• No results found

Basistekst decreet organisatie opvoedingsondersteuning

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Basistekst decreet organisatie opvoedingsondersteuning"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Basistekst decreet opvoedingsondersteuning

Inleidend

*In deze basistekst wordt een visie ontwikkeld met betrekking tot de organisatie en implementatie van opvoedingsondersteuning in Vlaanderen. Het moet duidelijk zijn dat een belangrijk uitgangspunt van deze tekst is dat er in Vlaanderen reeds heel wat wordt aangeboden inzake opvoedingsondersteuning door verschillende actoren. Het aanbod is echter versnipperd en de gezinnen weten onvoldoende waar ze terecht kunnen met hun vragen. Via deze tekst doen we een voorstel van organisatie waarbij we maximaal uitgaan van het aanbod dat bestaat vanuit de verschillende actoren. Het is absoluut niet de bedoeling om nieuwe structuren, nieuwe sectoren op te zetten, het is daarentegen de bedoeling om de actoren die rond dit thema werken samen te brengen en zo tot een meer efficiënte organisatie te komen. Een ouderavond van het oudercomité, een thema-avond vanuit het OCMW, een thema-avond vanuit de kinderopvang …zullen niet langer volledig afzonderlijk aangeboden worden, maar best vanuit een samenwerkingsverband waarbij verschillende intiatieven op elkaar afgestemd zijn. De functies inzake opvoedingsondersteuning die verder staan beschreven, zijn dan op zich ook geen nieuwe functies, maar functies die door alle actoren betrokken op opvoedingsondersteuning samen kunnen gerealiseerd worden vanuit hun bestaande aanbod. De Vlaamse Overheid zal middelen inzetten om de samenwerkingsverbanden te stimuleren en te faciliteren.

*Wanneer we het in de tekst hebben over opvoeding, hebben we het over het proces tussen ouders, kinderen en de ruimere context waarbinnen dit proces zich afspeelt. Het is duidelijk dat het hierbij gaat om een complementair en circulair proces: ouders en kinderen vullen elkaar aan in het proces en beïnvloeden ook duidelijk elkaar. Het is geen eenrichtingsrelatie van ouders naar kinderen, maar een relatie waarbij beiden partijen elkaar voortdurende beïnvloeden en ook beïnvloed worden door de ruimere leefomgeving waarin het opvoedingsproces zich afspeelt.

*Inleidend willen we ook duidelijk stellen dat we het opvoeden zien als de eigen verantwoordelijkheid van de ouders. Zij zijn verantwoordelijk voor de opvoeding en zij vullen ook de waarden en normen in van waaruit zij dit opvoedingsproces samen met hun kinderen gestalte geven. De Vlaamse overheid zal enkel faciliterend en ondersteunen optreden opdat ouders en kinderen zo goed mogelijk dit opvoedingsproces gestalte zouden geven in functie van optimale ontwikkelingskansen van de kinderen. De Vlaamse overheid zal zich op geen enkele manier inlaten met waarden en normen.

Wanneer de overheid een aanbod inzake opvoedingsondersteuning invult, zal zij dit doen op basis van erkende wetenschappelijke basisprincipes inzake opvoeding, die vanuit de ontwikkelingspsychologie en pedagogische wetenschappen algemeen erkend zijn. Het gaat hierbij om principes zoals het belang van stimuleren van kinderen, het belang van het bieden van structuur aan kinderen, het belang van positieve communicatie…De overheid zal de ouders ondersteunen om deze principes om te zetten vanuit hun normen en waarden. Voor de overheid zal daarbij maar een norm centraal staan, namelijk het belang van het kind. Als overheid vinden we ook een legitimatie voor de ondersteuning van het opvoedingsproces in het IVRK, waarin vermeld staat dat de overheid verplicht is gezinnen te ondersteunen in functie van het belang van de kinderen.

(2)

Deel 1: Visie op opvoedingsondersteuning

1.1 Wat is opvoedingsondersteuning?

1.1.1 Definitie

Opvoedingsondersteuning bestaat uit al die activiteiten die tot doel hebben om ouders en andere opvoeders1 steun te bieden bij het opvoeden. “Opvoeden” wordt daarbij gezien als een complexe opdracht, beïnvloed door een wisselwerking van factoren. Concreet gaat het om kenmerken van het kind (zoals bijvoorbeeld ontwikkelingsnoden, temperament), kenmerken van de ouder (bijvoorbeeld persoonlijkheid, opvoedingsgeschiedenis, opvattingen over opvoeden, opvoedingsvaardigheden) en de context waarbinnen de opvoeding plaatsvindt (partnerrelatie, buurt, maatschappij).

Vanuit deze definitie is het duidelijk dat opvoedingsondersteuning niet alleen focust op de interactie tussen ouders en kinderen maar ook ruimer oog heeft voor de leefomgeving van kinderen.

1.1.2 Doelgroep

De doelgroep die we met opvoedingsondersteuning voor ogen hebben is: alle ouders/opvoeders die de zorg opnemen van kinderen2 .Alle ouderfiguren, ouders, grootouders en familie worden hier dus ook toe gerekend.

Met opvoedingsondersteuning willen we zeker ook “risicogroepen” bereiken zoals maatschappelijk kwetsbare gezinnen. Het spreekt vanzelf dat ook andere specifieke groepen zoals eenoudergezinnen, nieuw samengestelde gezinnen, adoptiegezinnen enz. een bijzondere aandacht vragen vanuit het perspectief van opvoedingsondersteuning.

Omdat opvoedingsondersteuning zicht richt op alle gezinnen, zien we het ook als “verrijking” voor gezinnen die helemaal geen problemen ervaren. (Vandemeulebroecke, 2002).

De nood aan opvoedingsondersteuning kan heel verschillend zijn voor gezinnen. Kousemaker &

Timmers-Huigens (1985) onderscheiden vier types van gezinssituaties, afhankelijk van de ernst van de vragen van ouders m.b.t. de opvoedingssituatie:

- Gezinnen met een gewone opvoedingssituatie: het opvoedingsproces verloopt harmonieus.

Vragen waarmee ouders worden geconfronteerd kunnen op een bevredigende manier worden opgelost door de ouders.

- Gezinnen met een opvoedingsspanning: de ouders ervaren ongerustheid en onzekerheid over het eigen handelen. De opvoeding is onder druk komen te staan.

- Gezinnen met een opvoedingscrisis: het handelen van de opvoeder is niet toereikend en ouders nemen in toenemende mate hun toevlucht tot noodoplossingen. Zij zijn ontevreden over de situatie en hebben ambivalente gevoelens over het kind.

1 Wanneer we het in het vervolg van de tekst hebben over ouders dan worden ook andere opvoeders die met kinderen samenleven of vanuit een opvoedende relatie betrokken zijn op kinderen (b.v. leerkrachten), bedoeld.

Om stilistische redenden worden deze andere opvoeders niet telkens apart benoemd.

2 De term “kinderen” wordt in dit verband niet enkel gebruikt voor jonge kinderen maar voor alle

leeftijdscategorieën. Immers, een opvoedingsrelatie is een duurzame relatie wat impliceert dat een zoon of dochter “een kind” blijft, ongeacht zijn leeftijd. Hierbij willen we wel opmerken dat het niet de bedoeling is dat opvoedingsondersteuning zich ook uitdrukkelijk zou richten tot ouders met volwassen kinderen. In de praktijk zal de leeftijd van de kinderen zich dus wel vooral situeren tussen 0 en 18 jaar.

