• No results found

EHS Luchthaven Twente en omgeving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "EHS Luchthaven Twente en omgeving"

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Transect-rapport 252

EHS Luchthaven Twente en omgeving

Gemeenten Enschede, Oldenzaal en Dinkelland (Overijssel)

Archeologisch bureauonderzoek

(2)

2

ISSN: 2211-7067

© Transect, Utrecht

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

Transect aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

Auteur Drs. T. Nales

Versie Concept

Projectcode 13030001

Datum 15-04-2013

Opdrachtgever Tauw b.v.

Postbus 133 7400 AC Deventer

Uitvoerder Transect

Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht Onderzoeksmelding plangebied Noordoost 56.473

Onderzoeksmelding plangebied Zuid 56.472

Bevoegde overheid Gemeenten Enschede, Oldenzaal en Dinkelland

Adviseur gemeente Het Oversticht

Foto op de kaft Vliegveld Twente in vogelvlucht (bron:

Urban TV-Guide)

Autorisatie

Naam Datum Paraaf

Drs. A.A. Kerkhoven (Senior archeoloog)

21-04-2013

(3)

3

Samenvatting

In opdracht van DLG heeft Transect in april 2013 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in twee plangebieden aan weerszijden van de Luchthaven Twente (gemeenten Enschede, Oldenzaal en Dinkelland). De aanleiding voor het onderzoek is een ruimtelijke procedure in het kader van de aansluiting van de ecologische structuren binnen dit gebied op die van de luchthaven en die van het omringende gebied. Daarvoor zullen in beide plangebieden in de nabije toekomst bodemingrepen plaatsvinden, waardoor de oorspronkelijke bodemopbouw en hiermee eventueel aanwezige archeologische resten in het gebied kunnen worden verstoord.

Op basis van het vooronderzoek zijn de volgende conclusies te trekken:

1) Op basis van het bureauonderzoek is vastgesteld, dat beide plangebieden in een overwegend laag gelegen dekzandlandschap liggen, aan de voet van de stuwwal (Lonnekerberg). Het plangebied Noordoost grenst er direct aan, het plangebied Zuid ligt er even van verwijderd. In of langs beide gebieden hebben voorheen vrijstromende beken gelegen, namelijk de Deurningsebeek en de Elsbeek. Binnen dit landschap is echter sprake van lokaal een versnipperd reliëf als gevolg van het voorkomen van welvingen in het dekzand.

2) Op en nabij de welvingen geldt een middelhoge archeologische verwachting voor

nederzettingsresten uit de periode Mesolithicum – Romeinse tijd. In de beekdalen zelf geldt een lage archeologische verwachting voor nederzettingsresten, maar een middelhoge op het aantreffen van nederzettingsafval, sporen van landgebruik en rituele deposities. Mogelijke aanwijzingen voor dit laatste zijn reeds gevonden nabij het plangebied in de vorm van een stenen bijl. Tenslotte bestaat er een archeologische verwachting op het voorkomen van boerenerven uit de Late Middeleeuwen (Vroege Nieuwe tijd). In het plangebied Noordoost is vlakbij het

plangebied een historisch erf aanwezig; in het plangebied Zuid bevinden zich binnen het plangebied vier erven. Binnen een straal van 200 m rondom deze erven bestaat een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van laatmiddeleeuwse erven, of zelfs mogelijk erven uit de Vroege Middeleeuwen.

3) Delen van het plangebied Noordoost staan op de gemeentelijke beleidskaart van Enschede aangegeven als aangetast of verstoord. Er is sprake van vergraving, egalisatie, afgraving en ontgronding. Er is echter geen duidelijkheid in hoeverre deze bodemverstoring heeft

plaatsgevonden, onder meer vanwege de onbekendheid met de daadwerkelijke uitvoer van de verstorende werkzaamheden. De kaart van de gemeente is namelijk gebaseerd op een verleende vergunning, niet op of een ontgronding daadwerkelijk is uitgevoerd.

Samenvattend kunnen de plangebieden worden onderverdeeld in verschillende archeologische verwachtingszones. Deze zijn per plangebied samengevat op plangebied specifieke

verwachtingskaarten, die opgenomen zijn in bijlagen 14a en 14b.

Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht

T: 030-7620705 F: 030-7620706 E: informatie@transect.nl

(4)

4 Advies

In het kader van de geplande herinrichtingen in beide plangebieden zijn graafwerkzaamheden gepland, die de oorspronkelijke bodemopbouw zullen gaan verstoren. In plangebied Zuid zijn vooralsnog geen details bekend omtrent de werkzaamheden, in plangebied Noordoost zijn reeds enkele varianten beschikbaar.

Op grond van de resultaten van het bureauonderzoek zijn in bijlagen 14a en 14b voor beide plangebieden verwachtingszones aangegeven, waarbinnen archeologische waarden te verwachten zijn. Het betreffen de zones met een middelhoge en hoge archeologische verwachting. Op het moment dat binnen deze zones graafwerkzaamheden worden gepland, verdient het aanbeveling deze te onderzoeken op de aanwezigheid van archeologische waarden. Op die plekken wordt dan in de eerste instantie een verkennend archeologisch booronderzoek voorgesteld in combinatie met een veldkartering. Op die manier kan worden bepaald of en in hoeverre de bodem ter plaatse reeds in het verleden verstoord is geraakt. Bij een beperkte verstoringsgraad kan een karterend booronderzoek worden uitgevoerd om eventuele archeologische resten, die zich kenmerken door een hoge

vondstdichtheid of een vondstlaag (onder meer vindplaatsen uit de steentijd en intensief bewoonde nederzettingsterreinen waaronder historische erven) op te sporen.

Voor de gebieden met een lage archeologische verwachting bestaat er in archeologisch opzicht geen bezwaar tegen de voorgenomen werkzaamheden. Voor de locaties waar in de plangebieden

bodemingrepen zijn gepland, geldt namelijk een lage archeologische verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten. Daarom zijn op deze locaties aanvullende maatregelen ten behoeve van de realisatie van de plannen niet nodig.

Onderhavig onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke methoden en inzichten en is erop gericht om de kans op het onverwacht aantreffen dan wel het ongezien vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen.

Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische resten niet gegarandeerd worden. Wanneer bij graafwerkzaamheden toch onverhoopt waardevolle resten worden aangetroffen, dient u deze conform de conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de gemeente en bij de provinciaal archeoloog te melden.

(5)

5

Inhoud

Samenvatting ... 3

1. Aanleiding ... 6

2. Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek ... 7

3. Afbakening plan- en onderzoeksgebied ... 8

4. Consequenties toekomstig gebruik ... 10

5. Beleidskader ... 11

6. Landschap, geomorfologie en bodem ... 13

7. Archeologische waarden ... 16

8. Huidig gebruik, historische situatie en bodemverstoringen ... 19

9. Gespecificeerde archeologische verwachting ... 24

10. Conclusie en Advies ... 26

11. Geraadpleegde bronnen ... 28

Bijlage 1: Overzicht van de projectplannen ... 33

Bijlage 2a: Archeologische beleidskaart van de gemeente Enschede – plangebied Zuid ... 36

Bijlage 2b: Archeologische beleidskaart van de gemeente Enschede – plangebied Noordoost... 37

Bijlage 3a: Archeologische verwachtingskaart van de gemeente Enschede – plangebied Zuid ... 36

Bijlage 3b: Archeologische verwachtingskaart van de gemeente Enschede – plangebied Noordoost ... 36

Bijlage 4a: Geomorfologische kaart – plangebied Zuid ... 36

Bijlage 4b: Geomorfologische kaart – plangebied Noordoost ... 36

Bijlage 5a: Actueel Hoogtebestand Nederland – plangebied Zuid ... 38

Bijlage 5b: Actueel Hoogtebestand Nederland – plangebied Noordoost ... 38

Bijlage 6a: Bodemkaart – plangebied Zuid ... 39

Bijlage 6b: Bodemkaart – plangebied Noordoost ... 41

Bijlage 7a: Archeologische waarden (IKAW, ARCHIS-waarnemingen, onderzoeks-, vondstmeldingen, monumenten - Zuid) ... 42

Bijlage 7b: Archeologische waarden (IKAW, ARCHIS-waarnemingen, onderzoeks-, vondstmeldingen, monumenten - Noordoost) ... 43

