• No results found

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen. "

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

This film is supplied by the KITLV only on condition that neither it nor part of it is further reproduced without first obtaining the permission of the KITLV which reserves the right to make a charge for such reproduction. If the material filmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also be required for such reproduction.

Application for permission to reproduce should be made in writing, giving details of the proposed reproduction.

SIGNATUUR MICROVORM

SHELF NUMBER

MICROFORM:

(2)

N u j a « m r » 0 6 P r « « f 2 . 0 0 ]IICIAIIC3TTAIMC»ICAIIAIICIUC=3IIC=IIIAIII=AUI=3IN

D

jge;zellen|

=

'èiy verlofgangersspel g in drie bedryven

DOOR

Q M . H . O U C R O O S

D e

T W E E D E DRUK

O

S

0 g

- T o o n e e l f o n d s ..PIETER LANGENDIJK*' S

HAARLEM. Q (Leider: Qerard Nielen) g

ic3iic3«c=»(aiic»ic3waiic=i«a

(3)

BIBLIOTHEEK KITLV

0023 6941

VRIJGEZELLEN

Blij Verlofgangersspel in 3 bedrijven

door

M, H. DU CROO

XWr

TOONEELFONDS „PIETER LANGENDIJK".

(Leider: Gerard Nieten) HAARLEM

(4)

#

• k

A u t e u r s r e c h t !

Opvoering is alleen geoorloofd na aankoop van zeven exemplaren.

W E l T B W W m g C T

t€ursrg)jji|.j(jordcn^bct^aldr voor meerdSe o j verbSffiiS^'^- ' „ H O L L A M D "

Ä W ^ Ä f "cferl>ekies 'ïll^r^aßgm .

de - i _ j

treding wordt gerechtelijk vervolgd.

Tooneelfonds „ P I E T E R LANGENDIJK".

HAARLEM.

^ f n E R - O P V O E R I N G E N

U I T S L U I T E N D aanvragen bij:

[NT. BÜR. V. AÜTEIJKSSECHÏ „ H O L L A N S " ^ IWBimiligouliauo J!^ I, A M S T E R D A f v . '

Alle oude condities voor her - opvoeringen vervallen |

DE PERS OVER „VRIJGEZELLEN".

„Als Jan van Berg is Cor Ruijs gewoonweg ont- wapenend. Hij breekt het laatste verzet tegen den lach, dien hij wekt, cn je bent aan hem overgeleverd zonder meer eenigen weerstand te kunnen bieden.

W e zijn er nóg ziek van . . , Het was stamp- cn stampvol. Er is onbedaarlijk gelachen , . . "

Sumatra-post.

„Het stuk is een groot lach-succes geworden."

Haagsche Crt.

„Dank ook het voortreffelijke spel, daverde het in den tjokvollen-schouwburg van den lach.

Vrijgezellen behoort tot het krachtige genre van tooneelkunst.. .

Vrijgezellen deed den lever schudden . , . Het frenetieke applaus kreeg het karakter van een ova- tie . . . Dit debuut is in één woord schitterend.

De Courant.

.,Een frisch, vlot geschreven tooneelstuk."

Preanger-bode,

„Ziet hier nu eens een werkelijk verbazend aar- dig, oorspronkelijk blijspel, waarvan het plezier doet allerlei goeds te kunnen schrijven. De goedge- vulde schouwburg heeft van harte gelachen."

Vaderland.

(5)

PERSONEN:

RESIDENT VAN N O T E N , met verlof.

*) Henri Poolman.

MEVROUW VAN N O T E N . Juliette Roos.

NON VAN N O T E N . 20 jaar. hun dochter, Annie Westdijk.

JAN VAN BERG, Indisch ambtenaar uit de bui- tengewesten. met verlof; 36 jaar. Cor Ruijs.

HANS VAN DER MARK. scheepsdokter, 38 jaar.

MARIETJE HENDRIKS. 21 jaar. Nora de Vos.

MARIETJE'S T A N T E , pensionhoudster,

Bob Stem.

EEN DJONGOS.

EEN BABOE,

Het eerste bedrijf speelt aan boord van de mail- stoomer Prinses Wilhelmina; het tweede bedryf drie weken later in het pension van juffrouw Hen-

driks; het derde bedrijf, weer twee maanden later, ten huize van resident van Noten in de laan van Nieuw Oost-Indië te den Haag,

*) In deze rolverdeeling vele malen met groot succes opgevoerd door het gezelschap Cor Ruijs.

EERSTE BEDRIJF

Tooneel stelt voor een hoekje op het achterdek van een mailboot. *). Namiddag ergens in de Mid- dellandsche zee. In een hoek slaapt een djongos, ge- hurkt (kleeding van de Nederland). Een paar luier- stoelen rechts naast elkaar. Als 't scherm opgaat blijft 't tooneel even stil; van achteren klinkt kin- dergeschreeuw en gedrens; een baboe (onzichtbaar) zingt zachtjes Nina Bobo.

Jan

(in toetoep, vooral geen kreukelooze, schoone toetoep, van rechts op).

• J a n ; Hè, die kinderen ook! Da's nou den heelen godganschelijken middag alweer dat geschreeuw en geblèr, (trekt een stoel aan en gaat er op liggen) Allemachtig, wat gilt dat kind! (geeuwt even, rekt zich uit) Alweer niet geslapen! Hè, hè. . . (roept) Djongos! (Djongos slaapt rustig door) Djongos!

Djongos! (gooit een fyoek naar hem; djongos schrikt wakker).

D j o n g o s : Toean!

*). Dit decor is niet zoo bezwaarlijk als men mis- schien zou vreezen. Met een z,g, ..horizon-achter- doek" en een reeling op den achtergrond is men voor 't grootste deel reeds klaar. Mochten er toch bezwaren rijzen, dan kan dit eerste bedrijf ook in een salon van den stoomer spelen; men moet dan zorgen, dat op den achtergrond eenige „patrijs- poort-raampjes" worden aangebracht.

(6)

I 84 VRIJGEZELLEN J a n: Soedah ada thè?

D j O n g O s: Soedah ada, toean!

J a n : Minta sa mangkok. (Djongos wil links af gaan) Hé, kasih boekoe! (De jongen brengt het boek, dan af. Jan geeuwt, rekt zich uit) Lamme blagen toch! (Kindergeschreeuw zwelt even aan;

kreten van „tida maoe") Dat gaat nou den heelen middag zoo door! En geen mensch, die 'r zich wat van aantrekt, (nijdig naar rechts sprekend) Ajo ba- boe, djaga dan toch anak tida betere jak begini!

B a b o e (onzichtbaar): Ia tida maoe, toean!

(Kindergeschreeuw, onzichtbaar, verwijdert zich even)

J a n (nijdig, gaat weer languit liggen): Honderd negen en dertig kinderen aan boord! Waar halen ze ze vandaan? (weer geschreeuw) Hou je bek dan toch, lamme blaag! (draait zich weer om)

Djongos

(op met thee; 'n blad met verschillev.de koppen.

Presenteert Jan)

J a n (schenkt zich in): Anak siapa jang beterc- jak begini?

D j o n g o s : Tida tau toean! Anak senioea be-

tere jak! I J a n (heeft zich ingeschonken): Soedah. Pockoel

berapa sekarang?

D j o n g o s : Poekoel satengah lima, toean.

J a n : Soedah!

(Djongos links af. Tegelijkertijd slentert van andere zijde de scheepsdokteir aan. Hij is in wit

DERDE BEDRIJF 6

scheepsuniform. Kop thee in de hand. Bexhaafd type, maar met iets van den vrijgezel over zich. Een veertiger. Blijft bij Jan's stoel staan)

Dokter J a n : Ook niet geslapen, dokter?

D o k t e r (haalt schouders op): Honderdnegen- endertig, hè? Bijna honderdveertig.

J a n : Is 't heusch?

D o k t e r : Ja heusch! (een baboe met een kind in slendang, slentert voorbij, zingt: Nina Bobo)

J a n : Daar komt weer zoo'n luidspreker aan!

D o k t e r : Och, deze schreeuwt tenminste niet, (tot baboe) Kenapa ini anak tida betere jak?

B a b o e : Anak, sakit, toean.

J a n : Ziek? Gelukkig. . . D o k t e r : Sakit apa?

B a b o e : Tau toean!

D o k t e r : Ja, dan weet ik 't óók niet! Djongos!

(baboe loopt door; links a f )

Djongos D j o n g o s : Toean panggil?

D o k t e r : Minta thé lagi! U ook nog, meneer van Berg? Hier, toean minta djoega! (Djongos l.

af. Tot van B.) Warm hè, voor dezen tijd van 't jaar?

J a n : Och, gaat nogal! Over drie dagen zijn we in Genua, hè?

(7)

I

84 VRIJGEZELLEN D o k t e r : Ja, dan is ü er af! En dan begint 't voor ons pas. Zoodra we de straat van Gibraltar door zijn, wordt de heele familie zeeziek.

J a n : Maar dan bent u ze aan dek tenminste kwijt!

D o k t e r : Jawel, maar dan begint beneden de ellende. Dan is 't iederen morgen hut in, hut uit.

En dan roepen ze je midden in de nacht, omdat Ma zoo raar doet, of omdat Kareltje zoo huilt. En 't helpt allemaal niks. Voor IJmuiden worden ze toch niet beter, (qaai naast Jan zitten) Zie je, me- neer van Berg, ik ben nou oud en wijs genoeg.

Maar daarom zeg ik altijd als ik aan boord 'n vrij- gezel ontmoet, die op weg is naar Holland: „Man wees verstandig en trouw niet!"

J a n : Ik denk er niet aan!

D o k t e r : Dat zeggen ze allemaal. En dan kom ik ze ergens in 'n bar, in den Haag of in Amsterdam tegen met zoo'n aardig kevertje aan den arm! Dan tollen ze nog zoo'n beetje rond en dan gaan ze naar 't buitenland, omdat 't pension ze verveelt en dan komen ze weer terug omdat ze zich in 't bui- tenland vervelen en . . .

