• No results found

Parenteel van Cornelis Franciscus Cuypers. Generatie I. Generatie II

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Parenteel van Cornelis Franciscus Cuypers. Generatie I. Generatie II"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Parenteel van Cornelis Franciscus Cuypers.

Generatie I

I. Cornelis Franciscus Cuypers, gedoopt in Hoeven op maandag 17 mei 1728, trouwde met Isabella Jacoba Eijmberts, dochter van Theodorus Eijmberts en Johanna Lucia Francisca Biersteekers, gedoopt in Bergen op Zoom op zaterdag 12 februari 1735.

Uit dit huwelijk 5 kinderen.

1. Theodorus Henricus, gedoopt in Oudenbosch op vrijdag 14 maart 1760.

2. Petrus Josephus, gedoopt in Oudenbosch op dinsdag 6 januari 1761.

3. Theodorus Johannes, gedoopt in Oudenbosch op zondag 6 januari 1765.

4. Maria Anna Jacoba, gedoopt in Oudenbosch op donderdag 10 juli 1766, overleden (ongeveer 39 jaar oud) in Bergen op Zoom op

maandag 30 september 1805, begraven in Huijbergen, trouwde

(respectievelijk ongeveer 25 en ongeveer 26 jaar oud) in Oudenbosch op maandag 15 augustus 1791 met haar neef Simon Petrus Lebot, zoon van Johannes Simon Lebot en Maria Anna Eijmberts, gedoopt in Bergen op Zoom op woensdag 12 juni 1765, overleden (ongeveer 56 jaar oud) aldaar op woensdag 13 maart 1822. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

5. Petrus Josephus, gedoopt in Oudenbosch op maandag 11 april 1763, overleden (ongeveer 81 jaar oud) in Bergen op Zoom op

woensdag 18 december 1844, volgt II [blz. 1].

Generatie II

II. Petrus Josephus Cuypers, zoon van Cornelis Franciscus Cuypers (I) [blz. 1] en Isabella Jacoba Eijmberts, gedoopt in Oudenbosch op maandag 11 april 1763,

overleden (ongeveer 81 jaar oud) in Bergen op Zoom op woensdag 18 december 1844, trouwde (respectievelijk ongeveer 33 en ongeveer 23 jaar oud) in Oudenbosch op dinsdag 8 november 1796 met Maria Elisabeth Theresia van Mattemburgh, dochter van Petrus Christophorus van Mattemburgh en Angela Maria Josepha de Villegas de Serville, gedoopt in Bergen op Zoom op vrijdag 15 oktober 1773, overleden (ongeveer 77 jaar oud) aldaar op zondag 22 december 1850.

Uit dit huwelijk 6 kinderen.

1. Eduardus Cornelius Petrus Jacobus, gedoopt in Hoeven op vrijdag 16 februari 1798, overleden (ongeveer 35 jaar oud) in Brussel [Vlaams-Brabant, België] op maandag 18 november 1833.

2. Cornelius Ludovicus Antonius, gedoopt in Bergen op Zoom op donderdag 15 augustus 1799, overleden (ongeveer 84 jaar oud) in Brussel [Vlaams-Brabant, België] op zondag 30 maart 1884, volgt IIIa [blz. 10].

3. Isabella Angelica Jacoba Carolina Charlotte, gedoopt in 's-Gravenhage op maandag 4 mei 1801, overleden (ongeveer 86 jaar oud) in Ginneken op dinsdag 21 februari 1888, trouwde (respectievelijk ongeveer 32 en ongeveer 44 jaar oud) in Bergen op Zoom op vrijdag 11 april 1834 met mr. Lambertus Dominicus Storm, zoon van mr. Bernardus Storm en Johanna Elisabeth van Meeuwen, gedoopt in 's-Hertogenbosch op

donderdag 25 maart 1790, woonde Veemarktstraat Breda vanaf 1834, overleden (ongeveer 69 jaar oud) in 's-Gravenhage op vrijdag 3 juni 1859, begraven in Princenhage op maandag 6 juni 1859. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

4. Antonius Casparus Ferdinandus Prosperus, gedoopt in 's-Gravenhage op maandag 7 februari 1803, overleden (ongeveer 79 jaar oud) in

Brussel [Vlaams-Brabant, België] op donderdag 7 december 1882, volgt

(2)

IIIb [blz. 10].

5. Henriëtta Cornelia Frederica Maria, gedoopt in 's-Gravenhage op zondag 5 augustus 1804, overleden (ongeveer 81 jaar oud) in Bergen op Zoom op dinsdag 26 januari 1886, volgt IIIc [blz. 11].

6. Carolus Franciscus Julianus Augustus, gedoopt in 's-Gravenhage op zondag 17 augustus 1806, overleden (ongeveer 45 jaar oud) in

Bergen op Zoom in 1852, begraven in Huijbergen.

Petrus Josephus Cuypers.

Het landgoed werd gesticht door P.J. Cuypers, die van 1818-1827 burgemeester van Bergen op Zoom was. Hij kocht vanaf 1807 grond aan, en zijn weduwe, Maria van Mattemburgh, stichtte in 1847 het landhuis. De stijltuin werd tussen 1843 en 1878 aangelegd. De kleindochter van Cuypers, Marie Louise Cuypers, trouwde met de Franse graaf Pelletier de Chambure, waaraan ze haar bijnaam het gravinneke had te danken. Toen de gravin in 1967 stierf verzocht ze haar man om het landgoed aan de Stichtinrabants Landschap te verkopen, hetgeen in 1970 geschiedde. De tuin en het landgoed werden bovendien, na het overlijden van de graaf in 1982, aan het Brabants

Landschap geschonken.

partij/stroming.

stroming(en).

regeringsgezind, maar tamelijk onafhankelijk (ten tijde van Willem I).

