatieve kenmerken 72 6.3.1 Bouwstenen voor een kwalitatieve typologie van gemeenten 72 6.3.2 Algemene kenmerken van de kwalitatieve typologie 73 6.4 Duurzaamheid- en kapitaalscores gemeente Tilburg in vergelijking met de

grote Brabantse steden 76

6.5 Duurzaamheid- en kapitaalscores gemeente Tilburg in vergelijking met de

universiteitssteden 79

6.6 Tilburg in perspectief: een totaalbeeld 80

7 Conclusie 82

7.1 Algemeen 82

7.2 Sterktes-zwaktes 83

7.3 Vergelijkingsperspectief 87

(6)

1.1

Inleiding

In het Tilburgse coalitieakkoord 2014-2018 presenteren de coalitiepartners een agenda waarin ondernemersgeest (profit), sociaal beleid (people) en duurzaam-heid (planet) hand in hand (moeten) gaan. In Telos terminologie: er wordt gezocht naar balans tussen de drie kapitalen van duurzame ontwikkeling. Bij dat zoeken naar balans wil de coalitie besturen niet vanuit blauwdruk denken en gevestigde belangen, maar met aandacht voor (andere) geluiden uit de stad, met lef om nieuwe initiatieven de ruimte te geven (aandacht voor de energieke samenleving om met Maarten Hajer te spreken) en in te zetten op wat écht werkt. De

duurzaamheidsbalans, zoals die door Telos aan de vooravond van de verkiezingen in 2013 is opgesteld, vormt daarbij het kompas voor het beleid. Telos monitort al sinds lange tijd de duurzame ontwikkeling van Tilburg. De eerste Duurzaamheidsbalans, waarin de eigen Tilburgse duurzaamheidsdoelen

uitgangspunt vormden voor het meten van de mate van doelbereik, werd in 2011 gepresenteerd. Eind 2013 verscheen de tweede versie. De duurzaamheidsbalans vormt zoals hierboven aangegeven het kompas voor dit akkoord. De tweede duurzaamheidsbalans werd vergezeld van een benchmark rapport waarin het presteren van Tilburg vergeleken is met die van andere gemeenten. In de duurzaamheidsbenchmark stonden niet de Tilburgse doelen centraal voor het meten, maar algemenere doelen die op alle Nederlandse gemeenten van toepassing zijn. Tilburg is in het benchmarkonderzoek vergeleken met de andere B5 gemeenten, met de 10 andere grootste Nederlandse gemeenten en met 16 steden die een soortgelijk industrieel verleden hebben. In de voorbije jaren heeft Telos het benchmark instrument verder ‘vervolmaakt’. In 2014 is op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu de Nationale Monitor Duurzame Gemeenten uitgebracht. Daarin zijn voor het eerst van alle destijds 403

(7)

Verbeteringen in de zin dat de database verder is uitgebreid en in de zin dat de typologieën verder zijn aangescherpt. In 2016, halverwege de looptijd van de huidige coalitie is een tussenbalans opgemaakt. De resultaten zijn besproken met het college van B&W en in juni 2017 naar de raad gestuurd. Vrijwel direct daarna heeft de gemeente Tilburg Telos gevraagd het 2016 rapport te updaten zodat het én een rol kan spelen bij de begrotingsbehandeling in het najaar én kan dienen als bron van inspiratie voor de op te stellen verkiezingsprogramma’s voor de gemeenteraadsverkiezingen in 2018.

1.2 Aanpak

Eind september 2017 is de nieuwe Nationale Monitor Duurzame Gemeenten 2017 aangeboden aan de nationale coördinator voor de Sustainable Development Goals. De Tilburgse benchmark is opgesteld aan de hand van de data die ook gebruikt zijn in de nieuwe monitor. Er kan een diepgaandere analyse gemaakt worden dan die in de benchmark van 2013 is gemaakt en is daarmee ook niet vergelijkbaar. Dat heeft overigens niet alleen te maken met het feit dat meer indicatoren in de analyses zijn betrokken, het komt ook doordat soms andere databronnen zijn gebruikt, definities zijn veranderd of omdat de wijze van meten van een bepaalde indicator is gewijzigd.

Drie soorten analyses zijn in het voorliggende rapport terug te vinden:

1. Een uitvoerig duurzaamheidsportret, vergelijkbaar met de duurzaamheidbalans uit 2010 en 2013 maar dan zonder de eigen Tilburgse doelen. Voor de duur-zaamheidsbenchmark heeft Telos die vastgesteld. En dus ook zonder de ‘eigen’ indicatoren van de gemeente Tilburg. Overigens zit er een grote mate van overlap tussen de data die gebruikt zijn in de eigen Tilburgse

duurzaamheidsbalans en de benchmark. Het duurzaamheidsportret geeft inzicht in de sterke en zwakke kanten van Tilburg bekeken vanuit een duurzaamheidsperspectief. Bijlage 1 geeft een overzicht welke indicatoren allemaal zijn gebruikt voor het opstellen van het duurzaamheidsportret. 2. Een vergelijkende analyse waarbij Tilburg vergeleken is met de andere B4

gemeenten, de grootste Nederlandse gemeenten en de voormalige industriegemeenten. Op basis van de typologie die in de Nationale Monitor 2017 is ontwikkeld valt Tilburg ook onder de centrumgemeenten,

groeigemeenten en toeristische gemeenten. Daarnaast is Tilburg als universiteitsstad ook vergeleken met de andere universiteitssteden in

Nederland. De vergelijkende analyse scherpt het duurzaamheidsprofiel op een aantal punten aan en plaatst het ook enigszins in perspectief. Bijlage 2 bevat een kaartenboek waarin op voorraadniveau de prestaties van alle Nederlandse gemeenten worden getoond.

(8)

De gemeente Tilburg verzamelt zelf ook veel relevante gegevens over de ontwikkelingen binnen haar gemeentegrenzen. Op verzoek van de gemeente Tilburg is daar waar dat zinvol is en niet tot tegenstrijdige inzichten leidt de benchmarkanalyse aangevuld met eigen Tilburgse data.

1.3

Leeswijzer

Hoofdstuk 2 is een ‘methodologie’ hoofdstuk. Daarin gaan we in op de

theoretische en methodologische achtergronden van de wijze waarop Telos het complexe begrip duurzaamheid operationaliseert en meetbaar heeft gemaakt. In dit hoofdstuk wordt ook aangeven aan welke onderwerpen in de Tilburgse

benchmark uiteindelijk allemaal aandacht is besteed. In de hoofdstukken 3, 4 en 5 worden de resultaten per kapitaal beschreven. Per kapitaal wordt gestart met een korte inhoudelijke beschouwing waarna vervolgens per voorraad/onderwerp aangeven wordt waar het in dat onderwerp vooral om draait, welke na te streven maatschappelijke doelen onderscheiden worden en wat de meetresultaten zijn. Deze resultaten worden inzichtelijk gemaakt met behulp van taartdiagrammen en vervolgens kort toegelicht. Daarnaast is informatie van de gemeente zelf

toegevoegd aan deze hoofdstukken.

De beschrijving zoals die in de hoofdstukken 3, 4 en 5 is opgesteld levert een gedetailleerd duurzaamheidsportret op, dat min of meer het karakter heeft van een sterkte zwakte analyse vanuit duurzaamheidsperspectief. Daarna wordt in hoofdstuk 6 het ‘presteren’ van Tilburg in een vergelijkend perspectief geplaatst. In dit hoofdstuk wordt ook uitgelegd welke typen gemeenten onderscheiden worden, hoe deze gedefinieerd en vervolgens geoperationaliseerd worden, tot welke typen Tilburg behoort en met welke gemeenten Tilburg uiteindelijk vergeleken is. In hoofdstuk 7 worden een aantal conclusies getrokken en wordt letterlijk en figuurlijk de balans opgemaakt.

(9)

2

De Telos methode

Er bestaan vele definities over wat duurzame ontwikkeling is. In het hedendaagse denken over duurzame ontwikkeling wordt meestal gerefereerd aan het werk van de commissie-Brundtland, de World Commission on Environment and

Development, die in 1987 het rapport Our Common Future publiceerde. Daarin wordt duurzame ontwikkeling als volgt omschreven: ‘Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarbij de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien te beperken.’

Centraal in deze definitie staat de mens of, beter gezegd, de behoeften van de mens. Telos volgt de commissie-Brundtland in haar definitie van het begrip duur-zame ontwikkeling. Het betreft echter een zeer algemene omschrijving. Om het begrip verder te kunnen operationaliseren maken we gebruik van een zogeheten driekapitalenmodel waarin een onderscheid gemaakt wordt tussen het econo-mische, ecologische en sociaal-culturele kapitaal.

Volgens Telos kan duurzame ontwikkeling worden opgevat als een ontwikkelings-proces gericht op het bevorderen van een evenwichtige groei (in balans) van de veerkracht en kwaliteit van de natuur (het ecologisch kapitaal), van het lichame-lijke en geestelichame-lijke welzijn van mensen (het sociaal-cultureel kapitaal) en een gezonde economische ontwikkeling (het economisch kapitaal).

