• No results found

207 van 10 maart 1999 van de heer JOHAN SAUWENS Battenbroekse Polder (Mechelen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "207 van 10 maart 1999 van de heer JOHAN SAUWENS Battenbroekse Polder (Mechelen"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 207 van 10 maart 1999

van de heer JOHAN SAUWENS

Battenbroekse Polder (Mechelen) – Bruggenpro- ject

Via de pers vernam ik dat de Vlaamse regering haar goedkeuring heeft gehecht aan een bruggen- project over Nete en Dijle tussen Rumst en Hein- donk. Het traject van deze bruggen loopt gedeelte- lijk langs de Battenbroekse Polder, die als land- schap is beschermd bij ministerieel besluit van 18 oktober 1993. Dit project stuit op hevige tegen- stand bij het polderbestuur, om volgende redenen.

– Artikel 2.A1 van het beschermingsbesluit ver- biedt expliciet "het oprichten van een gebouw of constructie of het plaatsen van een inrichting, met inbegrip van het aanleggen van een steiger, zelfs uit niet duurzame materialen, die aan de grond is gebouwd, aan de grond is bevestigd of op de grond steun vindt ten behoeve van de sta- biliteit en bedoeld is om ter plaatse te blijven staan, ook al kan zij uit elkaar genomen wor- den."

– De schippers die de Dijle bevaren, zullen wor- den geconfronteerd met twee bijkomende hin- dernissen.

– Het project is overbodig vanwege de goede be- reikbaarheid van het gebied langs de Walem- brug op twee kilometer van Rumst-dorp, en vanuit Mechelen langs de nieuwe Dijlebrug met voorzieningen voor fietsers en voetgangers, in gebruik sinds 1998.

– Een waardevol alternatief is het voorstel van een plaatselijke werkgroep om de oeververbin- ding te realiseren door opnieuw een veerdienst te organiseren, waarvan de kosten – 15 miljoen frank – nog geen 20 % bedragen van de kost- prijs van de bruggen. Gezien het succes van veerdiensten elders, zou dit ook het toerisme in de streek ten goede komen.

– Zowel een ingenieur van Monumenten en Landschappen als een ingenieur van de afdeling Zeeschelde lieten zich negatief uit over dit pro- ject. Beiden zijn voorstander van het instellen van een veerdienst.

Deze redenen hebben mij ertoe gebracht de vol- gende vragen aan de minister voor te leggen.

1. Welke meerwaarde biedt het door de Vlaamse regering goedgekeurde bruggenproject ten op- zichte van de bestaande oeververbindingen en

het alternatief van de plaatselijke werkgroep, hierin gesteund door de specialisten van Monu- menten en Landschappen en de afdeling Zee- schelde ?

2. Is het bruggenproject in strijd met artikel 2 van het beschermingsbesluit ? Zo ja, op welke ma- nier denkt de minister de oeververbinding Rumst-Heindonk dan te realiseren ? Zo neen, welke maatregelen zullen dan worden getroffen om het unieke landschap van de polder te vrij- waren, aangezien deze bruggen in het rustigste en mooiste deel van de polder zullen worden opgetrokken ?

3. Blijkbaar legt de minister de negatieve adviezen en de geformuleerde alternatieven van het pol- derbestuur naast zich neer.

Is de minister van plan om, in het belang van de Battenbroekse Polder, nog overleg te plegen met het polderbestuur over de door het Vlaams Gewest noodzakelijk geachte oeververbinding ?

Antwoord

1. Monumenten en Landschappen heeft enkel ge- steld dat ook een veerdienst een gepaste oplos- sing zou zijn, omdat dit een traditioneel gegeven is in dit rivierenlandschap. Ook de afdeling Zee- schelde heeft voor deze mogelijkheid geop- teerd.

Reeds in 1994 echter werd door de toenmalige minister beslist voetgangersbruggen te bouwen.

Toen werd geen bouwvergunning verkregen, omdat het ontwerp niet werd goedgekeurd door Monumenten en Landschappen (zie ook onder punt 2).

2. Bij de bescherming als landschap van het Zen- negat–Battenbroek, fase 5, heeft de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschap- pen in haar advies aan de toenmalige minister ingestemd met het principe van de bouw van voetgangersbruggen, op voorwaarde dat die bruggen esthetisch verantwoord zouden zijn.

De eerste ontwerpen, die op 30 september 1994 werden voorgelegd, voldeden niet aan die voor- waarde. Noch Monumenten en Landschappen, noch de Koninklijke Commissie voor Monu- menten en Landschappen konden een gunstig advies verlenen voor die voorstellen. Dit had op 17 november 1994 een weigering van de minis- ter bevoegd voor beschermde landschappen tot gevolg.

