• No results found

Bestemmingsplan Huize Het Oosten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bestemmingsplan Huize Het Oosten"

Copied!
73
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bestemmingsplan Huize Het Oosten

Gemeente De Bilt

22 oktober 2010

Ontwerpbestemmingsplan

9W0530

(2)
(3)

A COMPANY OF

Documenttitel Bestemmingsplan Huize Het Oosten

Verkorte documenttitel Bestemmingsplan Huize Het Oosten Status Ontwerpbestemmingsplan

Datum 22 oktober 2010

Projectnaam Bestemmingsplan Huize Het Oosten Projectnummer 9W0530

Opdrachtgever Gemeente De Bilt Referentie 9W0530/R/903357/Rott

George Hintzenweg 85 Postbus 8520 3009 AM Rotterdam

+31 (0)10 443 36 66 Telefoon +31 (0)10 443 36 88 Fax info@rotterdam.royalhaskoning.com E-mail

www.royalhaskoning.com Internet Arnhem 09122561 KvK HASKONING NEDERLAND B.V.

RUIMTELIJKE ONTWIKKELING

(4)
(5)

INHOUDSOPGAVE

Blz.

Toelichting

1 INLEIDING 1

1.1 Aanleiding en doel 1

1.2 Ligging en begrenzing plangebied 1

1.3 Vigerende plannen 2

1.4 Leeswijzer 3

2 HUIDIGE SITUATIE 5

2.1 Historie 5

2.2 Functionele inrichting 5

2.3 Ruimtelijke structuur 5

3 BELEIDSKADER 9

3.1 Rijksbeleid 9

3.2 Provinciaal beleid 11

3.3 Regionaal beleid 12

3.4 Gemeentelijk beleid 12

3.5 Conclusie 13

4 PLANBESCHRIJVING 15

5 OMGEVINGSASPECTEN 19

5.1 Verkeer 19

5.2 Luchtkwaliteit 20

5.3 Geluidhinder 21

5.4 Externe veiligheid 25

5.5 Bodemkwaliteit 27

5.6 Water 29

5.7 Ecologie 34

5.8 Archeologie 37

5.9 Explosieven 38

6 JURIDISCHE PLANOPZET 41

6.1 Algemeen 41

6.2 Plansystematiek gemeente De Bilt 41

6.3 Planregeling Huize Het Oosten 42

7 UITVOERBAARHEID 45

7.1 Economische uitvoerbaarheid 45

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 45

Bijlagen

(6)

9W0530/R/903357/Rott Bestemmingsplan Huize Het Oosten

22 oktober 2010 Ontwerpbestemmingsplan

Regels

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS 1

Artikel 1 Begrippen 1

Artikel 2 Wijze van meten 4

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS 5

Artikel 3 Maatschappelijk - 1 5

Artikel 4 Waarde - Archeologie 7

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS 9

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel 9

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels 9

Artikel 7 Algemene procedureregels 9

Artikel 8 Overige regels 9

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS 11

Artikel 9 Overgangsrecht 11

Artikel 10 Slotregel 11

(7)

TOELICHTING

(8)
(9)

1 INLEIDING

1.1 Aanleiding en doel

Het zorgcentrum Huize Het Oosten in Bilthoven heeft nieuw- en verbouwplannen. Het gemeentebestuur is akkoord met de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor de nieuwe bebouwing van Huize Het Oosten. De gewenste nieuwe bebouwing past echter niet binnen de regels van het huidige bestemmingsplan. Om die reden is een herziening van het bestemmingsplan ter plaatse van het terrein van Huize Het Oosten noodzakelijk.

Het doel van het bestemmingsplan 'Huize Het Oosten' is dan ook de nieuwbouw van het zorgcomplex mogelijk te kunnen maken.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied bestaat uit het terrein van zorgcomplex Huize Het Oosten. Dit is gelegen in het midden van Bilthoven tussen de Jan Steenlaan, de Jan van Eijcklaan en de Rubenslaan. Zie figuur 1 voor de ligging van het plangebied binnen de gemeente en figuur 2 voor de precieze begrenzing van het plangebied.

Figuur 1: Ligging Huize Het Oosten binnen de gemeente.

(10)

9W0530/R/903357/Rott Bestemmingsplan Huize Het Oosten

22 oktober 2010 - 2 - Ontwerpbestemmingsplan

Figuur 2: Begrenzing plangebied.

1.3 Vigerende plannen

Tot het moment dat dit bestemmingsplan rechtskracht verkrijgt, is het 'Uitbreidingsplan in onderdelen Bilthoven Noord' van kracht. Dit plan is bij raadsbesluit van 25 juni 1963 vastgesteld en goedgekeurd door Provinciale Staten op 4 augustus 1965. Het gebied is bestemd voor 'openbare en bijzondere gebouwen en bijbehorende terreinen'. Het terrein mag bebouwd worden op een afstand van 20 meter van de Jan Steenlaan en 10 meter van zowel de Jan van Eijcklaan en de Rubenslaan. Dit gedeelte van het terrein mag voor maximaal 25% worden bebouwd.

Wat betreft de functie is de nieuwbouw van Huize Het Oosten mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. Het beoogde gebruik van de gronden komt overeen met het huidige gebruik, waardoor het bestaande plan op dit punt voldoet. Dit is echter niet het geval voor de oppervlakte van de bebouwing. Na uitvoering van de

nieuwbouwplannen is meer dan 1 hectare van het terrein van Huize Het Oosten bebouwd. Dit is ruim 27% van het gedeelte van het terrein dat op basis van het

vigerende bestemmingsplan bebouwd mag worden. Aangezien volgens de bouwregels slechts 25% bebouwd mag worden, zijn de beoogde nieuwbouwplannen niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan.

(11)

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de huidige situatie in het plangebied beschreven.

Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader behandeld. Hoofdstuk 4 gaat in op het nieuwbouwplan van Huize Het Oosten. In hoofdstuk 5 worden de relevante

milieukundige aspecten nader toegelicht. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de juridische planregeling van het bestemmingsplan. Tot slot volgt in de hoofdstuk 7 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van de inspraak en overleg.

(12)
(13)

2 HUIDIGE SITUATIE

2.1 Historie

De kern Bilthoven dankt zijn bestaan aan twee maatschappelijke ontwikkelingen uit de negentiende eeuw. Onder invloed van economische groei en toenemende welvaart werd het voor een groep welgestelde burgers mogelijk om 'buiten' te gaan wonen. Zij konden de stad met besmettelijke ziekten, armoede en woningnood ontvluchten en in de bosrijke omgeving van Bilthoven gaan wonen. Een andere oorzaak voor het ontstaan en de groei van Bilthoven is de komst van een halteplaats op de spoorlijn tussen Utrecht en Amersfoort in 1863. Hierdoor werd dit gebied goed ontsloten en werd het voor

welgestelden aantrekkelijk om zich te vestigen in de bosrijke en rustige omgeving, waar het gezonder leven was dan in de overvolle stad.

De eerste bebouwing ontstond rond de huidige Ensahlaan en ten zuiden van de

spoorlijn. Hier werd villapark Vogelzang ontwikkeld. Vanaf 1910 werd een groter gebied ten noorden van de spoorlijn ingericht als villapark. Dit betreft het villapark 'De Biltsche Duinen' en heeft een oppervlakte van ongeveer 33 hectare. Het terrein van Huize Het Oosten bleef nog een tijd onbebouwd. In de jaren '60 werd dit in gebruik genomen voor het verzorgingshuis Huize Het Oosten. In de loop van de tijd is de bebouwde situatie op het terrein veranderd door nieuwbouw van zorgappartementen.

2.2 Functionele inrichting

Huize Het Oosten is een centrum voor senioren, waar ruim 55 jaar zorg wordt geboden.

Bijzonder aan Huize Het Oosten is dat het een stichting is voor de zorg aan ouderen uit de vrijmetselarij. Het is dus mogelijk voor mensen met deze levensbeschouwing om op hun oude dag in elkaars nabijheid te wonen en gebruik te maken van gezamenlijke voorzieningen, zoals de centrale ontmoetingsruimte, de tuinzaal, het restaurant, de bibliotheek of het internetcafé. Huize Het Oosten biedt diverse vormen van zorg, afhankelijk van de zorgbehoefte van de bewoners. Dit varieert van zelfstandige woningen met de mogelijkheid tot gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen tot intensieve verpleegzorg in het verzorgings- en verpleeghuis De Rubenshof.