(3)

- Gezinnen met opvoedingsnood: er worden ernstige opvoedingsproblemen ervaren. De balans tussen risico- en protectieve factoren is ernstig verstoord. Er is nood aan intensieve hulp om uit de impasse te geraken.

Wanneer we de koppeling maken met de zwaarte van een opvoedingsvraag dan richt

opvoedingsondersteuning zich op de gewone opvoedingssituatie, de opvoedingsspanning en in zekere zin ook op opvoedingscrisissen. De derde groep heeft ook noden aan meer intensieve hulp die via de hulpverlening een antwoord moeten krijgen. De vierde groep van gezinnen heeft in de eerste plaats nood aan intensieve opvoedingshulp. Zij worden echter niet uitgesloten uit initiatieven van

opvoedingsondersteuning, wanneer zij zelf hiervoor openstaan.

Het aanbod inzake opvoedingsondersteuning richt zich niet rechtstreeks tot begeleiders of

professionelen, omdat deze in eerste instantie binnen hun eigen sector kunnen rekenen op vorming en inhoudelijke ondersteuning bij het bieden van opvoedingsondersteuning. Professionelen moeten vorming kunnen krijgen over opvoedingsondersteuning via een professioneel circuit

(Vandemeulebroecke & De Munter, 2004, p.29)

1.1.3 Doelstelling

Opvoedingsondersteuning richt zich op ouders enandere opvoeders, met als specifieke doelstellingen:

• De competentie, vaardigheden en draagkracht van ouders te versterken

• De draaglast te verminderen door problemen tijdig te signaleren en praktische hulp of steun te bieden

• Het sociale netwerk rondom kinderen en gezinnen te versterken Het uiteindelijke doel is:

• Het vergroten van opvoedingsmogelijkheden en kansen van gezinnen enerzijds

• Het voorkomen van (zwaardere) problemen anderzijds. Door ouders te ondersteunen bij eenvoudige vragen, wensen we de zelfstandigheid en vaardigheden om op te voeden te vergroten. Dit maakt ouders meer weerbaar ten aanzien van eventuele (zwaardere) problemen die zich in de toekomst voordoen. Dit kan de instroom naar meer intensieve hulp beperken.

1.1.4 Uitgangspunten

Belangrijke uitgangspunten bij opvoedingsondersteuning zijn:

• Laagdrempelige ondersteuning: gemakkelijk bereikbaar zijn, geen grote financiële inspanningen vragen, niet-stigmatiserend zijn, cultuur-sensitief zijn, …

• Vraaggericht en participatief werken : uitgaan van vragen en behoeften van ouders

• Ondersteuning op maat: het ernstig nemen van elke opvoedingsvraag en een gepast antwoord geven; hierbij hebben we het vooral op de adviesfunctie (zie later) of het individuele aanbod dat op maat zal worden ingevuld..

• Empowerment : aansluiten bij de deskundigheid van ouders en hen activeren om zelf oplossingen te zoeken die passen in hun situatie

• Methodisch werken: doordacht te werk gaan waarbij vragen worden geanalyseerd, nagedacht wordt over doelstellingen, strategieën …

Voor een uitvoerige omschrijving van deze uitgangspunten verwijzen we naar de literatuur ter zake.

1.2 Vormen van opvoedingsondersteuning en de verschillende functies

Het overzicht van de functies is gebaseerd op de tekst van het netwerk en ook op de bijdrage van Vandemeulebroecke & Nys (2002).

(4)

1.2.1 Informatie en voorlichting

Een goed informatie- en voorlichtingsaanbod vervult een belangrijke rol voor ouders bij het wegnemen van opvoedingsonzekerheid en het bieden van steun bij het nemen van beslissingen.

Ouders hebben behoefte aan informatie over:

 de opvoeding en verzorging van kinderen in de verschillende levensfasen en bij specifieke opvoedingsvragen;

 het stimuleren van de ontwikkeling van hun kind;

 de voorzieningen in hun omgeving voor kinderen en ouders, zoals kinderopvang, onderwijs, vrijetijdsbesteding en het ondersteunings- en hulpverleningsaanbod.

Ouders zoeken vaak ondersteuning bij vragen die te maken hebben met een bepaalde fase in de ontwikkeling van hun kind. Het is belangrijk om ouders informatie te geven op een moment dat ouders nog geen problemen ervaren. Dit kan niet alleen een verrijking op zich zijn maar zal het ook makkelijker maken dat ouders op het moment dat problemen opduiken gemakkelijker de toegang vinden tot ondersteuningsmogelijkheden..

De vorm van de informatie en voorlichting is heel divers. Het aanbod aan voorlichting kan vrijblijvend zijn, maar ook meer toegespitst op de eigen situatie. Soms maakt de voorlichting deel uit van ruimere ondersteuning en begeleiding. Voorlichting kan individueel gebeuren, tijdens ouder- en

themabijeenkomsten of via de massamedia.

De media hebben een heel belangrijke plaats op het vlak van informeren en voorlichting geven van ouders. Uit het Australische evidence based Triple P Programma (Positive Parenting Programme uitgewerkt door Prof. Dr. M. Sanders) blijkt dat de televisie, en de media in het algemeen, zeer effectief is om een grote groep mensen te bereiken (laagdrempelig en toegankelijk). Via de media kan opvoeding bespreekbaar gemaakt worden, wordt het feit dat ouders vragen hebben over opvoeding genormaliseerd en kan de boodschap gegeven worden dat ouders optimistisch mogen zijn over de aanpak van lichte opvoedingsproblemen (cf. infra).

1.2.2 Praktisch pedagogische of instrumentele steun

Hierbij kan het meer concreet gaan over het ter beschikking stellen van:

- diensten (bijvoorbeeld babysit, vrijetijdsbesteding, kinderopvang enz.)

waarvoor vaak zal moeten worden doorverwezen naar andere voorzieningen.

- materiaal (in bijvoorbeeld een speel-o-theek of uitleendienst) - pedagogische documentatie (in bijvoorbeeld een bibliotheek) We verwijzen hierbij ook naar heel praktische opvoedingsondersteuning die vaak ook bij de gezinszorg wordt aangeboden Specifiek bij gezinnen met jonge kinderen wordt er veel praktisch pedagogische steun geboden rond de concrete zorg en opvoeding van de kinderen.

1.2.3 Emotionele steun

Hiermee wordt die ondersteuningsvorm bedoeld waarbij het de bedoeling is om een “luisterend oor” te zijn zonder noodzakelijk gedragsverandering na te streven. Dit impliceert3 het tonen van

betrokkenheid, het uiten van respect, waardering en begrip, het bieden van bevestiging bij de zienswijze van de betrokken opvoeders. In dit verband wordt ook verwezen naar individuele of

3 We verwijzen hier niet naar de empathische basishouding die doorheen gans de opvoedingsondersteuning centraal staat. Het gaat hier wel degelijk over een functie op zich.

(5)

groepsgesprekken waarbij de opvoeders in dialoog gaan over waarom ze dingen belangrijk vinden in de opvoeding en welke waarden en normen ze hanteren.