J a n : Nou, kom nou dokter, als je je daar als verlofganger verveelt!

D o k t e r : Dat zeggen ze óók allemaal. Maar na 'n maand ben je uitgekeken en heb je ruzie met je halve familie en aan de andere helft geld geleend, en heb je driemaal 'n andere kamer gehuurd en . . .

J a n : Jawel dokter, maar ik ga in 'n hotel wo- nen.

DERDE BEDRIJF 8

D o k t e r : Dat zeggen ze! b i j n a allemaal.

Maar na twee maanden lees je de eerste advertentie:

Ondertrouwd . . enzoovoort. Dat zijn de zwak- kelingen. Die trouwen met 'n nichtje dat ze nog van vroeger kenden.

J a n : Dat zijn uitzonderingen, dokter!

D o k t e r : Heelemaal geen uitzonderingen! Na vier maanden sneuvelt 't tweede échelon, 'n Onder- wijzeresje of 'n meisje dat ze in 't familieleven hebben ontmoet. Twee maanden later de meer hal- starrigen: die hebben eerst zoo'n beetje de kat uit de boom gekeken.

] J a n: U heeft 'r 'n heele studie van gemaakt!

D o k t e r : Ja, daartoe kom je onwillekeurig, 'n Maand vóór ze weggaan, volgt de rest: met de dochter van de kostjuffrouw of zooiets. Vlak vóór de boot vertrekt, sterft de laatste.

en met wie trouwt Jan (geamuseerd): Zóó. .

die?

D o k t e r : Met Sylvia of met Greta of met 'n andere juffrouw, waarmee hij iederen avond ge- danst heeft. En de enkele uitzondering bevestigt na- tuurlijk weer den regel,

J a n: Zoo dokter! flachend) En lijk ik nou nog al voor infectie vatbaar?

D o k t e r : Och, dat is iedere jonggezel, die naar Europa terug gaat.

J a n : Nee, dokter! Dat klopt toch niet heele- maal! Ik heb ook tien jaar achter den rug. Buiten- gewesten. Drie stomme jaren in m'n eentje. In wat we noemen de rimboe.

(8)

I 84 VRIJGEZELLEN D o k t e r : Ja, dat ken ik! Papoea's, gladakkers,

ol'fanten en bloedzuigers! Zoodra jelui goed en wel aan boord zijn,, doen jelui er allemaal 'n schepje op!

J a n : Nee, waarachtig niet, dokter! Betoel betoel de rimboe, hoor!

D o k t e r : Nou, en?

J a n (rustig): Nou, en nou ga 'k 'n jaar met verlof. En nou neem ik 't er van. 'n Redelijke kans, geen malaria, geen dysenterie. 36 jaar. . .

D o k t e r : Nou. dan kunt u net op uw zeven en dertigste gestrikt zijn.

J a n : Wat gestrikt?

D o k t e r (maakt 't gebaar of iemand met z'n hoofd in 'n strik raakt): Gestrikt. . . zóó!

J a n : Ja, ik ben daar 'n boertje! Nee, dokter, mij vangen ze niet! Zie je, als ik er zoo 's avonds in m'n centje nog wel eens over gepiekerd heb. dat 't nog zoo gek niet zou zijn 'n lieve vrouw om je heen te hebben inplaats van 'n luie. smerige huishoudster, dan ben ik aan boord genezen! Allemachtig! (er klinkt kindergeschreeuw) Dat is 't probaatste mid- del! „Jantje" denk ik, ,,als je trouwt is dat je voor- land",

Non

(is opgekomen; jong, elegant, modern meisje; is reeds voor diner gekleed. Absoluut niet Indisch)

D o k t e r : Ook dat zeggen ze allemaal. Maar zoodra ze aan wal komen vergeten ze die muziek.

(wijst op Non) En nou wordt 't zoetjesaan weer tijd voor 't familieleven. (Non loopt langs hen, beiden groeten: „juffrouw t/. Noten"; zij groet terug : ttheeren" en gaat links aan de railing staan)

DERDE BEDRIJF 10

J a n (springt op): Allemachtig, dan mag ik me zoo zoetjesaan wel es gaan kleeden.

D o k t e r : Ja. daar moet u nu óók weer aan wennen, hè? (Jan rechts a f )

(Non heeft hem even, eenigszins en dédain, waar- schijnlijk met 't oog op zijn toetoep, nagekeken.

Onder het nu volgende gesprek loopt op den ach- tergrond nu en dan de djongos met thee of de baboe met het kind voorbij; 'n enkele maal uit de verte weer kindergeschreeuw. Heet langzaam begint de avond te vallen).

, D o k t e r (gaat aan Non's linkerkant staan): En, juffrouw van Noten, goed gerust?

N o n (kijkt hem even geamuseerd aan): Dokter, zeg nu es eerlijk, de hoeveelste ben ik nu aan wie n dat vraagt?

D o k t e r : Met de hand op 't hart: de tweede.

De populatie is nog beneden,

N o n : 0 , maar als 't u werkelijk interesseert: ik bepaal m'n siësta altijd tot wat lezen. Dat eeuwige slapen is zoo Indisch.

D o k t e r (nog altijd eenigszins in den gesprek- toon): T j a . . . je moet in de tropen nu eenmaal 'n beetje anders leven dan in Europa.

N o n : Och kom? Leest u veel in de Encyclopae- die?

D o k t e r (kijkt even op): Pardon?

N o n : Nee, zoo maar! Papa is 't heelemaal met u eens.

D o k t e r (neemt nu haar toon over): Och kom?

N o n : Ja, 't is voor ma 'n lichte wanhoop.

(9)

1 2 VRIJGEZELLEN

EERSTE BEDRIJF D o k t e r : Een lichte?

N o n (kijkt hem van op zij aan): O, reageert u?

Dat is prettig. De meeste menschen reageeren hier niet. Die interesseeren zich er voor, dat papa wei- gert om pyama's te dragen.

D o k t e r : Het laat mij betrekkelijk koud.

N o n : 't Pleit voor u. En papa wil niet in „eve- ning-dress" dineeren!

D o k t e r : Ja, dat is erg!

N o n : Nietwaar? En iederen ochtend 'n partij- tje en iederen avond 'n partijtje.

D o k t e r : En over dienst praten met andere ambtenaren . . .

N o n : En over promotie en traktementen. . . D o k t e r : Ja, 't is tegenwoordig heel moeilijk om ouders te hebben!

N o n : Pardon?

D o k t e r : Ze hooren er nu eenmaal bij, hè?

(Stem op den achtergrond): Djongos! Djongos!

(uit de verte, een andere, onverstaanbaar, maar ruzieënde vrouwenstem)

S t e m : Ja. kindje, ik zie geen djongos! Djon- gos!

Djongos D j o n g o s (van links op): Sa ja toean!

S t e m : Djongos mari sini!

D j o n g o s (rechts af): Sa ja toean!

13 N o n : „Gracious"! Papa heeft weer corvée,

V. Noten

(Resident komt op van rechts. Hij is nog in witte toetoep gekleed. Echt ambtenaarstype, stijf, 'n Beetje hautain)

R e s i d e n t (spreekt naar achteren): Djangan loepa, hoor! Njonja di kamar 30 minta the!

S t e m van Djongos: Saja, toean!

Resident (loopt door; veegt z'n voorhoofd af): Hè, hè! Goeden avond dokter!

D o k t e r : Goeden avond, resident! (Residfint gaat ook langs de railing naast den dokter staan)

R e s i d e n t : Hè, hè!

D o k t e r : Warmpjes, resident?

R e s i d e n t : Gaat nog al! Gaat nog al! Maar ik erger me daar beneden altijd . .

N o n (vangt hem op): In de transperatie, hè pa? Dom! U moet zich niet opwinden.

R e s i d e n t : Ik wind me niet op. Maar dat eeuwige gedrang bij die badkamer ergert me.

D o k t e r : Kom, resident!

R e s i d e n t : Nee dokter, heusch. Ik heb werke- lijk liberale opvattingen. Ik hecht niet aan „présé- ance"! Maar er is 'n zekere ambtelijke behoorlijk- heid. Ik èisch niet dat een onderwijzer mij voor laat gaan bij de badkamer. . ,

N o n : Hé pa, begin nou niet weer over die bad- kamer.

(10)

I

84 VRIJGEZELLEN R e s i d e n t : Hou je mond, Non! Ik zeg: ik èisch niet! En dat particulieren de „préséance" ver- waarloozen, soedah! Maar wanneer een ambtenaar, een gouvernementsambtenaar in die zaken noncha- lant is, dat blijft onmogelijk.

N o n : Hè, pa dan toch!

R e s i d e n t : Jij voelt die dingen niet! Dat is ieder oogenblik iets met die mevrouw de Mooy.

Stel je voor, dat ik daar als resident queue sta te maken voor de badkamer!

D o k t e r ffijntjesj: Ja, en dan nog in uw slaap- broek en kabaai! fNon begrijpt hem)

R e s i d e n t : In m'n slaapbroek en kabaai!

D o k t e r : Ja, het is gewoon krankzinnig!

R e s i d e n t : Nietwaar? M'n vrouw ergert zich er ook altijd over. Gisterenmiddag weer lag die mevrouw de Mooy gewoon op onze stoelen. Maar u begrijpt dat m'n vrouw haar toén even op haar plaats gezet heeft,

N o n : Ja, dat is ma wel toevertrouwd.

(Djongos vm rechts op)

Djongos

D j o n g o s (eerbiedig tot resident) : Kandjeng n jon ja panggil!

R e s i d e n t : Njonja panggil siapa?