Om te kunnen spreken van duurzame ontwikkeling moet in het verlengde van de gedachtegang van de commissie-Brundtland worden voldaan aan drie eisen:

 Er moet sprake zijn van het gelijktijdig verbeteren van het economische, ecolo-gische en het sociaal-culturele kapitaal. Verbetering van het ene kapitaal mag niet ten koste gaan van één of beide andere kapitalen.

 De ontwikkeling moet houdbaar zijn over generaties heen: er mag geen afwen-teling in de tijd plaatsvinden.

(10)

schaalniveaus en toekomstige generaties).

Om duurzame ontwikkeling te kunnen meten heeft Telos de duurzaamheidbalans ontwikkeld. In een duurzaamheidbalans brengen we de belangrijkste indicatoren voor de ontwikkeling van een gebied samen. Dat doen we door de kapitalen te ontleden in voorraden, eisen en indicatoren en hun normen.

 De ontwikkeling moet ook houdbaar zijn op mondiaal niveau of, anders gefor-muleerd: er mag geen afwenteling in de ruimte plaatsvinden. Onze ontwikkeling mag niet ten koste gaan van die in andere gebieden en andere landen.

Met deze integrale benadering kiest Telos nadrukkelijk voor een breed perspectief op duurzame ontwikkeling. Het begrip heeft zowel een strategische dimensie (de langere termijn), als een normatieve dimensie (verantwoordelijkheid voor andere schaalniveaus en toekomstige generaties).

Om duurzame ontwikkeling te kunnen meten heeft Telos de duurzaamheidbalans ontwikkeld. In een duurzaamheidbalans brengen we de belangrijkste indicatoren voor de ontwikkeling van een gebied samen. Dat doen we door de kapitalen te ontleden in voorraden, eisen en indicatoren en hun normen.

In het onderstaande schema worden deze begrippen kort toegelicht.

Begrip Omschrijving

Kapitaal De drie essentiële delen, subsystemen van het totale maatschappelijke systeem: ecologie, sociaal-cultureel en economie.

Voorraad De essentiële elementen die samen de kwaliteit en kwantiteit van een kapitaal bepalen.

Eisen De langetermijndoelen die geformuleerd worden voor de ontwikkeling van een voorraad.

Indicatoren Graadmeters waarmee de eisen kunnen worden geoperationaliseerd.

(11)

De eisen of lange termijn doelen vormen uiteindelijk de kern van de duurzaam-heidbalans. Ze verwoorden eigenlijk de lange termijn duurzaamheidambities van de regio/gemeente, de gemeenschappelijke droom (stip op de horizon). Met behulp van de indicatoren wordt vervolgens gemeten of de regio/gemeente er in slaagt haar ambities ook waar te maken. Hoe ver staat men af van doelrealisatie. Normaal worden bij het opstellen van een regionale of lokale duurzaamheidbalans de doelen samen met de opdrachtgever vastgesteld. De doelen die we in deze balans hanteren zijn de doelen die we gebruiken in de Nationale Monitor Duurzame Gemeenten 2015. Deze doelen zijn gebaseerd op de jarenlange ervaring die Telos heeft met het maken van provinciale, regionale en lokale duurzaamheidbalansen. Hoewel in de (beleids)praktijk er vaak andere woorden worden gebruikt blijkt bij nadere bestudering en analyse sprake te zijn van een grote mate van overeenstemming over de lange termijn duurzaamheidsambities. De verschillen zitten veelal niet zo zeer in de doelen, maar in de wijze waarop deze doelen moeten worden gerealiseerd.

(12)

Figuur 2.3 Klassenindeling

Het bepalen van de grenswaarden is een onderdeel in de methode dat veel discussie oplevert wat ook precies onze bedoeling is. Vaak zijn de ambities zeer abstract en algemeen geformuleerd en weinig concreet. Door concrete en meetbare streefwaarden te formuleren wordt het debat gefaciliteerd en verge-makkelijkt om antwoorden te vinden op de vraag wanneer men op een bepaald beleidsterrein nu daadwerkelijk tevreden is en wanneer men zich zorgen zou moeten gaan maken.

Voor het bepalen van de grenswaarden in deze duurzaamheidbalans is gebruik-gemaakt van de normen die we gebruikt hebben in de nationale gemeentelijke duurzaamheidsmonitor. De normeringen uit deze monitor zijn veelal gebaseerd op een regionale vergelijking. Daar waar mogelijk zijn tevens wettelijke normen ge-bruikt in de normeringswijze. Wanneer zowel regionale vergelijking en wettelijke normen onbekend zijn is de normering opgebouwd vanuit een vergelijking in de tijd. Als ook die niet beschikbaar is rest enkel nog expert judgement als norme-ringsmethodiek.

(13)

Figuur 2.4 Voorbeeld cirkeldiagram

De optelsom van de voorraden binnen een kapitaal bepaalt vervolgens de score van het kapitaal.

(14)

Sociaal-cultureel Ecologie Economie

1 Maatschappelijke participatie 1 Bodem 1 Arbeid 2 Economische participatie 2 Lucht 2 Ruimtelijke

vestigingsvoorwaarden 3 Kunst en cultuur 3 Water 3 Concurrentievermogen 4 Gezondheid 4 Natuur en landschap 4 Kennis

5 Veiligheid 5 Hinder en calamiteiten 5 Infrastructuur/bereikbaarheid 6 Woonomgeving 6 Energie en klimaat

(15)

3

Sociaal-cultureel kapitaal van

Tilburg

3.1

Inleiding

Kernbegrippen binnen het sociaal culturele kapitaal zijn sociale rechtvaardigheid en maatschappelijke betrokkenheid. Voor een sociaal en cultureel duurzame samenleving wordt het principe van sociale rechtvaardigheid ingevuld met gelijke kansen, vrijheid, brede toegankelijkheid van voorzieningen en veiligheid. Maat-schappelijke participatie verwijst naar sociale, politieke en economische partici-patie van burgers. Die zowel rechten als plichten hebben.

Binnen het sociaal cultureel kapitaal draait het primair om de sociale interacties binnen een samenleving. Mensen ontwikkelen zich door te participeren in sociale netwerken. Die toegang tot netwerken wordt niet voor niets in toenemende mate uitgedrukt in noties van 'sociaal kapitaal'. Het wordt van belang geacht voor de economische productiviteit en groei én voor het welzijn van mensen. Via sociale netwerken hebben mensen toegang tot hulpbronnen die ze individueel niet kun-nen bereiken. Dat kunkun-nen netwerken zijn binkun-nen kleine en gesloten gemeen-schappen zoals die van de familie, de voetbalclub of de klas, maar ook netwerken binnen grotere en meer open sociale eenheden zoals de buurt, de wijk en de stad, de werkomgeving, maatschappelijke organisaties, vakverenigingen of de kerk. Er kan in dit verband een onderscheid gemaakt worden tussen ‘bonding’ in de zin van de verbondenheid in eigen kring en ‘bridging’ in de zin van de ver-bondenheid tussen gemeenschappen. Idealiter is er een zeker evenwicht tussen beide: immers veel ‘bonding’ zonder ‘bridging’ leidt op termijn tot isolatie en sociale ‘inteelt’; veel ‘bridging’ zonder ‘bonding’ leidt tot een afname van soli-dariteit en gemeenschappelijkheid.

(16)

Daarbij gaat het om het vertrouwen in instituties zoals leger, overheid, pers, bedrijven om vertrouwen in de politiek.

3.2

De voorraden

Voorraad Maatschappelijke participatie

Mensen ontwikkelen zich door te participeren in netwerken. Daardoor krijgen ze toegang tot hulpbronnen die ze individueel niet zouden kunnen bereiken. Dat kunnen netwerken zijn binnen kleine, min of meer gesloten eenheden (familie, klas, voetbalclub), maar ook grotere en meer open netwerken. Participatie in sociale netwerken is van belang voor het welzijn van mensen, maar ook voor economische productiviteit en groei. Daarnaast draait de politieke participatie om de mate waarin burgers betrokken zijn bij de besluitvorming die henzelf als individu en de samenleving als geheel raakt. Daarin speelt het vertrouwen dat de burger heeft in de politiek en haar instituties een belangrijke rol.

Eisen:

 De sociale samenhang van de samenleving is gewaarborgd

 Burgers zijn betrokken bij de samenleving

 Elke burger heeft zeggenschap in politieke besluitvorming die hem of haar en de samenleving en haar toekomst aangaat en maakt daar ook gebruik van

 Iedereen heeft het recht om zijn eigen identiteit en diversiteit te koesteren en uit te dragen, in woord en gedrag, zolang dit anderen niet beperkt om hetzelfde te doen

Resultaten

(17)

Bron: gemeente Tilburg, Burgeronderzoek 2016

(18)

Figuur 3.2 Het opkomstpercentage bij de gemeenteraadsverkiezingen in de periode 2002-2014

(19)

Voorraad Economische participatie

Het hebben van werk vormt een van de belangrijkste ordende principes in onze Westerse samenleving. Het biedt eerst en vooral aan de meeste burgers moge-lijkheden om inkomen te verwerven. Daarnaast kan werk bijdragen aan de be-hoefte van mensen om zich zelf te verwerkelijken en biedt het toegang tot allerlei sociale netwerken.