“Emotionele ondersteuning” komt vaak aan bod binnen andere functies van opvoedingsondersteuning.

Nochtans noemen we het ook als een aparte functie omdat de nood aan dergelijke ondersteuning soms ook op zich staat. Daarenboven wordt het belang van emotionele steun vanuit wetenschappelijke hoek sterk benadrukt in die zin dat emotionele steun een protectieve factor is bij het goed verlopen van het opvoedingsproces. .

1.2.4 Sociale samenhang stimuleren, sociale steun en zelfhulp bevorderen

Ouders met opvoedingsvragen richten zich in de eerste plaats tot hun informeel sociaal netwerk. In dit opzicht zijn de meest kwetsbare ouders diegene die sociaal geïsoleerd raken. Het kan niet de bedoeling zijn om de informele opvoedingsondersteuning te professionaliseren. Het is echter wel zinvol en nodig ontmoetingskansen voor ouders te creëren en informele sociale netwerken te stimuleren en ouders hiernaar toe te leiden. Hier kan een belangrijke rol zijn weggelegd voor lokale vrijwilligers die een bijdrage kunnen leveren tot het verder versterken van de sociale samenhang rond gezinnen.

Persoonlijk contact, in de eerste plaats met andere ouders, komt uit de meeste studies naar voren als de meest gebruikte en geschikte vorm van opvoedingsondersteuning. Zo stellen Colpin en

Vandemeulebroecke: 'Het lijkt plausibel dat de in onderzoek vastgestelde effecten van bepaalde oudercursussen deels mede verklaard kunnen worden door het positieve effect van de onderlinge steun tussen de ouders en de aandacht van de begeleider' (2002).

Sociale steun van vrienden en familie is een sterke vorm van ondersteuning voor ouders. Een goed functionerend sociaal netwerk, waarbij het gaat om de kwaliteit en niet de kwantiteit van de

relaties, versterkt de draagkracht van ouders. Daarom is het belangrijk dat ouders een sociaal netwerk opbouwen, waarop zij een beroep kunnen doen in tijden van opvoedingsspanning.

Een goed sociaal netwerk voor ouders bestaat zowel uit contacten met familie, vrienden en buren, als uit vertrouwdheid met de buurt en de voorzieningen voor ouders en kinderen. Ouders moeten het gevoel hebben ergens bij te horen en een beroep te kunnen doen op anderen voor contact en praktische steun.

Door opvoedingsondersteuning in te bedden in voorzieningen waar mensen al komen, wordt de sociale steunfunctie vaak onmiddellijk meegenomen. De school vormt binnen dit geheel zeker ook een

belangrijke vidnplaats en contactplaats van waar ouders en kinderen komen.

1.2.5 Signalering, vroegtijdige onderkenning en verwijzing

Signaleren betekent in de opvoedingsondersteuning het waarnemen van veranderingen in de situatie van een kind en diens ouders, en het overwegen wel of niet tot actie over te gaan om op het juiste moment hulp te bieden als dat nodig is.

Vragen en problemen van ouders zijn heel gevarieerd, zowel in aard als ernst van de problematiek.

Soms blijkt al bij een eerste contact dat ouders elders beter geholpen kunnen worden, bijvoorbeeld omdat men daar over specifieke deskundigheid beschikt of omdat de problemen van ouders een intensievere vorm van ondersteuning vragen. Dan heeft de preventieve zorg een signalerende en verwijzende rol.

Verwijzing is noodzakelijk wanneer de gewenste hulp de eigen competenties overschrijdt.

(6)

1.2.6 Pedagogische advisering en/of licht ambulante/mobiele ondersteuning

Pedagogische advisering en/of licht ambulante/mobiele ondersteuning impliceert vormen van laagdrempelige, kortdurende ondersteuning die tot doel heeft om ouders te ondersteunen in het

verbeteren van hun eigen opvoedingssituatie. Gesprekken of huisbezoeken in dit verband bieden steun in situaties waarin sprake is van een opvoedingsspanning. Ouders zoeken ondersteuning bij

opvoedingsvragen of -problemen als ze twijfels hebben over hun eigen aanpak en actief zoeken naar andere mogelijkheden. Vaak gaat het om een duidelijke vraag om advies of begeleiding bij de aanpak van bepaald probleemgedrag, of bij het hanteren van een pedagogische situatie. Ouders vinden dat het anders moet, maar weten niet hoe.

Bij pedagogische advisering gaat het om het verhelderen van het probleem samen met de ouders, zicht krijgen op de factoren die het probleem beïnvloeden en mogelijk in stand houden, en uitstippelen van een bepaalde aanpak. De adviezen en suggesties aan ouders zijn vooral praktisch, de contacten zijn meestal kortdurend. Soms zijn er meer contacten, als de ouders steun en kortdurende begeleiding krijgen bij de uitvoering van een bepaald advies.

Dit soort van ondersteuning biedt meer dan informatie en voorlichting, ouders de mogelijkheid hun vaardigheden en competenties uit te breiden. Advisering krijgt vorm in individuele begeleiding en in vormen van oudergroepswerking.

1.2.7 Meer intensieve, laagdrempelige hulp

Meer intensieve trainingen van opvoedingsvaardigheden (individueel of in groep) en

gezinsbegeleiding die gericht zijn op meerdere levensdomeinen die toch nog laagdrempelig zijn, situeren zich op de overgang tussen opvoedingsondersteuning en –hulp. Hierbij gaat het reeds om duidelijk geïndiceerde hulp in situaties van opvoedingscrisissen. We nemen deze functie mee op voor de volledigheid omdat er binnen het continuüm van opvoedingsondersteuning en opvoedingshulp sowiezo een grijze zone is waarbij beide elkaar overlappen.

Deel 2: Beleidskader voor de organisatie van opvoedingsondersteuning in Vlaanderen

2.1 Visie op “samenwerkingsverbanden opvoedingsondersteuning” en

“opvoedingswinkels”: krachtlijnen

2.1.1 Samenwerkingsverbanden opvoedingsondersteuning op lokaal niveau4

Momenteel is er op het terrein van opvoedingsondersteuning een belangrijke ontwikkeling aan de gang rond samenwerkingsverbanden5 opvoedingsondersteuning en opvoedingswinkels.

Eerst en vooral vinden we het belangrijk beide concepten uit elkaar te halen en duidelijk te definiëren.

Een eerste belangrijke ontwikkeling is het ontstaan van lokale samenwerkingsverbanden opvoedingsondersteuning vanuit de behoefte aan samenwerking en afstemming. Binnen deze samenwerkingsverbanden gaan actoren die actief zijn op vlak van opvoedingsondersteuning samen

4 Wanneer we in deze context spreken over het “lokale niveau” dan bedoelen we het niveau van gemeenten of steden.

5 Op lokaal niveau worden deze samenwerkingsverbanden ook nog benoemd als “netwerken

opvoedingsondersteuning”. We geven de voorkeur aan de term “samenwerkingsverbanden” omdat we de term

“netwerken” vooral willen voorbehouden voor de integrale jeugdhulpverlening.

(7)

rond de tafel zitten. De doelstelling is om door middel van samenwerking en afstemming te komen tot een aanbod opvoedingsondersteuning afgestemd op de lokale noden en kenmerken.

