• No results found

Advies Archeologische Monumentenzorg 2010-nr. 83

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Advies Archeologische Monumentenzorg 2010-nr. 83"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Advies Archeologische Monumentenzorg 2 2 0 0 10 1 0 -n - nr r. . 8 83 3

Deel 1) Concept selectiebesluit archeologie

Deel 2) Beoordeling archeologisch rapport

naam Gemeente/bedrijf Datum paraaf

Aanvrager A. Oosterwijk Gemeente Bergeijk 26-4-2010

Auteur(s) R. Berkvens Samenwerkingsverband Regio Eindhoven Milieudienst

7-5-2010

Autorisatie J. Schotten Samenwerkingsverband Regio Eindhoven Milieudienst

8-5-2010

(2)

Ad A d vi v ie e s s A Ar r c c he h e ol o lo og gi is sc c he h e M M on o nu um me en nt te en nz zo or rg g: :

Concept selectiebesluit archeologie gemeente Bergeijk

Bevoegd gezag:

Gemeente Bergeijk Dhr. A. Oosterwijk Postbus 10.000 5570 GA Bergeijk

Datum:

7-5-2010

Locatie:

Plangebied Broekstraat 55-63 te Bergeijk, gemeente Bergeijk

Project:

Woningbouw aan de Broekstraat 55-63, gemeente Bergeijk. Ruimtelijk advies op basis van archeologisch bureauonderzoek en

inventariserend veldonderzoek, auteurs: K. Klerks en E. Louwe, Vestigia rapport V10-1771, 7 april 2010.

Van:

Samenwerkingsverband Regio Eindhoven Milieudienst

Mevr. Drs. Ria Berkvens Tel. 040-2594780

E-mail: R.Berkvens@milieudienst.sre.nl

Concept selectiebesluit archeologie plangebied Broekstraat 55-63, gemeente Bergeijk

In het plangebied Broekstraat 55-63 te Bergeijk kan op basis van de resultaten uit een bureauonderzoek en een karterend booronderzoek die gepubliceerd zijn in het rapport Woningbouw aan de Broekstraat 55-63, gemeente Bergeijk. Ruimtelijk advies op basis van archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, auteurs: K. Klerks en E. Louwe, Vestigia rapport V10-1771, 7 april 2010, geen archeologische vindplaats worden uitgesloten. Bij het bureauonderzoek werd vastgesteld dat voor het plangebied een middelhoge archeologische verwachting geldt voor resten uit de periode van de late prehistorie tot in de Nieuwe tijd. Gezien de beperkte omvang van de verstoring door de bouw van een woning ten opzichte van de brede archeologische verwachting lijkt archeologisch vervolgonderzoek echter niet de gewenste inhoudelijke meerwaarde te hebben. Door de kleine omvang van het te verstoren onderzoeksterrein (naar verwachting minder dan 500 m2) is de kans groot dat slechts flarden van bewoningssporen vrijgelegd kunnen worden. Dat betekent dat resten van nederzettingen vrijwel uitsluitend incompleet opgegraven kunnen worden, meer dan een indicatie dat er bewoning is valt er niet aan te ontlenen. De kans dat bijvoorbeeld een compleet erf onderzocht kan worden is vrijwel nihil. Dit leidt ons tot de conclusie dat de vindplaats niet als behoudenswaardig is aan te merken.

De aanwezigheid van archeologische resten kunnen nooit geheel worden uitgesloten op basis van het uitgevoerde onderzoek. Mochten er tijdens toekomstige grondwerkzaamheden toch onverwacht archeologische vondsten en structuren worden aangetroffen, dan dient men dit zo spoedig mogelijk bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en de gemeente Bergeijk te melden (Monumentenwet 1988, artikel 53).

(3)

Toelichting

Concept selectiebesluit door het bevoegd gezag

Op basis van de gegevens van het vooronderzoek stelt de uitvoerder van het onderzoek een waardering op. Het bevoegd gezag kan deze waardering gebruiken bij het nemen van een

selectiebesluit. Als het bevoegd gezag concludeert dat de vindplaats behoudenswaardig is, zal men moeten bekijken of de ruimtelijke plannen zodanig kunnen worden aangepast dat behoud van de vindplaats mogelijk is. Het rijks- en ook het provinciaal archeologiebeleid gaat uit van behoud van het bodemarchief in situ (ter plekke, dat wil zeggen in de bodem). Is dit niet realiseerbaar, dan dient de aanwezige, als behoudenswaardig gewaardeerde, vindplaats te worden onderzocht. Meestal betekent dat een opgraving als definitieve beheersmaatregel. Als de archeologische vindplaats niet

behoudenswaardig wordt bevonden kan het terrein worden vrijgegeven voor de realisatie van de plannen (=negatief selectieadvies). Zelfs dan is het in sommige gevallen overigens nog aan te bevelen amateur-archeologen onderzoek te laten doen; dit kan alleen bij vindplaatsen met een negatief

selectieadvies.