Eisen:

 Burgers zijn in staat om zich economisch staande te houden

 Er is armoede noch uitsluiting Resultaten

De voorraad economische participatie laat over de hele linie negatieve resultaten zien. Alle indicatoren zijn bovendien verslechterd. Hierin zien we nog duidelijk de restanten en de doorwerking van de economische crisis. Het aantal personen in de bijstand is aan de hoge kant en toegenomen. Datzelfde geldt voor het aantal arme huishoudens. Arme huishoudens betreft het aandeel huishoudens dat 4 jaar of langer een inkomen heeft lager dan 105% van het sociaal minimum. Daarnaast is te zien dat het buffervermogen van huishoudens zorgen baart. Ook het aantal mensen dat langdurig werkeloos is geeft reden tot zorg, zij het dat deze indicator iets minder slecht scoort dan de andere indicatoren binnen deze voorraad. Bovenstaand negatief beeld wordt bevestigd door aanvullende gegevens door de gemeente Tilburg verstrekt over de mate waarin in Tilburg gebruik gemaakt wordt van speciale regelingen voor minimahuishoudens. Onderstaande tabel laat zien dat er in 2015 en 2016 sprake is van een lichte toename van het gebruik van deze specifieke regelingen. Wel is het gemiddeld door de gemeente Tilburg uitgekeerd bijstandsbedrag licht gedaald. Dit laatste heeft verschillende verklaringen. In de eerste plaats zitten er in Tilburg, zo laat onderstaande figuur zien, relatief wat minder echtparen dan alleenstaanden in de bijstand. De bijstandsnorm voor deze laatste groep is lager dan die voor echtparen. Daarnaast is er sprake van een lichte stijging in de verrekende inkomsten van bijstandsgerechtigde (dit ligt echter nog steeds onder het landelijke gemiddelde).

(20)

Tabel 3.1 Gebruik speciale regelingen voor minimumhuishoudens naar soorten regelingen 2015 2016 Doelgroep HH Minima HH % Minima HH Doelgroep HH Minima HH % Minima HH Minimahuishoudens 88.880 14.363 16,2 89.061 14.828 16,6

Gebruik regelingen Minima HH Gebruik % gebruik Minima HH Gebruik % gebruik

Kwijtschelding 14.363 5.128 35,7 14.828 4.640 31,3 Bijzondere bijstand 14.363 3.816 26,6 14.828 2.956 19,9 CZM 14.363 4.542 31,6 14.828 5.359 36,1 IIT 14.363 3.091 21,5 14.828 3.088 20,8 Meedoen-regeling 14.363 4.746 33,0 14.828 5.867 39,6 Gebruik regelingen 14.363 8.384 58,4 14.828 8.857 59,7 0-Gebruik regelingen 14.363 5.979 41,6 14.828 5.971 40,3

(21)
(22)

bestaande normen en waarden binnen het sociaal culturele kapitaal. Het gaat dan ook over het beschermen, bewaren en opnieuw inbedden van in de tijd en ruimte vastgelegde culturele uitingen (erfgoed). De voorraad kunst en cultuur wordt hier gemeten in ‘enge’ zin dat wil zeggen dat we met name kijken naar de voorzie-ningenstructuur en daarbinnen zelfs maar naar een beperkt deel. We kijken naar kunst en cultuur in de vorm van musea, monumenten en het aanbod van theater- en concertvoorstellingen.

De beschikbaarheid van kunst en cultuur in de omgeving heeft verschillende posi-tieve effecten voor de lokale gemeenschap. Allereerst maakt een gevarieerd en groot aanbod van kunst en cultuur in de gemeente de woonomgeving aantrekke-lijk voor de eigen bevolking. Daarnaast kan het aanbod van kunst en cultuur ook een aanzuigende werking hebben op mensen van buiten de gemeente (toeristen, nieuwe inwoners) en daarmee leiden tot welvaartswinst in de vorm van toename van de recreatieve bestedingen, maar ook in de vorm van stijging van huizen-prijzen en daarmee indirect tot stijgende belastinginkomsten.

Eisen:

 Het culturele aanbod is voldoende groot, evenals de diversiteit

 Iedereen kan actief of passief deelnemen aan culturele uitingen of activiteiten

 Het culturele erfgoed wordt beschermd en versterkt Resultaten

De voorraad kunst en cultuur toont een wisselend beeld. Het aantal rijks- en gemeentemonumenten is zeer laag in Tilburg. Wel zullen er zowel in 2017 als in 2018, zo laat de gemeente Tilburg weten, vijftig gemeentelijke monumenten bij-komen. Dat zal een positieve invloed hebben op de indicator- en voorraadscore. Het aantal beschermde stads- en dorpsgezichten scoort ook laag, maar er is wel sprake van een toename in de tijd. Het aanbod musea en podiumkunsten (gemeten aan de hand van de gemiddelde afstand tot deze voorzieningen) laat positieve resultaten zien, liggen redelijk in de buurt.

(23)

in Nederland gelijk gebleven en is het bezoek in Tilburg toegenomen, hetgeen positief te noemen is. Mensen gaan, als we ook het culturele bezoek buiten Tilburg meenemen, met name naar de bioscoop (62,5%), gevolgd door theatervoorstellingen (29,9%) en concert pop-/rock-/bluesmuziek (26,3%). Een soortgelijk patroon zien we ook als we alleen kijken naar het bezoek aan culturele voorstellingen in Tilburg (resp. 58,8%, 20,3% en 16,5%). Het bezoek aan dance- of housefeest met optreden van een dj of vj scoort 14,9%. In Tilburg is dat 11,2%. We zien dat Tilburgs met name voor theatervoorstellingen en pop-concerten buiten de stadsgrenzen kijken.

Tilburg heeft verschillende podia die bezocht kunnen worden (zie ook tabel). Het percentage inwoners dat tenminste 1 van de podia in de afgelopen 12 maanden heeft bezocht (70,9%) is toegenomen ten opzichte van 2014 (62,6%) en is vergelijkbaar met dat van 2012 (70,2%). Over de periode 2008-2016 bekeken is het percentage toegenomen. Met name de schouwburg en 013 springen eruit. Waar het gaat om een meer actieve vorm van cultuurparticipatie kan

(24)

Bron: Burgeronderzoek 2016 – Gemeente Tilburg 11.2 16.5 20.3 58.8 32.0 55.9 33.4 65.8 32.1 56.0 53.2 0.0 10.0 20.0 30.0 40.0 50.0 60.0 70.0 dance- of housefeest met optreden van

een dj of vj

concert pop-, rock-, of bluesmuziek theatervoorstelling (incl. cabaret) film

Bezoek in Tilburg

(25)

Figuur 3.6 Aandeel bezoekers uitgesplitst naar specifieke instellingen Bron: Burgeronderzoek 2016 – Gemeente Tilburg

0.3 0.6 1.9 2.2 2.3 2.6 2.2 3.5 3.9 3.1 3.1 5.9 7.8 0.4 0.8 1.5 1.3 2.0 2.0 2.9 2.6 2.7 4.9 5.0 4.6 5.1 0 2 4 6 8 10 12 14

spelen van toneel of mime spelen van musical, opera, operette muziek- en geluidsbewerking op de…

beeldhouwen, boetseren,… werken met textiel, wandkleden… ontwerpen websites dansen (streetdance, hiphop,… verhalen/gedichten schrijven

beeldbewerking en grafische… zingen muziekinstrument bespelen fotograferen/filmen (geen vakantie- of…

tekenen, schilderen, grafisch werk

Beoefening 2016

(26)
(27)

Voorraad Gezondheid

Een van de voorwaarden voor een duurzame samenleving is dat de bevolking ge-zond is zowel lichamelijk als geestelijk. De verantwoordelijkheid voor een gezon-de samenleving ligt gezon-deels bij gezon-de overheid die moet zorgen voor een goegezon-de en toegankelijke gezondheidszorg, maar zeker ook bij de individuele burgers die verantwoordelijk zijn voor een gezonde leefstijl. Met behulp van de eisen en indi-catoren is getracht de rechten en plichten kant van gezondheid(szorg) in beeld te brengen.

Gezondheid heeft zowel een objectieve ‘harde’ kant (percentage zieken en sterf-gevallen) als een subjectieve ‘zachte’ (gezondheidsbeleving). Beide kanten wor-den via de indicatoren in kaart gebracht.

Eisen:

 De bevolking is lichamelijk en geestelijk gezond

 De gezondheidszorg is van goede kwaliteit en toegankelijk voor iedereen; inclusief preventie en nazorg

 Iedereen neemt verantwoordelijkheid voor een gezonde leefstijl.