We staan ten volle achter deze ontwikkeling. Het is belangrijk dat dit lokaal gebeurt6:

• Kenmerkend voor een kwaliteitsvol aanbod van opvoedingsondersteuning is immers dat het laagdrempelig is en zich richt op een zeer breed doelbereik (met name alle gezinnen). Alleen vanuit lokale initiatieven kan een dergelijk aanbod gerealiseerd worden.

• Dit laat ook toe dat er maximaal gebruik wordt gemaakt van het bestaande aanbod.

• Lokale initiatieven bieden meer garanties op een maximale afstemming op de lokale situatie.

We kaderen deze lokale samenwerkingsverbanden dan ook binnen het geheel van het lokaal sociaal beleid. Het is de visie dat opvoedingsondersteuning een aspect zou moeten zijn van het lokaal sociaal beleid en dat opvoedingsondersteuning een duidelijke plek moet hebben in het bredere kader van een lokaal beleid. Omdat opvoedingsondersteuning zich over verschillende werksoorten uitstrekt, kan het ook goed als bindmiddel fungeren tussen de verschillende beleidsterreinen (gezin, welzijn ,jeugd, gelijke kansen, minderheden,…) voor een sluitende aanpak.

Het voorgaande wil zeggen dat lokale overheden hier een duidelijke opdracht rond hebben. Ideaal zou zijn dat er als het ware een lokaal overleg rond opvoedingsondersteuning zou ontstaan, dat bv ook nauw kan aansluiten bij het lokaal overleg kinderopvang. Het is niet de bedoeling om hiervoor nieuwe grootse structuren te creëren, maar om de lokale overheid te stimuleren dit thema mee op te pakken in het belang van de gezinnen en de kinderen.

We sluiten wel niet uit, indien lokale overheden zelf geen initiatief nemen, dat er vanuit private partners initiatieven ontstaan om de actoren betrokken op opvoedingsondersteuning samen te brengen en tot afstemming en afspraken inzake opvoedingsondersteuning te komen. Het zou wel belangrijk zijn dat deze parnters dan blijven streven naar betrokkenheid van de lokale overheid.

2.1.2 Opvoedingswinkel

Een tweede ontwikkeling op het terrein is dat samenwerkingsverbanden opvoedingsondersteuning vaak kiezen voor de organisatie van een opvoedingswinkel. Deze opvoedingswinkel dient als

“uithangbord” en laagdrempelig onthaal- en contactpunt voor het aanbod dat gerealiseerd wordt door het samenwerkingsverband opvoedingsondersteuning. De opvoedingswinkel speelt in op de nood aan een “zichtbaar” aanbod waar de krachten van verschillende actoren op het terrein gebundeld worden waardoor een meer effectieve afstemming op de noden van de doelgroep kan worden gerealiseerd.

6 We gaan er wel van uit dat niet alle functies van opvoedingsondersteuning op een lokaal niveau kunnen worden gerealiseerd (b.v. de adviesfunctie). In dat geval spreken we over een bovenlokale organisatie waarbij

verschillende gemeenten zich samen engageren om bepaalde functies te realiseren. Ook dan moet er steeds een afstemming zijn met de respectieve lokale situaties.

(8)

De doelstellingen van een opvoedingswinkel kunnen dan als volgt worden samengevat:

a) Alle ouders met opvoedingsvragen kunnen terecht in een laagdrempelig aanspreekpunt. Dit

“loket”biedt niet alleen instrumentele steun (b.v. informatiefolders) maar biedt zeker ook emotionele steun doordat er geluisterd wordt naar vragen en zorgen van ouders. Zo nodig leidt een opvoedingswinkel toe naar een meer specifiek aanbod.

b) Op basis van signalen, zet de opvoedingswinkel samen met de partners initiatieven op.

Nieuwe initiatieven opvoedingsondersteuning in de regio worden door de opvoedingswinkel besproken en eventueel gestimuleerd in antwoord op algemene of specifieke regionale vragen en behoeften.

c) De opvoedingswinkel speelt een actieve rol in het creëren van samenwerkingsverbanden op het vlak van opvoedingsondersteuning.

d) Bestaande en nieuwe initiatieven inzake opvoedingsondersteuning (activiteiten, maatregelen, structuren en voorzieningen) worden gecoördineerd en op elkaar afgestemd en kunnen resulteren in samenwerkingsinitiatieven.

De doelstellingen in de opvoedingswinkel, vertalen zich in de verschillende functies die zullen vervuld worden in de winkel, met name de coördinatiefunctie (doelstellingen b, c, d), de “winkelfunctie”

(doelstelling a) en het creëren van projecten op maat (doelstellingen b). Op het vlak van vormgeving van deze functies kunnen er verschillen zijn tussen opvoedingswinkels.

De laagdrempeligheid van een opvoedingswinkel wordt gegarandeerd doordat een fysiek contactpunt (de zogenaamde “winkelfunctie”) waar informatie en advies beschikbaar is een belangrijke

publieksfunctie heeft.

Omwille van de grotere schaal van de bevolking en de mogelijkheden om in centrumsteden verschillende functies inzake opvoedingsondersteuning te integreren, kiezen we ervoor om in elke centrumstad een opvoedingswinkel op te richten. Alle centrumsteden beschikken nu al over

kinderopvang, onderwijs, een consultatiebureau, Centra Algemeen Welzijnswerk … die middelen en krachten kunnen bundelen om een zichtbaar en laagdrempelig aanbod rond opvoedingsondersteuning te creëren. De nood aan een dergelijk zichtbaar en samenhangend aanbod dringt zich in

centrumsteden te meer op door een grote concentratie van risicogroepen. Een opvoedingswinkel heeft verder het voordeel dat meer expertise voor handen is. Inzet van verschillende medewerkers vanuit verschillende instellingen zorgen voor een uniek opvoedingsondersteunend aanbod dat geen enkele organisatie op zich zou kunnen realiseren.

Maar ook wanneer de optie voor opvoedingswinkels a priori wordt genomen, blijft het wenselijk dat een opvoedingswinkel opgericht wordt vanuit een samenwerkingverband opvoedingsondersteuning met lokale inbedding. Ook hier is de link met het lokaal sociaal beleid wenselijk. Immers, de ervaring en ook onderzoek uit Nederland (van Daal & Smets, 1997) leren dat het welslagen van de werking van een opvoedingswinkel sterk afhankelijk is van de aanwezigheid en de kwaliteit van een

samenwerkingverband opvoedingsondersteuning dat aan de basis ligt van de opvoedingswinkel.

Doordat de opvoedingswinkel geënt wordt op een samenwerkingsverband kan voldoende de brug gemaakt worden tussen de dienstverlening van de opvoedingswinkel en het bestaand aanbod. Het is ook het samenwerkingsverband dat de vormgeving van de opvoedingswinkel zal bepalen.

We sluiten niet uit dat ook buiten centrumsteden (in niet-centrumsteden of vanuit verschillende gemeenten samen) op basis van een omgevingsanalyse (bestaand aanbod, knelpunten en leemten, kenmerken, behoeften, …) wordt geopteerd voor de oprichting van een opvoedingswinkel. We beschouwen het als een aspect van deze analyse om na te gaan of een opvoedingswinkel de meest geschikte werkvorm is om aan een aantal functies en randvoorwaarden invulling te geven. Het spreekt vanzelf dat ook dan deze optie dient te worden genomen op basis van een gedragen beslissing vanuit een samenwerkingsverband.

