• No results found

Vraag nr. 136 van 16 maart 2005 van de heer MARNIC DE MEULEMEESTER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 136 van 16 maart 2005 van de heer MARNIC DE MEULEMEESTER"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 136 van 16 maart 2005

van de heer MARNIC DE MEULEMEESTER Preventieve gezinsondersteuning – Projecten en experimenten

In antwoord op schriftelijke vraag nr. 49 van mevrouw Patricia Ceysens deelde de minister mee dat in de afgelopen 10 jaar, meer bepaald sinds 1998, er 36 experimenten en projecten waren in de preventieve gezinsondersteuning en dat in totaal 18.644.491 euro werd besteed aan die projecten. Projecten en experimenten hebben tot doel nieuwe methodieken of nieuwe werkvormen te ontwik-kelen. Het is dus belangrijk te weten wat de out-put is van deze projecten (Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 16 van ...).

1. Werden deze 36 projecten en experimenten geëvalueerd op hun output ?

Zo ja, door wie ? Zo neen, waarom niet ?

2. Hoeveel van de 36 projecten en experimenten hebben geleid tot een structurele verankering in de wetgeving (decreet of besluit) ?

Wat was de omvang van de subsidie die stond tegenover deze projecten of ontwerpen ?

3. Welke wetgeving werd aangepast of kwam tot stand naar aanleiding van één van deze 36 pro-jecten of experimenten ? Naar aanleiding van welke specifieke projecten of experimenten werd de wetgeving aangepast ?

4. Hoeveel van de 36 projecten en experimenten leidden tot een bevredigend resultaat, maar werden niet structureel verankerd in een wetge-ving (decreet of besluit) ?

Wat was de omvang van de subsidie die stond tegenover deze projecten of ontwerpen ?

5. Om welke redenen gebeurde die verankering niet ?

Welke projecten en experimenten die goed waren, werden niet verankerd ?

6. Hoeveel van de 36 projecten of experimen-ten werden stopgezet omdat geen bevredigend resultaat werd bereikt ?

7. Wat waren de specifieke redenen van de stop-zetting ?

Antwoord

1. Er werden 36 projecten en experimenten geëva-lueerd op hun output.

De evaluatie van de projecten gebeurt door de administratie van Kind en Gezin. Bij een ver-lenging van de subsidieovereenkomst evalueert de Raad van Bestuur van Kind en Gezin. 2. Geen enkele van de 36 projecten en

experimen-ten hebben geleid tot een structurele veranke-ring in de wetgeving (decreet of besluit). Hierbij wordt opgemerkt dat de initiële

doel-stelling van een project niet het structurele ver-ankeren in een bestaande regelgeving kan zijn. Projectsubsidie is juist nodig om initiatieven te nemen die niet binnen een bepaalde wetgeving gereglementeerd worden.

Art 5§2.c van het decreet van 28 mei 1984 hou-dende de oprichting van de instelling Kind en Gezin bepaalt dat de instelling activiteiten kan ontwikkelen op domeinen waar de Vlaamse regering geen reglementen heeft uitgevaardigd. Vanuit deze optiek is het mogelijk maar niet noodzakelijk dat projecten input leveren voor het creëren van een nieuwe regelgeving waar-binnen de projecten op termijn een plaats heb-ben. Projecten kunnen er ook toe leiden dat bepaalde methodieken binnen reguliere dienst-verlening een plaats krijgen.

De omvang van de subsidie die stond tegenover deze projecten of ontwerpen stond was 0 euro. 3. Methodieken worden in de welzijnssector

(2)

wetgeving schept wel de voorwaarden waarbin-nen een methodiek kan worden toegepast. Zo werd bijvoorbeeld de uitbreiding van de werking van de centra voor kinderzorg en gezinsonder-steuning van residentiele naar semi-residentiële en ambulante opvang mede geïnspireerd door het ambulante project "de Tuimel". Dit ver-taalde zich in een nieuwe regelgeving (besluit Vlaamse Regering van 6 april 1995 houdende de erkenning en de subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning). 4. Van de 36 projecten in de periode 1998-2004

leidden 33 tot een bevredigend resultaat. Geen enkel project werd structureel verankerd in een wetgeving.

De subsidie voor deze 33 projecten bedroeg in dezelfde periode 14.232.188,24 euro

5. Het toekennen van een projectsubsidie gebeurt omdat de werking van het project niet kan wor-den ondergebracht bij een bestaande reglemen-tering. Een project kan wel input geven voor de aanpassing van bestaande reglementering waarbinnen een project dan eventueel kan wor-den ondergebracht. Omvorming van bestaande regelgeving naar nieuwe regelgeving gebeurt in de praktijk echter op lange termijn omdat dit consequenties inhoudt voor een hele sector. Alle projecten en experimenten die goed waren,

werden tot dusver niet verankerd in een wetge-ving.

6. De subsidiering van 3 projecten werd stopgezet omdat geen bevredigend resultaat werd bereikt. Daar projecten initiatieven zijn die georgani-seerd worden door een autonoom organiserend bestuur, meestal een vereniging zonder winstge-vend doel, wil het beëindigen van de subsidie van en de opvolging door Kind en Gezin niet noodzakelijk zeggen dat het project zelf wordt stopgezet.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Artikel 25 van het decreet van 30 april 2004 tot regeling van de binnenlandse en interlandelijke adoptie van kinderen verleent aan jongeren ouder dan 14 jaar inzagerecht in

In artikel 18 van het decreet van 30 april 2004 tot regeling van de binnenlandse en interlandelijke adoptie van kinderen wordt voorzien in de oprich- ting van een Steunpunt

De minister wil streefcijfers introduceren in elke afdeling van de Vlaamse administratie en bij de Vlaamse openbare instellingen (VOI). De streef- cijfers zijn geen afdwingbare

Het sociaal huurbesluit van 20 oktober 2000 ver- meldt in artikel 6 (lid 5°) dat het intern toewijzings- reglement van de socialehuisvestingsmaatschappij minstens regels moet

Bijkomende doelstelling van deze studieopdracht is het ontwerpen van een model dat ook kan worden ingezet voor de evaluatie van andere projecten.. Meerdere projecten hebben

Veertien projecten werden (nog) niet structureel verankerd in een wetgeving: de projecten in het kader van diversiteit en kinderrechten, de pro- jecten in het kader van

Binnen het jaar na inwerkingtreding van het decreet lokaal sociaal beleid zal de Vlaamse Regering op basis van artikel 4 en artikel 17 bepalen welke plannen geheel of gedeeltelijk

De uitvoering moet worden voorafgegaan door een omvattende wetenschappelijke studie die onder andere rekening houdt met demografische prognoses, prevalentie van