Hoofdfuncties en beroepen.

Landeigenaar.

Drossaard Oosterkwartier markiezaat Bergen op Zoom, vanaf 1794.

Burgemeester van Oudenbosch, vanaf 1795.

Lid Vergadering van representanten van het Volk van Bataafs Brabant, van april 1796 tot januari 1798.

Lid Eerste Kamer, Vertegenwoordigend Lichaam, van 31 juli 1798 tot 17 oktober 1801 (voor het district Steenbergen/Bergen op Zoom).

Voorzitter Eerste Kamer, Vertegenwoordigend Lichaam, van 15 mei 1801 tot 29 mei 1801.

Lid Wetgevend Lichaam, van 2 november 1801 tot 29 april 1805 (voor het departement Brabant).

Lid Wetgevend Lichaam, van 15 mei 1805 tot 24 juli 1806 (voor het departement Brabant).

Lid Wetgevend Lichaam, van 4 oktober 1806 tot 8 oktober 1807 (voor het departement Brabant).

Lid Staatsraad, van 8 oktober 1807 tot 1 augustus 1810.

Lid Provinciale Staten van Brabant, van 9 september 1814 tot 30 december 1814 (voor de landelijke stand).

Lid Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden, van 30 december 1814 tot 1 september 1815 (voor Brabant).

Lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 21 september 1815 tot 20 oktober 1834 (voor Noord-Brabant).

Lid college van burgemeesters van Bergen op Zoom, van 1818 tot 1824.

Burgemeester van Bergen op Zoom, van 1 maart 1824 tot 1 januari 1838.

Nevenfuncties.

Lid Amortisatiesyndicaat, van 1823 tot 1840.

Staatsraad in buitengewone dienst, Raad van State, van 1 september 1821 tot 18 december 1844.

Afgeleide functies, presidia etc.

Lid sectie financiën (Staatsraad), van 8 oktober 1807 tot 29 oktober 1807.

id sectie algemene zaken en wetgeving (Staatsraad), van 29 oktober 1807 tot 14 december 1807.

Lid sectie financiën (Staatsraad), van 14 december 1807 tot 24 juni 1808.

Lid sectie algemene zaken en wetgeving (Staatsraad), van 24 juni 1808 tot 22 december 1808.

President sectie financiën (Staatsraad), van 22 december 1808 tot 1 augustus 1810.

Activiteiten.

als parlementariër.

Behoorde in 1829 tot de vijf Noord-Nederlanders die tegen de tienjarige begroting stemden.

Stemde in 1830 tegen de eerste afdeling (uitgaven) van de begroting.

Het Landgoed Mattemburg.

Het ontstaan van dit landgoed hebben we in de verte ergens nog te danken aan de Fransen. Die belegerden Bergen op Zoom langdurig in 1747, waarbij de omgeving van de stad traditiegetrouw werd geplunderd. Nadat de rust was weergekeerd, werden veel hoeves niet terug opgebouwd,

(3)

zoals de Musschenpot op de Zuidgeestse Heide. De grond werd verkocht aan de markies, die het liet beplanten met schaarhout. Een halve eeuw later, in 1801, worden de bezittingen en dus ook de gronden van de markies opgeëist door de staat, die besluit de onrendabele, zeg maar 'woeste' gronden te verkopen, wat ze nog een beetje rendabel maakt. Langs deze weg komen de voormalige gronden van de Musschenpot in 1807 in handen van Petrus Cuypers stammend uit een familie van gegoede kooplieden uit Oudenbosch. Zowel in de Bataafse en Franse Tijd als later onder koning Willem i weet hij zich te onderscheiden. De Franse Tijd luidt het begin in van zijn politieke carrière. Eerst wordt hij drossaard van het Oostkwartier van het Markiezaat om in 1795 op te klimmen tot burgemeester van Oudenbosch. Hij maakt de overstap van provinciale naar

landelijke politiek en is vanaf 1806 zelfs persoonlijk raadsheer van koning Lodewijk Napoleon. Dat hij vanaf 1810 tijdelijk ambteloos is, speelt in zijn voordeel, want Willem i benoemt hem in 1814 tot lid van de Staten van Brabant. In 1818 wordt hij burgemeester van Bergen op Zoom, wat hij blijft tot 1837. Welnu, deze Cuypers trouwt met Maria van Mattemburgh, uit een West-Brabants geslacht van bestuurders, genoemd naar een in de zestiende eeuw bedijkte polder onder Nieuw-Vossemeer. Ze krijgen samen zes kinderen en worden zeer vermogend, wat vooral te danken is aan een aantal erfenissen, inhoudende boerderijen en gronden van Overflakkee tot Biesbosch.

Echte liefde.