2.1.3 Kwaliteitscriteria m.b.t de uitbouw van opvoedingsondersteuning

(9)

Onderstaande kwaliteitscriteria bepalen de voorwaarden waaraan samenwerkingsverbanden opvoedingsondersteuning en/of opvoedingswinkels moeten voldoen. Het is belangrijk dat deze voorwaarden kunnen worden teruggevonden in de beleids- of projectplannen van de verschillende initiatieven. Zeker voor de erkenning van de samenwerkingsverbanden rond de opvoedingswinkels in de centrumsteden zullen deze kwaliteitscriteria belangrijke voorwaarden zijn waarvan men voldoende moet aangeven hoe men deze zal realiseren. Deze gelden op zich ook voor de lokale

samenwerkingsverbanden, waar ze mede bepalend kunnen zijn indien deze lokale samenwerkingsverbanden beroep kunnen doen op mogelijke werkingsmiddelen.

Algemene criteria

In de paragraaf hierboven kwam het vorm geven aan opvoedingsondersteuning vanuit een

samenwerkingsverband reeds aan bod als belangrijk kwaliteitscriterium. Dit samenwerkingsverband is essentieel zowel voor de uitbouw van opvoedingsondersteuning binnen landelijke gebieden als binnen (centrum)steden.

Het is ook belangrijk om aan te geven dat deze samenwerkingsverbanden blijvend aangehaald en versterkt moeten worden. Zelfs wanneer geopteerd wordt om een aantal functies te centraliseren in een opvoedingswinkel dan mag het niet zo zijn dat deze opvoedingswinkel op termijn een op zichzelf staand initiatief wordt. Signalen die opgevangen worden, moeten kunnen worden doorgegeven aan de partners van het samenwerkingsverband en moeten worden besproken. Een continue wederzijdse bevruchting tussen de partners onderling is noodzakelijk. Ook het uitbouwen van samenwerking met initiatieven m.b.t. meer ingrijpende hulpverlening in functie van een naadloze doorverwijzing van cliënten is noodzakelijk.

In het kader van samenwerking is het ook belangrijk dat de diverse partners zich duidelijk profileren in hun werking. Dit maakt het mogelijk dat organisaties duidelijke afspraken maken omtrent aanbod, doelgroep, acties. Deze transparantie zal ook de toeleiding naar de diverse vormen van ondersteuning bewerkstelligen. Dit impliceert ook dat de bekendmaking van het aanbod vanuit dit

samenwerkingsverband zeer breed gebeurt.

Het is belangrijk dat het samenwerkingsverband een coherente visie heeft rond

opvoedingsondersteuning en een gezamenlijke signaalfunctie opneemt ten aanzien van de overheid.

Ook kan er een gezamenlijk onderzoek gebeuren naar regionale behoeften.

De afstemming op het lokaal beleid is als criterium belangrijk voor de uitbouw van alle vormen van opvoedingsondersteuning. Hierbij dient nog opgemerkt te worden dat opvoedingsondersteuning binnen een lokaal sociaal beleid niet op zichzelf mag staan maar een onderdeel moet zijn van een integrale aanpak waarbij bijvoorbeeld ook ruimer aandacht gaat naar een gezinsvriendelijke omgeving (b.v. aanbod van speelpleintjes, veilige oversteekplaatsen enz.).

Ook een aantal methodische kwaliteitscriteria zijn algemeen geldig voor de uitbouw van opvoedingsondersteuning in het algemeen. We verwijzen daarbij naar de hoger vermelde

uitgangspunten voor opvoedingsondersteuning zijnde laagdrempelige ondersteuning, vraaggericht en participatief werken, ondersteuning op maat, empowerment, methodisch werken. Daarnaast kunnen we nog een aantal meer specifieke criteria geven:

- waakzaam zijn om vroegtijdig in te spelen op problemen. Ouders moeten zeer vroeg in het “probleemcontinuüm” bereikt worden zodat vragen niet tot problemen

escaleren.

- gericht zijn op diverse doelgroepen met speciale aandacht voor de toegankelijkheid van alle informatiemateriaal voor die doelgroepen.

- gericht op verschillende ontwikkelings- en scharniermomenten, b.v. van 0 tot 3 jaar, van 3 tot 6, van 6 tot 12, 12 tot 18 …

- combinatie van verschillende functies van opvoedingsondersteuning. Voor wat betreft de lokale uitbouw van opvoedingsondersteuning wordt er prioriteit gegeven aan de functies informatie en voorlichting, het bevorderen van sociale en emotionele steun, het stimuleren van de sociale samenhang en de signalering met vroegtijdige

(10)

onderkenning en doorverwijzing (cf. supra). Het spreekt vanzelf dat de lokale situatie bepaalt hoe uitgebreid het aanbod binnen een bepaalde functie kan zijn.

- Samenwerking met de betrokken begeleiders, professionelen wanneer er individuele ondersteuningsvragen worden behandeld

-

Bijzondere criteria die van toepassing zijn voor de opvoedingswinkels

Daarnaast zijn er ook een aantal specifieke kwaliteitscriteria te noemen die enkel van toepassing zijn wanneer er sprake is van een opvoedingswinkel. We denken daarbij aan:

- centrale inplanting in combinatie met outreachende activiteiten - variatie in methodieken (b.v. multimediale informatieverstrekking,

telefonische ondersteuning, individuele versus groepsondersteuning, ambulante of mobiele begeleiding …)

2.2 Visie op de rol van de diverse overheden bij de organisatie van opvoedingsondersteuning

2.2.1 De lokale overheid

In de paragraaf hierboven komt reeds het belang van de lokale overheid bij de organisatie van opvoedingsondersteuning voldoende aan bod.

Het lokaal sociaal beleid bevat een aantal thema’s waar de lokale besturen een engagement op zich nemen. In kader van een gezinsvriendelijk lokaal beleid,zou het van belang zijn om ook het thema opvoedingsondersteuning op te nemen in het lokaal sociaal beleid.

Voorstel zou kunnen zijn om parallel aan het lokaal overleg kinderopvang, ook een lokaal overleg opvoedingsondersteuning op te richten, waar alle lokale actoren gezamenlijk werken aan een lokaal beleid inzake opvoedingsondersteuning. Binnen dit lokaal overleg moet er een bijzondere aandacht gaan naar het mee betrekken van vrijwilligers en ouders. Hiermee moet ingespeeld worden op de nood om via opvoedingsondersteuning ook de sociale samenhang te stimuleren.

Opvoedingsondersteuning mag immers niet enkel een zaak zijn van professionelen (cf. supra).

Daarnaast moet er zeker ook voldoende aandacht zijn om de scholen erbij te betrekken omdat zij bij uitstek de plaats zijn waar ouders en kinderen komen.

De kernfuncties die het lokale niveau ten minste moet organiseren zijn: informatie en voorlichting, het bevorderen van sociale en emotionele steun, het stimuleren van de sociale samenhang en de

signalering met vroegtijdige onderkenning en doorverwijzing. Het organiseren van de advies- en hulpfunctie zal het lokale niveau overstijgen (bovenlokaal niveau) en dient te gebeuren in afstemming met de netwerken rechtstreeks toegankelijke hulp. Ook dan dient er een duidelijke afstemming te zijn op de respectieve lokale beleidsplannen.