In de directe omgeving van Huize Het Oosten zijn diverse functies te vinden. Ten westen aan de andere zijde van de Jan Steenlaan is een woonbuurt gelegen. Ook ten oosten en noordoosten is voornamelijk een woonfunctie te vinden, maar dan in de vorm van de villaparken. Ten zuiden zijn kantoor- en bedrijfsfuncties aanwezig langs de Rembrandtlaan. Ten noordwesten van het terrein van Huize Het Oosten is het Heidepark gelegen, evenals enkele sportvelden. Ook zijn hier meerdere scholen gevestigd. De Jan Steenlaan heeft een wijkontsluitende functie.

2.3 Ruimtelijke structuur Directe omgeving

Het terrein van Huize Het Oosten ligt ten zuiden van de Jan Steenlaan en ten oosten

(14)

9W0530/R/903357/Rott Bestemmingsplan Huize Het Oosten

22 oktober 2010 - 6 - Ontwerpbestemmingsplan

noorden en ten oosten liggen de dorpsgedeelten met een meer bos- en parkachtig karakter. De bebouwing aan de westzijde van de Jan van Eijcklaan heeft de typische kenmerken van een stedelijke uitbreidingswijk uit de jaren '80. Het grootste deel van de bebouwing bestaat uit eengezinswoningen in laagbouw. Een uitzondering vormt het seniorencomplex in de bocht van de Jan van Eijcklaan ten zuidwesten van Huize Het Oosten. De bebouwingsdichtheid is van dien aard, dat bebouwing en verhardingen eerder het beeld bepalen dan het groen. Bij de villabebouwing ten oosten en ten noordoosten bepaalt juist het groen het beeld. De bebouwingsdichtheid van het bedrijventerrein langs de Rembrandtlaan is groot en er is weinig groen. De bedrijfsbebouwing heeft over het algemeen een hoogte van twee bouwlagen. Het bedrijventerrein wordt van de bebouwing van Huize Het Oosten gescheiden door een bos op het terrein van Huize Het Oosten, dat van daaruit het zicht op het

bedrijventerrein blokkeert.

Het bedrijventerrein zet zich in oostelijke richting voort in een strip langs de spoorlijn. De noordkant van deze strip wordt begrensd door de Rembrandtlaan. Langs de zuidzijde van deze laan staan enkele woningen tussen de bedrijfsgebouwen, waardoor sprake is van een zekere overgang tussen de aan weerszijden van de Rembrandtlaan gelegen dorpsgedeelten. Het dorpsgedeelte ten noorden van de Rembrandtlaan, dat in het noorden wordt begrensd door de Jan Steenlaan en in het westen door de Rubenslaan, kan worden gekenmerkt als een groene bosachtige villawijk. Dit deel is een voortzetting van het Bilthoven ten noorden van de Jan Steenlaan, waarvan het beeld volledig wordt bepaald door ruime villabebouwing in een bosachtige omgeving.

Huize Het Oosten is gebouwd in het groene bosachtige deel van Bilthoven. De gebouwen van Huize Het Oosten staan in een bijzonder groene omgeving met

bosgedeelten, park en tuinen, die een haast vanzelfsprekende voortzetting zijn van de sfeer van de aansluitende villawijken. Figuur 2 laat zien dat de locatie van Huize Het Oosten moet worden beschouwd als een onderdeel van het bebouwde bosparkgebied van Bilthoven. Er is sprake van een appartementencomplex voor senioren in vier tot vijf bouwlagen, in tegenstelling tot de villabebouwing in de aansluitende bosgebieden.

Doordat de bebouwing hier ook verder uit elkaar staat dan in de aansluitende villawijken, is er toch voldoende ruimte voor bomen en ander groen, waardoor het bosparkkarakter ook op deze locatie aanwezig blijft.

Terrein Huize Het Oosten

Op het terrein van Huize Het Oosten zijn verschillende deelgebieden te onderscheiden.

Zie hiervoor ook figuur 3. Het gaat om:

• de randen: de terreingedeelten langs de omliggende wegen;

• het gebied tussen de Rembrandtflat en de Rubenshof aan de zijde van de Jan Steenlaan (middengebied 1);

• het gebied ten zuiden van de Rembrandtflat tot aan de zuidelijke terreingrens (middengebied 2).

(15)

Figuur 3: indeling terrein Huize Het Oosten.

De randen zijn voor een belangrijk deel ingericht ten behoeve van de interne

verkeerscirculatie en het parkeren. Hier bevinden zich ook de hoofdtoegangen naar de appartementengebouwen. Op de aansluitpunten met de omliggende wegen na wordt deze zone grotendeels door dichte beplanting aan het zicht van buiten onttrokken. Dit heeft ook tot gevolg dat grote delen van Huize Het Oosten voor de buitenwereld in het groen verscholen liggen. De randen langs de Rubenslaan en langs de Jan van Eijcklaan ter hoogte van de parkflat Jan van Eijck hebben een parkachtige inrichting. Langs de Jan Steenlaan en het noordelijke deel van de Jan van Eijcklaan, ter hoogte van de Rembrandtflat zijn de randen bosachtig ingericht.

Het gebied tussen de Rubenshof en de Rembrandtflat aan de kant van de Jan

Steenlaan is deels als tuin en deels parkachtig ingericht. Doordat hiervandaan ook de bevoorrading plaatsvindt en er een aantal parkeerplaatsen is gesitueerd, is er sprake van veel verharding, met name aan de kant van de Rubenshof. Bij de parkeerplaatsen staat ook nog enige bebouwing ten behoeve van de nutsvoorziening en een

fietsenstalling. De inrichting van dit deelgebied als geheel kan worden getypeerd als complex en weinig samenhangend. Een aantal grote bomen is zeer beeldbepalend voor dit deelgebied. Uit een bomeninventarisatie die in opdracht van Huize het Oosten in 2007 door Pius Floris Boomverzorging Veenendaal is uitgevoerd, blijkt dat de op de locatie aanwezige bomen over het algemeen goed gezond zijn.

Het gebied ten zuiden van de Rembrandtflat bestaat voor een deel uit bos en is verder als park ingericht. Het bos is over het algemeen van goede kwaliteit, met gezonde

(16)

9W0530/R/903357/Rott Bestemmingsplan Huize Het Oosten

22 oktober 2010 - 8 - Ontwerpbestemmingsplan

parkzijde een smalle zone ingericht als privé-buitenruimte. Het gebied is verkeersvrij, met uitzondering van de inrit naar de parkeergarage van de Parkflat Jan van Eijck. Wel is een stelsel van wandelpaden aangelegd. In het park staat een groot aantal bijzondere bomen, waarvan vooral een grote rode beuk, midden in het park, opvalt. Aan de rand van het bos, aan de kant van de Jan van Eijcklaan, staat een aantal grote acacia’s. Dit zijn bomen met een bijzondere betekenis voor vrijmetselaars. De inrichting van dit deelgebied als geheel is van hoge landschappelijke kwaliteit.

De Rembrandtflat zorgt er in de huidige situatie voor dat de twee grotere deelgebieden ruimtelijk volledig van elkaar zijn gescheiden. Huize Het Oosten valt hierdoor in een aantal delen uiteen, waardoor van een harmonische eenheid en rust geen sprake is.

(17)

3 BELEIDSKADER

3.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte

De Eerste en Tweede kamer hebben op respectievelijk 17 januari 2006 en 17 mei 2005 de Nota Ruimte vastgesteld. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 in onder andere de Staatscourant is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. De Nota Ruimte is destijds vastgesteld als deel 4 van een Planologische Kernbeslissing (PKb). De Nota Ruimte geldt nu als structuurvisie volgens de huidige Wet ruimtelijke ordening.

De Nota Ruimte heeft als titel 'Ruimte voor ontwikkeling' en tracht in vergelijking met haar voorgangers als de Vinex en de niet-vastgestelde Vijfde Nota meer mogelijkheden te bieden aan gebiedsspecifieke ruimtelijke ontwikkelingen. Hiermee samenhangend stelt de Nota Ruimte minder regels en wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij lagere overheden. De Nota Ruimte heeft dan ook als motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet.' De Nota Ruimte legt hierbij de randvoorwaarden van het ruimtelijk beleid vast.

Voor de periode tot en met 2020 worden de hoofdlijnen vastgelegd. In sommige gevallen wordt een doorkijk gegeven naar 2030.

De Nota Ruimte richt zich op de volgende vier doelen:

• het versterken van de nationale concurrentiepositie;

• het bevorderen van krachtiger steden en een vitaal platteland;

• het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter-)nationale ruimtelijke waarden;

• het borgen van de veiligheid.