Het al of niet opvolgen van een selectieadvies door de archeologisch uitvoerder is een beleidsbesluit, dat is voorbehouden aan het bevoegde gezag. Het selectiebesluit kan dan ook afwijken van het selectieadvies. Onder de huidige wetgeving is niet geregeld welke overheid een selectiebesluit moet nemen, nog hoe dat besluit eruit moet zien. Een overheid kan een (selectie)besluit nemen voor de archeologie in het eigen grondgebied en daaraan voorwaarden verbinden. Dat kan in het kader van haar wettelijke taken of op basis van een speciale archeologieverordening. Daarbij is het wel van belang dat deze overheid een eigen archeologiebeleid voert, zich bij de besluitvorming baseert op adequaat uitgevoerd vooronderzoek en zich laat adviseren door een daartoe gekwalificeerd

archeoloog. Dit is in overeenstemming met de richtlijnen van de Vereniging Nederlandse Gemeenten.1

Bij ruimtelijke planvorming en ingrepen kan de nieuwe archeologiewetgeving en de beleidsmatige vertaling ervan door de gemeente grote financiële en/of organisatorische consequenties hebben. Niet alleen voor de gemeente zelf, maar ook voor grondeigenaren en -gebruikers, planmakers en

initiatiefnemers van bodemingrepen. Gezien de grote financiële, planologische en cultuurpolitieke consequenties die aan archeologische selectiebesluiten verbonden kunnen zijn, is het van het

grootste belang dat dit soort besluiten op een zorgvuldige, transparante, rechtvaardige en rechtmatige wijze tot stand komen. In ieder geval staan selectiebesluiten open voor beroep- en bezwaar.

Kwaliteit

Bij het nemen van het selectiebesluit wordt er van uitgegaan dat de kwaliteit van het archeologisch selectieadvies gewaarborgd is. Dit betekent dat het selectieadvies moet zijn opgesteld (en

gecontroleerd) door een senior archeoloog. Een ander uitgangspunt is dat het gehele proces voorafgaand aan het archeologische selectieadvies volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) is verlopen. Dat wil zeggen dat er in het geval van gravend onderzoek een Programma van Eisen (PvE) moet zijn geweest. Een PvE moet bovendien goedgekeurd zijn door het bevoegd gezag. Wanneer de opsteller van het PvE ook de uitvoerder is, moet het plan beoordeeld worden door een onafhankelijk senior archeoloog. Dit kan een archeoloog zijn die aan uw gemeente verbonden is, een archeoloog die werkzaam is bij de provincie of het rijk of een senior archeoloog bij een andere instelling dan de opsteller/uitvoerder.

Beleidskader

Het nationale beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behoud en het beheer van het archeologische erfgoed. De archeologische belangen vinden wettelijke

bescherming in de Monumentenwet 1988 en het Europese Verdrag van Valletta (1992). Op gelijke voet staat het streven naar het gebruik van het archeologische erfgoed als inspiratiebron voor de

(4)

voor zowel archeologische als voor historisch geografische en historisch bouwkundige waarden (Nota Belvedere 1999). Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Deze wet omvat een wijziging van de Monumentenwet 1988 en is ook gericht op de implementatie van het genoemde verdrag. Dit betekent dat gemeenten verplicht zijn in de

voorbereidingsfase van een nieuw bestemmingsplan of projectbesluit archeologisch onderzoek te laten uitvoeren. Gemeenten dienen ook aan te geven welke conclusies zij aan de

onderzoeksresultaten verbinden. De archeologische onderzoeksresultaten krijgen vervolgens hun vertaling in het bestemmingsplan of projectbesluit.

Het beleid voor de archeologische monumentenzorg van de provincie Noord-Brabant sluit op hoofdlijnen aan op het nationale beleid voor de archeologische monumentenzorg. In het streekplan 2002 is in overeenstemming met voornoemde regelgeving bepaald dat bij ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Het uitgangspunt hierbij is dat het archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen.