Bijlage 8a: Historische kaart van Hottinger (1773-94) – Plangebied Zuid ... 44

Bijlage 8b: Historische kaart van Hottinger (1773-94) – Plangebied Noordoost ... 45

Bijlage 9a: De kadastrale situatie in de periode 1811-1832 – plangebied Zuid ... 46

Bijlage 9b: De kadastrale situatie in de periode 1811-1832 – plangebied Noordoost ... 47

Bijlage 10: Topografische kaart uit 1905 – plangebied Noordoost ... 48

Bijlage 11: Topografische kaart uit 1918 – plangebied Noordoost ... 49

Bijlage 12: Topografische kaart uit 1935 – plangebied Noordoost ... 50

Bijlage 13: Topografische kaart uit 1988 – plangebied Noordoost ... 51

Bijlage 14a: Archeologische verwachtingskaart – plangebied Zuid ... 52

Bijlage 14b: Archeologische verwachtingskaart – plangebied Noordoost ... 53

(6)

6

1. Aanleiding

DLG heeft in het kader van de herinrichting Enschede-Noord en de planontwikkelingen op Luchthaven Twente een voorverkenning uitgevoerd naar de aansluitmogelijkheden tussen de EHS-inrichting op de luchthaven en die van het herinrichtingsgebied aansluitend op de luchthaven. Het inrichtingsgebied bestaat uit een tweetal plangebieden, één aan de noordoost- en één aan de zuidwestzijde van de luchthaven. In dit gebied zullen in de nabije toekomst maatregelen worden genomen om de luchthaven op een goede manier op de omgeving te laten aansluiten. Onder de maatregelen vallen onder andere het graven van nieuwe watergangen, het verbreden van bestaande watergangen, het aanleggen van poelen en het aanbrengen van beplanting.

Alvorens de maatregelen kunnen worden geëffectueerd, is inzicht nodig in de omgevingsaspecten, waaronder archeologie. De voorgenomen maatregelen zullen namelijk met grondverzet gepaard gaan, waardoor de oorspronkelijke bodemopbouw en eventueel aanwezige archeologische resten in het gebied kunnen worden verstoord. Daarom heeft Transect in opdracht van Tauw b.v. ter onderbouwing van het voorgenomen initiatief een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid en kwaliteit van archeologische waarden in het plangebied. Daarbij kunnen de resultaten van dit onderzoek worden gebruikt bij het plannen van de toekomstige inrichting van de plangebieden.

Het bureauonderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2.

(7)

7

2. Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek

Om de archeologische waarde van het plangebied te kunnen bepalen is gekozen voor een

bureauonderzoek (BO). Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het specificeren van de archeologische verwachting. Dat wil zeggen het aan de hand van beschikbare en nieuwe informatie over de archeologie, cultuurhistorie, geomorfologie, bodemkunde en het grondgebruik definiëren van de kans dat binnen het plangebied sprake is van archeologische resten.

Het resultaat van het archeologisch bureauonderzoek is een rapport met een conclusie voor wat betreft het risico dat eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden verstoord als gevolg van de voorgenomen bodemingrepen. Aan de hand hiervan wordt een advies voor eventuele vervolgstappen geformuleerd. Met het rapport kan de bevoegde overheid een beslissing nemen in het kader van de vergunningverlening. Het rapport bevat waar mogelijk gegevens over de aan- of afwezigheid, diepteligging, aard, omvang, ouderdom, gaafheid, conservering en (relatieve) kwaliteit van archeologische waarden.

Het bureauonderzoek is uitgevoerd conform protocol 4002 van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2 (KNA 3.2). In dit kader is onder andere het centraal Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS-2) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geraadpleegd, waarin Archeologische MonumentenKaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) zijn opgenomen. Aanvullende (cultuur)historische informatie is verkregen uit divers voorhanden historisch kaartmateriaal. Om inzicht te krijgen in de opbouw en ontwikkeling van het landschap zijn onder andere de bodemkaart en beschikbaar geomorfologisch kaartmateriaal geraadpleegd. Deze informatie is aangevuld met relevante informatie uit achtergrondliteratuur.

(8)

8

3. Afbakening plan- en onderzoeksgebied

Gemeente (plangebied Noordoost) Enschede, Oldenzaal, Dinkelland Gemeente (plangebied Zuid) Enschede

Plaats Enschede

Toponiemen Enschede-Noord, Luchthaven Twente

Kaartblad 28H

Centrumcoördinaten plangebieden Noordoost 259.022 / 478.331

Zuid 256.046 / 476.689

Oppervlakte plangebieden Noordoost 43,5 ha

Zuid 62,5 ha

Binnen het archeologisch bureauonderzoek wordt onderscheid gemaakt in het plangebied en het onderzoeksgebied. Het plangebied is het gebied waarin bodemingrepen gepland zijn. De ligging hiervan is weergegeven in figuur 1. Het onderzoeksgebied omvat het plangebied en een deel van het direct omringende gebied en wordt bij het onderzoek betrokken om tot een beter inzicht te komen in de archeologische en bodemkundige situatie in het plangebied. Het onderzoeksgebied beslaat het plangebied en een deel van het omringende gebied, binnen dit kader in een straal van 500 meter.

Binnen dit onderzoek is sprake van een tweetal plangebieden, namelijk plangebied Zuid en plangebied Noordoost. Beide gebieden liggen in het agrarisch buitengebied ten noorden van de bebouwde kom van Enschede, aan weerszijden van de Luchthaven Twente. In de plangebieden zullen in de toekomst bodemingrepen worden gepland in het kader van een betere ruimtelijke aansluiting van de EHS Luchthaven op de directe omgeving (Enschede-Noord). Het plangebied Zuid kent daarbij een

oppervlak van circa 62,5 ha, plangebied Noordoost heeft een omvang van circa 42,5 ha. De ligging van beide plangebieden is weergegeven in figuur 1.

(9)

9 Figuur 1: Ligging van de plangebieden Zuid en Noordoost. De begrenzing van beide is weergegeven met rode lijnen.

(10)

10

4. Consequenties toekomstig gebruik

Kader Ruimtelijke procedure

Planvorming Herinrichtingswerkzaamheden, aanleggen c.q.

verbreden van sloten (beken), het aanleggen van poelen en herbeplanting

Bodemverstorende werkzaamheden Graafwerkzaamheden

In de plangebieden zijn in het kader van de aansluiting van de EHS Luchthaven op de

landschapsinrichting Enschede-Noord graafwerkzaamheden gepland ten behoeve van de verbreding van enkele watergangen (beeklopen) en herbeplantingen in het gebied. Het doel is om daarmee

“nieuwe natuur” te realiseren, zodat de luchthaven landschappelijk-ecologisch goed aansluit op de directe omgeving ervan. Voor plangebied Zuid zijn de exacte aard en omvang van de voorgenomen maatregelen nog niet bekend. Voor plangebied Noordoost zijn daarentegen wel reeds enkele

varianten opgesteld. Deze varianten zullen niet in detail worden beschreven, maar zijn terug te vinden in bijlage 1. De maatregelen, die in het gebied zullen worden getroffen zijn daarentegen wel hetzelfde en zijn daarom in tabel 1 opgesomd.

Tabel 1: Overzicht van de geplande werkzaamheden in plangebied Noordoost.

Maatregel Geplande ingrepen 1 Het dempen van grachten

2 Afgravingen ten behoeve van gradiëntzones langs beken (in combinatie met dempen van grachten)

3 Opruimen van hekwerk

4 Opruimen beplantingen aan de randen

5 Aanleg van een greppel en/of het verondiepen van de watergang langs het perceel Reuver

6 Opschonen van de sloten

7 Aanleggen van passages van de wegen in het plangebied met de daar gelegen beken

(11)

11

5. Beleidskader

Onderzoekskader Ruimtelijke procedure

Beleidskader Gemeentelijk beleid van Enschede

Gemeentelijk beleid van Oldenzaal Gemeentelijk beleid van Dinkelland

Onderzoeksgrens Divers

In 1992 heeft Nederland het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend; ook wel het Verdrag van Malta of Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het is ondertekend. Het Verdrag is in 1998 geratificeerd en op 1 september 2007 via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) geïmplementeerd. De Wamz is een wijzigingswet en omvat een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet. Vanuit de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) bestaat sindsdien een verplichting om bij de voorbereiding van bestemmingsplannen alle ter zake doende belangen mee te wegen. In feite is de Wamz een concrete invulling van deze verplichting en een verbreding van de zorgplicht voor archeologische waarden in het milieubeheer.