Voor verstedelijking, infrastructuur en vestiging van bedrijven en economische activiteiten geldt een zogenaamd bundelingsbeleid: nieuwe woongebieden en

bedrijvigheid moeten zoveel mogelijk worden aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Hierbij moet bovendien rekening worden gehouden met (bestaande) recreatieve voorzieningen, groen en water (watertoets).

De Nota Ruimte ondersteunt de gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren. 'Ruimte voor ontwikkeling' betekent dat het Rijk voor ruimtelijke waarden van nationaal belang waarborgen creëert om die te kunnen behouden en ontwikkelen. Voor heel Nederland wordt een beperkt aantal generieke regels gehanteerd onder de noemer 'basiskwaliteit'. Dit zorgt voor een heldere

ondergrens op het gebied van bijvoorbeeld veiligheid, milieu, verstedelijking, groen en water. Een aantal ruimtelijke structuren en netwerken dat in belangrijke mate ruimtelijk structurerend is voor Nederland als geheel, vormt samen de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur.

Bilthoven maakt onderdeel uit van een bundelingsgebied dat zich vanaf Utrecht in noordoostelijke richting uitstrekt. De provincie dient ervoor te zorgen dat de verhouding tussen de binnen deze gebieden gebundelde en de daarbuiten verspreide

verstedelijking ten minste gelijk blijft. Het is niet de bedoeling dat de bundelingsgebieden geheel verstedelijken. In deze gebieden ligt wel het accent op verstedelijking, maar in

(18)

9W0530/R/903357/Rott Bestemmingsplan Huize Het Oosten

22 oktober 2010 - 10 - Ontwerpbestemmingsplan

sport en landbouw. Vooral in de bundelingsgebieden moeten 'stad en land' in onderlinge samenhang worden ontwikkeld.

Structuurvisie Randstad 2040: internationaal sterk en regionaal aantrekkelijk De structuurvisie Randstad 2040 is een structuurvisie op rijksniveau voor een deel van het grondgebied van het Rijk. De nieuwe structuurvisie Randstad 2040 ligt voor een groot deel in het verlengde van de Nota Ruimte. Beide beleidsdocumenten zijn vigerend. De Nota Ruimte beslaat echter wel een groter gebied dan de structuurvisie Randstad 2040.

Het hoofddoel wordt omschreven in de volgende vier leidende principes:

• leven in een veilige klimaatbestendige en groenblauwe delta;

• kwaliteit maken door sterke wisselwerking groen, blauw, rood;

• wat internationaal sterk is, sterker maken;

• krachtige, duurzame steden en regionale bereikbaarheid.

In de structuurvisie worden eerst de leidende principes uitgewerkt. Vervolgens worden hier twaalf concrete keuzes uit opgemaakt. Daarna wordt uitgelegd wat de acties voor de toekomst zijn en hoe de keuzes tot stand zijn gekomen. Voor De Bilt zijn drie van de twaalf keuzes met name van belang.

Beschermen en ontwikkelen van landschappelijke differentiatie

Het is belangrijk om zowel op nationaal niveau als op regionaal niveau te profiteren van de variatie aan leefomgevingen en deze te beschermen en te ontwikkelen. Het kabinet wil de kwaliteiten en contrasten van het landschap versterken en nieuwe landschappen met groen en water in de omgeving van de (grote) steden ontwikkelen.

Extra groenblauwe kwaliteitsimpuls bij de steden in de vorm van 'metropolitane parken' Het belang van recreatief groen vlakbij of in de stad wordt onderstreept. De huidige bufferzones, de groene gebieden tussen de steden, zullen een sterkere recreatieve functie krijgen.

Het benutten en versterken van internationale topfuncties

Internationaal sterke punten van de Randstad worden sterker gemaakt. De Utrechtse regio biedt een aantrekkelijke leefomgeving en een creatief kennisklimaat. Versterking van de identiteit en uitbouwen van de kracht van de verschillende stedelijke regio's staat voorop.

Anders omgaan met water, Waterbeleid 21e eeuw

De rijksnota 'Anders omgaan met water, Waterbeleid in de 21e eeuw' heeft als doelstelling een ander waterbeleid te realiseren. Door anders om te gaan met water moet er geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel, een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag. Nieuwe ruimtelijke besluiten mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet ongemerkt vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet in beeld worden gebracht in een aparte paragraaf in de nota van toelichting en onderdeel vormen van de integrale afweging. De nota geeft twee drietrapsstrategieën als

uitgangspunten:

(19)

• voor waterkwantiteit (vasthouden, bergen en afvoeren);

• voor waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden en zuiveren).

Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in aandachtspunten als: meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het

omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen met name in de

stadsranden, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Staten stelden op 13 december 2004 het Streekplan 2005-2015 vast. Met de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) geldt het Streekplan als

structuurvisie op provinciaal niveau. De provincie heeft in verband met de

inwerkingtreding van de Wro de Beleidslijn Nieuwe Wro vastgesteld. Hiermee wordt de sturingsfilosofie van de provincie onder de nieuwe wet verwoord. In de beleidslijn wordt duidelijk gemaakt wat van provinciaal belang is. Het streekplan kan zo ook na 1 juli 2008 als beleidskader gebruikt worden. De doorwerking van dit beleid is onder meer geregeld via de Provinciale Ruimtelijke Verordening, van kracht sinds eind 2009.

De provincie heeft een aantal hoofdbeleidslijnen voor het ruimtelijk beleid geformuleerd, op basis van een analyse van de maatschappelijke, bestuurlijke en beleidsmatige context. Deze hoofdbeleidslijnen zijn:

Hoofdbeleidslijn 1: Zorgvuldig ruimtegebruik

Voor ruimtelijke ontwikkelingen, zowel in het stedelijk als in het landelijk gebied is zorgvuldig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt.

Hoofdbeleidslijn 2: Water

Water vormt een ordenend principe. Bij nieuwe ruimtelijke afwegingen vormt water een vertrekpunt.

Hoofdbeleidslijn 3: Infrastructuur

De beschikbaarheid van bestaande infrastructuur en (toekomstige) capaciteit van deze infrastructuur zijn mede bepalend bij de keuzes van nieuwe verstedelijkingslocaties.

Hoofdbeleidslijn 4: Verstedelijking

De provincie streeft naar een gedifferentieerd aanbod van wonen, werken en

voorzieningen. Nieuwe woningbouw en bedrijventerreinen worden vooral gerealiseerd in de stadsgewesten Utrecht en Amersfoort. Elders in de provincie wordt een

terughoudend verstedelijkingsbeleid gevoerd.

Hoofdbeleidslijn 5: Economie

Een duurzame ruimtelijk-economische ontwikkeling wordt door de provincie

gestimuleerd, waarbij de provincie ruimte biedt aan groei en verplaatsing van Utrechtse bedrijven en aan nieuwe bedrijven.

(20)

9W0530/R/903357/Rott Bestemmingsplan Huize Het Oosten

22 oktober 2010 - 12 - Ontwerpbestemmingsplan

Hoofdbeleidslijn 6: Landelijk gebied

De provincie voert een ruimtelijk ontwikkelingsbeleid gericht op versterking van zowel identiteit, landschappelijke diversiteit als de vitaliteit van het landelijk gebied.

In het streekplan wordt de dubbelkern De Bilt en Bilthoven gekenmerkt als een langgerekt stedelijk gebied, waarbij van zuid naar noord globaal genomen de bebouwingsdichtheid afneemt en de oorspronkelijke gebiedskenmerken van de Utrechtse Heuvelrug steeds meer zijn terug te vinden. Dit is te zien in het noorden van de kern met extensieve woonmilieus en veel groen. Het omringende gebied van De Bilt en Bilthoven wordt vooral gedomineerd door de bossen van de Utrechtse Heuvelrug en de overgangszones. In het gebied van de villaparken is het behoud van de

stedenbouwkundige structuur en de architectonische karakteristieken belangrijk.

3.3 Regionaal beleid

Regionaal Structuurplan 2005-2015

Het algemeen bestuur van het Bestuur Regio Utrecht heeft op 21 december 2005 unaniem het Regionaal Structuurplan 2005-2015 (RSP) vastgesteld. In dit plan staat in grote lijnen hoe de regio Utrecht zich in deze periode moet gaan ontwikkelen op het gebied van wonen, werken, groen en bereikbaarheid. Dit regionale structuurplan heeft betrekking op het grondgebied van tien gemeenten, waaronder De Bilt. In het RSP zijn de ambities van de regio vertaald in een aantal opgaven.