[gemeentelijk beleid]

(5)

Ad A d vi v ie e s s A Ar r c c he h e ol o lo og gi is sc c he h e M M on o nu um me en nt te en nz zo or rg g: :

Beoordeling van een Archeologisch Rapport

Bevoegd gezag:

Gemeente Bergeijk Dhr. A. Oosterwijk Postbus 10.000 5570 GA Bergeijk

Datum:

7-5-2010

Locatie:

Plangebied Broekstraat 55-63 te Bergeijk, gemeente Bergeijk

Project:

Woningbouw aan de Broekstraat 55-63, gemeente Bergeijk. Ruimtelijk advies op basis van archeologisch bureauonderzoek en

inventariserend veldonderzoek, auteurs: K. Klerks en E. Louwe, Vestigia rapport V10-1771, 7 april 2010.

Van:

Samenwerkingsverband Regio Eindhoven Milieudienst

Mevr. Drs. Ria Berkvens Tel. 040-2594780

E-mail: R.Berkvens@milieudienst.sre.nl

Inleiding

Op 26 april 2010 ontvingen wij van de gemeente Bergeijk de opdracht om het rapport Woningbouw aan de Broekstraat 55-63, gemeente Bergeijk. Ruimtelijk advies op basis van archeologisch

bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, auteurs: K. Klerks en E. Louwe, Vestigia rapport V10-1771, 7 april 2010 te beoordelen.

Het doel van het archeologisch vooronderzoek is vast te stellen of er in het plangebied sprake is van archeologische resten die door de bouwwerkzaamheden verstoord dreigen te worden en, zo ja, wat de waarde daarvan is in termen van beleving, fysieke en inhoudelijke kwaliteit. Daartoe is een bureauonderzoek en het inventariserende veldonderzoek op basis van karterende boringen uitgevoerd.

Samenvatting van het plan en het rapport

Onderzoekskader RO: bestemmingsplanwijziging (bouw vrijstaande woning met bijgebouw) Grootte plan- en onderzoeksgebied: ca. 3000 m²

Onderzoeksperiode: april 2010 (?) Opdrachtgever: Dhr. Sengers Opdrachtnemer: Vestigia bv

Het plangebied bevindt zich ten zuidwesten van de bebouwde kom van Bergeijk. Het plangebied is een agrarisch perceel gelegen tussen de lintbebouwing van de Broekstraat. Het

terrein is in recente altijd onbebouwd geweest en nu in gebruik als weiland. Volgens de huidige plannen zal binnen het 3000 m² grote plangebied één woning met bijgebouw worden gebouwd. De oppervlakte van het bouwplan en daarmee het te verstoren oppervlak is nog niet

(6)

Het plangebied is gesitueerd in een dekzandvlakte van ten dele verspoelde dekzanden. Op de bodemkaart is het plangebeid gekarteerd als een lage zwarte enkeerdgrond met een grondwatertrap V. Ten zuiden van het terrein loopt het beekdal van de keersop, en hier loopt het terrein zichtbaar af.

Op de AHN is te zien dat het plangebied zich op de overgang (in het lage deel) van hoog naar laag bevindt. Het terrein loopt omlaag van de dekzandrug in het noorden naar het beekdal van de Keersop in het zuiden.

Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden en Cultuurhistorische Waardenkaart van Noord- Brabant ligt het zuidelijke deel van het plangebied in een zone met een middelhoge tot hoge

verwachting op het aantreffen van archeologische indicatoren. Het noordelijke deel heeft geen waarde gekregen. Binnen het plangebied zijn geen archeologische monumenten of waarnemingen

gedocumenteerd. In de omgeving heeft het merendeel van de gedocumenteerde waarnemingen betrekking op vondsten uit de Brons en IJzertijd. Bij een proefsleuvenonderzoek ten noordwesten van het plangebied is een nederzetting (huisplattegronden) en een grafveld uit de IJzertijd opgegraven. De huisplattegronden die hier aangetroffen zijn, dateren van de vroege IJzertijd tot en met de late

IJzertijd. De begravingen dateren uit de late IJzertijd en bestaan uit crematies en menselijke begravingen.

Bergeijk is een kerkdorp gelegen in het hart van de Brabantse kempen en is vermoedelijk in de 13e eeuw ontstaan uit de nederzettingen ‘Berg’ en ‘Eik’. De zuidwestelijk georiënteerde structuur van het dorp wordt bepaald door de ligging van het beekdal van de ‘Keersop’ en de dekzandrug direct ten noorden hiervan, waarop vermoedelijk ook het plangebied zich bevindt. Het laatmiddeleeuwse dorp bevindt zich dus niet direct aan de beek, maar aan een zijtak hiervan: de ‘Hofloop’. Op de Grote Historische Atlas van Nederland (1838-1857) en Kadastrale Minuut (1832) is te zien dat het

plangebied en de directe omgeving hiervan ook in deze periode aan de noordzijde bebouwd is. Ook de ligging van de Broekstraat is vergelijkbaar met de huidige situatie.