D j o n g o s : Kandjeng, toean! (blijft achter wachten)

R e s i d e n t : O, dat is natuurlijk weer voor die haakjes van de japon! Ga j ij even, Non.

D E R D E BEDRIJF 14

N o n : Ik denk er niet aan, pa! Ma heeft altijd 'n onaangenaam humeur wanneer ze zich kleedt.

D o k t e r : Maar de linnenjuffrouw kan toch helpen ?

D j o n g o s (van achteren): Jupprau tida ada!

D o k t e r : Pegi kamana?

D j o n g o s : Tau, toean, (gaat a f )

R e s i d e n t : Ja, dan zal ik maar even zelf gaan.

D o k t e r : Ja, resident, de plichten des huwe- lijks zijn vele.

R e s i d e n t (rechts af): Zegt u dat wel, dokter!

N o n : Zóó! Vindt u dat?

D o k t e r : Pardon?

N o n : Ja, wat u over de plichten des huwelijks zei.

D o k t e r : Dat zei ik tegen uw vader. Over deze materie spreek ik uit beginsel nooit met iemand van een vijandig geslacht.

N o n : O! Met dat geslacht danst u alleen?

D o k t e r : Ik dans nooit!

N o n : Nou ja, of u tennist of u ,,flirt" er mee!

D o k t e r : Ik tróuw er in ieder geval niet mee!

N o n (neus ophalend): Hè nee, dat valt uit den toon! (Even stilte]

N o n : Aardig hè, die golfjes zoo op dat gladde water?

(11)

EERSTE BEDRIJF 17

1 6 VRIJGEZELLEN

D o k t e r : Ja, dat zeggen ze allemaal.

N o n : U is niet absoluut galant!

D o k t e r : Ik ben ook ongehuwd, N o n : O, dat verklaart alles?

D o k t e r : Tenminste heel veel!

N o n : U pleegt dus later . . galanterie. In uw huwelijk! Prettig voor mevrouw.

D o k t e r : Pardon, ik trouw niet!

N o n : Dat zeggen ze óók allemaal, dokter.

D o k t e r : Dank u! Die slag is u!

(Van rechts komen op mevr. van Noten, type van de heerschzuchtige, woordenrijke, meebesturen- de canbtenaarsvrouw. Achter baar de resident).

V. Noten - Mevr. v. ^ o t e n

D o k t e r : Goeden avond, mevrouw.

M e v r . : Goeden avond, dokter, {allen gaan na langs de railing staan)

R e s i d e n t : Hè, hè! (wuift zich koelte toe.

Mevrouw tikt met haar Waaier op de railing) N o n : Hè ma, u maakt me nerveus met die waaier.

M e v r . : Ja, jij hadt me beneden wel es kunnen helpen, jonge dame!

N o n : Ik denk er niet aan, in die warme huti En dan doet u toch niets dan mopperen! Op mij, cn op pa en op de menschen naast ons. . .

M e v r . (valt in de rede): Ja dokter, dat wil ik straks den kapitein toch es vragen of daar niets aan te doen is. Nou heb ik weer meer dan 'n half uur om de linnen juffrouw gebeld en geroepen. . . tida ada!

D o k t e r : Dat bestaat niet, mevrouw. De juf- frouw moet. . .

M e v r . : Juist, dat zeg ik ook, dokter. Maar ik weet heel goed waar ze is! Die plantersvrouw, u weet wel. dat burgerlijke mensch heeft haar 25 gulden fooi vooruit gegeven, en nu komt ze daar den heelen middag op 't kind passen,

N o n : Hè ma, komt u nu hier ook geen ruzie maken.

M e v r , : Stil Non! Ik maak geen ruzie. Maar 't gaat hier om de voorschriften. De linnenjuffrouw is er voor iedereen! Nietwaar, dokter?

D o k t e r : Natuurlijk, mevrouw!

M e v r , : Juist! En als ik mijn japon wil hebben dichtgehaakt. . .

R e s i d e n t : Nou ja, kindje, ik heb je nu toch

S

geholpen? M e v r . : Daar gaat 't niet om! Dat is net als met die onderwijzersvrouw! Waarom moet die aan ta- fel tegenover mij zitten? Daar hoort dat officieren- vrouwtje! Maar omdat zij 's avonds bridge speelt met den administrateur. . . N o n : Hè ma, moppert u nou toch niet altijd!

M e V r.: Ik mopper niet! Ik wijs alleen op mis- S standen! Ja, en die mevrouw Scheer naast ons, die

(12)

I

VRIJGEZELLEN wascht iederen middag 't ondergoed en de kousen van de heele familie in d'r hut! De natte rommel hangt tot vlak voor onze patryspoort. Dat is ver- boden! Dat mag niet! (Tijdens dit heele en volgen- de gesprek stemt de resident voortdurend met ge- baren met z'n vrouw in, telkens als hij wat zeggen wil, legt zij hem door een gebaar het zwijgen op)

D o k t e r : Het beste zal zijn, mevrouw, dat u er eens met den kapitein over spreekt.

M e v r . : Ja, dat zal ik doen. (Kijkt naar rechts op zij; blijft even staan kijken; van rechts uit dé.

verte klinkt zacht gelach) Nou moet u dat toch weer es zien, dokter! Daar staat dat vrouwtje van, och, hoe heet ze ook weer, van dien Socrabajaschen makelaar. . .

R e s i d e n t : Mevrouw de Bruin. . .

M e v r . (legt hem met gebaar het zwijgen op):

• Daar staat ze zich weer zoo mal aan te stellen . . . Ziet u wel, dokter.? Hè, ik erger me al als ik dat gemaakte lachje hoor. Ik begrijp niet wat voor in- teressants de lui in dat mensch zien.

N o n : Hè ma, wat bent u uit uw humeur!

(schrikt) God, ma, waar is uw ketting?

M e v r . (schrikt): Ketting? (voelt) God, die heb ik in de hut laten liggen. En je vader heeft natuur- lijk weer de sleutel op de deur laten zitten.

R e s i d e n t : Ik?

M e v r . : Ja, wie anders? Jij hebt me toch thee gebracht? Toe Non, haal jij even . . .

N o n : Hè ma. . . u vergeet ook alles, (rechts o f )

DERDE BEDRIJF 18 84

(Van links komt Jan van Berg op. Hij is Euro- peesch, maar a la Port-Said gekleed. Slecht, slordig en ouderwetsch).

Jan

J a n : Goeden avond, mevrouw. Goeden avond resident, (gaat ook langs de railing staan; de dok' ter heeft tijdens 't vorige tooneel rustig geamuseerd staan rooken; blijft gedurende dit tooneel op de- zelfde wijze doorgaan).

M e v r . en R e s i d e n t : Goeden avond, meneer Van Berg.

J a n : Mooie avond, resident!

R e s i d e n t : Beetje warm, hè? (van r. klinkt weer gelach)

M e v r . : Hè, alweer dat lachje! Ik zie tenmin- ste tot mijn genoegen, meneer van Berg, dat u niet tot den eerde van mevrouw de Bruin behoort.

J a n (verlegen lachend): Och mevrouw, ik . . M e v r , (echt ambtenaartijk): Nee. meneer van Berg, wij zien die dingen heel goed. Als ambtenaar B. B. heb je nu eenmaal 'n zekere ,,standing" op te houden.

J a n : Och mevrouw, dat hangt er van af.

M e v r . : Nee, u weet tenminste hoe 't behoort.

U gaat zeker ook in den Haag wonen?

J a n : Och mevrouw, dat hangt er vanaf.

M e v r , : Nou, maar u komt ons daar toch es op- zoeken, hè? Non heeft me zóóveel goeds van u verteld! (de dokter geniet)

(13)

12 VRIJGEZELLEN J a n (steeds verlegener): O, mevrouw, i k . . . . ik. . . ik . . .

M e v r , : Nee, wij hechten heel veel waarde aan Non's oordeel.

(Non rechts op)

Non

N o n : Ma, de ketting is nergens te vinden!

M e v r . (schrikt): Wat? Hè God, jij kent nou toch ook niets! Stel je voor, dat die ketting weg is!

Excuseer me even, heeren? Jij trekt je d'r niet veel van aan, van Noten!

R e s i d e n t : Ik?

M e v r . : Ja, zou je niet even meegaan ?

R e s i d e n t : Ik kom al kindje, ik kom al!! (al- le drie a f )

(Jan en dokter staan even stil over de railing te roohen. Een enkel getuid klinkt nu en dan van achteren. Het is nog altijd lichte schemering) J a n: Aardig hè, die golfjes zoo op 't water?

D o k t e r : Och, meneer van Berg, spaar me as- jeblieft! U bent nu geloof ik al de vijfde golfjes- man! En dat iemand met zoo'n goede ,,conduite"!

J a n : Conduite? Hoe dat zoo?

D o k t e r : Nou, u heeft toch, wat je noemt, 'n goeie beurt gemaakt!

J a n : Neem mij nou, dokter!

D o k t e r : Nee, waarachtig. Ik meen 't!

J a n : Dacht u nou, dat me dat iets deed?

EERSTE BEDRIJF 21

'f

D o k t e r : Och. . . doen, doén. . . maar 't is toch wel prettig!

J a n : Dat die óüwe d a m e . , .

D o k t e r : Nee, dat die jónge dame. . . J a n : Ja, die interesseert zich daar voor mij!

D o k t e r : Maar ü vindt dat dochtertje heel aardig!

J a n : Ik zweer je, dokter. . .

D o k t e r : In die dingen moet je nooit zweren!

Het is 'n heel aardig meisje!

J a n : Ja zeker! Och, maar ik weet niet. . , Ik Toel me juist tegenover zulke meisjes altijd 'n beet- je links, timide. . . ik weet eigenlijk nooit goed, wat ik zeggen moet. . ,

D o k t e r : Dat zeggen alle verlofgangers! En tegen dat ze 't wèl weten, is 't te laat!