In het Regionaal Structuurplan is Bilthoven Noord deels aangeduid als een landelijk dorps woonmilieu en deels als groenstedelijk/suburbaan milieu. De typering landelijk dorps wordt toegekend aan onder andere villawijken, wonen in het landschap,

landgoederen en groene werklandschappen. Voor Bilthoven Noord worden geen directe ingrepen voorgesteld. Wel zijn er algemene opgaven ten aanzien van het aanbrengen van meer differentiatie in woon- en werkmilieus en deze evenwichtig te verspreiden over de regio.

3.4 Gemeentelijk beleid

Woonvisie gemeente De Bilt

Op 29 juni 2006 heeft de raad van de gemeente De Bilt de woonvisie 'Samenwerken aan Wonen' vastgesteld. Deze visie beschrijft de opgaven en ambities voor de gemeente op het gebied van wonen. Het Regionaal Structuurplan (RSP) 2005-2015 schrijft voor dat in de regio 52.500 woningen gebouwd moeten worden. De gemeente De Bilt wil in het kader hiervan 1.200 nieuwe woningen binnen de gemeentegrenzen bouwen.

In de woonvisie is onder meer opgenomen dat er bij nieuwbouw een zeker evenwicht dient te ontstaan in het aandeel sociale huurwoningen. In de gemeente De Bilt ligt het aandeel sociale huurwoningen lager dan gemiddeld in de regio. Door bij nieuwbouw in te zetten op circa 30% sociale huurwoningen en 5% sociale koopwoningen wordt toegewerkt naar het regionaal streven. Daarmee neemt de gemeente haar

verantwoordelijkheid voor de regio. Bovendien draagt de gemeente daardoor bij aan het

(21)

vergroten van de keuzemogelijkheden voor huishoudens met lage inkomens, zoals starters en jonge gezinnen, maar ook senioren.

In het bouwprogramma legt de gemeente De Bilt prioriteit bij senioren en in mindere mate starters en jonge gezinnen. Met name door nieuw te bouwen voor ouderen worden woningen toegevoegd die er nu nog niet (of in beperkte mate) zijn. Hiermee wordt niet alleen op de vraag onder ouderen ingespeeld, maar vindt er ook doorstroming in de bestaande voorraad plaats.

Lokaal Waterplan Gemeente De Bilt

Het Lokaal Waterplan De Bilt is een gemeenschappelijk plan van de gemeente De Bilt en van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en is door de besturen van deze instanties vastgesteld in oktober 2002. De provincie Utrecht en de N.V. Hydron Midden-Nederland hebben beide actief geparticipeerd in de planvorming door deel te nemen in de projectgroep, hetgeen geresulteerd heeft in een breed gevormd en gedragen lokaal waterplan. In de waterparagraaf van dit bestemmingsplan zal verder worden ingegaan op het waterbeleid met betrekking tot dit plan.

3.5 Conclusie

De nieuwbouw van het zorgcomplex Huize Het Oosten is de uitvoering van het bovenstaande beleid op lokaal niveau. Met de nieuwbouwplannen wordt invulling

gegeven aan het beleid om bij de woningbouwopgave in te spelen op de woonvraag van ouderen. Dit gebeurt in het bestaande stedelijk gebied, met behoud van de bestaande stedenbouwkundige structuur en met versterking van het specifieke bosrijke woonmilieu.

(22)
(23)

4 PLANBESCHRIJVING

De stichting Huize Het Oosten is voornemens om een deel van de huidige bebouwing van Huize Het Oosten te slopen en te vervangen door nieuwbouw. Het gaat om de huidige Rembrandtflat en enige lage bebouwing ten noorden van de bestaande tempel.

De wooneenheden in de Rembrandtflat zijn niet meer van deze tijd en met de

nieuwbouw kunnen eigentijdse wooneenheden worden gerealiseerd. Huize Het Oosten kan dan in de toekomst eigentijdse zorg blijven bieden. De vernieuwing van het

woonzorgcomplex ziet toe op:

• de vervanging van 55 verouderde seniorenappartementen door 55 nieuwe appartementen;

• de realisatie van 10 psychogeriatrische woonzorgeenheden;

• de vestiging van een tandartspraktijk;

• de bouw van een nieuwe ontmoetings- en recreatieruimte (de Tuinzaal).

De gemeente hecht waarde aan een modern woon- en zorgaanbod voor senioren. Door de toenemende vergrijzing is er tevens behoefte aan psychogeriatrische zorg in de gemeente De Bilt. De gemeente staat dan ook positief tegenover het initiatief van Huize Het Oosten. De nieuwbouw dient uiteraard wel binnen verantwoorde

stedenbouwkundige kaders plaats te vinden. Er dient op een zorgvuldige manier met de bestaande en potentiële kwaliteiten op het terrein te worden omgegaan. Die kwaliteiten zijn in het bijzonder te vinden in het rijkelijk aanwezige groen in de vorm van bos, bijzondere (solitaire) bomen, park en tuin.

De gemeente heeft daarom stedenbouwkundige randvoorwaarden vastgesteld waaraan het nieuwbouwplan dient te voldoen. Deze zijn vastgelegd in het het 'Ruimtelijk

Kwaliteitskader Huize Het Oosten' (zie bijlage 1). De belangrijkste voorwaarde is dat bij de herontwikkeling van Huize Het Oosten het herstel van de continuïteit van het groen op de locatie voorop dient te staan (zie figuur 4 voor het nieuwe ordeningsprincipe op het terrein). Dit betekent dat:

• de bestaande scheiding tussen de beide delen van het middengebied wordt opgeheven;

• de toekomstige inrichting van het middengebied zal worden gekenmerkt door een voortzetting van het parkachtige karakter van het zuidelijke deel in de richting van de Jan Steenlaan;

• de bestaande bomen in het noordelijke deel zoveel mogelijk in de nieuwe parkinrichting zullen worden opgenomen;

• parkeerplaatsen slecht in het beoogde beeld passen.

(24)

9W0530/R/903357/Rott Bestemmingsplan Huize Het Oosten

22 oktober 2010 - 16 - Ontwerpbestemmingsplan

Figuur 4: Het nieuwe ordeningsprincipe.

Verder wordt gestreefd naar versterking van de ruimtelijke en functionele relaties van Huize Het Oosten met de omgeving. Dit betekent dat:

• in ruimtelijke zin het open parkachtige middengebied visueel in verbinding wordt gebracht met de Jan Steenlaan. Hier wordt de dichte bosstrook die nu aanwezig is, open gemaakt door het snoeien en opschonen van de begroeiing, waardoor op normale ooghoogte een lang doorzicht over het hele terrein van Huize Het Oosten ontstaat;

• waar nieuwe bebouwing langs de Jan van Eijcklaan wordt gerealiseerd, dat aanleiding zal zijn voor een onderbreking van de aanwezige bosstrook voor een extra toegang tot het terrein. De relatie met de bebouwing aan de overzijde van de laan wordt hierdoor versterkt. Het is zeker niet de bedoeling om de bosstroken langs de Jan van Eijcklaan en de Jan Steenlaan overal transparant te maken. Met name op de hoek van de Jan Steenlaan en de Jan van Eijcklaan zal handhaving van het bos bijdragen aan de continuïteit van het boskarakter, dat aan de overzijde van de Jan Steenlaan wordt voortgezet;

• in functionele zin kan de relatie met de omgeving worden versterkt door uitbreiding van het aantal op de locatie gevestigde diensten. De voorgenomen vestiging van een tandartsenpraktijk zal hieraan een goede bijdrage leveren.

De locatie voor nieuwbouw ligt in de noordwesthoek van het terrein, nabij de aansluiting van de Jan van Eijcklaan op de Jan Steenlaan. Daarbij gelden de volgende nadere eisen (zie figuur 5):

• de afstand van de bebouwing tot de parkflat Jan van Eijck moet voldoende groot zijn om:

1. ruimte te bieden aan een aantal ter plaatse aanwezige waardevolle bomen en om

2. vanaf de Jan van Eijcklaan en de Jan Gossaertlaan een ruim doorzicht naar het middengebied van Huize het Oosten open te houden;

• wandvorming langs de Jan van Eijcklaan moet worden voorkomen. Dit kan worden bereikt door:

1. geleding van de bouwmassa in twee of meer samengestelde volumes en door 2. de nieuwbouw zijn eigen richtingen te geven;

• de nieuwbouw heeft een hoogte van maximaal vier bouwlagen op een volledig verdiepte parkeergarage;

(25)

• het bebouwde oppervlak van de nieuwbouw mag ten hoogste 2750 m2 bedragen.

Figuur 5: Stedenbouwkundige uitgangspunten.