Op basis van het bureauonderzoek kan een middelhoge archeologische verwachting,

met name op sporen uit de Bronstijd, IJzertijd en Late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd, worden verwacht.

Het plangebied ligt op een overgangszone van hoog naar laag; het hogere deel (droog) was uitermate geschikt voor bewoning en het lager gelegen deel (nat) kwam minder in aanmerking. Op de hogere delen kan een nederzetting of grafveld worden verwacht.

Bij het veldonderzoek zijn vijf boringen gedaan met een edelmanboor van 15 cm, waarbij de inhoud op een 4 mm zeef is onderzocht. Ter plaatse van alle boringen zijn de grove Sterksel zanden afgedekt met een 40 tot 120 cm dik pakket matig tot sterk sterk humeus zand, welke in het oostelijk deel overal sporen van recente verstoringen, zoals de aanwezigheid van vlekken van geel zand, puin en baksteen bevat. Het grondwater zit gemiddeld op 50 cm onder maaiveld. De oorsprong van het humeuze dek is niet goed vast te stellen. De aanwezigheid van puin en baksteen

kan wijzen op een recente oorsprong, maar duidt in ieder geval op recente bodemactiviteiten.

Blijkbaar is de historische bebouwing aan de Broekstraat in het verleden ‘grondig’ gesloopt. Het in boring 4 aangetroffen dikke humeuze pakket kan het gevolg zijn van lokale veengroei. Door de degradatie van de bodem is dit niet goed vast te stellen.

Het bodemprofiel in geen van de boringen geheel intact en in een aantal gevallen zelfs tot op grote diepte, tot op het oorspronkelijke bodemmateriaal, verstoord. De kans dat zich archeologische sporen van vóór de Late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd in het gebied bevinden is klein, mede gezien de natte omstandigheden welke voor bewoning ongunstig zijn. De archeologische verwachting wordt daarom bijgesteld naar laag en daarmee adviseert Vestigia het gebied vrij te geven..

(7)

Beoordeling

Het rapport is goed leesbaar en voldoet aan de kwaliteitseisen van de archeologische

monumentenzorg. De volgens de KNA vereiste gegevens t.a.v. de archeologie zijn geleverd. Voor het veldonderzoek zijn de juiste methoden toegepast. Het kaartmateriaal is matig.

In de aanbeveling om in het plangebied af te zien van vervolgonderzoek kunnen wij ons vinden. De reden hiervoor ligt echter niet in de veronderstelde lage verwachting, maar in de beperkte oppervlakte van de bodemingreep bij de nieuwbouw. Ten aanzien van het rapport en de geconstateerde lage archeologische verwachting hebben wij namelijk de volgende opmerkingen:

- Onduidelijk is in welke geomorfologische en bodemkundige eenheden het plangebied ligt. Hier wordt niet specifiek op ingegaan. Ook de aanwezige grondwatertrap ontbreekt.

- P. 11, boven paragraaf 2.2: hier zou het gaan om een depressie veroorzaakt door een afgraving. Waar is dit op gebaseerd? Historische kaarten laten zien dat we hier te maken hebben met een zijtak van de Keersop, namelijk de Loop uit de Runderhoek. Graag dus aanvullen en onderbouwen.

- De literatuur waar op p. 11 naar verwezen wordt ontbreekt grotendeels in de literatuurlijst.

- Informatie over de historie van Bergeijk en specifiek het plangebied ontbreekt in het

bureauonderzoek. Wij verwijzen hiervoor naar het onlangs verschenen boek over Bergeijk van onder meer de heer Biemans en Vangheluwe. Dit is ook van belang omdat verderop in het rapport ineens gesproken wordt over de historische bebouwing die hier drastisch gesloopt zou zijn. Dit komt echter uit de lucht vallen, omdat hier eerder geen informatie over te vinden is.

Verder raden wij aan om ter illustratie en verduidelijking een aantal historische kaarten van het plangebied op te nemen.

- Er ontbreken een aantal recentelijk (eind 2009 en begin 2010) uitgevoerde archeologische onderzoeken op het Archiskaartje in de bijlage. Graag een datumvermelding bijvoegen.