Een van hun zonen, Louis, bezorgt hen heel wat kopzorgen. Hij is een rusteloze ziel en kan

kennelijk ook zijn handen niet thuishouden. Het komt regelmatig tot een vechtpartij met militairen in de garnizoensstad Bergen op Zoom en een keer eindigt hij zelfs in het cachot. Zijn vader moet hem zoveel mogelijk beschermen en financieel bijspringen. Zeker nadat hij als ontvanger van de directe belastingen tekorten niet kan aanvullen. Dat hij een relatie aanknoopt met de dochter van een herbergier gaat zijn vader toch echt te ver. Louis negeert echter het vaderlijke bevel de relatie te verbreken en volgt de stem van zijn hart. En zo staat hij in 1839 met zijn aanstaande bruid Adriana Hips voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van Halsteren, hij 40, zij 22. Er komt nog wel schriftelijke toestemming van de wederzijdse ouders, maar verder laat de familie geheel verstek gaan. Een jaar later verhuist het stel naar Antwerpen, vervolgens naar Berchem en tenslotte naar Brussel, waar een chique pand wordt betrokken aan de Jozef ii straat.

Waarom niet voor Cuypersburg werd gekozen Ofschoon het enfant terrible van de familie, danken we aan deze Louis de stichting van het landgoed. Waar wel onmiddellijk aan moet worden

toegevoegd dat zijn moeder hem op het idee bracht. In een brief de dato 17-1-1846 legt ze haar zoon het plan voor een buiten te stichten. Een eerste vereiste daarvoor was een statig landhuis dat in fasen, tussen 1846 en 1853, tot stand kwam. Het werd een villa in neoclassicistische stijl, wat zoveel wil zeggen als 'met sobere, strenge, doch rustige vormen'. De architecten uit die stijlperiode (1740-1860) vielen terug op de - vermeende - puurheid van gebouwen als tempels uit de klassieke oudheid, de Grieken en Romeinen. In die stijl werden onder meer ook de Arc de Triomphe in Parijs en het British Museum in Londen opgetrokken. Villa Mattemburgh, een product van de Antwerpse architect Franssen, bevindt zich dus in goed gezelschap. Nu het huis er eenmaal stond, was het tijd geworden voor een daarop aansluitend park. In 1849 leverde de - alweer - Antwerpse (tuin)architect Emile van Cuyk, onder meer ook bekend van de landschapstuin van de Zoo van Antwerpen, het plan voor eenen Engelschen hof en wandelingen door de velden, weyden en het Bosch daertegen gelegen. Maria zelf heeft nauwelijks van de geneugten van het landgoedleven kunnen genieten. In haar testament uit 1849 - het jaar daarop komt ze te overlijden - laat ze haar zoon de Buitenplaats, genaamd de Musschenpot na, inclusief bossen, landerijen en boerderij de Lange Teen, samen 166 hectare groot en geschat op f 32.000. Uit eerbied voor zijn moeder wijzigt Louis de naam van het landgoed van 'Musschenpot' in 'Mattemburgh', naar zijn moeders

familienaam. Dat hij van zijn moeder gehouden moet hebben, blijkt ook uit een brief van

Schiefbaan, zijn belangenbehartiger in Den Haag: Het lieve en schoone Mattemburgh, waarvan uw nooit volprezen moeder de grondslagen legde en van een slecht bosch een overschoon verblijf gemaakt heeft. Dat haar lieve en zachte geest u steeds omgeve. Omdat in eerdergenoemd

testament niets over een tuin wordt gezegd, mag worden aangenomen dat de aanleg daarvan pas kort daarna aanving. En een belangwekkende bron in de vorm van een lofdicht wijst erop dat die in grote lijnen vijf jaar later al was voltooid Geld en geloof hebben altijd iets met elkaar gehad Dat lofdicht was ter gelegenheid van Louis' verjaardag op 15 augustus 1855 en van de hand van de bevriende pastoor uit Hoogerheide, Krüger: Het Buiten Mattemburgh en het Buitenleven, bezongen ter gelegenheid der verjaring van den Weledelen Heer Cornelius Ludovicus Antonius Cuypers. Het is ondoenlijk het hele lofdicht af te drukken maar een aantal coupletten zijn van belang om de lezer

(4)

een idee te geven.

't Was eer een duister oord, in nare en doodsche streken Men hoorde met veel schrik, van 't eenzaam oord soms spreken O welk een ommekeer, wat wisselt niet de tijd? Wat wordt niet daargesteld, door menschelijken vlijt? Wat was er toch te zien, vóór slechts een tiental jaren? En nu een bouw, waar 't oog met wellust op kan staren Een Buitenplaats vol smaak, een wereldsch paradijs Een hof van lusten ja, op onderscheiden wijz' Hoe overheerlijk zijn de tuinen, paden, dreven Die gij, door noester vlijt, uit 't niet hebt zien herleven? Uit 't niet? - een beijert was 't o ja! - geen woester oord Dan dit was elders nog aan oost- of westerboord.

Hier zijn bergen, daar zijn dalen, ginds een aardig lustpriëel Hier een vijver, daar weer masten, overheerlijk is 't geheel Hier een vaartuig in het water, ginds een heuvel in het verschiet Hier gaan wij langs effen wegen, waar men niet één hugtje ziet Nu weer paden die ons leiden naar een lustverrukkend dal Ginds weer rijk beplante parken, hier een laagte, daar een wal Daar omlaag een brug, om over deze kronkelbeek te gaan Ginds omhoog een rijke koepel - schooner treft men zelden aan! En daaronder nog een kelder, die met kilkoud ijs gevuld 's Zomers schenkt een lekker beetje, toebereid met taai geduld.

