Vraag nr. 7
van 7 december 1995
van de heer MICHIEL VANDENBUSSCHE
Nederlands-Vlaams huis Brussel – Idee en concretise-ring
De discussie over de concretisering van het idee om in Brussel een ontmoetingspunt tussen Nederland en Vlaanderen te creëren ter promotie van onze gemeen-schappelijke taal en cultuur, wordt sinds jaren op een al te academisch niveau gevoerd. Al dan niet gespierde verklaringen worden bij tijd en wijle de wereld inge-stuurd, maar concreet ziet niemand enige vooruitgang. Heeft de minister reeds concrete initiatieven genomen om op relatief korte termijn tot een gezamenlijk initia-tief van de Vlaamse en Nederlandse regering te komen ? Antwoord
Het Vlaams parlementslid stelt dat het idee van een Nederlands-Vlaams huis in Brussel de laatste jaren geregeld de kop opsteekt, zonder dat evenwel concrete initiatieven worden genomen. Hoewel het regeerak-koord van de vorige Vlaamse regering de mogelijkheid van de oprichting van een dergelijk centrum in het vooruitzicht stelde en het project ook in Nederlandse politieke kringen een aantal fervente voorstanders vond, werd het in 1993 door het comité van ministers van de Taalunie opgeborgen. Voor de interparlemen-taire commissie van de Taalunie verklaarde de vorige Vlaamse minister van Cultuur dat er te weinig inhoude-lijke overwegingen waren om de oprichting van een Vlaams-Nederlands huis als een prioriteit te beschou-wen. Het dossier van het Algemeen Nederlands Con-gres waarin de opdracht en het concept van een derge-lijk huis werd beschreven, werd als onvoldoende beschouwd. De Nederlandse staatssecretaris van Bui-tenlandse Zaken had het even voordien nog scherper gesteld : volgens hem zou een dergelijk centrum te veel kosten en niets toevoegen aan de al bestaande culturele samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen. Noch in het regeerakkoord van de huidige Nederlandse rege-ring, noch in dat van de huidige Vlaamse regering wordt er nog over het Nederlands-Vlaams huis gespro-ken.
Betekent dit nu dat we het idee van een Vlaams-Neder-lands ontmoetingspunt in Brussel moeten opbergen ? Ik wil hierop met nadruk ontkennend antwoorden. Van bij mijn aantreden als Vlaams minister van Brusselse Aangelegenheden, heb ik een bijzonder belang gehecht aan de dialoog en de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland en de bijzondere positie die Brussel daar-in bekleedt. Naar aanleiddaar-ing van de tentoonstelldaar-ing Bruisend Brussel in oktober '95, die nog door mijn voorganger Hugo Weckx was geconcipieerd, heb ik een aantal activiteiten georganiseerd die duidelijk geïnspi-reerd waren door de wil tot een intensere culturele samenwerking en dialoog tussen Nederland en Vlaan-deren. Dat Brussel hierin een centrale rol moet vervul-len, kan niet anders dan als een evidentie worden beschouwd. Als Europese hoofdstad, derde congres-stad ter wereld en scharnier van de Latijnse en Ger-maanse cultuur, is Brussel van levensbelang voor de Vlaams-Nederlandse culturele uitstraling en de positie van het Nederlands in de wereld.
De Nederlandse staatssecretaris van Buitenlandse Zaken had gelijk te stellen dat er reeds een goede cul-turele samenwerking bestaat tussen Nederland en Vlaanderen (in de Brusselse theaterwereld is deze zelfs zeer intens). Maar dat wil niet zeggen dat een Neder-lands-Vlaams huis in Brussel hieraan niets zou kunnen t o e v o e g e n . Een dergelijk huis (in de letterlijke beteke-nis van het woord), dat zeker geen Brusselse Brakke Grond mag zijn, maar eerder een informatie- en ont-moetingscentrum van de Nederlandse taal en de Vlaamse en Nederlandse cultuur, zou wel degelijk een belangrijke meerwaarde op deze domeinen kunnen verwezenlijken. Twee voorwaarden moeten echter wor-den vervuld : 1. het concept moet sterk uitgewerkt zijn, met duidelijke doelstellingen en een stevig plan van aanpak ; 2. zowel Nederland als de Vlaamse Gemeen-schap (met een billijke verdeelsleutel) moeten bereid zijn hiervoor de nodige financiële middelen vrij te maken.
Het parlementslid vraagt mij of ik reeds concrete initia-tieven heb genomen om op relatief korte termijn tot een gezamenlijk initiatief van de Vlaamse en Neder-landse regering te komen. Mijn antwoord hierop is negatief. Ik ben immers van oordeel dat dit in de huidi-ge omstandigheden weinig zin heeft indien niet aan de eerste voorwaarde is voldaan. Ik onderzoek daarom de mogelijkheid om op korte termijn en op een deskundi-ge wijze een basisdossier te laten uitwerken met een concrete omschrijving van de doelstellingen, het taken-pakket, de juridische structuur, de personele en mate-riële middelen en een financieel plan voor de oprich-ting van een Vlaams-Nederlands huis in Brussel. Op basis hiervan kunnen de nodige politieke contacten worden gelegd.