- Wat is de verklaring voor het grote verschil in dikte van de humeuze bovenlaag tussen boring 1 en 4. Je zou hier een gelijke dikte verwachting, omdat het terrein hier afloopt richting beekloop.

- P. 14: hier wordt gesteld dat gezien het hoge grondwater het gebied niet geschikt was voor bewoning in het verleden. De grondwaterstand is echter veranderlijk, zo blijkt ook uit

archeologisch onderzoek. Je kunt dus niet uitgaan van een lage verwachting op basis van de huidige grondwaterstand. De archeologische verwachting kan dan ook niet voor het hele gebied naar laag worden bijgesteld; wij vragen hier nogmaals naar te kijken en zo nodig in kaartbeeld aan te geven waar een hoge/middelhoge/lage verwachting geldt.

Advies

Met inachtneming van bovenstaande opmerkingen stemmen wij in met het rapport Woningbouw aan de Broekstraat 55-63, gemeente Bergeijk. Ruimtelijk advies op basis van archeologisch

bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, auteurs: K. Klerks en E. Louwe, Vestigia rapport V10-1771, 7 april 2010.

In de aanbeveling om geen archeologisch vervolgonderzoek in het plangebied te verrichten kunnen wij ons vinden.

(8)

BIJLAGE 1

Toetsingsprocedure

Rapportages worden door de SRE Milieudienst getoetst aan de in de archeologische

monumentenzorg voorgeschreven kwaliteitsnormen en aan de in de beroepsgroep gangbare gedragscodes m.b.t. onafhankelijkheid en proportionaliteit. De conclusies en aanbevelingen zijn getoetst aan de verwachte waarde van de locatie en aan de verhouding tot de bestaande en de te verwachten verstoring van het bodemarchief. Indien deze toetsing leidt tot aanbevelingen om het rapport te verbeteren, hebben deze aanbevelingen alleen betrekking op meetbare kwaliteitsaspecten en niet op zaken die binnen het domein van de integriteit en wetenschappelijke verantwoordelijkheid van de rapporteur vallen. Selectie- en beleidsadviezen van de toetser zijn onderscheiden van die van de auteur van het rapport.

Bij de toetsing is – waar nodig – gebruik gemaakt van de volgende documenten:

• RACM database Archis II

• Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.1

• Checklist SIKB beoordeling IVO verkennend, karterend en waarderend

• Checklist SIKB beoordeling PvE

• Leidraad Archeologische Standaard Boorbeschrijving

• Leidraad Archeologisch Onderzoek Beekdalen

• Leidraad IVO Karterend Booronderzoek

• Minimum- en onderzoekseisen Provincie Noord-Brabant t.b.v. archeologisch vooronderzoek in de vorm van inventariserend en waardestellend boor- en proefsleuvenonderzoek (versie 02/01/2007)

• Toetsingslijst rapporten en PvE’s Provincie Limburg

• Nationale Onderzoeksagenda Archeologie

• MemoRIA 6 en 8

• Literatuur m.b.t. de regio voorzover die aanwezig is in de bibliotheek van het Archeologisch Centrum in Eindhoven

• Gedragscode van de Vereniging van Nederlandse Archeologen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als de archeologische vindplaats niet behoudenswaardig wordt bevonden- dan wel om andere redenen wordt gedeselecteerd- kan het terrein worden vrijgegeven voor de realisatie van

De hoge verwachting voor nederzettingsresten uit de late middeleeuwen en de nieuwe tijd wordt daarom naar laag bijgesteld... 4 Conclusies

60 KLEI, matig siltig bruin scherp nieuwvorming: weinig roest 210 VEEN, mineraalarm bruin scherp plantenresten: weinig, houtresten 230 VEEN, sterk kleiig bruin

De verwachting is dat binnen het plangebied geen archeologische resten in situ aanwezig zijn, waardoor ook geen archeologische resten worden bedreigd door de voorgenomen

Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Daarom kan de

15 Beoordeling door dhr. Vermunt, archeologisch adviseur van gemeente Steenbergen.. Het betreft een poldervaaggrond. In het onderliggende kleipakket is nauwelijks sprake van

Daarnaast is in de groenstrook (boring 13, 14 en 15) achter de supermarkt, in het zuidoosten van het plangebied, de bodem tot in de C-horizont verstoord. Dit geldt ook voor de

Hamaland Advies heeft in opdracht van BJZ.nu uit Almelo een archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek uitgevoerd voor een ongenummerd landbouwperceel aan