J a n : Hoe bedoelt u?

D o k t e r (klopt z'n pijp uit): Kom, 't wordt tijd voor m'n partijtje. Hoe ik dat bedoel? Kijk es, meneer van Berg: (kijkt hem even doordringend aan) Zooals u daar nou staat, geef ik u vier maan- den. De categorie van het onderwijzeresje of 't meisje uit 't familieleven. Geloof me, 't is zoo. Op z'n allergunstigst haalt u acht maanden en de doch- ter van uw kostjuffrouw — (Jan kijkt hem ver- baasd aan) Goeden avond, meneer van Berg, (in zich zelf lachend rechts a f )

J a n (kijkt hem na): Verdraaid rare kerel!

(steekt 'n sigaar op) Toch wel 'n gezellige orang.

Hè, hè, eindelijk es uit dat geklets, (kijkt op horlo-

(14)

! 1 ! I

I

84 VRIJGEZELLEN

Minstens nog 'n uur voor die cetcorvcc weer begint, (hij staat, getemd op z'n zijde, naar tinks te kijken: van rechts komt Non op, gaat op eenigen afstand van hem ook over de railing leunen; hg ziet haar niet)

Non

Jan (maakt gebaren alsof hij reeds aan tafel zit en daar babbelt): Mooie avond, hè mevrouw?

Pardon? Het menu? Alstublieft! Overdadig dat menu, vindt u niet? Wat zegt u? Ja. dat kinder- geschreeuw is heel vervelend! . . O, daarop heb ik niet gelet. Ja. dan hebben we vandaag 'n mooie vaart geloopen! Wie bedoelt u? O. mevrouw de Bruin, (zachter pratend) Ja, ik vind 't ook nogal 'n gewaagd toilet, moet ik u zeggen! Zoo, zoo, zoo...

ja. juist! (weer gewoon pratend) Mag ik u mis- schien even om 't zout lastig vallen? Dank u. . , . Och kom? — Ja, zeeziekte is heel lastig, (alsof hij eet) Pardon? Zeker mevrouw! (draait zich naar r.

om) Mag ik u even verzoeken . . , (ziet Non, blijft verlegen staan)

Non (heeft hem aandachtig, genietend gevolgd) Ja, als u maar zegt, wat u hebben wilt!

J a n : Nee. pardon, ik. . . ik . was.

N o n : 't Brood?

J a n : Och . . N o n : De mosterd?

J a n (wil weggaan): Ik was juist van plan om even. . .

N o n (rustig): Nee, u was heelemaal niet van plan om weg te gaan.

H i ï

DERDE BEDRIJF 22

Jan (verlegen, blijft staan. Even stilte, als om 't gesprek\ 'n andere richting te geven): Lekkere avond, vindt u niet?

N o n (spottend): Verrukkelijk!

J a n (voelt de spot niet): Aardig zoo. die golf- jes, hè?

N o n (zuchtend): Hè jaaaaa.

J a n : Pardon?

N o n : Schattig, doddig, snoezig, honneponnig.

J a n (verlegen): Ja. dan zal ik toch maar even...

N o n (schuift ongemerkt iets dichterbij): Wat wou u even?

J a n (a.b.): Nee . ik . , ik , . . hm . , . Wat is 't warm, vindt u niet?

N o n : En net zegt u nog dat 't zoo lekker was.

J a n (a.b.): Ja. . . ik. . .

N o n : En aan ..tafel" was u nog zoo welbe- spraakt.

J a n f'n beetje meer loskomend): Och. dat was de macht der gewoonte. . . 'n oefening,

N o n : Uw tafeldiscours was heusch goed. (nog iets dichterbij) 't Menu — de kinderen — (zij kijkt hem telkens even aan; hij wendt verlegen het hoofd a f ) de vaart van 't schip — mevrouw de Bruin — 't weer — 't zout — het is heelemaal compleet.

Jan (voelt dat ze hem bespot, nu ineens sterker) Pardon, ik heb 't óók nog over zeeziekte gehad.

(15)

I

84 VRIJGEZELLEN DERDE BEDRIJF N o n: Die slag is u!

J a n : Nou ja, u moet maar denken, ik kom uit de rimboe!

N o n: O ja?

J a n : Kleine tien jaar.

N o n : Ja, dan wordt 't tijd voor 'n Europeesche kuur.

J a n : Hoe bedoelt u ?

N o n : Och, ik weet niet, maar (kijkt hem even onderzoekend aan) de fijnere nuances slijten daar natuurlijk af.

J a n : Zoo! Is dat erg merkbaar?

N o n : Gaat nog al! (losjes) In den Haag dragen ze op 't oogenblik. . , 'n ander model.

J a n : Die dingen zeggen me weinig.

N o n : Dat is toch verkeerd. Natuurlijk draagt u ook geen smoking meer.

J a n : Nee, dat is me te lastig met al die knoop- jes en die witte trala van voren.

N o n : En u drinkt natuurlijk 3 paitjes 's mid- dags en 3 's avonds?

J a n : Twee.

N o n : Dan partijtjes . d e soos. U kegelt. . mag ik uw handen es zien?

J a n (verbaasd): M'n handen?

N o n (neemt rustig z'n hand, bekijkt haar cri- tisch, laat haar weer los): Er zijn heel goeie mani- cures in den Haag.

24

J a n : Vindt u dat noodig?

N o n : Ja, u is toch van plan te trouwen?

J a n : Trouwen? Hoe komt u d'r bij. Geen haar op m'n hoofd . ,

N o n : Och kom?

J a n : Ja, wilt u me soms ook, net als de dokter, bewijzen, dat ik uiterlijk binnen acht maanden de sigaar. . . pardon. . ,

N o n (rustig): De sigaar ben? Gaat u door, die term ken ik. Zóó, denkt u zóó over 't huwelijk?

J a n : Ik denk er absoluut niet over . . N o n : Weet u eigenlijk wel wat het is?

J a n : Weet u 't?

N o n : Natuurlijk.

J a n (stom verbaasd): Hè? Nou breekt. . . par- don . . .

Non (lichtelijk spottend en vooral niet te se- rieus): Nee, laat uw klomp maar breken. We leven niet meer in 't steenen tijdperk van uw rimboe, me- neer van Berg. Jonge me<'sies weten tegenwoordig wat het huwelijk is en eischt. Ziet u. en daarop be- reiden ze zich voor. Moeten zij niet de geestelijke steun worden voor iets dat meestal geestelijk niet zoo heel hoog staat?

J a n : Houdt u me ten goede . .

N o n : Nee, straks mag u praten . . nu ik. Ze weten dat ze hun ideaal niet zullen vinden en dat.,.

(16)

2 6 VRIJGEZELLEN

.iüiiii

J a n : Ja, pardon, maar waarom trouwen ze dan eigenlijk?

N o n f kijkt hem aan): Waarom gaat u eigenlijk met verlof?

J a n (even i?erlegen): Ja, och. . . nou ja, ik wou wel weer eens wat anders zien.

N o n: U hadt genoeg van de eenzaamheid?

J a n : Och, eenzaamheid . . eenzaamheid. Maar als je jarenlang radja in den goenoeng hebt ge- speeld, zoo maar in je eentje en met niks anders dan je werk om je heen en je bent van binnen —- ja, hoe zal 'k 't zeggen — zoo'n beetje dood ge- gaan. nou, dan zeg ie op 'n goeie dag tot jezelf:

„Stopoen jongetje!" En dan ga je rekenen! 315 jaar.

Geen kwalen: geen gebreken. . , 'n spaarpotje. . . geen banden . . . Als je nou nog langer wacht, dan kom je heelemaal op de. . . pardon!

N o n : Op de koffie? U moet niet vergeten, dat ik volkomen vertrouwd ben met papa's terminolo- gie!

J a n : Soedah! Nou . e n dan ga je met verlof.

N o n : Ja. en dan ga je met verlof. Komt u ons

in den Haag nog es opzoeken? , J a n : Meent u dat?

N o n : Ja, och, ik vind u wel 'n aardig type.

f kijkt hem weer aan) Laat me uw linkerhand eens zien!

J a n : Mijn linkerhand? (steekt haar uit) N o n (neemt de hand): Hè, jammer, dat 't al zoo donker is. Ik kan bijna niets meer zien.

EERSTE BEDRIJF 2 7 J a n : Kunt u wérkelijk uit de hand lezen?

N o n : Ik heb u toch al gezegd, dat ik 'n mo- dèrn meisje ben!

J a n : O, ik wist niet .

N o n: U weet nog zoovéél niet! (doet alsof ze de hand wil loslaten) Jammer

J a n : O, wacht, ik heb zoo'n klein electrisch lantaarntje bij me, (haalt 't te voorschijn; verlegen) Wil ik . èh . .

N o n (glimlachend): 't Lichtje van de rimboe?

(zij neemt zijn hand, kijkt even aandachtig, volgt met haar vinger enkele lijnen; hij licht bij; van r.

is ongemerkt de', dokter opgekomen; blijft op 'n afstand staan kijken)

Dohter

N o n (na eenigen tijd): Zóó, meneer van Berg!

(kijkt hem van opzij aan) En dat bent u dus?

J a n (kijkt op z'n hand): Hoe . eh. . . hoe be- doelt u?

N o n : Zóó . . zóó . (blijft hem aankijken) J a n (steeds verlegener): Wat ziet u daar dan allemaal?

N o n (met eenigen nadruk): Wilt u dat wérke- lijk weten?

J a n : Waarachtig! Ik wil het! (hun hoofden gaan ongemerkt iets dichter tot elkaar; beiden bui- gen zich over de hand; Jan licht bij)

N o n (leest uit de hand): Op uw 18e

19e jaar

(17)

imii ..liiiil iiiiiiii ::i:iii {

12 VRIJGEZELLEN

is u heel erg verliefd geweest, kort maar hevig.