Zeker centrumsteden kunnen de verschillende functies van opvoedingsondersteuning geïntegreerd aanbieden (cf. infra).

Omdat geen enkele instelling opvoedingsondersteuning als werkveld exclusief kan claimen, moeten de verschillende aanbieders wel samenwerken. Per gemeente of stad kan de samenwerkingsvorm

verschillen. Eveneens zal er een verschil zijn per gemeente of stad wat structureel en regulier aan ouders kan worden aangeboden.

2.2.2 De provincies

Voor de provincies worden een aantal minimale kernfuncties voorop gesteld.

(11)

Het faciliteren van samenwerkingsverbanden, vooral in niet-centrumsteden en plattelandsgebieden

Het spreekt vanzelf dat niet elk lokaal bestuur de expertise op zich moet gaan ontwikkelen. Vanuit de provincie kan er input worden gegeven m.b.t. voorbeelden van goede samenwerkingsverbanden en/of goede

praktijkvoorbeelden van opvoedingsondersteuning in andere gemeenten. Vooral niet-centrumsteden zullen hieraan een grote behoefte hebben.

Het voeren van een impulsbeleid

De provincies leveren een bijdrage aan de kwaliteit van opvoedingsondersteuning op het lokale niveau via een impulsbeleid. Doelstelling is om soepel in te kunnen spelen op nieuwe noden op het lokale of regionale niveau zodat vernieuwende initiatieven financieel in de mogelijkheid zijn om op te starten.

De provincie heeft een goed zicht op het werkterrein en weet blinde vlekken te detecteren. Het zoekt mee naar structurele inbedding van goede, vernieuwende projecten die hun meerwaarde bewezen hebben.

Het impulsbeleid van de provincies draagt bij tot het ontwikkelen van nieuwe initiatieven in functie van de noden die in bepaalde regio’s bestaan. De ondersteuning gebeurt via projectmatige

subsidiestromen, inhoudelijke en logistieke steun (nog te bediscussiëren). Wij pleiten voor een impulsbeleid dat deze drie terreinen bestrijkt. De financiële ondersteuning mag niet losgekoppeld van het inhoudelijke luik.

Het impulsbeleid van de provincies wordt gekenmerkt door een tijdelijk karakter van subsidiestromen, waarbij er goede afspraken moeten gemaakt worden met de Vlaamse overheid omdat de Vlaamse Overheid niet zomaar garant kan staan voor het feit dat het impuls beleid door Vlaanderen wordt overgenomen. .

Verspreiding van informatie en materiaal m.b.t. opvoedingsondersteuning

Daarnaast staat de provincie in voor het faciliteren van een kwalitatief en actueel vormingsaanbod voor iedereen die op professionele of vrijwillige basis opvoedingsondersteuning doet (leerkrachten, beroepsopvoeders, hulpverleners, vormingswerkers, …). De provincie maakt gebruikers wegwijs in het aanbod en biedt hen methodiekondersteuning.

2.2.3 Vlaanderen

Voor de Vlaamse overheid worden volgende kernfuncties voorop gesteld:

Maatschappelijke sensibilisering inzake opvoedingsondersteuning – creëren van een breed draagvlak rond de boodschap van positief ouderschap7

In dit verband lijkt het zinvol om op Vlaams niveau te investeren in campagnes ter promotie van positief ouderschap. Daarmee willen we in eerste instantie een meer positief klimaat creëren rond het opvoeden van kinderen waarin ouders zich gesteund weten, Argumentatie voor een

sensibiliseringscampagne vinden we vooral terug bij Triple P waarbij volgende voordelen, na ervaring en onderzoek zijn gebleken:

7 Gebaseerd op een interne nota van Danckaert, Debbaut, Weekers en Stijnen (2006). Sensibiliseringscampagne positief ouderschap.

(12)

- Normaliseren: normaliseren van opvoedingsvragen en –problemen, die als inherent worden beschouwd aan het opvoedingsproces; ook het normaliseren van het participeren aan opvoedingsprogramma’s waarbij kwaliteitsvolle informatie aan ouders ter beschikking wordt gesteld.

- Destigmatiseren: ouders moeten niet gebrandmerkt worden als er problemen zijn met hun kinderen; ouders hebben dan veeleer steun nodig.

- Ontvankelijkheid verhogen door het creëren van een meer positief klimaat rond opvoeding waarbij de boodschap wordt gegeven dat er oplossingen zijn voor vaak voorkomende opvoedingsvragen.

- Opvoedingsvragen en opvoedingsproblemen blijven vaak nog in een sfeer van taboe steken waardoor ouders al te lang in een opvoedingsisolement blijven zitten. De media kan ervoor zorgen dat de boodschap van positief ouderschap een breed maatschappelijk draagvlak krijgt. Boodschappen van positief ouderschap worden via massamediale acties naar een groot publiek gebracht.

- Triple P heeft als één van de weinige programma’s aangetoond dat programma’s

opvoedingsondersteuning pas effect hebben op populatieniveau als deze programma’s ook gebruik maken van massamediale strategieën. Met andere woorden, preventie heeft pas effect op het niveau van de populatie als dit brede lagen van de bevolking kan bereiken.

Kerndoelstellingen met betrekking tot deze sensibilisering zijn het verspreiden van meer eenduidige, uniforme boodschappen inzake opvoeding.

Media kan er ook voor zorgen dat ouders gemakkelijker de weg leren kennen naar hulp bij opvoedingsproblemen. De kans dat ouders ooit beroep gaan doen op een aanbod

opvoedingsondersteuning blijkt groter wanneer ze door massamediale strategieën reeds vertrouwd zijn met de aanbieders van opvoedingsondersteuning. De ervaring vanuit Triple P leert dat het belangrijk is om samenwerkingsverbanden te ontwikkelen waarnaar men kan verwijzen en back-up diensten te hebben vooraleer men start met een media campagne (Sanders & Turner, 2002).

Gezien het promoten van positief ouderschap opgevat wordt als een universele campagne met alle ouders met kinderen als primaire doelgroep, die ook deel uitmaken van een ruimere context.is een initiatief op Vlaams niveau hier zeker op zijn plaats. Daarbij lijkt partnership met organisaties die een primair preventieve doelstelling voorop stellen, zoals, De Gezinsbond, Kind en Gezin, Bond zonder Naam, het CLB, opvoedingswinkels, … aangewezen. Het naar buiten komen met een

gemeenschappelijke boodschap maakt deze nog krachtiger.

Het effect van een sensibiliseringscampagne wordt aanzienlijk verhoogd indien deze gezien wordt als een actie kaderend in een ruimere mediastrategie over meerdere jaren en gepaard gaat met een kwalitatief geïntegreerd aanbod van opvoedingsondersteuning.

We willen er op wijzen dat het niet de bedoeling mag zijn van mediacampagnes om opvoeding te

“professionaliseren”. In eerste instantie zijn de eigen informele netwerken belangrijke infokanalen en bieden ze ondersteuning in de opvoeding van kinderen. Deze informele netwerken moeten mee in het vizier genomen worden opdat deze de ouders op een positieve manier zouden ondersteunen.