Ik zie den fieren wijntros hangen, persik, pruim en abrikoos Peren, kersen en morellen, appelen, blozend als een roos Wie toch telt de schoone vruchten, die in dezen boomgaard staan? In den moestuin - als men dezen eens oplettend rond wil gaan - Zie ik aard- en andere beijen, wit en rood, maar rijp en frisch Ananassen en meloenen, lekkernijen voor den disch Suikerpeen en artisjokken, gul gegroeid in overvloed Massa's van verscheidne groenten, alles - alles even goed!

En wat verder in de bakken, wordt gekweekt met vetten mest Sla en boonen, peen en meerder, voegt dat alles bij de rest'.

In het lofdicht worden ook dieren genoemd als ganzen, fazanten, zwanen en duiven, maar het voornaamste dat van het gedicht blijft hangen is dat het park is aangelegd volgens de Engelse Landschapsstijl (els). Mogelijk deed Louis, die tussen 1851 en 1855 veel in Engeland verbleef, daar inspiratie op. Niet alleen de kleinschaligheid, doorzichten en afwisseling tussen hoog en laag wijzen daarop, maar ook 'Chinese' elementen als de boogbruggen en de theekoepel, die in de els al vóór 1800 in zwang waren. Overigens doet het laatste couplet vermoeden dat de eerwaarde een welkome gast was op de zondagse dis. Als ontwikkelde lieden met gezag werden pastoors door de adel min of meer als gelijken gezien.

Louis.. Louis bleef tot zijn dood in 1884 in Brussel wonen en betrok de Mattemburgh 'enkel' als buitenverblijf, voor de zomermaanden en om er met vrienden te jagen in het seizoen. Desondanks hield hij zich vanuit België uitstekend op de hoogte van de gang van zaken. Hij breidde het

landgoed nog uit met percelen mastbos en hakhout en hoeve De Konijnenheining, met bijhorende gronden in het dal van de Blaffert. Bij zijn overlijden was het landgoed gegroeid tot 187 hectare. De inventaris die werd opgemaakt van het huis, geeft ons een interessante 'blik in de keuken', met op de begane grond: eetzaal, huishoudkamer, ronde kamer, kleine kamer, biljartkamer en kantoor; op de eerste verdieping: grote logeerkamer, kleine logeerkamer, balkonkamer, kamer bij kleine trap en twee slaapkamers; zolderverdieping: dienstbodenkamers; sousterrain: mangelkamer,

badkamer, keuken. Ondanks zijn nervositeit en temperament was Louis een berekenende

ondernemer. Hij deed aankopen - boerderijen en grond - onder Zevenbergen, Dinteloord, Gastel, Hoeven, Steenbergen, Zwaluwe, Made en Geertruidenberg. Op Overflakkee liet hij gorzen bedijken. En ook voor het inpolderen van gorzen en grienden in de Biesbosch werd eind negentiende eeuw van de staat toestemming gekregen. Hij exploiteerde een cichoreifabriek in Ossendrecht, had aandelen in meestoven verspreid over Brabant en Zeeland en stichtte in 1854 een steenfabriek in Woensdrecht en in 1867 een suikerfabriek in Geertruidenberg...

en Aymon: besturen vanuit Brussel Louis' zoon Aymon, die in zijn jonge jaren in Antwerpen, Brussel en Leiden studeerde, kopieerde het leefpatroon van zijn vader: Brussel als vaste

verblijfplaats en Mattemburgh als buitenverblijf. Op 61-jarige leeftijd besloot hij eindelijk eens een gezin te stichten en stapte in het huwelijksbootje met de 32 jaar jongere Victoria de Bagenrieux uit Aalst (België), die al zes jaar daarna overleed. Aymon hield zich tot in de kleinste details bezig met het beheer van het landgoed en breidde het regelmatig uit, onder meer met boerderij Hildernisse in 1909. Hij en zijn daar geboren dochter Marie-Louise (19051967) bleven in Brussel wonen, maar konden tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-'18) gelukkig uitwijken naar Mattemburgh in het neutrale Nederland. Mede door het opkopen van failliete boerenbedrijven in de jaren '30, was het landgoed bij zijn dood in 1939 uitgegroeid tot ruim 300 hectare.

Een beetje landgoed heeft 'body' nodig Alvorens het verhaal voort te zetten met de laatste telg uit dit geslacht (in rechte lijn althans), Marie-Louise, eerst iets over de verdere aanleg van het

(5)

landgoed, die in ruimte en tijd continu doorging. Bodemonderzoek wijst uit dat het landschapspark de vruchtbaarste ondergrond kent, in vaktermen zwarte enkeerdgrond, wat wijst op een langdurig agrarisch gebruik in het verleden en ophoging door het opbrengen van plaggen en mest. Eenmaal het landschapspark voltooid, werd van 1858 tot 1874 gewerkt aan de moestuin, met een

ommuring, broeibakken en een onverwarmde en verwarmde kas. Bij de herbouw van de laatste in 1878 werd het glas geleverd door een Antwerpse firma, het ijzer door een Brusselse, terwijl het plantmateriaal afkomstig was van Schoten en Gent. Dit illustreert nogmaals hoe Belgisch de familie Cuypers georiënteerd was: zo niet halve, dan waren het inmiddels toch hele Belgen geworden. Aan de zuidmuur verrees een oranjerie (1874), die diende als winterverblijf voor de kuipplanten in de Formele Tuin, het laatste parkonderdeel..

