Substantieven - meervoud 1. De hoofdregel:
+ en (maar let op de spelling (cfr. (10) adj.))
Korte klinkers blijven kort, lange klinkers blijven lang (open lettergreep).
bv.: man – mannen muur – muren
huis – huizen brief – brieven
2. Substantieven op –e, -el, -em, -en, -er, -je, -ier (persoon), -tie:
+ s
Bij de woorden op [–el, -em, -en, -er] gaat het steeds om de doffe /e/.
bv.: ziekte – ziektes uitz.: middel - middelen
winkel - winkels reden - redenen
keuken – keukens engel - engelen
boompje - boompjes wonder - wonderen
winkelier – winkeliers christen - christenen
situatie – situaties zee – zeeën idee – ideeën
3. Substantieven die eindigen op a, o, i, u, y:
+ ‘s : - als er voor de eindklinker een medeklinker staat of - als de eindklinker zelf een lettergreep is
bv.: auto - auto’s alinea - alinea’s
hobby - hobby’s MAAR: display – displays, bureaus camera - camera’s
4. Substantieven op -ie, maar niet -tie:
+ ën, als de klemtoon op de -ie valt + ¨n, als de klemtoon ergens anders valt
bv.: symfonie - symfonieën MAAR: bacterie - bacteriën
knie - knieën olie - oliën
Opmerking: - Sommige (!) hebben ook een meervoud op -s.
bv.: kolonie - koloniën, maar ook kolonies serie - seriën, maar ook series
- Sommige (!) hebben alleen meervoud –s.
bv.: familie – families missie – missies subsidie – subsidies, … visie – visies (cfr. Latijns/Griekse oorsprong)
5. Speciale gevallen:
Substantieven op –e : -s of –n
Bijna alle substantieven op –e hebben ook een meervoud op –n. Je mag kiezen tussen de beide vormen.
de gemeentes – de gemeenten de ziektes – de ziekten
Let op: Een aantal substantieven hebben alleen maar een meervoud op –n.
Deze substantieven zijn meestal afgeleid van adjectieven (zie (11) adj.).
de zieke mannen – de zieken
de geïnteresseerde mensen – de geïnteresseerden de wedde – de wedden, …
+ eren
bv. ei - eieren blad - bladeren (boom)
kind - kinderen kalf - kalveren
rund – runderen volk – volkeren
(goed) – goederen lied – liederen
Sommige substantieven hebben een korte klinker in het enkelvoud, maar een lange in het meervoud.
Onthoud de meest frequente…
bv.: het bad - de baden het pad - de paden de slag - de slagen de dag - de dagen het dak - de daken het glas - de glazen het gat - de gaten het vat - de vaten
het graf - de graven het verdrag - de verdragen het blad - de bladen (boek) het verslag - de verslagen het dal – de dalen het bedrag – de bedragen het gebed - de gebeden de weg - de wegen
het gebrek - de gebreken het bevel - de bevelen het lot - de loten de oorlog - de oorlogen het slot - de sloten de god - de goden het schot - de schoten
de stad - de steden het schip - de schepen het lid - de leden
-s blijft -s
mens – mensen dans –dansen
kous – kousen kaars – kaarsen
kruis – kruisen plaats – plaatsen
eis – eisen …
Letterwoorden: -‘s
de gsm – de gsm’s de tv – de tv’sSubstantieven op -heid: -heden
de mogelijkheid - de mogelijkheden de moeilijkheid - de moeilijkheden
Sommige substantieven van vreemde oorsprong: -s
Let op: Deze categorie is zeer klein!
De meeste substantieven waarvan duidelijk is dat ze van vreemde oorsprong zijn, hebben een gewoon regelmatig meervoud op -en.
bv.: restaurant – restaurants salon – salons gazon – gazons dictee – dictees (!) e-mail – e-mails cheque - cheques sigaar – sigaren ( !) niet *sigaars
Geen meervoud na een cijfer + euro, liter (l), kilogram (kg), meter (m), uur, jaar
bv.: Dat kost 20 euro. Het bed meet twee meter.
Ik wil twee liter wijn. Het is vijf uur vliegen.
Substantieven op -ik zonder klemtoon: -en
bv.: de perzik - de perziken de slechterik - de slechteriken de monnik - de monniken
Woorden op –graaf: –grafen
fotograaf – fotografen paragraaf – paragrafen