Zie figuur 6 voor de te slopen delen van de huidige bebouwing. In figuur 7 is de nieuwe bebouwing te zien. De bestaande terreininrichting voor de Rubenshof en in aansluiting daarop die voor de Mondriaanstaete, is een goed uitgangspunt voor nieuw in te richten delen van de rand van het terrein.

(26)

9W0530/R/903357/Rott Bestemmingsplan Huize Het Oosten

22 oktober 2010 - 18 - Ontwerpbestemmingsplan

Figuur 6: Te slopen delen huidige bebouwing.

Figuur 7: Nieuwe bebouwing.

(27)

5 OMGEVINGSASPECTEN

5.1 Verkeer

De verkeersontsluiting van Huize Het Oosten gebeurt op een aantal plaatsen vanaf de omliggende wegen. Aan de Rubenslaan bevinden zich drie toegangen voor auto’s: een voor de Mondriaanstaete, een voor de Rubenshof en een bij de aansluiting op de Jan Steenlaan. Nabij deze toegangen bevindt zich ook een aantal parkeerplaatsen. Aan de Jan Steenlaan bevindt zich een toegang, die zowel gebruikt wordt door

bevoorradingsverkeer als door de bewoners van de Rembrandtflat. Ook hier bevindt zich nabij deze toegang een aantal parkeerplaatsen. Aan de Jan van Eijcklaan bevindt zich een inrit die toegang geeft tot de parkeerplaatsen en de parkeergarage van de parkflat Jan van Eijck. De inritten en parkeerplaatsen langs de Rubenslaan, de Jan Steenlaan en bij de Rembrandtflat zijn op eigen terrein met elkaar verbonden voor autoverkeer. Dit maakt het mogelijk om op het eigen terrein naar een parkeerplaats te zoeken zonder steeds terug te hoeven naar de openbare weg. In de praktijk is niet gebleken dat deze situatie tot problemen leidt.

In totaal zijn op het terrein 190 parkeerplaatsen aanwezig. Hiervan zijn er 100 in

parkeergarages gesitueerd: 48 in de parkeergarages van Mondriaanstaete 1 en 2 en 52 in de garage van de parkflat Jan van Eijck. Samen met 57 over het terrein verspreid gelegen vrije parkeerplaatsen, 16 carportplaatsen bij de Rembrandtflat en 17 parkeerplaatsen voor de huisartsen en de apotheek levert dit voldoende

parkeerplaatsen op voor de aanwezige functies. Voor een overzicht van het programma en de gehanteerde parkeernormen wordt verwezen naar bijlage 1.

In de nieuwe situatie moet ernaar worden gestreefd dat de benodigde parkeerplaatsen voor de nieuwe wooneenheden en voorzieningen in de directe omgeving van deze woningen en voorzieningen worden gesitueerd. Het situeren van parkeerplaatsen in het open middengebied past slecht in het beoogde beeld. Dit leidt ertoe dat de

parkeeroplossing moet worden gezocht tussen het open middengebied en de Jan Steenlaan en Jan van Eijcklaan. De hiervoor beschikbare ruimte is beperkt, mede gezien het bouwprogramma en de wens om het bosje bij de aansluiting van de Jan van Eijcklaan op de Jan Steenlaan te handhaven. Omdat ook dit deel van het terrein een hoogwaardige inrichting moet krijgen, zal een deel van de parkeerplaatsen onder de bebouwing worden gesitueerd. Uitgangspunt daarbij is dat voor de bewoners van de grotere eenheden een plaats in een parkeergarage onder de nieuwbouw moet worden gevonden. In verband met de wenselijkheid van een goede aansluiting van de

benedenappartementen op het aansluitende maaiveld wordt de parkeerkelder volledig verdiept.

Samenvattend gelden voor de verkeersontsluiting en het parkeren de volgende uitgangspunten:

• De nieuwbouw krijgt zijn eigen aansluiting op de openbare weg. De parkeerplaatsen voor bewoners en bezoekers dienen in de directe omgeving van deze aansluiting te worden gesitueerd.

• De verbinding dient voor de bereikbaarheid van de op maaiveld aan te leggen

(28)

9W0530/R/903357/Rott Bestemmingsplan Huize Het Oosten

22 oktober 2010 - 20 - Ontwerpbestemmingsplan

• Op basis van het indicatieve programma moeten de plannen voorzien in 31

parkeerplaatsen voor de bewoners, 19 plaatsen voor bezoekers en personeel en 5 parkeerplaatsen voor de tandartsenpraktijk.

• De parkeerplaatsen voor de bewoners dienen in ieder geval (verdiept) onder het nieuwe woonzorgcomplex te worden gerealiseerd.

• De aanleg van parkeerplaatsen in het open middengebied verdraagt zich slecht met de voor dit deel van de locatie beoogde ruimtelijke kwaliteit.

5.2 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Luchtvervuiling is schadelijk voor de volksgezondheid en het milieu. Verkeer, industrie en huishoudens brengen grote hoeveelheden schadelijke stoffen in de lucht. Het doel van de op 15 november 2007 van kracht geworden 'Wet luchtkwaliteit', als onderdeel van de Wet milieubeheer, is mensen te beschermen tegen risico's van

luchtverontreiniging. De wet bevat luchtkwaliteitsnormen voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. In de wet is aangegeven in welke gevallen gemeenten en provincies de luchtkwaliteit in kaart moeten brengen en wanneer zij maatregelen dienen te treffen. Nieuw zijn, naast de wijzigingen in de Wet luchtkwaliteit, een aantal nieuwe Ministeriële regelingen en Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's). Een van deze nieuwe AmvB's is de AmvB 'Niet in Betekende mate' (NIBM). Projecten die 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreinigingen, hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen (in de vorm van grenswaarden).

Hiervoor wordt een grens gehanteerd van 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Dit betekent dat voor NO2 en PM10

projectbijdragen zijn toegestaan van maximaal 1,2 µg/m³. Als van een project aannemelijk is gemaakt dat het niet meer dan 1,2 µg/m³ aan de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 bijdraagt, is het 'NIBM' en vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht uit de Wet

milieubeheer.

Situatie nieuwbouwplan

De onderbouwing voor de vervangende nieuwbouw op het terrein van Huize Het Oosten voor wat betreft luchtkwaliteit is gebaseerd op de grondslag dat het nieuwbouwplan niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Daartoe wordt ingegaan op de extra verkeersaantrekkende werking ten gevolge van de vervangende nieuwbouw.

Indien theoretisch ervan wordt uitgegaan dat het plan zou leiden tot 2000 extra verkeersbewegingen van personenwagens per etmaal, dan zou de planbijdrage op basis van een indicatieve berekening met het CARII model in 2010 circa 0,8 µg/m³ en 0,2 µg/m³ zijn voor respectievelijk NO2 en PM10. De werkelijke extra

verkeersaantrekkende werking van het plan zal echter beduidend lager zijn. Aangezien met deze grote overschatting van de verkeersaantrekkende werking het plan reeds NIBM is, zal dit zeker het geval zijn bij een lagere verkeersaantrekkende werking.

(29)

Gezien het bovenstaande kan voor het aspect luchtkwaliteit worden gesteld dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit en dat hiermee wordt voldaan aan artikel 5.16 lid 1 sub c uit de Wet milieubeheer.

5.3 Geluidhinder

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het

realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk.

Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal

toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidzone.

Uitzondering hierop zijn woonerven en 30 km/uur-gebieden. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen- of buitenstedelijk is gelegen. Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. Binnen stedelijk gebied gelden over het algemeen minder strenge normen.

In het kort komt het er op neer dat het gebied binnen de bebouwde kom behoort tot het stedelijke gebied, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, dat

gelegen is binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. In het laatste geval en voor de situatie buiten de bebouwde kom gelden de normen die van toepassing zijn op het buitenstedelijke gebied. Een hoofdweg is, conform deze definitiebepaling van de Wet geluidhinder, altijd gelegen in buitenstedelijk gebied.

Indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en maatregelen gericht op reductie van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of als deze

overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten, zijn burgemeester en wethouders van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de geluidbelasting. De gemeente

hanteert hiervoor een (concept) beleidsregel hogere waarden (zie hieronder).

De gevels van geluidgevoelige bestemmingen kunnen ook worden uitgevoerd als een blinde of dove gevel (conform artikel 1b lid 5 van de Wgh). Hiermee vervalt de

(30)

9W0530/R/903357/Rott Bestemmingsplan Huize Het Oosten

22 oktober 2010 - 22 - Ontwerpbestemmingsplan

Ter anticipatie op het steeds stiller worden van motorvoertuigen mag alvorens te toetsen aan de geldende grenswaarden een aftrek worden toegepast op de berekende

geluidbelasting. Deze aftrek bedraagt:

• 2 dB voor wegen waar de maximumsnelheid gelijk is aan, of hoger is dan 70 km/uur;

• 5 dB voor overige wegen.