Maar voor een beetje landgoed zijn een landhuis met aangrenzend park niet genoeg. Dat wil als een buitenste schil omringende landbouwgronden en bossen, die door middel van wegen en paden verbonden zijn met het centrum. Zo verging het op een haast vanzelfsprekende manier ook Mattemburgh, waarvoor we terug moeten naar 'aartsvader' Petrus Josephus. Die had van 1823 tot 1840 een financieel zeer interessante bijbaan als lid van een staatscommissie, belast met de verkoop van overtollige, minder nuttig geachte gronden van het rijk ('domeinen'). Dankzij

voorkennis kon hij veel van deze woeste gronden voor een prikkie kopen, met name heidegronden ten oosten van de Antwerpse straatweg, welke hij liet inzaaien met dennen. Na het opheffen van genoemde commissie deed hij een beroep op een wet uit 1840, die voorzag in belastingvoordelen voor ontginners. Zijn aan gifte betrof het ontginnen van heide en droogleggen van

binnenwaterplassen met visserij. Langs deze weg konden zijn nazaten van 1845 tot 1865 een grote oppervlakte heide en vennen, aansluitend op eerdere ontginningen, bebossen. In dit deel van het landgoed, tegenwoordig aangeduid als het bosreservaat, kwam een rechtlijnige

padenstructuur tot stand, met de recht op het landhuis uitkomende Hoofddreef. Gaandeweg verflauwde de aandacht van de Cuypersen voor dit bos. Althans, er werd geen beheer meer gevoerd. De Bergense natuurvorser en leraar biologie Jan Sloff schreef over het decennia

achterwege blijven van bosbeheer in 1969: Mag het bos bewesten de straatweg nog min of meer onderhouden zijn, beoosten de straatweg is dat allerminst het geval. Daar groeien grove dennen in dicht bestand. De vroegere eigenaar de heer Cuypers liet de bomen maar groeien of vallen zoals dat ging. Gekapt werd er niet noemenswaard, gedund nooit. In de jaren dat ik in Bergen op Zoom woon, dat is vanaf 1920, heb ik eigenlijk niet gemerkt, dat het bos wat gegroeid is. Wel is het dichter geworden. Hier en daar staan tussen de grove dennen ook wat zeedennen die in westelijk Noord Brabant nogal eens als opslag voor komen. Zowel in dit bos als langs de Dubbele Dreef groeien in gunstige jaren heel wat paddestoelen. Ten gevolge van oorlogshandelingen in '40-'44 rond het aanliggende vliegveld Woensdrecht raakten de bomen besmet met kogels en

granaatscherven. Exploitatie werd hierdoor nog minder interessant. Toen Brabants Landschap het landgoed in 1970 kocht, besloot zij dit deel ter grootte van 150 hectare als strikt bosreservaat in te richten, wat het in feite al 85 jaar was. Bomen vallen om en mogen blijven liggen of sterven anders staande, 'in het harnas'. Op het grote aandeel dood hout reageren flora en fauna uitbundig. Het betekent een schuilplaats en voedselbron voor insecten en andere ongewervelden, waarop weer amfibieën, vogels en vleermuizen afkomen. De rottingsprocessen worden bespoedigd door varens en paddenstoelen. De roep naar een natuurlijk beheerd bos, een beheer van 'niets doen', kwam in Nederland pas op gang in de jaren '80. Sindsdien zijn mondjesmaat verspreid over heel het land kleine bosreservaten ingericht. Een bosreservaat als hier, van een dergelijke ouderdom en oppervlakte, vinden we nergens anders in Nederland..

De schade te boven, maar het geslacht ten einde Marie-Louise, die bij haar vaders dood in 1939 het hele familiebezit erfde, trouwde datzelfde jaar nog met Jacques Pelletier, graaf de Chambure.

Deze was geboren in Elsene bij Brussel en op zijn zestiende, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, als vrijwilliger in het Franse leger gegaan. Daar onderscheidde hij zich zo, dat hij later het Croix de Guerre ontving. Logisch dus dat hij als voormalige oorlogsheld in 1939, bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, wederom dienst nam in het Franse leger. Dat zou hem en zijn vrouw zuur opbreken. De Duitse bezetter beschouwde de Mattemburgh als vijandelijk

vermogen en de burgemeester van Woensdrecht moest het grafelijke echtpaar gelasten om vóór 9 september 1940 de gemeente te verlaten en zich niet meer in gemeenten ten westen van de lijn Oosterhout-Ginneken op te houden. Terwijl zij gedwongen hun intrek namen op hotel-landgoed Anneville onder Ulvenhout, werd villa Mattemburgh betrokken door 15 à 20 Duitse

(onder)officieren. Voor de inrichting van 28 barakken in het bos ten oosten van de Antwerpse straatweg werden 5000 bomen gerooid. Ook werden er betonnen schuilkelders gebouwd ter