Toen — laat es kijken — op uw vier — 25e jaar

— licht u hier even bij — zoo — ja, zoo is 't goed, toen is 'r 'n meisje gekomen van wie u erg veel hield, U is van elkaar gegaan. Waarom? Verschil van karakter. U is rustig, eenvoudig, u neemt 't le- ven niet al te moeilijk. U houdt van hard werken,

— wacht, houd uw hand even zoo — uw levens- lijn is lang, u wordt heel oud! (wil z'n hand los- laten)

J a n : Hè nee! Ziet u nou niets meer?

N o n : Wat wilt u dan nog meer weten?

J a n : Ziet u niets van. , eh. . . van liefde, . . en zoo.

N o n (glimlacht ondanks zichzelf): Van liefde en zoo? Licht u dan nog even bij, (wijst) Kijk, dat is de liefdesHjn! Ze loopt zonder vertakking tot hier. Dat is 34 of 36 jaar. Ah . zóó. . .

J a n : Ja, en wat gebeurt er dan?

N o n (ernstig op de hand turend): Dat is de toekomst, en die staat er nooit zoo duidelijk in, (is nu heelemaal in 't spel) Ja, er is wel 'n vrouw in een heel nabije toekomst, die een groote plaats in uw leven zal innemen . . . van wie u heel veel zult houden . maar. . . (ze staan heel dicht naast el- kaar; vooral Jan is onder den indruk; hij heeft on.

bewust z'n andere hand met 't lantaarntje op de hare gelegd; het lichtje schijnt 'n heel anderen kant uit)

J a n : Ja . . en. . .?

D o k t e r (alsof hij nu van rechts opkomt): Hal-

EERSTE BEDRIJF 2 9

lo, meneer van Berg. . . (ziet hen) O, pardon, is u hier? Neem me niet kwalijk dat ik stoor!

Non (is zich dadelijk weer meester; Jan is nog afwezig): Heelemaal niet.

D o k t e r : Ik wou meneer van Berg alleen maar vragen of we dadelijk bij 'n nosje op hem kunnen rekenen.

J a n (nog 'n beetje weg): Nosje. . . nosje. . . eh .. . O ja, dat is goed dokter.

Non (kijkt hem even aan; kijkt op haar pols- horloge): Kwart over zes al? Dan ga ik nog even naar beneden. Tot straks, heeren! (wil afgaan; tot Jan) O ja, meneer van Berg, geloof niet al te gauw 'n waarzegster.

J a n (schrikt even): Waarom niet?

N o n : 'n Handige vrouw leest uit 'n hand óók,., wat er niét in staat! Dag! (af rechts)

J a n (staat haar even beteuterd na te kijken) Hè?

Dokter (staat naast hem; neuriet, uiterlijk on- verschillig): ,,Das ist das alte Lied". . . (Jan kijkt hem even van opzij aan, alsof hij vreest voor den gek gehouden te worden)

Dokter (breekt z'n gezang af, alsof hij opeens zich bewust is, dat er iemand naast hem staat; dan heel vlak): Nog altijd 'n lekkere avond, hè?

J a n: Hè. . . ja zeker. . .

D o k t e r : Aardig . . . die golfjes op 't water....

J a n : Verdomme dokter, als u me voor de gek wilt houwen . . .

(18)

3 0 VRIJGEZELLEN D o k t e r (rustig): Ssst. . . ssst. . . vooral geen opwinding, (neemt z'n pols: kijkt op zijn horloge) tja . . , het is infectie, hè?

J a n (nijdig): Wat infectie?

D o k t e r (met 't bekende gebaar): De strik!

J a n : Och wat, strik. . .

Dokter (klopt hem vaderlijk op den schouder) De gewone symptomen hoor! Net als bij malaria: je loopt de infectie vooral in de schemering op! Nee, word nu niet nijdig, want dat geeft toch niets!

Operatief ingrijpen, m'n waarde, (baboe met het kind loopt Weer „Nina Bobo" zingend op den achtergrond van rechts naar links voorbij, beiden kijken naar de baboe). Het gezwel uitpeilen, me- neer van Berg of. . . anders uiterlijk nog vier maan- den! (Jan kijkt hem aan: ziet dan weer in gedach- ten voor zich uit; strijkt met z'n hand over z'n hoofd)

Dokter (blijft hem even aankijken, glimlacht, roept naar rechts): Djongos!

D j o n g o s (onzichtbaar): Toean!

D o k t e r : Djongos, minta doea pait! (ze kij- ken elkaar aan: de dokter knikt wetend en wijs en met een even spottend lachje z'n hoofd) 'n Een- voudig borreltje is dikwijls de beste narcose. (Jan laat z'n lichtje vallen)

TWEEDE BEDRIJF

DAN V A L T H E T DOEK.

Een burger pension-kamer, maar toch behoorlijk en zelfs burgerlijk-weelderig ingericht. Wel smake- loos, doch niet armoedig. Leelijke platen aan den wand. Een lange Indische luierstoel. Een wekker op het buffet, rechts 'n telefoon. Jan ligt in pyama op de stoel te dutten. De wekker loopt af. Jan wordt langzaam wakker.

Jan

J a n : Hè. . alweer vijf uur? (geeuwt) Net pre- cies als in Indic. (imiteert een djongos) soedah, poe- kel lima toean. Oeah! (geeuwt) Wat heb ik nog 'n maf. (draait zich nog eens om) Ja. wekkertje, loop jij maar af . je scheidt er vanzelf wel weer uit.,..

Oeah! (klop op de deur)

Juffrouw J u f f r o u w (onzichtbaar): Meneer?

J a n : Ja?

J u f f r . : Meneer, toe kan dat nou uit zijn met die wekker?

J a n : Wat wekker?

J u f f r . (doet de deur open; op den drempel;

ze is het echte type van de pension juffrouw, bij de hand, wit altijd 't laatste woord en is absoluut de baas in huis): Ja, kijk u es an, meneer, u begrypt toch zelf óók wel, dat je hier. midden op den dag geen wekker kan laten afloopen!

(19)

3 2 VRIJGEZELLEN J a n : Ik moet toch midden op den dag wakker worden, juffrouw?

J u f f r , : D'r wordt over geklaagd en u be- grijpt .

J a n: Wat?

J u f f r,: Dat ik ook met m'n andere menschen rekening mot houwe. Ik hoop dat u d'r an zal denken! ( a f )

J a n (zit op z'n stoet): An denken? An denken?

Wel potverdorie, ben ik nou in 'n pension of niet in een pension? Dat mensch met 'r groote mond!

Dat heb je nou, als je op de aanbevelingen van ken- nissen afgaat en maar op goed geluk kamers huurt.

Oeah! fgeeutvt) Kom ik ga me kleeden. (staat langzaam op; rekt zich uit) Nou. . . 't blauwe pak van Port Said. . de schoenen van Savelkoul....

het overhemd van Savelkoul . . het dasje van Sa- velkoul. . . Oeah! (geeuwt) Wat heb ik 'n slaap!

(af in kamer links)

(Er klinkt watergeplas, eenig gerinkel, dan Jan's stem flauw hoorbaar: ,,domme''; Jan weer op in hemdsmouwen, belt, weer af in de slaapkamer).

Juffrouw J u f f r. (klopt niet): Ja meneer, wat is er?

(op ongeduldigen toon)

J a n (uit andere kamer): Juffrouw!

J u f f r,: Ja meneer, maar wil u er asjeblieft om denken dat ik niet ieder oogenblik de trap op kan

«jouwen!

J a n : Juffrouw, heeft u nog 'n beetje water Toor me?

TWEEDE BEDRIJF 3 3

J u f f r.: Maar meneer, alwéér water? U heeft vanmorgen pas 'n heele kit gehad!

J a n : Ja, maar ik kan toch niet met één kan water. . .

J u f f r . (neemt 'n pulletje van 't buffet en poetst dat ondertusschen eVen met haar schort op):

Maar meneer, 't is hier geen zwembad! Ik betaal me toch al 'n beroerte an de waterleiding.

J a n : Wel allemachtig, ik moet me toch behoor- lijk wasschen! (steekt hoofd om de deur)

J u f f r . (resoluut): Zeker meneer, en dat doen ik ook, en dat doene we hier allemaal, maar daat hebben we geen honderd liter water voor noodig.

Kan ik de tafel gaan dekken?

Jan: Ja maar ik . ik wou

J u f f . : Ik zal maar dekken, hè meneer? (af) J a n (komt in de kamer): Geen water! Habis perkara! Wel allemachtig, is 't niet bij de bina- tangs af? En daar zit ik nog minstens 'n maand aan vast. Moet ik me nou zóó op m'n kop laten zitten? Opgetreden moet hier worden. Asjeblieft.

(gaat in resolute ambtenaarshouding staan) Juf- frouw, cn nou wil ik ook wat zeggen. Nou is het voor dit en dat ui t ! Wie heeft hier gehuurd? Ik?

Wie heeft hier verhuurd? U? En nou, verdorie, nou wil ik (slaat op de tafel) nou wil ik. . . (klop op de deur, deur wordt meteen opengeduwd; de juffrouw met de borden) Ja? (Jan wipt meteen

|jn z'n slaapkamer)

Juffrouw

J u f f r . (begint te dekken): Ja. meneer, en dat

(20)

3 4 VRIJGEZELLEN

wou ik ook nog zeggen: U moet niet zoo lekken.

J a n (uit andere kamer): Wat lekken?

J u f f r . : Nou, met die wasscherij. In 'n fesoen- lijk huis ga je niet in 'n waschkom staan en je dan water over je lijf gieten. Dat doet geen sterveling, 't Lekt beneden heelemaal door.

J a n fa.b.): Ik mag me toch waarachtig wel si- rammen ?