Het archeologiebeleid van de gemeenten Enschede, Oldenzaal en Dinkelland is vastgelegd in een beleidsnota met daarbij een archeologische verwachtingskaart en een beleidskaart. Op de

verwachtingskaarten is per zone vastgelegd welke archeologische verwachting een gebied heeft. De beleidskaart verwoordt vervolgens welke mate van inspanning in het kader van een planprocedure vereist is in dat gebied.

Het plangebied Zuid heeft op de gemeentelijke verwachtingskaart van Enschede grotendeels een lage archeologische verwachting. In het noorden en in het zuiden is daarentegen een zone aanwezig die een middelhoge tot hoge archeologische verwachting heeft. Delen van het gebied zijn echter wel naar verwachting verstoord. Een uitsnede van deze kaart met daarop het plangebied Zuid is weergegeven in bijlagen 2a en 3a. Op grond van het gemeentelijk beleid zijn de gebieden met een lage

archeologische verwachting niet onderzoeksplichtig: er zijn namelijk geen vrijstellingsgrenzen gedefinieerd aan dit gebied. Voor de gebieden met een middelhoge en hoge archeologische verwachting, op de beleidskaart aangeduid als “archeologisch onderzoeksgebied b”, zijn wel vrijstellingscriteria geformuleerd. Wanneer ingrepen in deze gebieden niet groter zijn dan 500 m2 en niet dieper reiken dan 50 cm –Mv, is archeologisch onderzoek niet verplicht. Dit geldt overigens zowel voor gebieden die als verstoord zijn aangemerkt als voor gebieden die niet als verstoord zijn

aangemerkt (Bijlage 2a, 3a).

Het plangebied Noordoost ligt in de gemeenten Enschede, Oldenzaal en Dinkelland. Hierdoor zijn drie gemeentelijke archeologische beleidskaarten op dit plangebied van toepassing. Deze zijn in bijlagen 2b en 3b opgenomen. Voor wat betreft het Enschedese deel geldt grotendeels een lage archeologische verwachting. In het zuidelijk deel van het plangebied is een zone aangegeven met een middelhoge en deels ook onbekende archeologische verwachting. De lage verwachtingsgebieden hebben op grond van het gemeentelijk beleid geen onderzoeksplicht. Aan gebieden die op de beleidskaart een

onbekende verwachting hebben, zijn geen voorschriften gekoppeld. Voor deze plekken is het daarom relevant een verwachting vast te stellen, alvorens sprake is van een onderzoeksinspanning.

(12)

12 Aan het deel van het plangebied, dat op het gemeentelijk grondgebied van Oldenzaal ligt, is

grotendeels een lage archeologische verwachting toegekend. Een deel daarvan is gebaseerd op de ligging in een beekdal. Alleen in het noordelijk deel van het plangebied is sprake van een zone met een hoge archeologische verwachting. Op grond van het Oldenzaals beleid zijn eveneens aan de lage verwachtingszones geen beleidsvoorschriften gekoppeld. Alleen voor de zones met een hoge verwachting geldt dat, wanneer ingrepen groter zijn dan 250 m2, een verplichting tot archeologisch onderzoek van toepassing is.

Tot slot heeft het deel van het plangebied dat in Dinkelland ligt een middelhoge archeologische verwachting. In deze gemeente geldt een archeologische onderzoeksplicht voor bodemingrepen dieper dan 40 cm –Mv en groter dan 5.000 m2.

(13)

13

6. Landschap, geomorfologie en bodem

Archeoregio Oostelijk zandgebied

Geomorfologie Bodem

Plangebied Zuid 3L6 Beekeerdgronden (kpZg23)

Veldpodzolgronden (Hn21)

Plangebied Noordoost 3L6, 2R2 Veldpodzolgronden (Hn21)

Maaiveld Resp. tussen +27,5 m NAP en 35,5 m NAP

Grondwater III, IV, V

Landschapsgenese

De plangebieden liggen in het oostelijk zandgebied, een gebied dat ingeklemd ligt tussen de Gelderse IJssel en de Oude IJssel (Berendsen, 2005). Van Beek (2010) schrijft het gebied specifiek toe aan het stuwwal- en smeltwaterlandschap van Twente-Oost. Dit gebied kenmerkt zich door een sterk variërend reliëf, hetgeen hoofdzakelijk het gevolg is geweest van de bedekking van het gebied door landijs in de voorlaatste IJstijd (het Saalien, 200.000 tot 130.000 jaar geleden). Bij de uitbreiding van dit landijs zijn Tertiaire afzettingen en keileem opgestuwd die tot de vorming van stuwwallen hebben geleid, waaronder die in de omgeving van Enschede. Onder het landijs heeft zich een dik pakket keileem gevormd, dat als grondmorene onder het ijs is afgezet. Keileem is een sterk zandige tot uiterst siltige klei, dat grind en (vuur-)steen bevat. Het betreft over het algemeen slecht gesorteerd sediment en het is zeer compact qua structuur. Geologisch gezien wordt het tot het Laagpakket van Gieten gerekend (als onderdeel van de Drenthe Formatie, De Mulder e.a., 2003). In Twente en in de Achterhoek komen lokaal vrij dikke pakketten keileem voor en het wordt zelfs aangetroffen op de stuwwallen.

Hoewel in de daarop volgende ijstijd (het Weichselien, 120.000 tot 15.000 jaar geleden) het gebied niet met ijs bedekt is geweest, is het klimaat wel van invloed geweest op de vorming van het landschap. Nederland kende toen een zeer koud en droog klimaat, waardoor sprake was van een schaars begroeid landschap. De wind had hierin vrij spel en verstoof vanuit drooggevallen rivier- en beekbeddingen grote hoeveelheden zand. Dit zand werd op grote schaal als dekzand in het oostelijk zandgebied afgezet, onder meer langs de randen van de stuwwallen. Het reliëf werd gekenmerkt door vlakke, afvoerloze depressies en dekzandkopjes, afgewisseld met langgerekte ruggen en welvingen (Berendsen, 2005). De ruggen en koppen zijn vaak duidelijk te herkennen in het landschap, doordat ze vaak meer dan 1,5-2,0 m boven hun omgeving uitsteken. De welvingen zijn daarentegen minder geaccidenteerd.

Het dekzand bestaat over het algemeen uit fijnkorrelig, kalkloos, goed gesorteerd zand. Geologisch gezien wordt het gerekend tot het Laagpakket van Wierden (als onderdeel van de Formatie van Boxtel;

De Mulder e.a., 2003). De afzetting van het dekzand vond plaats in verschillende fasen, waarbij bij verminderde aanvoer fijner sediment kon worden afgezet en zelfs bodemvorming kon optreden.

Vooral op de overgang tussen het Jonger Dekzand I en II, die tijdens de twee laatste verstuivingsfasen zijn gevormd (in het Vroege en Late Dryas) is op bepaalde plaatsen een dunne bodem aanwezig. Deze begraven vegetatiehorizont staat bekend als de Laag van Usselo en heeft zich gevormd op het

voormalig landoppervlak in het Allerød-interstadiaal (circa 13.000 tot 12.000 jaar geleden; Berendsen, 2005).

(14)

14 Met het verbeteren van het klimaat aan het begin van het Holoceen (circa 10.000 jaar geleden tot heden), raakte het dekzand begroeid, waardoor het minder gevoelig werd voor erosie. Er ontstond zodoende een landschap dat bestond uit dichtbegroeide zandruggen en -koppen met daaromheen vochtige, laaggelegen delen, waar verschillende beken stroomden. Ook ontwikkelde zich op veel plaatsen veen, hoofdzakelijk bestaande uit moerasbosveen, dat geologisch tot het Laagpakket van Singraven behoort (als onderdeel van de Formatie van Boxtel, De Mulder e.a., 2003). Daar waar sprake was van een slechte drainage als gevolg van de aanwezigheid van keileem, kon veenmosveen tot ontwikkeling komen (als onderdeel van het Laagpakket van Griendtsveen). Dit veen is voor het grootste deel afgegraven voor de turfwinning. Daar waar dat niet gebeurd is, zijn de oorspronkelijke veenkussens als gevolg van de ontwatering verloren gegaan (Berendsen, 2005).