Het spreekt vanzelf dat een mediastrategie op Vlaams niveau zeker ook ondersteund kan worden door lokale media-initiatieven. Dit kan het draagvlak alleen maar sterker maken.

Kenniscentrum als aansturing van knowhow en methodiekontwikkeling inzake opvoedingsondersteuning

De realiteit leert dat op Vlaams niveau heel wat organisaties die actief zijn op het vlak van

opvoedingsondersteuning, heel wat kennis hebben opgebouwd. Het is de taak van de overheid om de bestaande kennis samen te brengen en oog te hebben voor het ontwikkelen van nieuwe kennis en methodieken.

(13)

Ook op dit niveau bedoelen we met een kenniscentrum zeker niet een nieuw op te starten initiatief.

Voor de uitbouw van een kenniscentrum stellen we hier evenzeer partnerships voor tussen organisaties die kunnen terugvallen op hun reeds opgebouwde know how.

Bijdragen tot een goede profilering van de diverse sectoren inzake opvoedingsondersteuning

Vanuit verschillende sectoren en verschillende invalshoeken wordt op lokaal niveau een bijdrage geleverd aan de uitbouw van opvoedingsondersteuning: onderwijs, algemeen welzijnswerk, opbouwwerk, Kind en Gezin, het sociaal cultureel werk…Het is belangrijk dat de sectoren ook op Vlaams niveau samengebracht worden en samen aan visievorming doen m.b.t. hun kerntaken.

Samenbrengen van provinciale initiatieven met het oog op expertiseuitwisseling

Het kan een meerwaarde zijn om ook op Vlaams niveau verschillende provinciale initiatieven bij mekaar te brengen zodat expertiseuitwisseling tussen provincies mogelijk wordt.

Stimuleren van wetenschappelijk onderzoek

Op het terrein van opvoedingsondersteuning wordt er, net zoals in de hulpverlening, gestreefd naar een meer wetenschappelijk onderbouwde manier van werken. Dit kan op het terrein maar gerealiseerd worden wanneer de Vlaamse overheid wetenschappelijk onderzoek stimuleert.

Ook voor het detecteren van regionale noden is het zinvol dat er verwezen kan worden naar wetenschappelijke onderzoek op Vlaams niveau. Dit soort van onderzoek moet eveneens vanuit Vlaams niveau gefaciliteerd worden.

Erkenning en subsidiëring van de samenwerkingsverbanden in de centrumstenden met als resultante de opvoedingswinkels en mogelijke bepekte toekenning van werkingsmiddelen voor lokale

samenwerkingsverbanden

Deel 3 Vertaling naar organisatiestructuren voor Vlaanderen

3.1 Model voor landelijke gebieden en niet-centrumsteden

8

3.1.1 Lokaal niveau van opvoedingsondersteuning: informatie en sensibilisering inzake opvoedingsondersteuning

Doelstelling

Over gans Vlaanderen worden gezinnen op het lokale niveau gesensibiliseerd en geïnformeerd inzake het thema opvoedingsondersteuning.

Hierbij benadrukken we het belang van de informele vormen van opvoedingsondersteuning zoals het mogelijk maken van ontmoetingsplaatsen voor gezinnen met kinderen via buurtwerk,

onthaalmomenten in de kinderopvang, het sociaal cultureel werk/verenigingsleven…

8 Zoals hoger vermeld, sluiten we niet uit dat ook buiten centrumsteden op basis van een lokale

omgevingsanalyse (bestaand aanbod, knelpunten en leemten, kenmerken, behoeften, …) wordt geopteerd voor de oprichting van een opvoedingswinkel. In dat geval verwijzen we naar 3.2.

(14)

Hoofddoelstelling dat het thema opvoeding bespreekbaar is. Hierdoor zullen gezinnen ook gemakkelijk de stap zetten naar al dan niet professionelen om hen te ondersteunen indien ze vast geraken of vragen hebben rond het opvoedingsgebeuren.

Actoren

Minimale actoren (actoren die in elke gemeente te vinden zijn) zijn: kinderopvang, regiowerking van Kind en Gezin, OCMW, initiatieven van de Gezinsbond, onderwijs, oudercomités, buurtwerk, socio- culturele verenigingen, gezinsraden, huisartsen …

Facultatieve actoren: zijn: CLB’s, bibliotheken …

Organisatie

De actoren vormen lokale samenwerkingsverbanden in functie van het realiseren van onderstaande functies die we samenbrengen onder de brede noemer van informatie en sensibilisering.

Functies9

 Informatie, voorlichting en instrumentele steun : aanreiken informatiepaketten/kanalen, basisdocumentatie met betrekking tot opvoeding ter beschikking stellen in vlot toegankelijke plaatsen, organiseren van thema-avonden, het inschakelen van de lokale media ....

 Het bevorderen van de sociale steun en zelfhulp door bijvoorbeeld het aanbod van

groepsouderwerking te versterken of ontmoetingsmogelijkheden voor ouders te creëren (v.b.

via kinderopvang, scholen, socio-culturele vereniging).

 Signalering en vroegtijdige onderkenning met doorverwijzing

 Emotionele steun: het creëren van mogelijkheden waar ouders met hun verhaal terecht kunnen (b.v. inloophuizen, telefonisch onthaal, groepswerking).

Aansturing

Lokaal sociaal beleid en/of bestuur.

3.1.2 Bovenlokale niveau : organisatie van de adviesfunctie inzake opvoedingsvragen

Doelstelling

Over gans Vlaanderen kunnen gezinnen via laagdrempelige dienstverlening terecht voor pedagogische advisering en/of licht ambulante of mobiele hulp bij opvoedingsvragen. Pedagogische advisering zien we zowel in een individueel aanbod als via een groepsaanbod.

minimale actoren

Regiowerking van Kind en Gezin, CLB, preventieconsulent,soms kinderopvang, CAW’s, inloopteams

Organisatie

In onderlinge samenspraak en georganiseerd vanuit het intergemeentelijk sociaal beleid, bekijken de betrokken actoren hoe zij de adviesfunctie kunnen realiseren.

De preventieconsulent neemt hierbinnen de aansturende en coördinerende rol op. Hij zal de brug maken naar het lokale niveau. Het uitvoeren van de adviesfunctie moet immers afgestemd worden op wat men lokaal doet op het vlak van informatie en sensibilisering. Het zullen immers vaak de lokale

9 De voorbeelden van activiteiten die vermeld staan bij de diverse functies zijn zeker niet bindend of limitatief.

Ze zijn eerder exemplarisch (wat kan een aanbod eventueel inhouden ?) bedoeld.

(15)

actoren zijn die de gezinnen toeleiden naar de adviesfunctie. Concreet is het een optie dat de preventieconsulenten hiertoe in dialoog treedt met de lokale verantwoordelijken.

De preventieconsulent zal tevens een brugfunctie hebben naar de netwerken rechtstreeks toegankelijke hulp van de integrale jeugdhulpverlening. Dit moet decretaal verankerd worden. In concreto zal de preventieconsulent deel uitmaken van de netwerken rechtstreeks toegankelijke hulp en zal deze de samenwerkingsverbanden rond opvoedingsondersteuning vertegenwoordigen binnen deze netwerken.