(2)

Daarna zijn er tussen Monumenten en Land- schappen en de afdeling Zeeschelde nieuwe be- sprekingen gevoerd over een ontwerp van brug dat wel esthetisch verantwoord zou zijn. Monu- menten en Landschappen heeft als uitgangspunt de algemene visie genomen zoals die ter sprake werd gebracht tijdens de besprekingen van de eerste voorstellen in de vergadering van de Ko- ninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen.

De brug zou een elegante constructie moeten zijn die uit degelijke, duurzame materialen is opgebouwd en die vakmanschap zou uitstralen.

Een dergelijk ontwerp van een vakwerkbrug of van een kabelbrug zou kunnen worden aan- vaard.

Na overleg met de afdeling Natuur werd reeds van bij het begin afgezien van een kabelbrug, omdat zo'n brug zware verankeringen vereist, die te zeer blijvende schade zouden berokkenen aan de natuurwetenschappelijk waardevolle zones ter hoogte van de dijken.

De bouw van een stalen vakwerkbrug zou een degelijke, duurzame en vrij traditionele tech- niek zijn die, op een moderne manier uitge- werkt, tot een verantwoord geheel kan worden ontwikkeld. Het probleem hierbij was de hoge overspanning van de bruggen, omdat beide ri- vieren bevaarbare waterlopen zijn. Er moest dus een oplossing worden gezocht voor het ver- mijden van een te log ontwerp en voor gepaste aanzetten vanop de dijken.

De afdeling Metaalstructuren heeft een geheel uitgewerkt dat uitgroeide tot het voorgelegde ontwerp. Door met elegante pijlers te werken die buiten de bevaarbare zone staan, kunnen zware beveiligingsconstructies worden verme- den, kan de verhouding met de bovenbouw van de brug goed worden bewaard en zou slechts minimale schade aan de schorren van de rivie- ren worden veroorzaakt. Door de bovenbouw van de bruggen te laten knikken, vermijdt men aanzienlijke grondinname met schade voor het landschap, en breekt men het immense karakter van een rechte overspanning die over de dijk heen zou gaan (omdat de brug een redelijke helling moest hebben, gelet op het gebruik zowel door fietsers als door voetgangers). De stalen bovenbouw zelf is uitgewerkt tot een licht en symmetrisch ogend geheel.

Omdat de eindkleur van de stalen brug even- zeer bepalend is voor haar uitzicht, heeft Monu- menten en Landschappen de voorkeur gegeven aan een zachte, maar toch frisse kleur, die ech- ter geen aantrekkingspunt zou zijn. Gekozen

werd voor RAL 5024 pastelkleur, een grijs- blauwgroene kleur.

Al deze elementen samen maken de bruggen tot vakkundige en duurzame constructies, die enerzijds geen noemenswaardige schade aan het omgevend landschap zullen teweegbrengen en die anderzijds passen in deze esthetisch waarde- volle omgeving.

Om die reden heeft Monumenten en Land- schappen schriftelijk bevestigd dat bij de proce- dure voor het verkrijgen van de bouwvergun- ning, overeenkomstig de bepalingen van het de- creet van 16 april 1996 houdende bescherming van landschappen, een gunstig advies zal wor- den verleend.

3. Het polderbestuur is een bestuur dat onderge- schikt is aan de besturen die een advies dienen te geven voor het verkrijgen van de bouwver- gunning.

Blijkbaar is door de hogere besturen geen ad- vies gevraagd aan het polderbestuur. Alle ge- vraagde adviezen zijn gunstig, zodat eerlang een bouwtoelating mag worden verwacht.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Begin december 1998 werd meegedeeld dat de Unesco (United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization) zeven Vlaamse begijn- hoven op de Lijst van het Werelderfgoed

Na onderzoek van deze informatie zal de raad van bestuur beslissen of de Dienst voor de Scheepvaart al dan niet zijn kandidatuur zal stellen voor het lid- maatschap van de

Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenhe-

Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Luc Van den Brande, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenhe-

In zijn dienstmededeling AWZ 98/3 stelt de leidend ambtenaar dat er weldra een bijkomend perso- neelslid ter beschikking zal worden gesteld, zodat het resterend takenpakket

Tijdens het werkingsjaar 1997 kwam het veelvuldig voor dat de Vlaamse rededienst in Vlissingen slechts één redeboot ter beschikking had, waardoor hij dus niet aan zijn

De nota van de Vlaamse regering over handha- vingsbeleid en strafbaarstelling, voorbereid door het college van secretarissen-generaal van het mi- nisterie van de Vlaamse

Het beperken van de totale hoeveelheid geproduceerd bermmaaisel door minder bermoppervlakte te maaien of op be- paalde plaatsen minder frequent te maaien, kan uiteraard helpen om