Geomorfologie

In de directe omgeving van de plangebieden is sprake van een diversiteit aan landschapsvormen. Het onderzoekgebied bevindt zich namelijk op de westelijke flank van de stuwwal van Enschede, op de overgang naar het lager gelegen dekzandgebied, dat bestaat uit gordeldekzandruggen en al dan niet verspoelde dekzandvlakten. Het landschap is daarbij doorsneden door diverse beken, die hun oorsprong vanaf de stuwwal kennen en water in dalen naar lager gelegen delen van het terrein vervoerden. Een kaartuitsnede van de geomorfologische kaart van beide plangebieden en hun directe omgeving is terug te vinden in bijlagen 4a en 4b.

Plangebied Zuid

Het plangebied Zuid ligt op grond van de geomorfologische kaart volledig in een zone met gordeldekzandwelvingen (kaartcode 3L6, bijlage 4a). Het daadwerkelijk voorkomen van

dekzandwelvingen is echter beperkt. Op grond van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) valt met name op dat in het plangebied sprake is van een aflopend reliëf in westelijke richting en dat in het zuidoostelijk deel sprake is van een relatief hoger gelegen deel (bijlage 5a). Mogelijk is dit een

dekzandwelving of –rug. In het zuidwestelijk deel van het plangebied lijkt een beekloop aanwezig te zijn (kaartcode 2R2). Dit is de Elsbeek. Deze is echter niet zichtbaar waar te nemen op het AHN (bijlage 5a). Tenslotte is in het oostelijk deel een gebied gekarteerd als een vlakte van gordeldekzanden.

Getuige de vorm en omvang van het terrein en het ontbreken van variatie in reliëf aan het maaiveld is deze vlakte echter vermoedelijk ontstaan als gevolg van graafwerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de luchthaven Twente.

Plangebied Noordoost

Plangebied Noordoost ligt direct aan de voet van de stuwwal (kaartcodes 11B3/4 en 14B4). Dit beeld is duidelijk af te leiden op grond van de geomorfologische kaart in bijlage 4b. De stuwwal van de

Lonnekerberg grenst daarbij direct in het zuiden aan het plangebied. De ligging van de stuwwal is op grond van het AHN duidelijk te herkennen. In het plangebied zelf ligt voornamelijk in een zone met gordeldekzand met daarin welvingen. Welvingen zijn daarbij op grond van het AHN niet herkend (bijlage 5b). Wel is een sterke aflopende helling in westelijke richting in het plangebied waar te nemen.

Op de geomorfologische kaart is tenslotte te zien dat in het noordelijk deel van het plangebied een beekdal aanwezig is. Dit is het beekdal van de Deurninger beek en de ligging ervan is eveneens op basis van het AHN te herkennen.

(15)

15 Bodem

De plangebieden liggen op de bodemkaart in zones waar beekeerdgronden en veldpodzolgronden verwacht worden (respectievelijk bodemkaartcodes kpZg23 en Hn21). Welk bodemtype exact in welk plangebied aanwezig is, is terug te vinden in bijlage 6a en 6b.

De beekeerdgronden, die alleen in plangebied Zuid aanwezig zijn, zijn de meest laaggelegen

zandgronden in het pleistocene deel van Nederland. Ze hebben een zwarte, wat roestige bovengrond, die meestal een dikte heeft van 25 tot 35 cm. De ondergrond bestaat uit grijs, roestig zand, hoewel dieper het niet goed doorluchte deel blauwachtig grijs is. Doordat ze veel in de meest laaggeleggen terreindelen worden aangetroffen, waaronder beekdalen, kan het bovenste deel van het profiel kleiig zijn (De Bakker, 1966). De toevoeging –k wijst er hier op dat in plangebied Zuid een kleidek aanwezig is van minimaal 15 tot 40 cm dikte.

Veldpodzolgronden, die verder in beide plangebieden wijd verbreid verwacht worden, zijn over het algemeen laag gelegen zandgronden, die een humeuze bovengrond hebben met een dikte van maximaal 30 cm. Daaronder is een inspoelingslaag aanwezig, die als gevolg van de inspoeling van humusstoffen bruin gekleurd is (een B-horizont). Af en toe is tussen de bovenlaag en de

inspoelingshorizont sprake van een loodzandlaag (een AE-horizont). De veldpodzolgronden komen veelal voor in de lage heidevelden, die nu vrijwel alle ontgonnen zijn (de Bakker, 1966).

Grondwater

De grondwatertrappen in het plangebied variëren tussen III, IV en V. Dit betekent over het algemeen dat er sprake is van relatief vochtige tot natte gronden (waarbij de gemiddeld hoogste

grondwaterstand binnen 40 cm –Mv wordt aangetroffen en de gemiddeld laagste grondwaterstand binnen 120 cm –Mv) en vochtig tot droge bodems (waarbij de gemiddeld hoogste grondwaterstand . Vanuit archeologisch oogpunt betekenen dergelijke grondwaterstanden, dat zowel organische (zaken als leer, hout) als anorganische resten goed in de bodem geconserveerd kunnen zijn gebleven, hoewel organische zaken door een wisselingen in de grondwaterstand wel enigszins kunnen zijn aangetast (bij grondwatertrappen IV en V).

(16)

16

7. Archeologische waarden

Wettelijk beschermd monument Nee

AMK terrein Nee

Archeologische verwachting Gemeentelijk beleid IKAW

Plangebied Zuid Middelhoog | Laag (vergraven) Laag

Plangebied Noordoost Middelhoog | Laag | Hoog Laag

Archeologische

waarnemingen/vondstmeldingen

Geen

De twee plangebieden hebben volgens het centraal archeologisch informatiesysteem (ARCHIS-2) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geen archeologisch wettelijk beschermde status en zijn ook niet opgenomen op de Archeologische MonumentenKaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart

Archeologische Waarden (IKAW) is aan beide plangebieden een lage archeologische verwachting toegekend (bijlage 7a en 7b). De IKAW is echter alleen gebaseerd op de bodemkaart en kent alleen aan droge tot zeer droge gronden een hoge verwachting toe. Deze verwachtingen houden dan ook geen rekening met eventuele gebiedsspecifieke landschappelijke kenmerken. In het geval van het gebied ten noorden van Enschede kunnen kleine welvingen aanwezig zijn die vanwege een relatief hoge ligging, in een over het algemeen laag en nat gebied, juist erg aantrekkelijk kunnen zijn geweest voor (pre-)historische gemeenschappen. Daarom is op de gemeentelijke archeologische

verwachtingskaart van Enschede en Oldenzaal aan delen van de plangebieden een middelhoge tot hoge archeologische verwachting toegekend. Aan de overige delen is een lage archeologische verwachting toegekend. Deze verwachtingswaarde is vermoedelijk gebaseerd op de lage en natte ligging van deze gebieden (Bijlage 2a, 2b, 3a en 3b).

Waarnemingen, vindplaatsen en onderzoek

In alle plangebieden zijn in het verleden, voor zover bekend, geen archeologische waarnemingen gedaan en heeft niet eerder archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Wel zijn in de directe omgeving van plangebied Noordoost archeologische waarnemingen gedaan. Deze zijn uiteengezet in tabel 2. De ligging van deze specifieke waarnemingen is terug te vinden in bijlage 7a en 7b. In de directe omgeving van plangebied Zuid zijn geen eerdere waarnemingen gedaan.

(17)

17 Tabel 2: Overzicht van de nabij de plangebieden aanwezige waarnemingen uit ARCHIS-2.

ARCHIS-code Plangebied Afstand tot plangebied (windrichting)

Omschrijving

2780 Noordoost 680 m (W) De waarneming betreft de vondst van een fragment van een vuurstenen

Scandinavische dolk. De dolk dateert vermoedelijk uit de periode Laat Neolithicum – Midden Bronstijd en is aangetroffen bij niet-archeologische graafwerkzaamheden in 1925, vermoedelijk bij de aanleg van het vliegveld.