J u f f r . : Ja. hoe u dat nou noemt. . Als ik me wasch dan lekt 't niet, en as meneer van beneden zich wascht, dan lekt 't óók niet. (tafeldekken is klaar) Ziezoo, da's klaar. Zal ik nou meteen maar opdoen, meneer?

J a n : Ik kan eigenlijk nog wel eerst 'n borrel drinken.

J u f f r , : Ja, daar kan ik met 't eten niet op wachten. Dan worden de piepers glazig, (terwijl ze weggaat) We eten runderlappen met rooie kool.

Jan (in overhemd op; nog even slecht gekleed als aan boord) Vervloekte das ook. (voor de spie- gel) Verduiveld, hoe strik je zoo'n ding ook weer?

(schenkt zich een borrel in) Ja. maar nou eerst even van de frissche. hoor. (drinkt) Prosit Jantje -en op de juffrouw, (weer voor den spiegel; tracht 'n kakelbonte das te strikken) Allemachtig, man wat zit jc d'r onder, . . Nee. hij zit 'r niét onder! Nou eerst weer die das... zoo. . . en zoo. . . enfin, zoo zit ie tenminste. Hè. hè . Nou m'n jasje, (af in de andere kamer; weer op in colbert) Ziezoo . en nou eten we runderlappen met rooie kool. (gaat aan tafel zitten) Runderlappen met rooie kool.

(Mop; juffrouw op met dienblad)

TWEEDE BEDRIJF 3 5

Juffrouw

J u f f r . : Hemel, zit u al te wachten? Nou, u bent óók heet gebakerd hoor, (zet alles op tafel) Z o o . . . de aardappelen . . . de lappies . de kool . . de sju . . . en da's de stink stank (zet 'n paar fleschjes sambal neer) waar u niet buiten kan.

Ziezoo. . en nou mot u maar niet bellen voor 't toetje. . dat komt wel. ( a f )

J a n (licht de deksels op; snuift): Hè . stinkt rooie kool altijd zoo? . . , Natuurlijk, kou we pie- pers . . . en gestolten sju . . Smakelijk eten, (zit weer met 'n vies gezicht te kijken: dan nijdig) Wel potverdorie, ben ik nou Radja van Lahakiba ge- weest? Ja? En wat zei ik dan tegen m'n kok en m'n bottelier en de juffrouw van de huishouding ais de rijst te nat en de kip te taai was? (zich even opwindend) Dan zei ik: Panggil kokkie, panggil Njai. Kau orang apa? Kau gila? Kau piker akoe soeka makanan begini? (neemt de schaal op, alsof hij haar iermnd naar 't hoofd wil gooien) Ajo. le- kas, angkat ataw. . (de deur open; de juffrouw kijkt hem verbaasd aan)

Juffrouw

J u f f r . : Wat zeit u?

J a n : Ik . . ik. , wou nog wel 'n paar aard- appels, (reikt de schaal over)

J u f f r . : En u hebt nog niks gegeten! Nou. u bent ook bang dat u tekort komp! (neemt de schaal) Hier is 't zout, dat was ik vergeten. Nou . . . ik zal zien of d'r nog aardappels benne. ( a f )

J a n (even paf): I k . . . ik. . (neemt 'n runder- lapje en begint te snijden] Ik. . . ik. . . (kletst ny- dig mes en vork neer) I k . . . ik ben 'n kameel.

(21)

I

84 VRIJGEZELLEN

w

Woon ik hier? Betaal ik hier? fsnijdi verder) Ben ik hier de baas of niet! Nou? (steekt 'n stuk vleesch in z'n mond) Moet ik me nou zóó op m'n kop la- ten zitten? Verdorie, nou zal ik 'r toch es zeggen.

(opeens 'n vies gezicht — spuwt de hap vleesch uit) Alweer 'n haar! 't Is toch Godgeklaagd! In één week vind je bijna 'n heele pruik in 't eten. (gooit z'n attributen weer neer) Juffrouw, het moet nou...

(luistert) Daar komt ze de trap op . Vooruit — Jantje, djangan takoet. Laat je nou niet op je kop zitten, (ineens vastberaden) Juffrouw, nou eens eii voor al: nou zal 't uit zijn, (klop op de deur; hg kijkt niet om, maar gaat met verheffing van stem door; op den drempel Marietje, frisch, aardig type;

met 'n schaaltje; blijft bedaard staan) Marietje

J a n (doorgaande): Ja, komt u maar binnen.

Het zal uit zijn! Val me niet in de reden, juffrouw!

Dit is een ha a r juffrouw, 'n Haar! Een ongekam- de haar. juffrouw. Dat vind ik in de aardappelen.

Ieder oogenblik vind ik haren in 't eten. En dat moet uit zijn. juffrouw. Spreek me niet tegen, juf- frouw, En ik wil water, zooveel water als ik heb- ben wil. Genoeg om in te zwemmen desnoods. En ik wil koffie bij m'n ontbijt en geen opgewarmde thee van den vorigen dag, juffrouw. En de baas zijn op m'n eigen kamers. Verstaat u, juffrouw? Ver- staat u 't nou goed?

M a r i e t j e (beteuterd): God. m e n e e r . . . ik weet niet . (Jan draait zich doodelijk verbaasd om: ze blijven elkaar eenige oogenblikken aansta- ren)

J a n (verlegen): Neemt u me niet kwalijk, juf-

DERDE BEDRIJF 36

frouw M a r i e . . . ik dacht datte. . dat u uw tante was.

M a r i e t je (zet de schaal op tafel): Nou. u is óók niet op uw mondje gevallen.

J a n (wil 't goed maken): Kom, dat meent u niet?

M a r i e t j e : Nou. 't is nog al lief, wat u daar allemaal zei. Wat is dat voor 'n haar?

J a n (toont het): Ja, dat heb ik me ook afge- vraagd!

M a r i e t j e : Ja maar. . . u bent ook zoo las- tig.

J a n : Lastig? Ik? Dat meent u niet.

M a r i e t j e : Dat meen ik wel.

J a n : Nou. geef me dan de aardappels maar.

Ziezoo, nou is de heele boel koud geworden, M a r i e t j e : Da's uw eigen schuld.

J a n : Wel allemachtig! (zü wil gaan) Zeg, juf- frouw Marie, brengt ü 't dessert?

M a r i e t j e (bij de deur): Ik? Waarom ik?

J a n : Nou, ik vind u veel aardiger dan uw tante.

Marietje (coquet): Zóó

J a n : Nou ja, niet zoo héél veel aardiger.

M a r i e t j e : O, en daarom mag ik 't dessert brengen!

J a n : Juffrouw Marie . heeft u nou heelemaal geen medelijden met zoo'n eenzamen Indischman?

(22)

3 8 VRIJGEZELLEN

liiili M

m

I • I,

M a r i e t j e: Niks hoor! (opent de deur) Weet u wat er in de bijbel staat?

J a n : Da's 'n strikvraag.

M a r i e t j e: Zalig zijn de eenzamen, want hun- ner is 't Koninkrijk der hemelen.

J a n : Da's 'n drukfout.

M a r i e t j e : Wat zegt u?

J a n : Hunner is alleen het Koninkrijk van de rooie kool en de runderlappies.

M a r i e t j e: Hè jakkes! Nou, haalt u uw des- sert nóu maar zelf. ( a f )

J a n (blijft naar de deur kijken): Schat van kind. (begint kieskeurig te eten) Hè, die aardappe- len lijken wel obi-knollen. En op de sju kun je wel schaatsenrijden, (laat mes en vork rusten) <^k toch, dat zoo'n aardig nichtje bij zoo'n tante blijft. Ja....

dat moet nu iederen dag meehelpen in 'n pension.

bedienen — naar de bel loopen — Hoe hou^t zoo'n kind 't uit? Knap ding. . leuk figuur . (eet weer) Hè jakkes, wat smaakt die kool be- roerd • (ruikt aan 't oleesch) Nou, frisch is óók anders. Wat is dat eigenlijk voor eten? Iedere daf 't zelfde gezanik! (schuift z'n bord weg, staat op en loopt naar 't buffet) Enfin, dan in Godsnaam maar weer 'n strootje voor dessert, (steekt sigaret op: gaat op luierstoel liggen met de krant)

Marietje (op na eenige oogenblikken van stilte)

M a r i e t j e : Nou, daar heb ik uw dessert.

Maar nou klim ik ook geen trappen meer. (ziet

TWEEDE BEDRIJF 3 9

dat hij niets heeft gegeten) Eet u niet meer? Jakkes, u heeft ook niet veel eetlust. Zal ik dan maar weer afnemen ?

J a n (laat de krant zakken): Juffrouw Marie, zeg me nou es, waarheen moet ik vanavond gaan?

M a r i e t j e : Ik zou maar es thuisblijven. U maakt er iederen dag nachtwerk van.

J a n : Maar wat mot ik thuis uitvoeren?

M a r i e t j e : Studeeren bijvoorbeeld.

J a n : Ik ben uitgestudeerd. Ik weet alles.

M a r i e t j e : Zóó! Nou, dan zou ik eerst m'n écssert maar es opeten.

J a n : Wat is 't? Griesmeel met bessensap?

M a r i e t j e : Niks te griesmeelen.

J a n : Dan maizena zonder sap!

M a r i e t j e : Ook al mis!

J a n : Dan sta ik op. Dan is 't een nieuw procé- dé. Hoe heet 't?

M a r i e t j e : Rumpudding met bitterkoekjes.

J a n (staat op): Echte rum? (proeft aan tafel) Lekker, (gaat zitten)

M a r i e t j e : Bah, alweer die bel. (af met bor- den enz.) Ja — ja — ik kom! Ik zal dadelijk wel verder afnemen, ( a f )

J a n (etend): Ja . waar moet ik nou van- avond weer naar toe? In de comedie verveel ik me.