 De bevolking voelt zich gezond Resultaten

De voorraad gezondheid laat verschillende gezichten zien. Het aantal aanwezige huisartsen en de afstand tot het ziekenhuis scoren zeer goed. Hierbij moet wel aangetekend worden dat waar het gaat om de kwaliteit van de Tilburgse ziekenhuizen (bepaald aan de hand van het Elsevier onderzoek hiernaar) deze niet als zeer hoog wordt gewaardeerd. Daarnaast is het aantal verwarde personen sterk toegenomen. Het aantal chronisch zieken vertoont daarentegen een meer positief beeld. De beoordeling van de eigen gezondheid is aan de lage kant en ook de levensverwachting is lager dan gemiddeld, wel is deze laatste iets toegenomen. Het aantal personen dat riskant gedrag vertoont (roken, drinken, overgewicht) is hoog in Tilburg. Daarentegen scoort de indicator onvoldoende bewegen positief wat wil zeggen dat de meeste inwoners van Tilburg voldoende bewegen.1

(28)
(29)

Voorraad Veiligheid

Zowel de individuele burger als de samenleving als geheel heeft een bepaalde mate van veiligheid nodig om te kunnen functioneren. In de afgelopen tien jaar heeft het onderwerp veiligheid sterk aan belang gewonnen. Binnen de voorraad veiligheid is een onderscheid gemaakt tussen min of meer geobjectiveerde veilig-heid in termen van risico’s om ergens slachtoffer van te worden en de subjectieve beleving van veiligheid: het veiligheidsgevoel. Veiligheid spitst zich in deze voorraad toe op bescherming tegen geweld, misdaad en verkeersongevallen.

Eisen:

 De kans om slachtoffer te worden van geweld, misdaad, ongelukken en rampen is verwaarloosbaar

 Iedereen voelt zich veilig in de gemeente Tilburg Resultaten

De voorraad veiligheid vertoont een negatief beeld. Het aantal gewelds- en vermogensdelicten is hoog in Tilburg. Wel is dit aantal iets afgenomen ten opzichte van voorgaande jaren. Ook het onveiligheidsgevoel is hoog (dit is overigens gemeten op het niveau van de regio Hart van Brabant) . Positief is dat de jeugdcriminaliteit, hoewel nog steeds aan de hoge kant, een flinke daling laat zien. Datzelfde geldt ook voor de vandalisme cijfers. Wat vooral opvallend is, is dat de verkeersonveiligheid in Tilburg sterk is toegenomen of wellicht beter geformuleerd: de verkeersveiligheid is sterk afgenomen en geeft reden tot zorg. Hier lijkt sprake van een trendbreuk. In de 2016 was er nog sprake van een acceptabele ‘groene’ score, maar melden we reeds dat er sprake was van een mogelijke trendbreuk. Die lijkt daadwerkelijk te hebben plaatsgevonden.

Het onveiligheidsgevoel op het niveau van de politieregio neemt licht toe zoals te zien is in onderstaande taartdiagram. Echter wanneer we inzoomen op de gemeente Tilburg zelf op basis van het burgeronderzoek van de gemeente dan zien we dat het onveiligheidsgevoel juist licht afneemt in de laatste jaren. Dat is in lijn met het feit dat, hoewel alle indicatoren geen positieve scores laten zien, ze in de tijd wel lichte verbeteringen laten zien. Wanneer nog wat specifieker naar de gemeentelijke misdaadcijfers wordt gekeken dan blijkt, en dat is op zich verheugend, dat het aantal meldingen over inbraak of diefstal ten opzichte van voorgaande jaren sterk is

(30)

Tabel 3.2 Gemeentelijke misdaadcijfers onveiligheidsgevoel

Onveiligheid - Gemeente Tilburg 2013 2014 2015 2016

% voelt zich wel eens onveilig in eigen buurt 28,3 24,6 23,0 21,8 % voelt zich vaak onveilig in eigen buurt 3,5 1,8 2,2 2,5

Totaal eigen buurt 31,8 26,4 25,2 24,3

% voelt u zich wel eens onveilig 48,9 43,3 40,5 42,4

% voelt u zich vaak onveilig 3.2 2,6 1,3 2,4

Totaal onveilig algemeen 52,1 45,9 41,8 44,8

(31)

Bron: Gemeente Tilburg- Jaarcijfers politierapportage

Bron: Gemeente Tilburg - Jaarcijfers politierapportage

Figuur 3.8 Meldingen inbraak en diefstal uitgesplitst naar type inbraak of diefstal

0 2,000 4,000 6,000 8,000 10,000 2013 2014 2015 2016

Inbraak en diefstal

Diefstal/inbraak woning Diefstal/inbraak box/garage/schuur/tuinhuis Diefstal uit/vanaf motorvoertuigen

Diefstal van motorvoertuigen Diefstal van brom-, snor-, fietsen Zakkenrollerij

Diefstal af/uit/van overige voertuigen

(32)

teit van woningen, de aanwezigheid van publieke en dagelijkse voorzieningen en de tevredenheid met de eigen woonomgeving. Daarnaast kijken we naar het verhuissaldo.

Eisen:

 Iedereen heeft toegang tot een betaalbare woning van goede kwaliteit

 Publieke en dagelijkse voorzieningen zijn bereikbaar en toegankelijk voor iedereen

 Iedereen is tevreden met de woonomgeving waar hij of zij woont: veilig, aangenaam en gezond

Resultaten

(33)
(34)

en is gericht op het overbrengen van kennis, vaardigheden en houding. Het on-derwijs heeft drie hoofdfuncties: kwalificatie, selectie en allocatie en socialisatie. Formeel onderwijs vindt meestal plaats in bestaande onderwijsinstellingen, maar gebeurt uiteraard ook in meer informele settings zoals het gezin, de sportvereni-ging, het buurthuis en de peer group. Om in te kunnen blijven spelen op de maat-schappelijke behoeften en de behoeften van de arbeidsmarkt moet het onderwijs continu in ontwikkeling blijven. Voor de jeugd is het van belang dat er voldoende mogelijkheden voor goed onderwijs in de gemeente en regio aanwezig zijn. Daarnaast moeten jongeren nadat ze een opleiding hebben voltooid voldoende mogelijkheden hebben om de arbeidsmarkt te betreden.

Eisen:

 Het onderwijs sluit aan op de maatschappelijke behoefte

 Iedereen heeft toegang tot een vorm van onderwijs of scholing die past bij zijn of haar capaciteiten

 Iedereen heeft de plicht er voor zorg te dragen dat zijn of haar competenties (blijven) aansluiten op maatschappelijke behoeften

 Het onderwijs is van hoge kwaliteit Resultaten

De voorraad onderwijs laat een wisselend beeld zien. Het aanbod aan basis-scholen en voortgezet onderwijs is zondermeer zeer goed te noemen in Tilburg als centrumstad. Daarnaast laat ook het opleidingsniveau van de bevolking een positieve en verbeterde score zien. Een ontwikkeling die voor een deel kan samenhangen met de groeiende betekenis van Tilburg als studentenstad maar die ook het gevolg kan zijn van het positieve migratiesaldo (hoger opgeleiden, maar ook vermogendere gepensioneerden kiezen weer voor de stad). Het aantal voortijdige schoolverlaters daarentegen is hoog en dat geldt ook voor de

(35)
(36)

4.1

Inleiding

Voor het ecologisch kapitaal van de gemeente Tilburg kijken we naar de ver-schillende ecosystemen binnen de gemeente. Deze dienen over voldoende veerkracht te beschikken om de natuurlijke en menselijke verstoringen op te kunnen vangen zonder dat dit leidt tot onherstelbare schade aan een van de vier ecosysteemfuncties: de productiefunctie, draagkrachtfunctie, informatiefunctie en regulatiefunctie. Er is gekozen voor een ecosysteembenadering waarbij de kwaliteit en kwantiteit van de geleverde functies centraal staat. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen biotische elementen zoals de aanwezigheid van planten en dieren en de abiotische elementen zoals bodem, water en lucht. Op basis van de ecosysteembenadering onderscheiden we de volgende voor-raden: bodem en grondwater, oppervlaktewater, lucht en natuur en landschap. Deze voorraden hangen onderling sterk samen, maar ook met voorraden in de andere kapitalen.

(37)

Als aparte voorraad wordt verder de voorraad ‘energie en klimaat’ onderscheiden. Klimaatverandering wordt veroorzaakt door de grotere uitstoot van broeikasgas-sen dan hun absorptie door het aardoppervlak. Om broeikasgasemissie terug te dringen is een transitie van het gebruik van fossiele brandstoffen naar duurzame energiebronnen in gang gezet. In ons land is daarvoor het SER energieakkoord van 2013 maatgevend.3 Recent zijn de doelstellingen aangescherpt door het inmiddels geratificeerde en inwerking getreden Klimaatakkoord van Parijs van 2015.4

_______________________________________________________________________________________________ 3 http://www.energieakkoordser.nl/energieakkoord.aspx

(38)

Tot de voorraad bodem behoort het ondiep (freatisch) grondwater. De grond-waterkwaliteit kan worden bedreigd door vermesting, verzuring en de verspreiding van milieugevaarlijke stoffen zoals zware metalen en bestrijdingsmiddelen.