Overigens mag de aftrek niet worden toegepast voor het bepalen van de in het Bouwbesluit omschreven vereiste geluidwering.

Gemeentelijk beleid voor het vaststellen van hogere waarden

De gemeente De Bilt beschikt over een conceptbeleidsregel hogere waarden Wgh, waarin een kader wordt gegeven waarbinnen hogere waarden verleend kunnen worden.

Naar verwachting zal deze beleidsregel in 2010 door het college worden vastgesteld. De belangrijkste aspecten uit deze beleidsregel zijn hieronder samengevat.

De gemeente zet zich in voor een goede leefbaarheid, ook op locaties met hoge geluidsniveaus. Deze leefbaarheid wordt mede bewerkstelligd door onderstaande voorwaarden te verbinden aan het verlenen van hogere waarden voor nieuwbouw. De voorwaarden leggen de initiatiefnemer een inspanning op vanwege het bouwen in een lawaaiige situatie. De voorwaarden zijn geformuleerd als eis of als

inspanningsverplichting. Dit laatste houdt in dat indien niet aan de voorwaarde kan worden voldaan, de initiatiefnemer dient te motiveren waarom dit niet kan of waarom voor een alternatieve oplossing is gekozen. De belangrijkste uitgangspunten uit de beleidsregel zijn:

• geluidsluwe gevel (eis): de woning heeft ten minste één gevel met een lager (luw) geluidsniveau. Het geluidsniveau op deze gevel is niet hoger dan de

voorkeurswaarde voor elk van te onderscheiden geluidsbronnen. Indien de woning is gelegen op een bedrijventerrein geldt voor een geluidsluwe gevel een

inspanningsverplichting tot de voorkeurswaarde en een eis tot de te verlenen hogere waarden minus 10 dB;

• indeling woning (inspanningsverplichting): de woning heeft per etage minimaal één verblijfsruimte aan de zijde van de geluidsluwe gevel;

• buitenruimte (inspanningsverplichting): indien de woning beschikt over één of meer buitenruimten, dan is er minimaal één gelegen aan de geluidsluwe zijde. Indien dit niet mogelijk is, dan dient het geluidsniveau op de gevel niet meer dan 5 dB hoger te zijn dan bij de geluidsluwe gevel;

• maximale ontheffingswaarde voor weg- en railverkeerslawaai

(inspanningsverplichting): de gemeente verleent voor binnenstedelijke situaties geen hogere waarden hoger dan de voorkeurswaarde plus 10 dB;

• cumulatie (eis): de initiatiefnemer dient onderzoek te doen naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen. Bij de geluidsisolatie van gevels dient rekening gehouden te worden met de cumulatie van alle akoestisch relevante bronnen (ook 30 km/u-wegen). Dit dient te gebeuren volgens hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006, waarbij de gecumuleerde waarden worden omgerekend naar het spectrum van de maatgevende bronsoort;

• 'dove' gevels: dit zijn bouwkundige constructies zonder te openen deuren/ramen (artikel 1b lid 5a en b Wgh). Voor 'dove' gevels zijn geen hogere waarden van toepassing. De aanwezigheid van dove gevels dient zoveel mogelijk te worden

(31)

voorkomen (inspanningsverplichting). Een woning mag maximaal 2 dove gevels bezitten (eis);

• geluidsabsorberende plafonds bij balkons/loggia's (eis): bij de aanwezigheid van balkons/loggia's et cetera, dient onder de balkons weerbestendige geluidsabsorptie te worden geplaatst ter voorkoming van ongewenste reflecties op de gevels;

• volumebeleid (inspanningsverplichting): voor grotere (uitbreidings-)locaties met minimaal 100 nieuwe woningen, waarbij binnen het bestemmingsplan de behoefte aan flexibiliteit groot is, mag per type geluidsbron maximaal 15% van de nieuw te bouwen woningen een geluidsniveau hebben dat hoger is dan de voorkeurswaarde.

Daarnaast zijn specifiek voor dit plan de volgende passages van belang:

Voorwaarden bij vervangende nieuwbouw:

Naast nieuwbouw van woningen kent de Wet geluidhinder ook het aspect vervangende nieuwbouw. Het betreft bijvoorbeeld een situatie waarbij de nieuwbouw groter is dan het bestaande geluidsgevoelige bouwblok, waardoor het aantal geluidsgehinderden

toeneemt en de afstand tot de weg kleiner wordt. Bij vervangende nieuwbouw zijn de inpassingmogelijkheden van de woningen in de bestaande geluidssituatie vaak beperkter dan voor een nieuwe situatie. Aan de voorwaarden met betrekking tot een geluidsluwe gevel, de indeling van de woning en de buitenruimte mag gemotiveerd een 5 dB ruimere marge worden aangehouden.

Voorwaarden bij niet-zelfstandige woonruimte (nieuwbouw):

Voor niet-zelfstandige woonruimten (bejaardencentra, studenteneenheden) worden op individueel woningniveau geen eisen gesteld als:

• op gebouwniveau ten minste 50% van de wooneenheden zijn gelegen aan een gevel met een geluidsniveau van maximaal 5 dB boven de voorkeurswaarde;

• er een of meer gemeenschappelijke ruimten met een geluidsluwe gevel

(voorkeurswaarde)aanwezig zijn die gebruikt kunnen worden door aile bewoners.

De vloeroppervlakte van een dergelijke ruimte is minimaal 4 m2 per bewoner;

• er een of meer gemeenschappelijke buitenruimten voor bewoners aanwezig zijn. Bij voorkeur is minimaal een gelegen aan de geluidsluwe zijde. Indien dit niet mogelijk is dan dient het geluidsniveau op de gevel niet meer dan 5 dB hoger zijn dan bij de geluidsluwe gevel.

Onderzoek akoestische situatie

Op basis van een akoestisch onderzoek is inzichtelijk gemaakt wat de geluidsbelasting van de gevels van de nieuwbouw is. De beoogde nieuwbouw ligt binnen de zones van de volgende (spoor-)wegen:

• Rubenslaan;

• Rembrandtlaan;

• Jan Steenlaan;

• Jan van Eijcklaan;

• Jan Provostlaan;

• Jan Gossaertlaan;

• Spoorweg traject 331;

• Spoorweg traject 332.

(32)

9W0530/R/903357/Rott Bestemmingsplan Huize Het Oosten

22 oktober 2010 - 24 - Ontwerpbestemmingsplan

De geluidberekeningen zijn uitgevoerd voor het jaar 2021 aan de hand van

verkeersgegevens van de diverse betrokken wegen. Voor de betrokken wegvakken zijn de etmaalintensiteiten bepaald op basis van verkeerstellingen en verkeersmodellen, rekening houdend met de verdeling van het verkeer over verschillende dagdelen. De snelheid op alle wegen betreft 50 km/u. Er is rekening gehouden met het wegdektype, te weten 'elementenverharding in keperverband' voor de Jan Steenlaan en de Jan

Gossaertlaan en 'dicht asfaltbeton' voor de overige wegen. Voor de geluidsemissie ten gevolge van de spoorlijn is rekening gehouden met de spoorschermen langs het spoor.

Om de geluidsbelasting van de gevels te bepalen zijn meerdere waarneempunten gehanteerd. Tevens is voor iedere verdieping de geluidsbelasting bepaald.

De spoorlijn

De geluidsbelastingen ten gevolge van de spoorweg zijn bij ieder waarneempunt lager dan 53 dB. De Wet geluidhinder stelt daarom geen aanvullende eisen aan het bouwplan vanwege deze spoorweg.

Jan Steenlaan

Op de gevels van 12 woningen is sprake van een overschrijding van de

voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De hoogst berekende geluidsbelasting bedraagt 55 dB. Geluidbeperkende maatregelen in de vorm van geluidschermen zijn gezien het stedelijke karakter niet toepasbaar. Het vervangen van de klinkerverharding door asfaltbeton zou een reductie opleveren van 2 dB. De geluidbelasting ligt dan nog steeds boven de voorkeursgrenswaarde, waardoor het vaststellen van een hogere waarde noodzakelijk is. Dat geldt voor 12 woningen bij het huidige wegdektype en voor 8 woningen bij het asfaltbeton.