In 'n cabaret zetten ze me af. In 'n kroeg zuip ik

(23)

I

84 VRIJGEZELLEN DERDE BEDRIJF 41 teveel, (proeft) Hm . d i e rümpudding met bitter-

koekjes is bij nader inzien toch óók maar lari, (ng- dig) Hè, dat gezanik, Rümpudding! (schuift z'n bord wea) Daar. . D a a r . . Me a m u s e e r e n wil ik. Niks geen rumpudding, niks te bitterkoeken.

(klop-, deur gaai open. Marietje dient aan) Marietje • Dohter M a r i e t j e : Hier is meneer

Dokter (met overjas, hoed in de hand, loopt haar voorbij): Ja, meneer weet wel hoe ik heet.

Goeden avond, meneer van Berg,

J a n fhlij verrast): Wel allemachtig, dokter, hoe komt ü hier verzeild?

D o k t e r : Dat zal ik u zeggen. Zal ik m'n jas maar hier even neerleggen?

M a r i e t j e : Geeft u maar hier, meneer. Ik zal uw kieeren straks wel beneden aan de kapstok hangen.

J a n : Ga zitten, dokter, ga zitten. En vertel es!

D o k t e r (craat zitten. Marietje neemt onder- tusschen de tafel af): Zoo . en is dat uw „ho- me"? (kijkt rond)

J a n : Ja, ik ben hier maar tijdelijk neergestre- ken, hè.

M a r i e t j e : Eet u niet meer van de pudding, meneer?

J a n : Nee, liever niet . a l die rum. Zoo dok- ter, cn vertel nou es. Hier zijn sigaren, straks 'n kop thee, Hoe komt u eigenlijk in 't land? Ik dacht u allang weer op weg naar Indië.

D o k t e r : Och, 't is bij ons óók al malaise.

Eerst 'n vrachtreisje naar Denemarken en nou op wachtgeld. Ik heb 'n beetje rondgebocmeld in Am- sterdam en hier, en nou loop ik me eerlijk gezegd te versjacherijnen. (tijdens dit gesprek kijken de dokter en Marietje elkaar telkens even, als onbe- wust aan)

J a n : Dat gevoel ken ik. Ik doe al drie weken niks anders. Maar hoe wist je m'n adres?

D o k t e r : Koloniën! Daar weten ze alles. Daar kennen ze je intiemste aangelegenheden cn . . . je geheimste verblijfplaatsen, (Marietje af met scha- len enz.]

J a n : Ja. . en zoo gaat 't. (ze ziften ieder aan ten kant van de tafel te rooken)

D o k t e r : Zoo gaat 't.

J a n : Iedere dag precies 't zelfde.

D o k t e r : I>c nieuwe revue heb ik al tweemaal gezien.

J a n : Ik viermaal.

D o k t e r : Op reis geweest?

J a n : 'n Paar dagen . maar dat verveelde me.

U ook?

D o k t e r : Zouden we dat ü maar niet wegla- ten?

J a n : Graag.

D o k t e r : Alles hier in den Haag al gezien?

J a n : Alles! Jij ook?

(24)

4 2 VRIJGEZELLEN , nog geen schar- D o k t c r: Vrijwel . En

relt je?

J a n : Nee , . . Och, vroeger ging je dat veel han- diger af . zoo met 'n aardig praatje met 'n vlot winkeljuffertje aanpappen/ maar dat lukt niet meer. Je verslikt je in je eigen woorden.

D o k t e r : Nee, je weet niet wat je zeggen moet, je frutselt met je hoed, je hebt 't gevoel of iedereen naar je kijkt en je uitlacht, je struikelt over de trottoirband en . ..

J a n : En 't meisje lacht je uit!

D o k t e r : Ja, en 't meisje lacht je uit, {Even stil; ze rooken).

Marietje (na klop op de deur op met theeblad)

M a r i e t j e : Ik heb de thee maar meegcbrackt, meneer.

J a n : Juffrouw Marie, als ü nou es voor o«s eenzame jongelingen thee schonk.

M a r i e t j e : Thee schenken ook nog?

D o k t e r : 'n Klein beetje huiselijkheid gunt u ons toch wel? (tasschen hun beiden 't zelfde spel ah eerder, maar het moet als iets onbewust zgn:

vooral niet overdrijven).

M a r i e t j e (tot Jan): Blijft u dan vanavond thuis, meneer?

D o k t e r : We blijven niet alleen thuis, juf- frouw Marie. we gaan zelfs 'n kaartje leggen.

TWEEDE BEDRIJF 4 3

J a n : Da's 'n idee, dokter! 'n Partijtje, dat zou- den we kunnen doen. (loopt naar 't buffet) Ik heb hier nog 'n spel kaarten ook.

D o k t e r : Allright! en juffrouw Marie schenkt thee.

M a r i e t j e : Vooruit dan maar. Allemaal sui- ker en melk?

D o k t e r : Graag, juffrouw Marie!

J a n : Ik geen melk, hoor! (Jan en Dokter gaan aan tafel zitten. Marietje bij 't theeblad dat op 't buffet staan).

D o k t e r : 'n Ecarté'tje?

J a n : Goed. Welk tarief?

D o k t e r : 'n Gulden 't fiche?

J a n : Prachtig, (ieder neemt 'n spel, zoekt er de écarté kaarten uit).

M a r i e t j e (spreekt onwillekeurig alleen tegen den dokter): Hè jakkes, wat speelt u hoog! (brengt de thee, blijft even achter den stoel van den dokter

»taan).

J a n : Even kijken, wie geeft, (deelt twee kaar- ten uit) Ik, dokter. (Jan geeft; beiden nemen de kaarten op)

D o k t e r : Slap.

M a r i e t j e : Wat slap? en u heeft allemaal D o k t e r : Ssst! (draait zich om) Allemachtig, u zou m'n heele spel ver ra jen!

M a r i e t j e (geraakt): Nou, God ik ga al, boor!

ii^l '.Hl

lill

1

3

(25)

' iiiim >1

III iiiill

illlilM ijl I

VRIJGEZELLEN Dokter (legt z'n kaarten neer, houdt haar arm tegen): Nee, juffrouw Marie. .

J a n : Blijf nou in Godsnaam bij je spel, dokter.

M a r i e t j e (nu nijdig tot Jan): Nou, ik ga al hoor! Ik ga al! (af)

J a n (gaat rustig door): Jij slap? Ik ook. Van de hoeveel?

D o k t e r (ht niet op de vraag, laat even de kaarten zakken): Jongeman, 't is nou geen kwestie van hoeveelheid, 't Is de kwestie dat wij altijd de- zelfden blijven.

J a n : Wat dezelfden? Dit is toch geen gokken?

D o k t e r : Nee, dat bedoel ik niet. Maar altijd, als je je zoo alleen en van God verlaten voelt, dan hoeft 'r maar 'n kleine vrouw te komen en 'n beet- je vertrouwelijk achter je te gaan staan en in je kaarten te kijken en . . .

J a n : Ja, en dan zeggen we: Ssst! je zon m'n heele spel verrajen.

D o k t e r : Nou ja, dat is de macht der domme gewoonte.

J a n : Ja, dat wij altijd dezelfden blijven, is óók de macht van 'n domme gewoonte.

D o k t e r : Misschien, (neemt z'n kaarten weer op) Ik ben slap.

J a n : Ik ook. Hoeveel?

D o k t e r : Drie.

J a n : Ik vier. (geeft)

TWEEDE BEDRIJF 4 5

D o k t e r (komt uit): Schoppen zeven.

J a n (zet 'n fiche in): Dan zal ik 'm 'r toch eerst even inpoetsen. Schoppen? Die heb ik niet. . . zoo. . . en nou één keer slaan . . . en nog één keer slaan. Nou ruitenboer. . . geen ruiten hebben, hoor dokter. Juist! En ruitenzeven! Asjeblieft! Door — marsch! En twee in de box! Jij geeft, (klop)

Marietje

M a r i e t j e (met 'n pak): Meneer, hier is de wasch. Drie gulden twintig.

J a n (in zijn spel): Betaal maar even, Marietje.

M a r i e t j e (legt 't pak op 'n stoel): Ja. maar kijkt u nou eerst of alles d'r is. Vorige week was u ook 'n hemd en 'n paar sokken kwijt.

J a n : Dokter, dan even 't huishouwen, hoor.

(legt kaarten neer en gaat naar de wasch, die M.

uitpakt, de dokter blijft geamuseerd zitten toekij- ken) Waar heb ik dat malle papier ook weer gela- ten. (zoekt in buffet) O, hier is 't. (gaat op de stoel zitten, leest op, terwijl M. natelt) Twee overhem- den — twee borstrokken — twee pantalons — zes zakdoeken — vier paar sokken —

M a r i e t j e : Allemachtig, die sokken mogen ook wel es in de reparatie!

J a n (kijkt op): Wat? Nou, zóó erg is 't toch niet? 't Is van onderen, dat ziet toch niemand!

M a r i e t j e : Maar als u nou es 'n ongeluk krijgt?

D o k t e r : Niet zoo somber, juffrouw Marie.

J a n : Enfin, gooi ze dan maar weg.

(26)

4 6 VRIJGEZELLEN

M a r i e t j e (verontwaardigd): Weggooien ? Da's zonde, Nee, u moet ze laten stoppen.

D o k t e r : Lieve kind, wie stopt de sokken van 'n vrijgezel?

M a r i e t j e : Ja, dat weet ik niet. (staat opj Ziezoo, en waar heeft u nu 't witte goed?

J a n : Ja, God, dat ligt nog in de slaapkamer.

Wie komt 'r nou ook 's avonds om 'n wasch? (af in de slaapkamer: 'n krachtige schreeuw: Au, domme . . . Hinkend weer op met waschgoed)

D o k t e r (met eenigen nadruk): Ga je dat hiér uitpakken?

J a n : Ja, ik kan toch niet door de zak heenzien, wat er in zit?