Eisen:

 De bodem is schoon

 Het grondwater is schoon Resultaten

De voorraad bodem vertoont een negatief beeld. Het industriële verleden van Tilburg speelt haar nog steeds parten. Daardoor is het aantal spoedlocaties (nog steeds) hoog. Dat het aantal humane spoedlocaties is toegenomen is het gevolg van nadere onderzoeken bij de andere typen spoedlocaties.Daarnaast vinden we onacceptabel grote hoeveelheden stikstof en fosfaat in de bodem terug, zij het dat een lichte verbetering valt waar te nemen. Deze verbetering is onderdeel van een langjarige trend die voor deze beide indicatoren waarneembaar is. Kenmerkend voor een grote stad is dat een (te) groot deel van de bodem bestaat uit verhard oppervlak.Het is om meerdere redenen van belang hieraan aandacht te besteden. In de eerste plaats omdat klimaatverandering gepaard gaat met overvloedigere regenval die verwerkt moet worden. Dat is lastiger of vraagt om meer specifieke maatregelen naarmate een groter deel van het oppervlak verhard is. Daarnaast houdt een verhard oppervlak meer warmte vast en versterkt daarmee het hitte-eiland effect.

In de benchmark hebben we, omdat we voor alle Nederlandse gemeenten over dezelfde cijfers dienen te beschikken, gebruik moeten maken van wat verouderde gegevens over de spoedlocaties. Daardoor is het beeld voor Tilburg somberder dan wanneer we de meest actuele gemeentelijke cijfers zouden gebruiken. Inmiddels zijn, zo geeft de gemeente aan, de risico’s op verschillende

spoedlocaties beheersbaar of gesaneerd. Het aantal humane spoedlocaties is teruggebracht tot maximaal twee. Mogelijk betreft het hier verontreiniging vanuit dezelfde bron, waardoor het feitelijk nog maar om één locatie zou gaan. Wat betreft de ecologische spoedlocaties resteert er nog één. Het aantal

(39)
(40)

wikkeling van de natuur. Schade aan de gezondheid ontstaat door zowel kort-durende blootstelling aan hoge concentraties van vervuilende stoffen als door langdurige blootstelling aan relatief lage concentraties. Voor de natuur zijn er effecten op het gebied van vermesting en verzuring waardoor het natuurlijke evenwicht van ecosystemen wordt verstoord. De luchtkwaliteit wordt beïnvloed door emissies die vrijkomen bij vrijwel alle menselijke activiteiten. Soms hebben deze emissies een lokale oorsprong, maar vaak wordt de luchtkwaliteit bepaald door de import van elders geëmitteerde stoffen. Luchtkwaliteit speelt dus op heel verschillende schaalniveaus. Op lokaal niveau gaat het gepaard met problemen als fijn stof (PM10) en luchtconcentratie stikstofdioxide (NO2), terwijl (aan het andere uiterste) op mondiaal niveau de uitstoot van CO2 uit verbrandingsproces-sen een rol speelt. De CO2 emissies zijn opgenomen in de voorraad energie en klimaat.

Eisen:

 De lucht is schoon Resultaten

De voorraad lucht vertoont een over de hele breedte zeer positief en bovenal een verbeterd beeld. De emissies van stikstofoxiden, fijnstof, CO2 en NMVOS hebben alle een goude score. Dit komt vooral doordat de gemeente Tilburg weinig zware industrie en tevens een hoog aantal inwoners heeft (we drukken de hoeveelheid CO2 uit per inwoner). Ten opzichte van de concentratie van ozon zijn de

(41)
(42)

(in principe) bedekt is met water. We onderscheiden stromende wateren zoals rivieren en beken en stilstaande wateren zoals meren en vennen. In de voorraad oppervlaktewater gaat het met name om de kwaliteit van het oppervlaktewater. Daarnaast, en zeker ook tegen de achtergrond van het klimaatvraagstuk, krijgt ook het vraagstuk van wateroverlast steeds meer aandacht. We beperken ons hier tot het meten van de biologische en chemische kwaliteit.

Eisen:

 Het oppervlaktewater is schoon Resultaten

(43)
(44)

kwalitatieve dimensie van natuur) centraal. Dit brengen we in beeld door naar de soortenrijkdom te kijken. Verder besteden we in deze voorraad ook aandacht aan de meer kwantitatieve dimensie van de natuur: de instandhouding en de bereik-baarheid van het natuurlijk areaal. Dit wordt in kaart gebracht met behulp van indicatoren die iets zeggen over het aandeel bos en natuurlijk terrein, het aandeel recreatief binnenwater en de afstand tot openbaar groen. Aan de belevingskant van de natuur wordt, zij het in beperkte mate, aandacht besteed via de indicator tevredenheid met het groen in de buurt.

Eisen:

 De natuurlijke biodiversiteit moet worden behouden

 De natuur moet zoveel mogelijk in stand worden gehouden en zo mogelijk versterkt

 De natuur is bereikbaar Resultaten

(45)
(46)

haar dagelijks functioneren overlast ondervindt in de vorm van geur, licht en geluid. Verder speelt het vraagstuk van externe veiligheid, het risico dat mensen slachtoffer worden van een ramp in deze voorraad een belangrijke rol. Hinder en externe veiligheid/calamiteiten maken zoals al eerder aangegeven deel uit van het milieubeleid en zijn daarom onder het ecologisch kapitaal geplaatst. Deze voor-raad heeft sterke verbindingen met de voorvoor-raad wonen en woonomgeving. Indus-trie, landbouw en verkeer hebben grote invloed op de kwaliteit van de leefomge-ving onder andere door vervuiling van lucht en bodem.

Daarnaast wordt de leefomgeving ook aangetast door geluid- en geuroverlast en is er het risico van een calamiteit. Geluidsoverlast, door bijvoorbeeld industrie, weg-, spoor- en vliegverkeer, kan leiden tot verstoring van de nachtrust. Deze kan leiden tot een verhoogd stressniveau met hart- en vaatziekten tot gevolg en tot verminderde leerprestaties bij kinderen. Ook geuroverlast is gerelateerd aan psychische problemen. Verder vormen de productie, het gebruik en transport van gevaarlijke stoffen een risico voor de externe veiligheid. In het geval van een calamiteit kunnen mensen aanwezig in de directe omgeving gewond raken of komen te overlijden afhankelijk van het gevaar van de stoffen. Voorbeelden van bedrijven met een extern veiligheidsrisico zijn: spoorwegemplacementen, LPG-tankstations en grote chemische bedrijven.

Eisen:

 De kans dat er slachtoffers vallen bij een calamiteit is minimaal

 Er is geen door de mens veroorzaakte overlast in de vorm van geur, licht en geluid

Resultaten

(47)

a

De gegevens met betrekking tot de ervaren overlast (van geluid en stank, stof en vuil) kunnen nog wat verder worden uitgediept aan de hand van de resultaten uit de tweejaarlijkse leefbaarheidsmonitoring (Lemon) die de gemeente Tilburg onder haar inwoners laat uitvoeren. Drie vragen uit dit onderzoek sluiten qua thematiek min of meer aan op de indicatoren m.b.t. de ervaren overlast uit de benchmark:

 Heeft u in uw buurt overlast (van het gedrag) van anderen?  Heeft u in uw buurt overlast van activiteiten?

 Heeft u in uw buurt last van vervuiling?

(48)

in het Lemon onderzoek t.o.v. het WoON onderzoek waarop de benchmark is gebaseerd.

Figuur 4.1 Vergelijking van gemiddeld ervaren overlast in alle aan het Lemon onderzoek deelnemende gemeenten en Tilburg

Voor het optreden van overlast door zwerfvuil en afval in de openbare ruimte kan aanvullend nog gekeken worden naar het aantal meldingen dat binnenkomt bij het Centraal Meldpunt van de gemeente. Onderstaande tabel geeft het totaal aantal meldingen dat hierop betrekking heeft.7 Te zien is dat in 2016 het aantal

meldingen sterk is gestegen (dit geldt voor alle subonderdelen). Waarschijnlijk heeft dit te maken met de intensievere aandacht die de gemeente is gaan besteden aan het afvalbeleid en zwerfvuil.

Tabel 4.1 Meldcijfers overlast gemeente Tilburg bij centraal meldpunt

2013 2014 2015 2016

Overlast totaal 3101 3639 3660 5096

Bron: Gemeente Tilburg 5 6 7 8 9 10 2007 2010 2013 2015 Gem id d el d ci jfer

(49)
(50)

Deze berg afval moet op één of andere manier verwerkt worden. Het nuttig toepassen van afvalstoffen spaart grondstoffen én energie uit. Hierdoor vermin-dert onder meer de uitstoot van CO2. Ook hoeft er minder afval te worden ver-brand of gestort. Dat leidt weer tot minder nadelige milieueffecten van deze afvalbeheersvormen. Daarbij is het belangrijk dat afval gescheiden opgehaald wordt bij de bron. Scheiding van afvalstoffen die vervolgens een nuttige toepas-sing krijgt heeft kostenvoordelen ten opzichte van integrale inzameling.