Jan van Eijcklaan

Op de gevels van 16 woningen is sprake van een overschrijding van de

voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De hoogst berekende geluidbelasting bedraagt 52 dB. Geluidbeperkende maatregelen in de vorm van geluidschermen zijn gezien het stedelijke karakter niet toepasbaar. Het wegdek bestaat reeds uit dicht asfaltbeton. Een geluidsarm asfalt zou een reductie kunnen opleveren. Dit type wegdek is echter niet mogelijk als gevolg van de kruisingen. Het geluidsarm asfalt is minder goed bestand tegen wringend verkeer. Dit betekent dat voor 16 woningen een hogere waarde moet worden vastgesteld.

Overige wegen

De geluidsbelastingen ten gevolge van de overige wegen zijn alle lager dan de

voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De Wet geluidhinder stelt daarom geen aanvullende eisen aan het bouwplan vanwege de overige wegen.

Afweging maatregelen

Het akoestisch onderzoek geeft aan dan met betrekking tot de Jan van Eijcklaan en de Jan Steenlaan niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Daarom dienen maatregelen gericht op reductie van de geluidbelasting te worden afgewogen. Het toepassen van dicht asfaltbeton is niet doelmatig, omdat de kosten niet opwegen tegen de relatief kleine baten. Ook acht de gemeente het vanuit stedenbouwkundige

overwegingen niet wenselijk om de wegdekverharding aan te passen. Dit geldt ook voor

(33)

het toepassen van geluidsschermen. Dit betekent dat voor 28 woningen een hogere waarde moet worden vastgesteld.

Motivering besluit hogere waarden

De beleidsregel hogere waarden dient als kader voor besluiten tot het vaststellen van hogere waarden. Gezien de eisen en inspanningsverplichtingen uit de beleidsregel hogere waarden zijn de volgende overwegingen van belang:

• groene inpassing en stedenbouwkundige randvoorwaarden: de stedenbouwkundige randvoorwaarden die van toepassing zijn voor Huize Het Oosten laten zich niet verenigen met maatregelen als geluidschermen.

• vervangende nieuwbouw: er is sprake van vervangende nieuwbouw, waardoor voor de geluidsluwe gevel een waarde van 53 dB (voorkeursgrenswaarde plus 5 dB) kan worden aangehouden. Hierdoor kan bij alle appartementen worden voldaan aan de eis dat er ten minste één geluidsluwe gevel is.

• niet-zelfstandige woonruimten: de eisen kunnen op het niveau van de individuele woning komen te vervallen, omdat het complex van Huize Het Oosten voldoet aan de voorwaarden die gelden voor niet-zelfstandige woonruimten. Meer dan 50% van de wooneenheden is gelegen aan een gevel met een geluidsniveau van maximaal 5 dB boven de voorkeursgrenswaarde. Ook is er een gemeenschappelijke ruimte met een geluidsluwe gevel voor bewoners beschikbaar. Bovendien beschikt het complex over een grote gemeenschappelijke tuin.

• bouwtechnische aspecten: er wordt voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit betreffende de prestatie-eisen voor geluidswering van gevels.

Conclusie

Met de vaststelling van het bestemmingsplan worden voor meerdere woningen ook hogere waarden vastgesteld. Het betreft 12 appartementen vanwege de Jan Steenlaan en 16 appartementen vanwege de Jan van Eijcklaan. De woningen worden zodanig gesitueerd dat de ruimtelijke, functionele en landschappelijke relaties van het gebied met de omgeving versterkt worden. Op basis van het feit dat er sprake is van

vervangende nieuwbouw, de woningen naar hun aard aangemerkt kunnen worden als niet-zelfstandige woningen en de woningen zo gesitueerd worden dat de bestaande stedelijke structuur verbeterd wordt, kan de gemeente voldoende gemotiveerd besluiten tot het vaststellen van hogere waarden.

5.4 Externe veiligheid

Wettelijk kader

Externe veiligheid betreft de kans op overlijden voor burgers (aanwezig in bebouwing of verblijfsgebieden grenzend aan risicobronnen) als gevolg van een ongeval met

gevaarlijke stoffen bij de risicobron. Risicobronnen kunnen bedrijven zijn, maar ook het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, vaarwegen en spoorwegen en via buisleidingen. Ook risico's veroorzaakt door windturbines (afvallen rotorbladen) en dalend en stijgend vliegverkeer bij vliegvelden, wordt gerekend tot de externe veiligheidsrisico's.

(34)

9W0530/R/903357/Rott Bestemmingsplan Huize Het Oosten

22 oktober 2010 - 26 - Ontwerpbestemmingsplan

behulp van contouren. Het groepsrisico betreft de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico kan met behulp van een diagram worden weergegeven.

Bevi

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. De norm voor het plaatsgebonden risico is

vastgesteld op 10-6 per jaar. Voor kwetsbare objecten, zoals woningen en scholen, is dit een grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals bedrijfsgebouwen en

sporthallen, is dit een richtwaarde.

Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en geeft ook aan hoe deze veiligheidseisen doorwerken in plannen voor de ruimtelijke ordening. Op grond van het besluit wordt in een ministeriële regeling voor een aantal bedrijfssectoren (LPG-

tankstations, opslag van gevaarlijke stoffen (PGS 15) en ammoniakkoelinstallaties) vaste veiligheidsafstanden vastgelegd. Voor de overige bedrijven wordt de

veiligheidsafstand met een risicoberekening bepaald. Bij het maken van een bestemmingsplan moeten gemeenten hiermee rekening houden.

Het Bevi bevat geen wettelijke grenswaarde voor het groepsrisico; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico in het gebied rondom de inrichting. Er is een oriëntatiewaarde bepaald, die aangeeft wanneer de kans dat bij een ongeval 10, 100 of 1000 doden vallen, voldoende klein is. Dit geeft houvast bij de beoordeling bij welke bevolkingsdichtheid in de omgeving van een risicobedrijf er nog sprake is van een voldoende veilige situatie. Bij voorkeur blijft het groepsrisico beneden de oriëntatiewaarde. De gemeente dient verantwoording af te leggen met betrekking tot het groepsrisico. Het bevoegd gezag motiveert - kort gezegd - in ieder geval:

• het aantal personen in het invloedsgebied;

• het groepsrisico;

• de mogelijkheden tot risicovermindering;

• de alternatieven;

• de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken;

• de mogelijkheid tot zelfredzaamheid.

Naast de verantwoording van het groepsrisico moet advies worden gevraagd aan de regionale brandweer over het groepsrisico en de mogelijke gevolgen van het

bestemmingsplan voor de mogelijkheden van rampbestrijding en de zelfredzaamheid van de bevolking binnen het invloedsgebied van het bedrijf.

Onderzoek

De risicokaart geeft een overzicht van relevante risicobronnen in de omgeving. Zie figuur 8 voor een uitsnede van de risicokaart ter plaatse van het plangebied. Hieruit valt op te maken dat de spoorlijn Utrecht-Amersfoort op een afstand van ongeveer 240 meter van Huize Het Oosten is gelegen. Over deze spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Huize Het Oosten ligt buiten het invloedsgebied van de spoorlijn. Er zijn in de omgeving van de planlocatie ook geen ondergrondse

(35)

buisleidingen aanwezig. Tevens zijn er geen stationaire risicovolle inrichtingen aanwezig, waarvan de risicocontouren reiken tot aan het plangebied.

Figuur 8: Uitsnede risicokaart.

Resultaten

De situatie ten aanzien van externe veiligheid is goed. Er zijn vanuit dit aspect geen belemmerende factoren voor de nieuwbouw van Huize Het Oosten.

5.5 Bodemkwaliteit

Wettelijk kader

Het is wettelijk geregeld (bouwverordening) dat bouw pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende) bouwactiviteiten mogen niet meer dan vijf jaar oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de bouwaanvraag te worden geweigerd.

Onderzoek

Om te bezien of de bodem geschikt is voor de beoogde nieuwbouw is door Van Dijk geo- en milieutechniek b.v. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd

(rapportnummer: 150673, 24 juni 2009). Het bodemonderzoek is door de milieudienst beoordeeld. Het gedeelte van het perceel waar de nieuwbouw is gepland, is onderzocht

(36)

9W0530/R/903357/Rott Bestemmingsplan Huize Het Oosten

22 oktober 2010 - 28 - Ontwerpbestemmingsplan

inwendig gereinigd en afgevuld met zand. De tank is KIWA-gesaneerd. Tijdens de saneringswerkzaamheden zijn in de bodem rondom de tank geen verontreinigingen aangetroffen.