D o k t e r : Nee, maar eh . (snuift veelzeg- gend)

J a n : Ja, of je nou al snuift, 't huishouwen gaat voor. (keert den zak op en schudt hem leegj Ziezoo, nou eerst alles netjes op hoopjes, dat deed m'n moeder ook altijd.

D o k t e r : Juffrouw Marie, wat is 'n man zon- der vrouw?

M a r i e t j e : Nou, niet veel bizonders.

J a n (sorteert op hoopjes): Onderbroeken — sokken — hemden —

D o k t e r : 'n Vrouw is het noodzakelijke com- plement van de man.

Marietje (volgt aandachtig Jan's gedoe}

Ja, dat weet ik niet hoor.

TWEEDE BEDRIJF 47

D o k t e r : Maar ik weet 't, juffrouw Marie, ik weet. . .

3 din (ongeduldig): Och, wat weet jij nou?

Twee maanden geleden aan boord moest je van die complementen niets hebben.

D o k t e r : Toen was ik zeeziek. Tel jij nou je wasch maar.

J a n (staat op): Ja. nou ben ik verdorie weer 'n sok kwijt, (af in de slaapkamer)

D o k t e r : Juffrouw Marie. de man is niet voor de eenzaamheid geschapen, (dit vooral niet over- dreven ernstig, maar luchtig en los en toch met even 'n echt accent) Wij hebben iets noodig, dat lief voor ons is, dat ons begrijpt, dat ons aanhaalt, dat ons steunt, dat

J a n (weer op): We hebben, potverdorie, iemand noodig, die orde op de zaken stelt. Waarom vind ik die sok nou weer onder 't nachtkastje?

M a r i e t j e : Dat is natuurlijk met dweilen ge- komen!

Juffrouw Hendriks

(klopt en komt binnen met groot pak)

J u f f r . : Marietje, waar blijf je nou toch ? Die vent van de wasch is natuurlijk al lang weg. Hier meneer, d'r is nog 'n pak gekomme.

J a n (opgewekt; laat de wasch in de steek): Ah!

Nou zal je wat zien. Nou durf ik me tenminste weer op straat te vertoonen. Overjas en hoed. La- test fashion! (begint uit te pakken)

J u f f r . (rondkijkend): Allemachtig, wat 'n

(27)

4 8 VRIJGEZELLEN

TWEEDE BEDRIJF rommel is 't hier, (Jan beeft 'n verschrikkelijke

maar wel modieuse jas en hoed uitgepakt. De kleu- ren harmonieeren niet en ze ,.staan" hem absoluut niet. Jan kleedt zich; dan:)

J a n (bewondering verwachtend): Nou?

(Algemeen bedrukt zwijgen)

J a n (draait zich om): Nou dokter, wat zeg je d'r van?

D o k t e r : Hm . 'n beetje fel, zou 'k zeg- gen . . . hè?

J u f f r . : God bewaar me, meneer, daar kan je niet mee loopen.

J a n (loopt heen en weer): Wat? 't Zijn ver- draaid goeie bullen. Duur. Zegt u nou es wat. juf- frouw Marie?

M a r i e t j e: Nou. mijn smaak zou 't niet zijn.

Jan (kijkt eenigszins ontnuchterd in de spiegel) Ik vind wel dat 't me staat.

D o k t e r : Da's 'n kwestie van smaak.

J u f f r . : Nou. u heb kans dat u met die jas goed wegkomt, (verbazing)

J a n : Hè?

J u f f r . : Tusschen twee ..peliesje"-agenten.

(gelach)

D o k t e r : En met die hoed veroorzaak je on- herroepelijk 'n volksoploop, (bel)

J u f f r . : Wel allemachtig, alweer die bel. Toe Marietie, ga jij es kijken. (M. af. Jan nog voor de

spiegel) i

4 9 J a n : Ik vind die jas toch vrij goed. dokter.

Toe, zit nou niet te zanike . . .

J u f f r . : Geloof me. meneer, die dingen moet je met 'n vrouw gaan uitzoeken, (achter hem) Kijk es, ik kan waarachtig 'n heele hand in je rug leg- gen. (trekt aan de revers) En hier deugt ie óók niet . d a t moet ie hebben. . .

J a n : Ja. maar dat hoort zoo. 't Is tegenwoor- dig allemaal ruime jassen.

D o k t e r : Ja, maar dat wil nog niet zeggen, dat ze daarom iedereen staan.

J u f f r . : Meneer, neem u van mij nou es 'n goeie raad an . . .

Resident v. Noten - Non - Marietje M a r i e t j e (klopt, opent de deur en achter haar staan de resident en Non): Meneer, daar is meneer van Noten, (algemeene consternatie. Jan.

in jas en hoed, staat verlegen te buigen; de juffr.

probeert de wasch onder de tafel te duwen; de dokter ruimt doos en papier van het pak op)

J a n (dood verlegen en onhandig): God. Resi- dent . juffrouw van Noten . . . neem me in 's- hemelsnaam . t o e dan toch juffrouw, toe dan toch dokter, ruim in Gods naam die rommel op.

J u f f r . (begint tegen Marietje): Jou akelige stuipekop. Hoe kom je d'r in ..kristes naam" toe nier visite binnen te laten.

N o n (schatert het uit): Toe Pa. sta niet zoo verbouwereerd te kijken, 't is om te gillen. Meneer

(28)

5 0 VRIJGEZELLEN van Berg au sein de sa familie! Dag dokter, fmxiifi hem toe) O. . . oh . . .

J a n : Ja, neem me niet kwalijk, (trekt haastig de jas uit)

R e s i d e n t : Integendeel, van Berg, neem óns niet kwalijk. Maar we wisten niet .

N o n : O, en als we 't geweten hadden, waren we tóch gekomen, 't Is tè rijk! (schatert weer)

J u f f r. (neemt nu de leiding over): Weet u wat u nou doet, meneer? U gaat met de visite zoo- lang naar het salon beneden. En Marietje ruimt hier de boel op. Zal ik maar even voorgaan? Allo, meneer, (zij, Jan, Non en Resident a f )

(Marietje begint op te ruimen. De dokter helpt haar)

D o k t e r (neemt haar het waschgoed a f ) Ja das nou misschien misplaatste vrijgezellen-pudeur.

In 't huwelijk is dat anders, (doet de wasch in de zak; kijkt om zich heen) Nou, ik geloof dat alles nou in orde is. (wil met de zak afgaan naar de slaapkamer) Marietje, ruim nu. volgens de regels der kunst en van je moeder, de kamer op. We krij gen deftige visite, (af in de slaapkamer)

M a r i e t j e (kijkt hem na): En toch is 't 'n aardige man. Tante met d'r ..ouwe bok". Hij ziet er uit als vijf en dertig. Jakkes, ik heb 'n hekel aa«

al die jonge jongens. Zoo onbenullig en zoo kin derachtig. Niks voor mij hoor.

Dobter

D o k t e r : Ziezoo, Marietje, da's klaar, (kijktl nog eens rond, gaat weer aan de tafel zitten, neemij de kaarten en zingt zachtjes 'n liedje):

TWEEDE BEDRIJF 50

11 Das ist das alte Lied

Von jungen Leuten;

Das ein malheur passiert In Frühlingszeiten . . ,

(bij den laatsten regel lacht Marietje even; hij breekt af en kijkt haar aan)

D o k t e r : Waarom lach je, Marietje?

M a r i e t j e : Natuurlijk nergens om. [zy zet hier en daar nog 'n vaasje of iets anders recht, niet omdat 't noodig is, maar om nog tx/at te kunnen blijven)

D o k t e r : Z o o . . . (begint de kaarten uit te leggen) Ja, Marietje, het is 'n aardig liedje.

M a r i e t j e : Vindt u?

D o k t e r : En vooral als ie zelf niet meer tot de „junge Leute" behoort, Marietje. dan sta je er zoo prettig objectief tegenover.

M a r i e t j e : Hoe oud bent u dan wel?

D o k t e r : D a t moef ie aan 'n man op mijn leef- tijd niet meer vragen, Marietje. Ik b e n . . . nou . . . als 'n vrouw boven de drie kruisjes.

M a r i e t j e : H è nee, zegt u nou es.. .

D o k t e r : Marietje. ik ben al zóó oud, dat ik patiènce speel, (doet alsof hij even nadenkt; speelt door; Marietje is, zonder dat 't opgevallen is, ach- teh hem gaan staan; volgt 't spel. Er is even 'n stil- te; hij speelt. Dan opeens, a!s hij 'n kaart overslaat)

M a r i e t j e : Nee, u kunt dair! Ruiten acht op ruiten zeven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.. Toestemming

Teutbert met zijn vrouw en kinderen, Dominic met zijn vrouw en kinderen, Nadalis met haar kinderen, Johannes met zijn vrouw en kinderen, Benedictus met zijn vrouw en kinderen,

 een structurele verandering in de tijd van De Geer te noemen en aan te geven op welke wijze deze verandering in de levensloop van De Geer naar voren komt. “Sapere aude” (durf

Uit het antwoord moet blijken dat het hier gaat om “de groei van het Romeinse imperium, waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde” (of een omschrijving

• Deze bron is geschikter voor beantwoording van onderzoeksvraag 2, omdat in de bron een antwoord wordt gegeven op de vraag naar een motief voor deelname aan de

• Een juiste uitleg van het propagandakarakter van de prent (bijvoorbeeld: Met de prent wordt op een directe manier reclame gemaakt voor een politiek doel, wat blijkt uit

• Een juiste uitleg op grond van een ander kenmerkend aspect van de late middeleeuwen voor een andere benaming dan steden en staten (bijvoorbeeld de investituurstrijd/de expansie

Maak deze oefening zwaarder door een elastiek te gebruiken of door een gewicht vast te houden (bijvoorbeeld een flesje water).... Ga zitten op een stoel of op de rand van