Deze voordelen zitten vooral in de duurdere verwerking van integraal afval. Storting en verbranding kosten geld terwijl de gescheiden ingezamelde afvalstof-fen vaak een positieve waarde hebben voor de verwerker waardoor ze tegen een laag of nultarief worden geaccepteerd. Daarnaast is de belasting voor het milieu lager als afval wordt hergebruikt in plaats van storting of verbranding. Over het algemeen wordt er in stedelijke gebieden minder afval gescheiden opgehaald.

Eisen:

 Burgers werken toe naar een afvalloze samenleving Resultaten

De voorraad afval en grondstoffen vertoont een overwegend positief beeld. Bovendien is te zien dat binnen deze voorraad alle indicatoren zijn verbeterd. Wanneer het gaat om het inzamelen van GFT afval, oud papier en karton en verpakkingsglas is de score nog relatief laag en biedt zeker ruimte voor

verbetering. De gescheiden inzameling van kunststof is sterk verbeterd en scoort positief. De scores voor de totale hoeveelheid afval en huishoudelijk restafval per inwoner vertonen een positief en sterk verbeterd beeld. Dat wil zeggen dat er in Tilburg per inwoner minder afval geproduceerd wordt (wat als zodanig al goed is) en dat er onder invloed van betere afvalscheiding ook minder restafval

geproduceerd wordt. De jongste cijfers uit de benchmark betreffen gegevens over het jaar 2015. Uit meer recente cijfers van de gemeente Tilburg zelf (zie

(51)

Tabel 4.2 Afvalcijfers gemeente uitgesplitst naar jaar en categorie

2014 2015 2016

Totaal 368,3 356,4 345,5

Restafval 213,3 194,5 170,9

Groente-, fruit- en tuinafval (GFT) 72,3 75,2 78,8

Oud papier en karton 54,2 55,3 55,8

Glas 16,5 16,4 20,8

Plastic 12,0 15,0 19,1

(52)

neren van onze samenleving, de schaarste van fossiele brandstoffen en de noodzaak derhalve om zuiniger om te gaan met hetgeen beschikbaar is alsook te zoeken naar alternatieven. We kijken naar de productie en consumptie van (duurzame) energie en daarmee samenhangende zaken als energiebesparing.

Eisen:

 Burgers consumeren minder energie en stoten minder schadelijke stoffen uit

 Alle geconsumeerde energie is duurzaam opgewekt

 Investeringen van bedrijven zijn gericht op het verminderen van het gebruik van niet-hernieuwbare grond- en hulpstoffen

Resultaten

(53)
(54)
(55)

5

Economisch Kapitaal

5.1

Inleiding

Binnen het economisch kapitaal staat het functioneren van de lokale en regionale economie centraal. Hierbij is de focus gericht op behoud en versterking van het vermogen van een gemeente/regio om voldoende inkomen te genereren. Of een gemeente/regio daar ook daadwerkelijk in slaagt, is afhankelijk van de vraag of de gemeente/regio als gebied én de bedrijven in de gemeente er in slagen zich in de internationale concurrentiestrijd een goede uitgangspositie te verwerven. Vanuit lokaal en regionaal economisch perspectief wordt het concurrerend vermogen van een gemeente/regio in belangrijke mate bepaald door het samenspel van de economische structuur en het lokale en regionale vestigingsklimaat. Waar het gaat om de economische structuur kijken we dan naar zaken als de sectorale samenstelling (bedrijfstakken, exportgerichtheid, innovativiteit), de grootteklasse-structuur, aandeel buitenlandse bedrijven, levensfase van de ondernemingen, onderlinge verwevenheid (clustering) etc. Waar het gaat om het lokale en regio-nale vestigingsklimaat zijn zaken van belang als beschikbaarheid van gekwali-ficeerd personeel, ontsluiting via weg, lucht, water, spoor, ICT, kennisinfrastruc-tuur (universiteiten en hogescholen, publieke R&D, maar ook private kennisinves-teringen), ruimte voor bedrijvigheid (bedrijfsterreinen, kantoorgebouwen), politieke stabiliteit etc. Hoewel de interactie tussen de economische structuur en het vestigingsklimaat van groot belang is voor het in economisch opzicht functioneren van een gemeente/regio is deze echter niet louter en alleen hiervan afhankelijk. Het gaat om een dynamische relatie, die sterk beïnvloed wordt door de wijze waarop bedrijven reageren op veranderingen in hun omgeving en in het verlengde hiervan hun bedrijfsstrategie aanpassen.

(56)

aan-op productie van goederen en aan-op standaardisatie en schaalvergroting, de

postindustriële economie is gericht op productie van diensten en kennis. Zowel de productie van diensten als die van kennis bestaan bij de gratie van creativiteit. Zelfs waar het in de ‘nieuwe economie’ gaat om de voortbrenging van goederen is deze niet meer in de eerste plaats gericht op standaardisatie, maar op de toevoe-ging van kwaliteiten en betekenis. Men zou zelfs van een culturele economie kunnen spreken. Dat is een economie die ‘symbolische goederen’ produceert. Daaronder worden goederen verstaan die vooral de behoefte aan persoonlijke groei en individuele zelfbevestiging, aan amusement en aan verfraaiing en deco-ratie bevredigen. Economische sectoren als mode, sport, muziek, film, radio, televisie, show, design, cosmetica, toerisme, architectuur, reclame, uitgeverij en nieuwe media zijn daartoe te rekenen. Het zijn alle sectoren die bestaan bij de gratie van creativiteit. Juist dit creatieve deel in de huidige economie is snel groeiende en heeft behoefte aan een totaal ander vestigingsklimaat waarin er letterlijk en figuurlijk ruimte is voor creativiteit.

(57)

5.2

De voorraden

Voorraad Arbeid

Arbeid binnen het economisch kapitaal refereert aan het vermogen van de mens om een bijdrage te leveren aan het productieproces van goederen en diensten. De kwaliteit (kennis, ervaring, creativiteit) en de (kwantitatieve) beschikbaarheid van mensen die kunnen en willen werken is dan ook een cruciale economische factor. Het functioneren van de arbeidsmarkt is van groot belang om vraag en aanbod bij elkaar te brengen.

Eisen:

 De vraag naar en het aanbod van arbeid zijn in evenwicht, kwalitatief en kwantitatief

 Werk is gezond: langdurig ziekteverzuim en uitstroom t.g.v. arbeidsongeschiktheid worden voorkomen

 Het arbeidspotentieel van de totale potentiële beroepsbevolking wordt benut Resultaten

De voorraad arbeid vertoont een gematigd positief beeld, dat wel verbeterd is. De gemeente Tilburg heeft relatief gezien veel jongere inwoners en weinig oude(re) inwoners. Dat is zeker vanuit arbeidsmarktperspectief prettig. Zaak is wel deze jonge bevolking vast te houden.Daarnaast is de benutting van het

(58)
(59)

Voorraad Kennis

Bij de voorraad kennis gaat het primair om de kennis die gebruikt wordt in het pro-ductieproces. We kunnen daarbij nog een onderscheid maken tussen zoge-naamde ‘embodied’ en ‘disembodied knowledge’. Bij embodied knowledge gaat het om kennis die arbeidskrachten bezitten (human capital), bij disembodied knowlegde juist om kennis die opgesloten zit in kapitaalgoederen. Voor het op peil houden van het kennisniveau van bedrijven en beroepsbevolking is een goede kennisinfrastructuur noodzakelijk.

Eisen:

 De kennisinfrastructuur is van een hoog niveau en ondersteunt de bedrijvigheid

 Het creatieve, adaptieve en innovatieve vermogen van werknemers en werkgevers van en in bedrijven en organisaties als geheel, wordt voortdurend versterkt

Resultaten

De voorraad kennis laat positieve resultaten zien. Tilburg heeft zowel in de high- en medium tech als in de creatieve industrie relatief hoge

(60)

1,000 1,500 2,000 2,500 3,000 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

(61)

Voorraad Ruimtelijke vestigingswaarden

Bij deze voorraad gaat het vooral om zaken als de beschikbaarheid, segmentatie en kwaliteit van bedrijventerreinen en de beschikbaarheid en kwaliteit van be-drijfsruimten en kantoorgebouwen. Hoewel bedrijventerreinen, bedrijfshuisvesting en kantoor gebouwen en dat geldt ook voor infrastructuur te beschouwen zijn als een vorm van kapitaalgoed worden ze hier meegenomen als een eigenstandige voorraad. Ze fungeren immers niet als een directe input in het productieproces, maar als randvoorwaarde voor het goed functioneren van de regionale economie.

Eisen:

 De beschikbare ruimte voor bedrijvigheid wordt optimaal beheerd: er is sprake van zuinig ruimtegebruik

 Er is voldoende ruimte (terreinen, bedrijfspanden) beschikbaar voor bedrijvigheid

Resultaten

(62)
(63)

Voorraad Concurrentievermogen

De kracht van een lokale en regionale economie wordt in belangrijke mate be-paald door de in die gemeente/regio aanwezige bedrijvigheid. Daarbij gaat het om het geheel van al die bedrijven maar ook om de samenstelling daarvan (de lokale en regionale productiestructuur).