Functie

 Pedagogisch adviseren wordt gerealiseerd voor verschillende actoren

Aansturing

 Coördinatie door preventieconsulent

3.2 Model van opvoedingswinkels voor centrumsteden als resultante van samenwerkingsverbanden in centrumsteden

3.2.1 Integratie van de informatie-, sensibiliserings en adviesfunctie

Doelstelling

De opvoedingswinkels zijn een resultante van de samenwerkingsverbanden van de verschillende betrokken actoren rond opvoedingsondersteuning in de centrumsteden (cf. supra).

De opvoedingswinkels integreren de doelstelling zoals hierboven geformuleerd van het lokale en bovenlokale niveau.

Functies

Concreet betekent dit dat de samenwerkingsverbanden rond de opvoedingswinkels zowel de functies inzake informatie, sensibilisering (lokale niveau) als advies (sublokale niveau) op zich nemen en als een geïntegreerd aanbod opnemen in de opvoedingswinkel.

Belangrijk hierbij is dat ze ook out-reachend te werk gaan, d.w.z. dat ze hun aanbod ook organiseren binnen voorzieningen/diensten waar gezinnen reeds komen.

Voor een verdere beschrijving van de functies en opdrachten van de opvoedingswinkel verwijzen we naar hoofdstuk 2.1.

Een mogelijke optie is dat de preventieconsulenten een ondersteunende rol opnemen ten aanzien van de opvoedingswinkel Zij zouden eventueel zelf een aanbod kunnen doen inzake

opvoedingsondersteuning. Daarbij wordt bv gedacht aan het aanbieden van themagerichte

groepswerking. Zeker ook voor ouders met tieners bestaat hier een grote behoefte die tot dusver niet is ingevuld. Preventieconsulenten hebben hierrond zeker know how vanuit hun vroegere

opdrachten.Een andere mogelijkheid is dat zij instaan voor een ruimere verspreiding van de informatie ten aanzien van professionele groepen zoals bijvoorbeeld het onderwijs, buurtwerkers …

Organisatie en aansturing

In de centrumsteden wordt een samenwerkingsverband gevormd om de verschillende functies inzake opvoedingsondersteuning te realiseren. Vanuit het belang aan een geïntegreerd geheel van de drie functies (informatie, sensibilisering en advies) vanuit een preventief, laagdrempelig aanbod, ligt de aansturing echter op het niveau van de opvoedingswinkel.

(16)

Om de brugfunctie te slaan tussen de opvoedingswinkels en de netwerken rechtstreeks toegankelijke hulp is het aangewezen dat de coördinator van de opvoedingswinkel deel uitmaakt van het netwerk rechtstreeks toegankelijke hulp rond de centrumstad.

Het initiatief om te komen tot een samenwerkingsverband opvoedingsondersteuning, met als resultante een opvoedingswinkel wordt vrij gelaten. Dit kan zowel een lokaal bestuur zijn, als een vrij initiatief.

Dit impliceert dus dat de coördinator van de opvoedingswinkel een werknemer kan zijn die aangesteld wordt door het lokaal bestuur of een werknemer is van de VZW die het mandaat gekregen heeft van het samenwerkingsverband om als uitvoerende partner op te treden.

Een belangrijke voorwaarde is echter dat het beleidsplan steeds wordt opgemaakt in een

samenwerkingsverband, met lokale afstemming. Ook moet er voldaan worden aan de andere hoger beschreven kwaliteitscriteria m.b.t. opvoedingswinkels

3.3 De netwerken rechtstreeks toegankelijke hulp voor het aanbod van meer intensieve opvoedingsondersteuning (laagdrempelige opvoedingshulp)

Doelstelling

Binnen de integrale jeugdhulpverlening worden er over gans Vlaanderen netwerken rechtstreeks toegankelijke hulp georganiseerd. Actoren uit deze netwerken kunnen een belangrijke rol spelen in het aanbieden van meer intensieve preventieprogramma’s.

Actoren

De actoren zijn partners die meer intensieve pedagogische preventieprogramma’s aanbieden. Het moet hier gaan over ambulante/mobiele programma’s die rechtstreeks toegankelijk zijn.

We denken daarbij ondermeer aan CKG’s (ambulante/mobiele werking), CLB’s, CAW’s, CIG’s (ambulante werking) en vernieuwende methodieken zoals STOPP .

Functies

 Het garanderen van een voldoende aanbod van informatieverstrekking met betrekking tot vragen over de opvoeding en ontwikkeling van minderjarigen10 via de verbinding met de samenwerkingsverbanden opvoedingsondersteuning en/of opvoedingswinkels

 het aanbieden van ambulante of mobiele vaardigheidstrainingen van ouders (individueel of in groep)

 Het aanbieden van mobiele gezinsbegeleiding

 Signaalfunctie ten opzichte van preventieve opvoedingsondersteuning op meer lokale niveau

Organisatie en aansturing

Dit gebeurt vanuit de netwerken rechtstreeks toegankelijke hulp. De brugfunctie tussen deze initiatieven en de lokale samenwerkingsverbanden opvoedingsondersteuning of de

samenwerkingsverbanden rond een opvoedingswinkel wordt gevormd door de preventieconsulent of door de coördinator van de opvoedingswinkel. Deze maken deel uit van het netwerk rechtstreeks toegankelijke hulp (cf. supra).

Het is belangrijk om aan te stippen dat de integrale jeugdhulpverlening geen aansturende rol heeft m.b.t. de samenwerkingsverbanden opvoedingsondersteuning en/of de opvoedingswinkel.

10 Zie het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de modulering en de netwerken rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening en crisisjeugdhulpverlening in het raam van de integrale jeugdhulp.

van de Vlaamse Regering betreffende de modulering en de netwerken rechtstreeks toegankelijke

jeugdhulpverlening en crisisjeugdhulpverlening in het raam van de integrale jeugdhulp (9 december 2005).

(17)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het huidige onderzoek is gekeken naar (1) identificatie als onderdeel van de Neder- landse rechtsstaat; (2) draagvlak voor de kernwaarden en -principes van de Neder-

• Deze kinderen hebben behoefte aan een bondgenoot die er speciaal voor hen is en die een neutrale positie kan innemen ten opzichte van de (beoogde) voogd of pleegouder en

Dc Pacifistisch Socialistische Partij kan niet beschikken honderdduizenden guldens voor het voeren van een verkiezingsactie. Voor drukwerk,

Sommige deskundigen (zie bron 11) wijzen vooral op de positieve effecten die deze uitbreiding van de EU zou kunnen hebben op de oostelijke deelstaten van Duitsland.. Anderen

Deze moeder is trots op wat haar kind heeft bereikt en zij weet maar al te goed dat niet alle ouders dit over hun kinderen kunnen zeggen.. Niet uit kranten, maar uit eerste hand

Onderwerpen rond het aanstaande ouderschap en de opvoeding kunnen in deze gesprekken door zowel ouders als de verloskundige worden ingebracht.. Als een verloskundige zich zorgen

Wie het meende met zijn ice­bucket, moet nu mee ijveren voor de aanpassing van de wet op de palliatieve verzorging, zegt kamerlid Anne Dedry.. De partij pikt daarmee in op een

- De Nederlandse Vereniging voor Raadsleden de Tweede Kamer oproept de lokale autonomie van gemeenteraden te erkennen bij hebt invullen van de lokale rekenkamer.. - Landelijk