2924 Noordoost 260 m (N) Ten noorden van plangebied Noordoost is in 1973 een hoeveelheid vuursteenafslagen, - kernen, handgevormd aardewerk en een fragment van een golfbandbekerpot, die alle dateren uit het Laat Neolithicum (specifiek de periode 2.850 tot 2.450 v.

Chr.). Het vondstmateriaal maakt deel uit van de collectie van het toenmalige Rijksmuseum Twenthe. Hoe de verwerving van het materiaal heeft plaatsgevonden is niet bekend, evenmin of er sprake is van een nederzetting daar. De aard en concentratie van het materiaal, dat gevonden is, doen dit echter wel vermoeden.

2910 Noordoost 300 m (N) De waarneming omvat de vondst van bewerkt vuursteen, aardewerk en een hamerbijl uit het Neolithicum en een beker van de zogenaamde Wikkeldraad-cultuur, daterende uit de vroege Bronstijd. Deze vondsten zijn afkomstig uit het

Rijksmuseum Twenthe, waardoor hierover informatie over de manier van verwerving ontbreekt. Een nederzetting is echter zeer waarschijnlijk, gezien de nabije ligging van waarneming 2924.

2926 Noordoost 850 m (Z) Deze waarneming betreft de vondst van twee hamerbijlen, waarvan er een het type Fels-Rechteck is. De bijl dateert

vermoedelijk uit het midden Neolithicum tot in de Bronstijd en is aangetroffen bovenop de Lonnekerberg. Hoe exact de verwerving heeft plaatsgevonden is niet bekend, aangezien alleen vermeld staat dat de vondsten in het bezit zijn van de collectie van het museum Twenthe.

(18)

18 Er hebben eveneens diverse archeologische onderzoeken in de directe omgeving van de plangebieden plaatsgevonden. Er is echter alleen een rapport van de resultaten beschikbaar van het

bureauonderzoek wat betreft de archeologische verwachting op het vliegveld zelf. Dit biedt geen aanvullende inzichten in de specifieke verwachtingspatronen in beide plangebieden. De

veldonderzoeken zijn vooralsnog niet afgemeld in ARCHIS-2, waarbij de resultaten dus nog niet zijn vrijgegeven. In de omgeving van beide plangebieden heeft verder geen archeologisch onderzoek plaatsgevonden.

Conclusie

Samengevat zijn er op basis van de aangetroffen vondsten nagenoeg uitsluitend waarnemingen gedaan, die op activiteiten in of vlak na de steentijd duiden. Opvallend zijn daarbij de vondst van twee stenen bijlen uit het Neolithicum en Late Bronstijd en het Neolithisch aardewerk ten noorden van het plangebied. Opvallend aan de vondsten is, dat ze als concentratie alle afkomstig zijn van relatief hoger gelegen delen in het landschap (vlakbij dekzandruggen, kaartcode 3K16), waardoor de kans dat de vondsten te relateren zijn aan een nederzetting ter plaatse groot is. De hoger gelegen delen in een landschap vormden immers vanwege een relatief drogere ligging aantrekkelijke plaatsen voor prehistorische samenlevingen. Uitzondering hierop vormt de losse vondst van een bijl

(waarnemingsnummer 2780). Deze wijst in een relatief laag gelegen gebied vermoedelijk niet op de aanwezigheid van een nederzettingsterrein ter plekke. Bijlen kunnen namelijk ook op zichzelf staande vondsten zijn, indien deze ritueel zijn gedeponeerd. Dergelijke rituele deposities hebben vaker in beekdalen en veengebieden in het oostelijk zandgebied plaatsgevonden (onder meer Van Beek, 2010).

(19)

19

8. Huidig gebruik, historische situatie en bodemverstoringen

Landschapstype Oostelijk zandgebied

Historische bebouwing Nee

Historisch gebruik Heide

Huidig gebruik Agrarisch (grasland | akkerland)

Bodemverstoringen Onbekend

Historische achtergronden

Beide plangebieden maken grotendeels deel uit van het voormalige Lonnekermarke. Plangebied Zuid ligt daarbij voor een deel in Groot Driene en Noordoost in Oldenzaal. Het grondgebied van Enschede was in de middeleeuwen onderverdeeld in een vijftal marken, waarvan de ligging terug te zien is in figuur 2. Een marke is een van oorsprong middeleeuws collectief van boeren dat gezamenlijk het gebruik en beheer van hun gemeenschappelijke gronden regelden. Meestal is een marke daarbij gekoppeld aan een of meerdere buurtschappen. Deze systematiek van is onder meer kenmerkend voor de Saksische zandgronden, waaronder Twente. De marken reguleerden onder meer de ontginningen van woeste gronden binnen de grenzen ervan.

Groot Driene en Lonneker zijn als toponiemen reeds terug te voeren in de 10e eeuw, waar gesproken wordt van Thrinon en Loningheri. De Lonnekermarke bestaat hoofdzakelijk uit drie escomplexen, grote aaneengesloten akkergronden, namelijk de Lonnekeres, de Roolvinkes en de Linderzijde, Groot Driene uit Driene, Hasselo en Woolde. Naast deze essen zijn ook tal van lokale akkers en ontginningen aanwezig binnen deze marke, die in het noordelijk deel van de Marke (waaronder in het plangebied) gezorgd hebben voor het ontstaan van een kampenlandschap daar. De Lonnekermarke bestond in totaal uit 29 volgewaarde en 11 halfgewaarde erven. De Grote Driene uit 21 erven. De gezeten erven zijn overigens veelal erven waarvan de oorsprong reeds teruggaat tot in de Late Middeleeuwen, mogelijk zelfs de Vroege Middeleeuwen. Deze erven staan alle vermeld in onder andere het Schattingregister uit 1475 en het Verpondingsregister van 1601.

(20)

20 Historische situatie

Plangebied Zuid1

De oudst geraadpleegde kaart met betrekking tot het historisch grondgebruik in het plangebied dateert uit de periode 1773 tot 1794 (Hottinger-kaart, bijlage 8a). Op de Hottingerkaart (1773-1794) is te zien dat in en rondom het plangebied op een viertal plaatsen boerenerven aanwezig zijn geweest.

Om deze erven lagen kleine akkers, die beperkt waren in omvang (zogenaamde kampen). De ligging van deze boerderijen is weergegeven in bijlage 8a. De rest van het plangebied is woeste grond en begroeid met heide. Dit beeld verandert niet op de kadastrale Minuut, die dateert uit de periode 1811-1832. Op grond van de bijlage van deze laatstgenoemde kaart, de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel (OAT) blijkt dat het erf in het zuidelijk deel van het plangebied in bezit is van Jan Hendrik Assink.

De boerderijen, die op de respectievelijk op de zuidwest- als de noordwestgrens van het plangebied liggen, zijn dan in het bezit van Jan Walhof en Jannes Hevink. De boerderij in het noorden van het plangebied is van Berend Gerberink. Een overzicht van de ligging van de boerderijen is terug te vinden in bijlage 9a. Overig kaartmateriaal uit het begin van de 19e eeuw is voor dit gebied niet in de

rapportage opgenomen doordat het plangebied Zuid versnipperd werd over meerdere kaartbeelden.

Op grond van de kaarten is echter vastgesteld dat de gebiedsinrichting van het plangebied vanaf het begin van de 19e eeuw tot op kaartmateriaal uit 1918 niet veranderd is. Ook de boerderijen in het plangebied zijn alle nog steeds aanwezig, in tegenstelling tot het plangebied Noordoost. Op kaartmateriaal uit respectievelijk 1935 en 1936 is te zien dat delen van het plangebied in gebruik genomen zijn als weiland, hoewel delen ook nog als heide in gebruik zijn. Alle boerderijen zijn

eveneens nog aanwezig. Dit beeld verandert vanaf in de Tweede wereldoorlog. Op 10 mei 1940, bij de

1 De historische sociëteit is vooralsnog bezig i.s.m. de boerderijencommissie te achterhalen hoe oud deze erven zijn. De resultaten van dit onderzoek zijn voorbehouden voor het definitieve rapport.

Figuur 2: Geschematiseerde ligging van de verschillende marken in Enschede. Beide plangebieden zijn met rode lijnen weergegeven (bron: Stichting Historische Societeit Enschede-Lonneker).

(21)

21 verovering van Nederland door de Duitsers hield formeel het luchtvaarterrein Twente op te bestaan.