(6)

ondersteuning van vliegveld Woensdrecht. Vanaf 1943 werden tankgrachten gegraven en op grote schaal bomen gekapt. Oktober 1944 woedden er op het landgoed en directe omgeving hevige gevechten, soms zelfs man tegen man. De tuinmanswoning en boerderij de Konijnenheining werden volledig verwoest. Theekoepel, bruggen en beelden werden zwaar beschadigd en de schade aan het landhuis werd begroot op f 80.307. Als gevolg van de Franse nationaliteit, die bij huwelijk ook de gravin had verkregen, duurde het tot halverwege de jaren '50 voor de

oorlogsschade werd vergoed. Marie-Louise, vanwege haar kleine gestalte in de streek minzaam 'het gravinneke' genoemd, behoorde bij haar overlijden in 1967 tot de meest gefortuneerde inwoners van Brabant. Omdat het echtpaar kinderloos was gebleven, zochten ze naar een

instantie die het dierbaar erfgoed in dezelfde geest zou beheren als zijzelf altijd hadden gedaan. In 1970 ging 357 hectare van het landgoed voor f 2.200.000 over naar Brabants Landschap, met daar bovenop de schenking 'Buitenplaats Mattemburgh' van 17 hectare, pas te verkrijgen na het overlijden van de graaf, wat in 1982 gebeurde.

Prachtige perken.. Mattemburgh is beroemd om zijn mozaïekperken, bestaande uit in patronen geplante eenjarigen met kleurig blad. Dergelijke perken raakten in Europa eind negentiende eeuw in de mode als gevolg van de import van gekleurde planten uit Amerika. Vooral in Engeland en Frankrijk stak men elkaar de loef af met steeds ingewikkelder (kleuren)patronen. De perken vertoonden allerlei vormen, van cirkels tot slingers en van letters tot wapenborden. Om er goed zicht op te hebben, werden ze dicht bij het huis aangelegd. Niet alleen eenjarigen werden gebruikt maar ook groenblijvende planten, zoals hemelsleutel en huislook, in zogenaamde 'vetplantperken'.

De meest gebruikte perkplanten waren geraniums, verbena's en pantoffelplantjes, in

respectievelijk de kleuren rood, paars en geel. Door voortdurend te kruisen ontstonden ontelbare variëteiten. Om al die perken te kunnen vullen, waren honderden, soms duizenden plantjes nodig, die doorgaans op de buitenplaats zelf uit zaad werden opgekweekt. Het aanleggen en

onderhouden van deze perken betekende een enorme verzwaring van het werk van de tuinbaas.

Allereerst werd het patroon uitgezet, met stokken en touw. Vervolgens moest niet alleen worden gezaaid, maar ook verspeend, gestekt, verpot, bewaterd en luisvrij gehouden. En om ze allemaal op dezelfde hoogte te houden, moesten de plantjes ook nog eens worden bijgesnoeid. Omdat ze overbodig waren en zelfs disharmonieerden, werden de bloemen eruit genepen. Vanaf de jaren '50 raakten mozaïekperken in ons land uit de mode, maar binnen de afgesloten gemeenschap van Mattemburgh bleef men, ook letterlijk, aan de oude patronen vasthouden. Meest in het oog springend op dit landgoed is een perk in achtkantige tulbandvorm met een diameter van 6 meter:

het 'Fürst Pückler-bed', genoemd naar de Duitse vorst Hermann von Pückler Muskau die er als een van de eersten mee experimenteerde. Er wordt nog altijd eigen materiaal voor gebruikt, dat stamt uit de negentiende eeuw. Ieder voorjaar wordt het bed opnieuw, volgens een nieuw patroon, uitgezet met 5 à 6000 plantjes. In de jaren '50 waren er nog vijf van dergelijke 'taarten' over in Nederland, nu rest alleen nog die van Mattemburgh. Ook de laatste 'bed-opmaker', Dirk Vos van 85, is nog springlevend. Onderstaand een verslag van een interview met hem eind september 2011..

verbloemen feodale verhoudingen Zijn levensverhaal is een belangrijke getuigenis van feodale (arbeids)verhoudingen diep in de twintigste eeuw. De gravin moet een werkgeefster zijn geweest van het type negentiende eeuw. Hij kon totaal niet met haar opschieten. In 1954 solliciteerde hij naar een functie als tuinman. Het begin van een gelukkig leven met veel kommer en kwel. Het was heel hard werken voor weinig geld. Mijn familie en vrienden verklaarden me voor gek. Ik had natuurlijk ook van baan kunnen veranderen, maar de liefde voor het vak en deze tuinen wonnen het altijd weer. Ik heb er meer van genoten dan zijzelf, de gravin en haar man, deden. Dat hield me op de been. Dirk begon voor f 35 in de week, waar na twee jaar f 5 bij kwam. Weer vier jaar later verdiende hij nog altijd maar f 40, terwijl iedereen al op f 60 zat. Ik vroeg er 10 bij. De gravin liet het de notaris uitzoeken. Ik moest in de mooie kamer komen. De papieren lagen op tafel. De

gevraagde opslag werd geweigerd, alles zou volgens de cao zijn. Woedend veegde Vos de papieren van tafel en riep dat hij van papier niet kon leven. Hij kreeg op staande voet ontslag en moest zes weken lang, midden in de winter, door familie worden onderhouden. De bakker en de kruidenier gaven hem krediet. Daarna trok hij in bij zijn ouders in Genderen en ging in de fabriek werken. Na 10 maanden vroeg de gravin hem terug. Ze had in die tussentijd 13 tuinmannen versleten en zijn looneisen werden nu wel ingewilligd. Hij begon 's morgens om 7 uur en ging 's avonds om 6 uur naar huis. 's Morgens zat ze achter het luikje te koekeloeren of ik wel op tijd kwam en tegen de tijd dat ik naar huis mocht, hield ze me op met loze praatjes. Er was een uur schafttijd en hier en daar een kwartier voor de koffie. Zaterdagmorgen moest je uiteraard ook