De samenstelling moet zodanig zijn dat deze economische groei kan genereren, maar ook conjuncturele schokken kan opvangen. Daarnaast moet er sprake zijn van voldoende dynamiek en vernieuwing (starters, bedrijven die zich nieuw in de regio vestigen). Ondernemingen moeten daarbij voortdurend blijven investeren in de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten.

Eisen:

 De economische structuur wordt permanent versterkt en vernieuwd door de komst van startende ondernemingen en zich nieuw in de gemeente Tilburg vestigende ondernemingen

 De lokale economie is concurrerend

 Voor het instandhouden en versterken van het productieve vermogen van de economie is het nodig dat het bedrijfsleven voldoende investeert

Resultaten

De voorraad concurrentie vermogen geeft een overwegend negatief beeld weer. Het bruto regionaal product per hoofd van de bevolking is laag maar ten opzichte van voorgaande jaren wel licht gestegen. Ook is Tilburg niet sterk

(64)
(65)

Bron: Bedrijvenregister Tilburg

Figuur 5.3 Absolute aantal banen in topsectoren

Eerder gaven we al aan dat het Bruto Stedelijk Product (BSP) per inwoner in Tilburg relatief laag is, maar dat het wel in de lift zit. Het BSP is de totale toegevoegde waarde van alle economische activiteiten die in een stad wordt gecreëerd, d.w.z. de som van lonen, loonbelasting en sociale premies van alle werknemers (incl. ambtenaren), niet-productgebonden belastingen (WOZ, heffingen en rechten) en loonsubsidies, winsten en afschrijvingen. In de periode 2013 - 2016 is het BSP in Tilburg in vergelijking met Nederland aanzienlijk sterker gestegen (8,0% groei resp. 5,3% groei). 8

Tabel 5.1 Vergelijking bruto stedelijk product over tijd en regio

* bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen, totaal bedrijfsactiviteiten, prijsniveau 2013 ** voorlopig

Bron: CBS/Statline, Regionale economische jaarcijfers en Banen van werknemers regio, bewerking Rienstra Beleidsonderzoek en Beleidsadvies BV (ruimtelijk-economisch prognosemodel REPROG)

_______________________________________________________________________________________________ 8 Bron: Gemeente Tilburg

20000 21000 22000 23000 24000 25000 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Aantal banen in top sectoren

(66)
(67)

Voorraad Infrastructuur/bereikbaarheid

In onze ‘hoog mobiele’ samenleving speelt bereikbaarheid en de daarbij

behorende infrastructuur in al zijn verschijningsvormen een steeds crucialere rol. Dat geldt niet alleen voor het economisch functioneren van onze samenleving, maar evenzogoed voor het sociale functioneren.

Eisen:

 Bedrijven, voorzieningen, instellingen en economische centra zijn goed bereikbaar dan wel ontsloten via de weg, het spoor, het water, de lucht en de ICT

Resultaten

De voorraad Infrastructuur/bereikbaarheid vertoont een wisselend beeld. We zien een goede ontsluiting voor de inwoners van de gemeente Tilburg op het

spoorwegennetwerk. De ontsluiting van Tilburg op het hoofdwegennet laat een tegenovergesteld beeld zien. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de

(68)
(69)

Uit de reistijdentabel hieronder blijkt dat de gemiddelde reistijd naar Tilburg centrum de afgelopen jaren en in het bijzonder in 2016 iets is verbeterd.

Figuur 5.5 Reistijden tabel 2012-2016

(70)

6.1

Inleiding

In de vorige hoofdstukken hebben we een gedetailleerd beeld geschetst van Tilburg op het niveau van de drie kapitalen en daarbinnen op het niveau van de voorraden. Dit beeld krijgt meer reliëf als we dit in een vergelijkend perspectief plaatsen. De Nationale Monitor Duurzame Gemeenten 2014-2017 van Telos biedt daartoe alle mogelijkheden. Je zou dat vergelijken in zijn meest simpele vorm kunnen doen door een ranglijst op te stellen met aan de top de best scorende gemeente en aan de staart de slechts scorende gemeente. In onze ogen is een dergelijke vergelijking niet zo zinvol omdat deze al te gemakkelijk voorbij gaat aan de eigenheid van de gemeente. Eigenheid die samenhangt met zaken als histo-rische ontwikkeling, ligging (centraal in het land of perifeer), bevolkingssamen-stelling en -ontwikkeling, samenbevolkingssamen-stelling van de economische structuur, positie van de gemeente in het regionale netwerk etc. De algemene duurzaamheidscore van gemeenten wint aan waarde en inhoud wanneer de deels daaruit voortvloeiende gemeentelijke ontwikkelkansen en -opgaven, gekoppeld wordt aan die eigenheid van de gemeente. Om daaraan recht te doen maar tegelijkertijd niet te verzanden in stapeling van louter specifieke kenmerken van een gemeente maken we gebruik van typologieën. Deze zijn om drie redenen van belang en bruikbaar. Ten eerste geeft de typologie een indruk van de gemeente-eigen samenhang van duurzaamheidskenmerken, zodat deze meer inzichtelijk en begrijpelijk wordt. Op de tweede plaats brengt de typologie gemeentelijke duurzaamheid kenmerken in verband met bredere kenmerken van specifieke gemeenten, zoals de positie in de regio, de economisch-historische achtergrond en de aard van het grondgebruik. Er ontstaat een beeld van de context-specifieke eigenheid van duurzaamheid kenmerken. Ten slotte biedt de typologie de mogelijkheid om de gemeentelijke ontwikkeling te 'benchmarken' met vergelijkbare andere gemeenten, om zo tot een nog scherper beeld te komen van de eigen ontwikkelingsgang. Samen draagt dit bij tot een beter begrip van de eigen (regionale) gemeentelijke positie en de bijbehorende duurzame ontwikkelkansen en -opgaven: een handelingsperspectief 'voorbij de lijstjes'.

(71)

navolgende werken we een en ander wat verder uit en maken op basis daarvan een selectie van gemeenten met wie Tilburg vergeleken gaat worden.

Een ongenuanceerde vergelijking: Tilburgs positie op de nationale ranglijst Zoals hierboven al aangegeven houden we niet van ranglijstjes, maar als we toch een ranglijst zouden opstellen dan neemt de gemeente Tilburg in het duurzaam-heidonderzoek 2017 onder de 388 Nederlandse gemeenten de 308ste plaats in (zie: Nationale Monitor Duurzame Gemeenten 2017). Ten opzichte van 2014 is haar positie zowel in 2016 als in 2017 verbeterd, de positie in 2015 is licht verslechterd ten opzichte van 2014. In 2014 stond Tilburg nog op de 333ste plaats (van 403 gemeenten), in 2015 op de 336ste plaats (van 393 gemeenten) en in 2016 op plaats 309.

Een blik op de kapitaalscores laat zien dat de gemeente Tilburg, met een score van 53.9% op het ecologisch kapitaal en een 216ste plaats voor dit kapitaal, een gemiddeld ecologisch kapitaal bezit. De score van 41.3% op het sociaal-cultureel kapitaal (359ste plaats) laat een beneden gemiddeld resultaat zien, terwijl het economisch kapitaal in Tilburg met 48.4% het beter doet (144ste plaats).

Zo als gezegd is dit in onze ogen een zeer ongenuanceerde benadering omdat ze geen of onvoldoende recht doet aan de eigenheid van Tilburg. In de volgende paragrafen vergelijken we Tilburg met verschillende typen gemeenten om aan het slot van dit hoofdstuk een samenvattende conclusie te trekken wat al deze vergelijkingen ons nu leren over Tilburg en haar sterke en zwakke punten bezien door een duurzaamheidsbril.

6.2

Vergelijking op basis van inwoneraantal

De gemeentegrootte heeft invloed op de duurzaamheidsscores zo heeft eerder onderzoek van Telos, gebaseerd op de uitkomsten van Nationale Monitoren9, laten zien. Onderstaande figuur laat zien dat met het toenemen van het

inwoneraantal de score van het sociaal kapitaal duidelijk afneemt en die van het economisch kapitaal juist sterk stijgt. Die van het ecologisch kapitaal daalt licht.

_______________________________________________________________________________________________ 9

(72)

Figuur 6.1 Gemeentegrootte en duurzaamheidsscore Indeling

Bij de grootte van de gemeenten zijn grofweg drie typen te onderscheiden: kleine, middelgrote en grote gemeenten. De kleine gemeente is gedefinieerd als een gemeente met minder dan 50.000 inwoners, de middelgrote gemeenten heeft een inwoneraantal tussen de 50.000 en 100.000 inwoners en de grote gemeente telt 100.000 inwoners of meer. De gemeente Tilburg, als zesde stad van Nederland, valt onder de derde categorie: de grote gemeenten. Om die reden vergelijken we de gemeente Tilburg met de overige grote gemeenten.