De Duitsers maakten het terrein onklaar, maar vanaf 10 mei veranderde de situatie rondom het vliegveld in hoog tempo. Het zou in gebruik genomen worden als militair Duits vliegveld. Dit had directe gevolgen voor de omgeving van het vliegveld, onder meer voor de boerderijen in het

plangebied. In de eerste instantie nam de bezetter de gebouwen in en rondom het vliegveld in beslag en liet grondarbeiders het veld ontdoen van obstakels. Ook werd de grond geëgaliseerd op het vliegveld. Later, toen sprake was van herziene bouwplannen op het vliegveld door de bezetter hebben de Duitsers de gemeenten opdracht gegeven landbouwers, die nabij het vliegveld woonden, te laten vertrekken en hun landerijen met boerderijen zondermeer te vorderen. Daarbij werd eveneens een bouwverbod afgekondigd binnen een straal van 10 km rondom het vliegveld. Dit gold met name voor de noordkant en de westkant (zoals het plangebied). Alle boerderijen, die op de historische kaarten aanwezig waren, zijn verdwenen. Een opname van de “ontmanteling” van een van de boerderijen in het plangebied Zuid – Erve Gerbert aan de Oude Vliegveldstraat (Erve Gerberink) – is weergegeven in figuur 3 (Roding, 1992). De veranderde gebiedsinrichting is duidelijk te zien op kaartmateriaal uit 1954, waarbij alle bebouwing, die op de voorgaande kaarten aanwezig was, is verdwenen. In plaats daarvan zijn op andere plaatsen nieuwe boerenbedrijven gesticht. Ook de verkaveling in het plangebied is volledig gewijzigd (www.watwaswaar.nl). Dit is later niet meer veranderd, uitgaande van

kaartmateriaal uit 1988 (www.watwaswaar.nl).

Plangebied Noordoost

De oudst geraadpleegde kaart met betrekking tot het historisch grondgebruik in het plangebied dateert uit de periode 1773 tot 1794 (Hottinger-kaart, bijlage 8b). Op deze kaart is te zien dat het plangebied Noordoost nagenoeg volledig uit heidegrond bestaat. Het gebied stond bekend als het Schaddenveld, een heidegebied waar diverse plaggen gestoken werden ten behoeve van

akkerbemesting. Alleen in het zuidelijk deel van het plangebied is een kleine ontginning aanwezig.

Deze behoort tot boerderij Holskotte, die even buiten het plangebied gelegen is. De boerderij is eveneens waar te nemen op de kadastrale Minuut, die dateert uit de periode 1811-1832 (bijlage 9b).

Op deze kaart is voor wat betreft het grondgebruik in het plangebied niets veranderd en is het nog steeds grotendeels woeste grond. Dit beeld verandert in de loop van de 19e en begin 20e eeuw. Een deel van de woeste grond raakt ontgonnen en raakt in gebruik als grasland (bijlage 10 en 11). De boerderij Holskotte en haar akkers is echter in 1905 niet meer aanwezig. In de loop van de eerste helft van de 20e eeuw is nagenoeg het hele gebied in cultuur gebracht (bijlage 12). Dat beeld is daarna ook niet meer veranderd, ook niet toen direct ten westen van het plangebied het vliegveld Twente is aangelegd (bijlage 13).

(22)

22 Figuur 3: Vliegveldweg 200; in maart 1942 werd opdrachtgegeven tot verlaging van de kap van

de boerderij Erve Gerbert. Het gezin Gerbert werd in maart 1944 gedwongen te vertrekken.

Figuur 4: Restanten van Erve Gerbert. De gebouwen blijven in gebruik gedurende de oorlog als onderkomen voor de vliegveldbrandweer. Na de oorlog is alle bebouwing afgebroken.

(23)

23 Huidig gebruik en bodemverstoringen in de plangebieden

Grote delen van de plangebieden zijn lange tijd woeste grond geweest. Slechts delen van het de gebieden waren in gebruik als landbouwgrond. Pas vanaf de ontginning en de kort daarop volgende aanleg van het vliegveld hebben diverse bodemverstoringen plaatsgevonden in het plangebied. De verstoringen hebben vermoedelijk te maken met de egalisatie ten behoeve van het landgebruik en de sloop van de boerderijen in plangebied Zuid in de Tweede Wereldoorlog en de jaren erna. Deze zullen naar verwachting voor verstoring van de oorspronkelijke bodemopbouw hebben gezorgd. Hoe diep is echter niet bekend, evenals of daarmee eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen zijn verdwenen.

Op de gemeentelijke verwachtingskaart van Enschede staan de gebieden waar bodemverstoring voor wordt vermoed, reeds gedeeltelijk weergegeven. Deze zijn terug te vinden in bijlage 3a en 3b. Deze terreinen zijn gebaseerd op een lijst met percelen, die afkomstig is van de Provincie Overijssel, waarvoor een ontgrondingsvergunning is verleend dan wel is geweigerd. Op de verwachtingskaart zijn de locaties van de verleende ontgrondingsvergunningen weergegeven. Overigens dient te worden opgemerkt dat een afgegeven ontgrondingsvergunning niet altijd betekent dat daadwerkelijk grondwerk heeft plaatsgevonden. Een voorbeeld hiervan is het gebied in het zuidelijk deel van plangebied Noordoost. Op de verwachtingskaart staat een deel van het plangebied op de kaart aangegeven met een onbekende archeologische verwachting. Dit heeft te maken met een afgegeven ontgrondingsvergunning voor het gebied. Het is echter niet duidelijk of en in hoeverre de ontgronding daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Op grond van de geomorfologische kaart zou in het plangebied een groeve aanwezig zijn, maar op basis van het geleidelijk verloop van het reliëf in het plangebied op grond van het AHN is daarentegen de verwachting dat de vergraving beperkt is geweest. Verdere aanwijzingen voor bodemverstoring zijn voor de plangebieden niet aangetroffen.

(24)

24

9. Gespecificeerde archeologische verwachting

Kans op archeologische waarden Laag | Middelhoog | Hoog

Periode Mesolithicum – Late Middeleeuwen (Vroege

Nieuwe tijd)

Complextypen Nederzettingen (boerenerven), sporen van

landgebruik, grafvelden

Stratigrafische positie In en op de top van dekzandafzettingen

Diepteligging Binnen 50 cm –Mv

Op basis van het bureauonderzoek is vastgesteld dat de plangebieden in een over het algemeen laag gelegen dekzandlandschap liggen, dat is doorsneden door beken. Binnen dit landschap kunnen lokaal welvingen voorkomen door het voorkomen van dekzandruggen. Deze welvingen vormen in een overwegend vochtig landschap aantrekkelijke vestigingslocaties voor (pre-)historische samenlevingen, met name wanneer deze vlakbij beeklopen hebben gelegen (in de dalen). Getuige het aangetroffen vondstmateriaal rondom de plangebieden is naar verwachting het gebied met name bewoonbaar geweest in de periode Neolithicum en Bronstijd. Vanaf het einde van het Neolithicum trad sterke vernatting op, waarna het dekzandlandschap vanuit de lagere delen geleidelijk werd begraven (vanaf het Atlanticum, circa 7000 jaar geleden). Op de hogere delen is daarom mogelijk IJzertijd en Romeinse tijd aanwezig, hoewel hiervan in de omgeving van het plangebied geen concrete aanwijzingen bekend zijn. De hoger gelegen delen van het landschap hebben daarom een middelhoge archeologische verwachting gekregen op het aantreffen van nederzettingsresten.

De beekdalen van de voorgangers van de Deurningsebeek en de Elsbeek (als onderdeel van het Dinkeldalsysteem) hebben een lage archeologische verwachting voor bewoningssporen na het Neolithicum. Sporen van landgebruik, zoals greppels en knuppelwegen, maar ook rituele deposities en nederzettingsafval vanaf de Bronstijd kunnen in die gebiedsdelen wel worden verwacht. Op het vliegveld Twente is een stenen bijlen gevonden, die niet in verband gebracht kon worden met een nederzetting. Bijlen in een drassig, vochtig gebied kunnen namelijk ook (ritueel) zijn gedeponeerd. Het voorkomen van dergelijke zaken is lastig, met name met betrekking tot rituele deposities. Er kunnen in ieder geval archeologische resten in een beekdal aanwezig zijn op het moment op een aanliggende rug of plek nederzetting heeft plaatsgevonden. Delen van het beekdal, die aan een dergelijke rug of plek grenzen, hebben daarom eveneens een middelhoge archeologische verwachting gekregen.