(7)

werken. En dan was hij naast tuinman ook nog eens loodgieter, metselaar, schilder, behanger en klusjesman. Hij deed gewoon alles. Zijn hele gereedschap bestond uit een schop, hark en

kruiwagen. De leilinden die tapsgewijs naar de oranjerie leiden, moest hij van de gravin met een snoeischaartje knippen om de blaadjes niet te beschadigen. Als de laurierboompjes last hadden van schildluis, moest hij op een trapje met een tandenborstel en een sopje de blaadjes afsponzen, want spuiten was uit den boze. Het mocht van de graaf en gravin allemaal geen geld kosten. Als ik een nieuwe hark nodig had, inspecteerde ze eerst de oude. En die had ik zelf al in elkaar gezet van een stuk hout en lange spijkers..

Is rijk zijn wel fijn? In dienst zijn bij de gravin betekende een leven van hard werken, slecht betaald worden en weinig waardering. Het besproeien van de tuin, moestuin en kas gebeurde allemaal met een gieter. De drukste tijd van het jaar was van november tot half januari met het verzamelen van bladeren uit het park. Dat was een gigantisch karwei in een tijd dat er nog geen bladblazers bestonden. Het blad werd in de broeibakken gegooid, waar in het voorjaar paardenmest overheen ging. Daarover kwam een laagje aarde en na 14 dagen broeien had je uitstekende potgrond voor de sierperken. Want die gingen bij Dirk voor alles. Het echtpaar ging ieder voorjaar 14 dagen op vakantie naar Frankrijk. Dan moest ik wel eerst het Fürst Pückler-bed in orde hebben. Op een keer viel de lente zo schraal uit, dat ik veertien dagen aan een stuk heb moeten begieten. Bij

terugkomst was mevrouws enige opmerking dat één van de 6000 plantjes was gesneuveld. Had ik toen een geweer gehad, dan had ik op haar geschoten. De opbrengsten van de moestuin waren enorm, maar de enigen die ervan aten waren de graaf en gravin. En van de jachtpartijen heeft Dirk noch een andere werknemer ooit een stukje wild mee naar huis gekregen. En dan te weten dat er in zijn beginperiode partijen werden gehouden met tableaux van 300 à 400 stuks wild, bestaande uit konijnen, hazen, fazanten en duiven. Tot aan het einde van zijn dienstverband werd er

gemiddeld 3 à 4 keer per jaar een jachtpartij gehouden met gemiddeld 8 jagers en 20 drijvers. De genodigden waren allemaal Belgische heren die onderling Frans spraken. Na afloop werden de jagers in de jachtkamer vergast op oesters, terwijl de drijvers in de fazantenkooi mosselen kregen.

Zo ongevoelig als 'het gravinneke' voor mensen was, zo diep was haar genegenheid voor dieren.

Ik hakte wakken in het ijs en moest er ook nog de brokken ijs uithalen, zodat de arme zwanen er zich niet aan zouden verwonden. Daar was je uren mee bezig, geen pretje in de vrieskou. Iedere dag een ren aanharken voor zes honden was ook geen pretje. Mollen, de pest voor ieder gazon, mocht ik niet vangen, wat ik stiekem toch deed. Een muizennest dat ik een keer vond in de moestuin mocht ik niet vernietigen. Met de fles heeft ze de muisjes grootgebracht. Toen de gravin in 1967 werd afgevoerd naar het ziekenhuis in Brussel, waar ze kwam te overlijden, waren haar laatste woorden tot mij: 'Dirk, zorg goed voor de planten.' Bij haar dood bleek ze over een

vermogen van f 100 miljoen te beschikken en onnoemelijk veel grond met daarop 350 pachters. Je mag je afvragen of deze rijkdom het echtpaar gelukkig heeft gemaakt. De graaf en gravin hadden ieder hun eigen kantoor, waarin ze de hele dag zaten te schrijven en te typen. Ze voerden

rechtszaken over hun grondbezittingen. Verspreid over Zeeland en West-Brabant hielden ze speciale 'zitdagen', waarop de boeren de pacht kwamen betalen, contant en tot op de cent. Als pachters langs kwamen, liepen ze al op straat met de pet in de hand.

In het voorgaande verhaal over Mattemburgh kwamen regelmatig de verschillende parkonderdelen ter sprake. Omdat de hierin vertegenwoordigde stijlen op weinig andere plekken in Brabant zo fraai tot ontwikkeling kwamen, verdienen ze een nadere toelichting.

De Engelse Landschapsstijl Hoewel slechts 17 hectare groot, kent de tuin een grote afwisseling en een hoge belevingswaarde. Er bestaat een sterk visuele relatie met de omringende bossen en cultuurgronden: het loopt er naadloos in over, vloekt er niet mee en zoekt geen tegenstelling. Juist op de plaats van het park is sprake van een overgang van een hoog bosgebied naar een laag schorrengebied, met een hoogteverschil van zo'n 12 meter. Daar heeft de ontwerper dankbaar gebruik van gemaakt. Zoals in landschapsparken gebruikelijk, is ingespeeld op een grazig en weids beekdallandschap. In een groot gazon staan verspreid groepjes bomen en solitaire exemplaren van uiteenlopende soorten, in een speelse, natuurlijk aandoende setting. Hoewel aangelegd, streeft de Engelse stijl ernaar zo natuurlijk mogelijk over te komen, alsof er geen mensenhand aan te pas is gekomen. In het midden wordt het gazon doorsneden door een als een beek meanderende vijver. Die illusie wordt hooggehouden door het begin- en eindpunt van de vijver te camoufleren met rododendronbosjes. De kronkelende paden door de tuin bieden steeds wisselende beelden en verrassende doorkijkjes. Na een rondgang heeft men het idee dat men door een veel groter gebied heeft gelopen dan men in wezen deed. Het open beekdal van de Blaffert wordt omzoomd door golvende bosranden, waarin rode beuk en tamme kastanje opvallen.