Op het westelijk deel van het perceel is Fugro Ecolyse b.v. een verkennend

bodemonderzoek uitgevoerd (rapportnummer: B-6563/110, 31 mei 1996), waaruit blijkt dat in 1996 een bovengrondse opslagtank aanwezig was. Voorts zijn in de bovenlaag van de bodem licht verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK aangetroffen. Ter plaatse van de bovengrondse opslagtank is een licht verhoogd gehaIte aan minerale olie (zware oliesoort) vastgesteld. In de ondergrond en het grondwater zijn geen verontreinigingen aangetroffen.

Op het oostelijk deel van het perceel is eveneens door Fugro Ecolyse b.v. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (rapportnummer: 87020370, 17 december 2002), waaruit blijkt dat de onderlaag van de bodem licht verontreinigd is met minerale olie en het grondwater licht is verontreinigd met lood en chroom. In de bovengrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Op basis van deze gegevens en de

nieuwbouwplannen is een bodemonderzoek uitgevoerd conform de onderzoeksstrategie voor een onverdachte locatie.

In totaal zijn negentien boringen uitgevoerd, waarvan een aantal met een grotere diepte vanwege de parkeerkelder. De bodem bestaat ter plaatse voornamelijk uit zand. Tijdens de veldwerkzaamheden is het bodemmateriaal beoordeeld op afwijkingen, zoals puin of aardolieproducten. Afgezien van enkele puinbijmengingen in de toplaag zijn geen bijzonderheden waargenomen. Na de analyse van de bodemmonsters is gebleken dat de toplaag van de bodem licht is verontreinigd met kwik, lood, zink, PAK en PCB. De vastgestelde verontreinigingen met enkele zware metalen en PAK worden wel vaker in bewoonde gebieden vastgesteld en kunnen derhalve als verhoogd achtergrondgehalte worden beschouwd. Een oorzaak voor de vastgestelde lichte verontreiniging met PCB is niet direct voorhanden.

Het grondwater aan de noordzijde van het perceel is licht verontreinigd met koper. Het grondwater aan de zuidwestzijde is licht verontreinigd met xylenen. Een licht verhoogd gehalte aan een of meerdere zware metalen wordt vaker in het grondwater vastgesteld en wordt doorgaans veroorzaakt door natuurlijke ophoping. Een oorzaak voor het licht verhoogd gehalte aan xylenen is niet voorhanden.

Resultaten

Met betrekking tot de vastgestelde milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse kan worden geconcludeerd dat er gezien de geringe mate aan verontreiniging

milieuhygiënisch gezien geen bezwaar bestaat tegen de toekomstige nieuwbouw. De eventueel vrijkomende grond van de toplaag is mogelijk toepasbaar als 'woongrond'; de vrijkomende grond van de onderlaag alsmede van de dieper gelegen bodemlaag is mogelijk vrij toepasbaar. Voordat de grond daadwerkelijk kan worden hergebruikt, dient de grond conform het Besluit bodemkwaliteit te worden onderzocht.

(37)

5.6 Water

Inleiding

In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de

waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets

resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.

Beleidskader

Voor waterbeheer zijn de volgende beleidsnota’s van belang: Nationaal Waterplan (Rijk), provinciaal waterhuishoudingsplan (provincie Utrecht), de Keur, Waterbeheerplan 2010-2015, waterstructuurvisie deel 1 Visie op lange termijn, nota Dempingen, nota Oeverinrichtingen, Rioleringsnota Afkoppeling hemelwater, Beleidsplan secundaire waterkering en beweidingsnota en het Lokaal Waterplan van de gemeente De Bilt. Het beleid is gericht op kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater (schoon watertracé) en het streven naar een duurzaam watersysteem en -beheer.

Nationaal Waterplan

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Waterbeheerplan 2010-2015, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Het algemeen bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft op 28 oktober 2009 het Waterbeheerplan ‘Water Voorop!’ voor de periode 2010-2015 vastgesteld. Hierin staat in grote lijnen het waterbeheer voor de komende zes jaar beschreven. Het plan bevat alle taakvelden van het waterschap: de zorg voor schoon water, veilige dijken en droge voeten. Ook staat beschreven hoe deze taak het beste binnen de leef- en werkomgeving in het beheergebied van De Stichtse Rijnlanden kan worden uitgevoerd. Verder wordt een overzicht gegeven van de ambities en doelen voor 2010 tot en met 2015 en hoe die bereikt kunnen worden.

Het waterbeheerplan 2010-2015 bestaat uit drie delen:

• Strategie:

In dit deel staat beschreven hoe wordt ingespeeld om de klimaatverandering en verstedelijking. Dit deel vormt de basis voor de uitvoeringsstrategie.

• Beleids- en uitvoeringsplan

In het beleids- en uitvoeringsplan zijn de ambities uit het strategisch deel vertaald naar de beleidsthema’s en zeven vernieuwende projecten. Per thema en

(38)

9W0530/R/903357/Rott Bestemmingsplan Huize Het Oosten

22 oktober 2010 - 30 - Ontwerpbestemmingsplan

projecten hebben als doel het toekomstige waterbeheer een impuls te geven. Hierbij gaat het om urgente vraagstukken, complexe samenwerking met andere

maatschappelijke partijen en een groot waterschapsbelang met een grote impact op de lokale bevolking en het bedrijfsleven.

• Achtergronddocument: de Europese Kaderrichtlijn Water

Het waterbeheerplan bevat een achtergronddocument over de Europese

Kaderrichtlijn Water. Hierin staan de verplichte uitwerkingen van deze kaderrichtlijn en staan afspraken tussen verschillende overheden die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water.

Waterstructuurvisie, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

De waterstructuurvisie beschrijft de toekomstvisie van het waterschap. Het gaat om de hoofdlijnen van het waterbeleid voor de lange termijn. Dit is ingegeven door de

klimaatverandering en bodemdaling. Het leidend principe in de Waterstructuurvisie is

‘vasthouden, bergen, afvoeren’. Dat betekent dat meer water in de grond moet kunnen infiltreren en dat meer gebieden worden aangewezen voor waterberging. Andere belangrijke veranderingen in het waterbeheer in de 21ste eeuw bestaan uit water als ordenend principe meenemen in ruimtelijke plannen, meer ruimte voor water in de stad houden, het combineren van diverse functies met water en watervervuiling aan de bron aanpakken.

De Keur

Voor het bestemmingsplan is het gestelde in de Keur van het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden van toepassing. De handhaving van de Keur is in handen van HDSR. Voor het Keurgebied gelden verbods- en gebodsbepalingen tot het onderhoud en gebruik van wateren, oevers en waterkeringen zowel bovengronds als in de grond. In de Keur wordt een aantal nota’s genoemd waarin de algemene gedragsregels,

ontheffingsbepalingen en voorwaarden staan waarmee een Keurontheffing verkregen kan worden.

Lokaal Waterplan De Bilt (2002)

Het Lokaal Waterplan De Bilt (oktober 2002) is op initiatief van de gemeente De Bilt en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden ontstaan. Het is door zowel de gemeenteraad als het bestuur van het Hoogheemraadschap vastgesteld in oktober 2002. De provincie Utrecht en Hydron Midden-Nederland hebben beide actief

geparticipeerd in de planvorming. Het waterschap HDSR heeft ook de belangen van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht en waterschap Vallei en Eem gewaarborgd. Deze waterschappen bestrijken beiden ook een (klein) deel van het grondgebied van de gemeente De Bilt. Dit heeft geresulteerd in een breed gevormd en gedragen lokaal waterplan. De Bilt was de eerste gemeente in de provincie Utrecht die een dergelijk plan opgesteld heeft.

Het waterplan geeft het toekomstige beleid aan voor de inrichting en het gebruik van water. Voorop staan de integrale benadering voor het creëren van een aangenaam leefklimaat voor mens en dier en daarnaast een optimale beleving en duurzame gebruikswaarde van het watersysteem. Er is een aantal duurzaam waterbeheer doelstellingen uitgewerkt, op basis waarvan streefbeelden voor de lange termijn zijn geformuleerd voor de onderscheiden gebieden binnen de gemeente. In totaal worden 58 concrete maatregelen voorgesteld om op termijn die streefbeelden te benaderen. Het

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,

Dergelijke inbedding (a) onderstreept de relevantie van integriteit in het dagelijkse werk, (b) draagt bij aan verdere normalisering van het gesprek over integriteit, (c) kan

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,

Ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd,

ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels uitsluitend worden gebouwd,

Hoe dicht kan iemand komen bij de woorden van Jezus: ‘Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden’ (Joh. 15,13)?. Beste vormelingen,

ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels - uitsluitend worden gebouwd,