Tenslotte zijn met name in het plangebied Zuid op historische kaarten enkele boerenerven aanwezig geweest in de 18e en begin 19e eeuw, namelijk Erve Gerberink, Erve Hevink, Erve Assink en Erve Walhof. Ook nabij plangebied Noordoost heeft een dergelijk erf gelegen (Erve Holskotte). Al deze erven zijn in de loop van de 19e en 20e eeuw verdwenen, degene in plangebied Zuid alle ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, die nabij plangebied Noordoost reeds in het einde van de 19e eeuw. In een relatief vochtig en laaggelegen kampenlandschap, waar de hoger gelegen gronden, die geschikt waren voor akkerbouw beperkt en versnipperd waren, vond relatief weinig verplaatsing van nederzettinggen plaats. Veel van deze boerenerven kennen daarom reeds een oorsprong die dateert in de Late Middeleeuwen, in sommige gevallen zelfs tot in de Vroege Middeleeuwen (zoals is aangetoond bij diverse archeologische onderzoeken op andere plekken in Twente (Haaksbergen; Nales, 2013).

Wanneer sprake is van een middeleeuwse voorganger, dan is het de verwachting dat resten ervan zich binnen een straal van circa 200 m rondom dat erf zich bevinden. Daarom zijn aan deze zones een hoge archeologische verwachting toegekend.

(25)

25 Op grond van bovenstaande informatie is voor beide plangebieden een gespecificeerde

verwachtingskaart opgesteld met daarin de verwachtingspatronen die op basis van de verzamelde informatie zijn verkregen. Deze kaart is opgenomen in bijlage 13.

Stratigrafische positie en fysieke kwaliteit

Het archeologisch relevante niveau voor wat betreft Mesolithicum – Romeinse tijd ligt vlak onder het maaiveld en wordt gevormd door de top van de dekzandafzettingen op de (flanken van) hogere plekken in het plangebied. Hierin kunnen sporen van bodemvorming aanwezig zijn, die indicatief zijn voor de mate van intactheid van eventuele archeologische resten. Ook kunnen resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd aanwezig zijn, die in de top van het dekzand of in een cultuurlaag erop worden verwacht. In de wat lager gelegen delen van het terrein ligt het dekzand begraven onder een pakket humeuze zandige klei of kleiig restveen, waarin archeologische resten aanwezig kunnen zijn in de vorm van afvallagen. Ook kan ter plaatse van dekzandwelvingen lokaal een plaggendek aanwezig zijn, met name ter plaatse van de (voormalige) oude bouwlanden in het gebied. De aanwezigheid van een dergelijk dek kan voor een goede conservering van archeologische resten in de top van de dekzand hebben gezorgd, doordat deze beschermd konden blijven tegen (sub)recente verstoring (zoals (diep-)ploegen). Daarentegen is het tevens de verwachting dat als gevolg van landbewerking en egalisatie (onder meer tijdens de Tweede Wereldoorlog) delen van het bodemprofiel (en mogelijk ook eventuele archeologische resten) zullen zijn aangetast of mogelijk volledig zijn verdwenen.

Complextypen

In het plangebied worden zowel nederzettingsresten als sporen van landgebruik verwacht.

Nederzettingsterreinen uit de periode Neolithicum – Late Middeleeuwen (Vroege Nieuwe tijd) kenmerken zich door de aanwezigheid van vondst- of cultuurlaag (afhankelijk van de mate van intactheid van de bodem). De dikte en uitgesprokenheid van een dergelijke laag hangt af van de langdurigheid en intensiteit van bewoning op die plek. Voor de periode IJzertijd tot en met de Romeinse tijd zijn in en rondom het plangebied geen waarnemingen aanwezig, maar voor wat betreft de Middeleeuwen en Nieuwe tijd is de kans op een dergelijke laag in de directe omgeving van de erflocaties aanwezig. De voormalige erven, die in het plangebied aanwezig waren kunnen namelijk onafgebroken terug te herleiden tot in de Middeleeuwen. Daarentegen zullen sporen van kortstondige bewoning, landgebruik en grafvelden uit de Neolithicum – Late Middeleeuwen zich kenmerken door (kleinschalige) grondsporen in plaats van de aanwezigheid van vondstmateriaal of een laag. Over de aanwezigheid van deze complexen kunnen enkel uitspraken gedaan worden op basis van specifieke bodemkenmerken en de mate van intactheid van de bodem.

Nederzettingsresten uit de Steentijd (i.e. het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum) kenmerken zich als vindplaatsen, die zich als concentraties van bewerkt vuursteen, aardewerk, natuursteen, rode oker, verbrande hazelnootdoppen en verbrand botmateriaal kunnen manifesteren. De vondstconcentraties zijn ontstaan als gevolg van, al dan niet, intensieve activiteiten op een beperkte plek, zoals

jachtkampementen of extractiekampen, waar men zich toelegde op het vervaardigen van vuurstenen pijl- en speerpunten. Dit type vindplaats is zeer kwetsbaar voor secundaire processen, zoals erosie en verspoeling. Tevens zijn deze vindplaatsen beperkt in omvang, waardoor over de aanwezigheid hiervan alleen uitspraken kunnen worden gedaan op basis van de mate van intactheid van de top van het dekzand.

(26)

26

10. Conclusie en Advies

In opdracht van DLG heeft Transect in april 2013 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in twee plangebieden aan weerszijden van de Luchthaven Twente (gemeenten Enschede, Oldenzaal en Dinkelland). De aanleiding voor het onderzoek is een ruimtelijke procedure in het kader van de aansluiting van de ecologische structuren binnen dit gebied op die van de luchthaven en die van het omringende gebied. Daarvoor zullen in beide plangebieden in de nabije toekomst bodemingrepen plaatsvinden, waardoor de oorspronkelijke bodemopbouw en hiermee eventueel aanwezige archeologische resten in het gebied kunnen worden verstoord.

Op basis van het vooronderzoek zijn de volgende conclusies te trekken:

1) Op basis van het bureauonderzoek is vastgesteld, dat beide plangebieden in een overwegend laag gelegen dekzandlandschap liggen, aan de voet van de stuwwal (Lonnekerberg). Het plangebied Noordoost grenst er direct aan, het plangebied Zuid ligt er even van verwijderd. In of langs beide gebieden hebben voorheen vrijstromende beken gelegen, namelijk de Deurningsebeek en de Elsbeek. Binnen dit landschap is echter sprake van lokaal een versnipperd reliëf als gevolg van het voorkomen van welvingen in het dekzand.

2) Op en nabij de welvingen geldt een middelhoge archeologische verwachting voor

nederzettingsresten uit de periode Mesolithicum – Romeinse tijd. In de beekdalen zelf geldt een lage archeologische verwachting voor nederzettingsresten, maar een middelhoge op het aantreffen van nederzettingsafval, sporen van landgebruik en rituele deposities. Mogelijke aanwijzingen voor dit laatste zijn reeds gevonden nabij het plangebied in de vorm van een stenen bijl. Tenslotte bestaat er een archeologische verwachting op het voorkomen van boerenerven uit de Late Middeleeuwen (Vroege Nieuwe tijd). In het plangebied Noordoost is vlakbij het

plangebied een historisch erf aanwezig; in het plangebied Zuid bevinden zich binnen het plangebied vier erven. Binnen een straal van 200 m rondom deze erven bestaat een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van laatmiddeleeuwse erven, of zelfs mogelijk erven uit de Vroege Middeleeuwen.

3) Delen van het plangebied Noordoost staan op de gemeentelijke beleidskaart van Enschede aangegeven als aangetast of verstoord. Er is sprake van vergraving, egalisatie, afgraving en ontgronding. Er is echter geen duidelijkheid in hoeverre deze bodemverstoring heeft

plaatsgevonden, onder meer vanwege de onbekendheid met de daadwerkelijke uitvoer van de verstorende werkzaamheden. De kaart van de gemeente is namelijk gebaseerd op een verleende vergunning, niet op of een ontgronding daadwerkelijk is uitgevoerd.