Resultaten vergelijking met andere grote steden

(73)

6.3

Vergelijking op basis van kwalitatieve kenmerken

6.3.1 Bouwstenen voor een kwalitatieve typologie van gemeenten

Naast het inwonertal zijn er andere, meer gedetailleerde, kwalitatieve kenmerken die inzicht kunnen geven in de specifieke aspecten en uitdagingen van gemeen-ten op duurzaamheidsgebied. Ze geven een verdere, noodzakelijke verdieping aan de hiervoor gebruikte kwantitatieve typologie. De hieronder, op basis van de literatuur geselecteerde kwalitatieve aspecten geven invulling aan de behoefte om te komen tot meer kwalitatieve duiding van de resultaten. We onderscheiden de volgende kwalitatieve kenmerken:

 aard van het bodemgebruik

 aard van de woningvoorraad

 aard werkgelegenheidsfunctie

 bevolkingsontwikkeling

 positie gemeente in regionaal verband

 economische geschiedenis 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Maatschappelijke Participatie Economische Participatie Kunst en cultuur Gezondheid Onderwijs Veiligheid Woonomgeving Bodem Water Lucht Hinder en calamiteiten Natuur en landschap Energie Afval en grondstoffen Concurrentievermogen Arbeid Kennis Ruimtelijke vestigingsvoorwaarden Infrastructuur en bereikbaarheid

Benchmark Tilburg vs Grote gemeenten

(74)

kingsgroei tegenover een gemeente met bevolkingskrimp. 6.3.2 Algemene kenmerken van de kwalitatieve typologie

De onderstaande tabel laat zien welke kwalitatieve aspecten zijn opgenomen in de constructie van de verschillende typologieën en hoe deze vervolgens zijn ge-operationaliseerd. Daarnaast is de definitie van het desbetreffende type vermeld. De gemeente Tilburg valt onder vier van de onderstaande typologieën:

Toeristische gemeente, Centrumgemeente, Groeigemeente en Voormalige Industriegemeente. In dit rapport vergelijken we de gemeente Tilburg dan ook met de gemeenten in Nederland die ook onder deze typologie vallen. Aanvullend vergelijken we de gemeente Tilburg nog met de grote Brabantse steden (Eindhoven, Breda en ’s-Hertogenbosch) en de andere universiteitssteden in Nederland.

Kenmerk Typologie Definitie

Bevolkings-ontwikkeling

Groeigemeente Groei aantal inwoners in 2007-2017 >5% Krimpgemeente Krimp aantal inwoners >2% in 2007-2017

Woning-voorraad

New Town >40% woningen is gebouwd na 1985

Historische gemeente Woningvoorraad voor 1905 >8% + 1 of meerdere monumentale stadsgezichten

Werkge-legenheid

Werkgemeente Werkgelegenheidsfunctie >100 + aantal banen >14.000 Woongemeente Werkgelegenheidsfunctie <60

Bodem-gebruik

Groene gemeente Aandeel bos en natuurlijk terrein >30% Agrarische gemeente Aandeel agrarische grond >75%

Overige Centrum gemeente Gemeente bevat meer dan 15% van de inwoners van een COROP gebied + een score van >50 op voorzieningenniveau Voormalige Industrie

gemeente

Meer dan 53% van de beroepsbevolking werkte volgens de volkstelling van 1960 in de industrie

Toeristische gemeente

Meer dan 10% van de bedrijfsvestigingen is gericht op toerisme of meer dan 14% van de beroepsbevolking werkt in het toerisme

(75)

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Maatschappelijke… Economische Participatie Kunst en cultuur Gezondheid Onderwijs Veiligheid Woonomgeving Bodem Water Lucht Hinder en calamiteiten Natuur en landschap Energie Afval en grondstoffen Concurrentievermogen Arbeid Kennis Ruimtelijke… Infrastructuur en…

Benchmark Tilburg vs Groei gemeenten

Tilburg Gemiddelde groei gemeenten

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Maatschappelijke… Economische Participatie Kunst en cultuur Gezondheid Onderwijs Veiligheid Woonomgeving Bodem Water Lucht Hinder en calamiteiten Natuur en landschap Energie Afval en grondstoffen Concurrentievermogen Arbeid Kennis Ruimtelijke… Infrastructuur en…

Benchmark Tilburg vs Centrum gemeenten

(76)

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Maatschappelijke… Economische Participatie Kunst en cultuur Gezondheid Onderwijs Veiligheid Woonomgeving Bodem Water Lucht Hinder en calamiteiten Natuur en landschap Energie Afval en grondstoffen Concurrentievermogen Arbeid Kennis Ruimtelijke… Infrastructuur en…

Benchmark Tilburg vs Toeristische gemeenten

Tilburg Gemiddelde toeristische gemeenten 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Maatschappelijke… Economische Participatie Kunst en cultuur Gezondheid Onderwijs Veiligheid Woonomgeving Bodem Water Lucht Hinder en calamiteiten Natuur en landschap Energie Afval en grondstoffen Concurrentievermogen Arbeid Kennis Ruimtelijke… Infrastructuur en…

(77)

Vergelijking resultaten met groei gemeenten

Uit de vergelijking met de groeigemeenten blijkt dat de gemeente Tilburg met name op het terrein van kennis, afval en grondstoffen, energie, natuur en landschap en lucht gunstiger scoort dan de andere groei gemeenten. De voorra-den bodem, ruimtelijke vestigingsvoorwaarvoorra-den, maatschappelijke participatie, infrastructuur en bereikbaarheid, economische participatie, gezondheid, veiligheid en woonomgeving scoren daarentegen juist minder gunstig in de gemeente Tilburg dan in andere groeigemeenten.

Vergelijking resultaten met andere centrum gemeenten

In vergelijking met de andere centrum gemeenten zien we een min of meer overeenkomstig beeld dan met de groei gemeenten. De gemeente Tilburg scoort op het terrein van kennis, afval en grondstoffen, energie, natuur en landschap beter. Maar ook op de voorraden onderwijs en arbeid scoort Tilburg hoger dan andere centrum gemeenten. Op de voorraad bodem scoort Tilburg eveneens veel lager dan vergelijkbare centrum gemeenten. Ook de voorraden

concurrentievermogen, ruimtelijke vestigingsvoorwaarden, infrastructuur en bereikbaarheid, maatschappelijke en economische participatie en gezondheid scoren lager dan het gemiddelde van de andere centrum gemeenten. De

voorraden hinder en calamiteiten, lucht, onderwijs en veiligheid scoren nagenoeg gelijk.

Vergelijking resultaten met andere voormalige industriegemeenten De vergelijking met de voormalige industriegemeenten laat wederom zien dat de voorraden kennis, arbeid en energie hoger scoren in de gemeente Tilburg. Ook de voorraden afval en grondstoffen, hinder en calamiteiten, lucht, water en woonomgeving laten een lichte positieve score zien. De voorraden concurrentie-vermogen, bodem, veiligheid en economische participatie vertonen juist een negatieve score ten opzichte van andere voormalige industrie gemeenten. Vergelijking resultaten met andere toeristische gemeenten

De vergelijking met andere toeristische gemeenten laat zien dat de voorraden kennis, arbeid, energie, lucht en onderwijs een beduidend betere score laten zien in de gemeente Tilburg dan dat ze doen in de andere toeristische gemeenten. De voorraden veiligheid, ruimtelijke vestigingsvoorwaarden, economische participatie, maatschappelijke participatie, veiligheid, bodem, hinder en calamiteiten en de voorraad concurrentie vermogen vertonen een slechtere score in verhouding tot de andere toeristische gemeenten. De andere voorraden vertonen geen opmerke-lijke verschil tussen de gemeente Tilburg en andere toeristische gemeenten.

6.4

Duurzaamheid- en kapitaalscores gemeente Tilburg in

vergelijking met de grote Brabantse steden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het opstellen van het door Pijnacker-Nootdorp gewenste uitgebreide duurzaam- heidsprofiel is gebeurd op basis van de gegevens die ook zijn gebruikt in de Nationale Monitor

 aard werkgelegenheidsfunctie  bevolkingsontwikkeling 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 Bodem Lucht Hinder en calamiteit Water Natuur en landschap Energie Afval en Grondstoffen

GLADSTONE zelf deed in 1886 na een nederlaag in het Lagerhuis over 'Home Rule' (zelfbestuur voor Ierland) een beroep op de kiezers, hoewel het zittende parlement nog

Hoewel er uit het onderzoek van Brown et al., (2014) blijkt dat er meer vertrouwen wordt gegenereerd als mensen ook andere activiteiten naast sportactiviteiten doen, blijkt dit voor

De verschillende netwerken die mensen bezitten zijn typerend voor sociaal kapitaal (Scheepers &amp; Janssen, 2001) deze netwerken kunnen in het bijzonder voor ouderen

De fysieke omgeving wordt verbeterd en de bevolking zal meer heterogeen zijn dan voor de herstructurering, daarom luidt de hypothese: Het sociaal kapitaal van bewoners

Het kan zeker zijn dat na verloop van tijd er meer basis ontstaat voor de opbouw van sociaal kapitaal tussen oud leden van beide verenigingen, wanneer

 Hogere scores op voorraden Economische participatie, gezondheid en onderwijs binnen het sociaal-culturele kapitaal, maar voor de andere juist duidelijk slechtere