Samenvattend kunnen de plangebieden worden onderverdeeld in verschillende archeologische verwachtingszones. Deze zijn per plangebied samengevat op plangebiedspecifieke

verwachtingskaarten, die opgenomen zijn in bijlagen 14a en 14b.

Advies

In het kader van de geplande herinrichtingen in beide plangebieden zijn graafwerkzaamheden gepland, die de oorspronkelijke bodemopbouw zullen gaan verstoren. In plangebied Zuid zijn vooralsnog geen details bekend omtrent de werkzaamheden, in plangebied Noordoost zijn reeds enkele varianten beschikbaar.

Op grond van de resultaten van het bureauonderzoek zijn in bijlagen 14a en 14b voor beide plangebieden verwachtingszones aangegeven, waarbinnen archeologische waarden te verwachten

(27)

27 zijn. Het betreffen de zones met een middelhoge en hoge archeologische verwachting. Op het

moment dat binnen deze zones graafwerkzaamheden worden gepland, verdient het aanbeveling deze te onderzoeken op de aanwezigheid van archeologische waarden. Op die plekken wordt dan in de eerste instantie een verkennend archeologisch booronderzoek voorgesteld in combinatie met een veldkartering. Op die manier kan worden bepaald of en in hoeverre de bodem ter plaatse reeds in het verleden verstoord is geraakt. Bij een beperkte verstoringsgraad kan een karterend booronderzoek worden uitgevoerd om eventuele archeologische resten, die zich kenmerken door een hoge

vondstdichtheid of een vondstlaag (onder meer vindplaatsen uit de steentijd en intensief bewoonde nederzettingsterreinen waaronder historische erven) op te sporen.

Voor de gebieden met een lage archeologische verwachting bestaat er in archeologisch opzicht geen bezwaar tegen de voorgenomen werkzaamheden. Voor de locaties waar in de plangebieden

bodemingrepen zijn gepland, geldt namelijk een lage archeologische verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten. Daarom zijn op deze locaties aanvullende maatregelen ten behoeve van de realisatie van de plannen niet nodig.

Onderhavig onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke methoden en inzichten en is erop gericht om de kans op het onverwacht aantreffen dan wel het ongezien vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen.

Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische resten niet gegarandeerd worden. Wanneer bij graafwerkzaamheden toch onverhoopt waardevolle resten worden aangetroffen, dient u deze conform de conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de gemeente en bij de provinciaal archeoloog te melden.

(28)

28

11. Geraadpleegde bronnen

Archeologische kaarten en databestanden:

 Archeologische Monumenten Kaart (AMK), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2007.

 Archeologisch Informatie Systeem II (ARCHIS-2), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2007.

 Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, 3e generatie, IKAW, Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), Amersfoort, 2008.

 www.ahn.nl

 www.ruimtelijkeplannen.nl

 www.watwaswaar.nl

 www.bodemloket.nl

 www.dinoloket.nl

 www.bodemdata.nl

Literatuur:

 Alterra, 2005, de geomorfologische kaart van Nederland, Wageningen

Bakker, H. de, 1966. De subgroepen van het systeem voor bodemclassificatie voor Nederland. In:

Boor en Spade.

Bakker, H. de en J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere niveaus. Wageningen.

Beek, R. van, 2010: Reliëf in Tijd en Ruimte. Interdisciplinair onderzoek naar bewoning en landschap van Oost-Nederland tussen vroege prehistorie en middeleeuwen, PhD-thesis Wageningen

University, Wageningen.

Berendsen, H.J.A., 2000. Landschappelijk Nederland. Assen (Fysische Geografie van Nederland). 2e druk.

Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland).

Vierde, geheel herziene druk.

Roding, A.M., 1992. Van lusten en lasten en ongenode gasten (I) en (II), Sliepsteen 91/9 en 92/5, Historische Sociëteit Enschede-Lonneker, Enschede.

 Maarleveld, G. C. en R. P. H. P. van der Schans, 1961: De dekzandmorfologie van de Gelderse Vallei.

Tijdschr. Kon. Ned. Aardrijksk. Gen. 78, 22-35.

Mulder, E.F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Houten.

Nales, T., 2013. Haaksbergen, Smitterijweg (ong.), Archeologisch bureauonderzoek en

inventariserend veldonderzoek (verkennende en karterende fase), Transectrapport 231, Utrecht

(29)

33

Bijlage 1: Overzicht van de projectplannen

(30)

33

(31)

33

(32)

36

Bijlage 2a: Archeologische beleidskaart van de gemeente Enschede – plangebied Zuid

(33)

37

Bijlage 2b: Archeologische beleidskaart van de gemeente Enschede – plangebied Noordoost

(34)

36 Legenda gemeente Dinkelland

Legenda gemeente Oldenzaal Legenda gemeente Enschede

(35)

36

Bijlage 3a: Archeologische verwachtingskaart van de gemeente Enschede – plangebied Zuid

(36)

36

Bijlage 3b: Archeologische verwachtingskaart van de gemeente Enschede – plangebied Noordoost

(37)

36

Bijlage 4a: Geomorfologische kaart – plangebied Zuid

(38)

37

Bijlage 4b: Geomorfologische kaart – plangebied Noordoost

(39)

38

Bijlage 5a: Actueel Hoogtebestand Nederland – plangebied Zuid

(40)

39

Bijlage 5b: Actueel Hoogtebestand Nederland – plangebied Noordoost

(41)

40

Bijlage 6a: Bodemkaart – plangebied Zuid

(42)

41

Bijlage 6b: Bodemkaart – plangebied Noordoost

(43)

42

Bijlage 7a: Archeologische waarden (IKAW, ARCHIS-waarnemingen, onderzoeks-, vondstmeldingen, monumenten - Zuid)

(44)

43

Bijlage 7b: Archeologische waarden (IKAW, ARCHIS-waarnemingen, onderzoeks-, vondstmeldingen, monumenten - Noordoost)

(45)

44

Bijlage 8a: Historische kaart van Hottinger (1773-94) – Plangebied Zuid

(46)

45

Bijlage 8b: Historische kaart van Hottinger (1773-94) – Plangebied Noordoost

(47)

46

Bijlage 9a: De kadastrale situatie in de periode 1811-1832 – plangebied Zuid

(48)

47

Bijlage 9b: De kadastrale situatie in de periode 1811-1832 – plangebied Noordoost

(49)

48

Bijlage 10: Topografische kaart uit 1905 – plangebied Noordoost

(50)

49

Bijlage 11: Topografische kaart uit 1918 – plangebied Noordoost

(51)

50

Bijlage 12: Topografische kaart uit 1935 – plangebied Noordoost

(52)

51

Bijlage 13: Topografische kaart uit 1988 – plangebied Noordoost

(53)

52

Bijlage 14a: Archeologische verwachtingskaart – plangebied Zuid

(54)

53

Bijlage 14b: Archeologische verwachtingskaart – plangebied Noordoost

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De rechtszekerheid betreffende het al dan niet bouwen/verkavelen ontstaat door het advies dat wordt uitgebracht door de gemachtigde ambte- naar na een meervoudige toetsing aan in

Voor zover er wel werd geadviseerd door de ouders, werden de ambachtelijke beroepen het meest aangeraden (31%)« Het landarbeidersberoep werd veel min- der vaak aangeraden (11%).

Als de ionsterkte van het monster niet bekend is, wat meestal het geval zal zijn, kan met deze methode de nitraatconcentratie niet nauwkeurig worden bepaald.. Wel kan de

Concreet betekent dit dat anno 2002 de vrouwen die samenwonen met een partner maar (nog) geen kinderen hebben de meest actieve onder de Vlaamse vrouwen (25-39 jaar) zijn: 87% van

Als S niet op het lijnstuk AC ligt, en dús gelegen is op het verlengde van AC of van CA, dan tekenen we op de positie van het punt X het (voorwaardelijke) punt Y.. We zien dat

Obesity-induced metabolic abnormalities have been associated with increased oxidative stress which may play an important role in the increased susceptibility to myocardial

Het Zorginstituut berekent het gemiddeld marktresultaat door voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen het herbere- kende normatieve bedrag kosten van

Vorige week zaterdag schoot een blanke politieman de ongewapende zwarte jongen Michael Brown dood. Ferguson, een voorstad