(8)

In de Landschapsstijl is ook ruimte voor exotische elementen. Zo liggen over de vijver twee bruggetjes, het Chinese bruggetje en een bruggetje dat geheel is opgebouwd uit rotsblokken. Aan de westkant van de vijver is, met materiaal dat vrijkwam bij het uitdiepen ervan, een kunstmatige heuvel opgeworpen (11 m +nap), waarop een wit theehuis staat. Vanuit ieder raampje vertrekt een zichtas, één naar het voormalige schorrengebied, twee richting Blaffert en twee lopen dood in het bos. Sinds 1995 wordt het gazon aan de voet van de theekoepel weer als hooiland beheerd, waardoor het rijker is geworden aan wilde planten. Afgaande op foto's uit het begin van de twintigste eeuw betekent dit herstel van een oude traditie. Onder het theehuis bevindt zich een ijskelder. Op bijna ieder landgoed vinden we er wel een. In de tijd dat er nog geen koel- en ijskasten bestonden, vervulden ijskelders een belangrijke koelingsfunctie. Blokken ijs, afkomstig van de vijver, werden erin opgeslagen. Gedurende de lente en zomer smolten deze slechts zeer langzaam af. Door metselwerk en dikke aarden wanden geïsoleerd, drong de hoger wordende buitentemperatuur hier slechts langzaam door, waardoor er levensmiddelen konden worden gekoeld..

De Formele Stijl Deze zoekt juist de tegenstelling met de natuurlijke omgeving en zweert bij geometrische figuren en lijnen. De grilligheid van de natuur wordt ondergeschikt gemaakt aan de zelfverzekerde mens. De stijl is recht toe, recht aan, haast wiskundig van opzet. Rechthoek en cirkel gelden als basiseenheid. Composities van strak opgezette compartimenten van boomrijen, geschoren hagen, bloemperken, gazons en tuinsieraden zijn het gevolg. De filosofi e achter deze stijl is te laten zien dat de mens controle heeft over de natuur. Streeft de Engelse Stijl naar harmonie, samenwerking, kortom integratie, dan streeft de Formele Stijl veel meer naar segregatie, sturing: heggen en bomen worden lineair aangeplant - 'in het gelid opgesteld' - en minutieus recht geschoren. Ook van deze stijl vinden we voorbeelden op Mattemburgh. Tot 2005 vormde de oranjerie het winterverblijf voor de oranjeboompjes en andere kuipplanten als citrus, agave, laurier, granaatappel en mimosa, die 's zomers langs de paden van het Formele tuindeel staan opgesteld. Tegenwoordig vervult de oranjerie een horecafunctie en verhuizen de kuipplanten noodgedwongen naar elders. Aan dit omslachtige gesjouw kan een einde komen wanneer er toestemming komt voor de bouw van een nieuw onderkomen op het landgoed zelf..

Erfgoed krijg je niet zomaar De schenking van het 17 hectare grote park met landhuis was weliswaar een genereus gebaar van het kinderloze paar, maar zadelde Brabants Landschap tevens op met een zware taak. Die zij overigens graag op zich neemt, want als erfgoedinstelling is dat bijna een morele plicht. Zij gaf 'SB4, Bureau voor Historische Tuinen, Parken en

Landschappen' de opdracht een toekomstvisie te maken. Die kwamen in een rapport uit 2010 tot de conclusie dat een dergelijke fraaie en volledige presentatie van een eind negentiende-eeuwse buitenplaats verder niet meer gevonden wordt in Nederland. Na de restauratie van de villa

september 2011, zijn nu verschillende onderdelen van het park dringend aan revisie toe. De meeste zorg baart de vijverpartij die, ten gevolge van de enorme grondwaterstandsdaling op de Brabantse Wal, te weinig water ontvangt. Terwijl binnen de esthetica van een landschapspark voldoende zichtbaar water (van bovendien goede kwaliteit) een absolute vereiste is voor een goede ruimtelijke en spiegelende werking. Om dit te bereiken moet de vijver worden

opengehouden en van een leemlaag voorzien. Vooruitlopend hierop vond in 2011

natuurontwikkeling plaats die de Blaffert weer watervoerend maakte. Voor de moestuin wordt gezocht naar oude, ziektebestendige rassen waarvan we uit historische bronnen weten dat ze op Mattemburgh gestaan hebben, zoals vijgepeer, dubbele jut, blauwe wijnpruim, witte eierpruim en reine hortense. De Blaffert moet weer blaffen Vanuit het dal van de Blaffert heb je vrij zicht op 'het Scheld', de voormalige Oosterschelde, nu het Markiezaatsmeer. Hoewel al sinds 1972 in

eigendom, kon Brabants Landschap de gronden in het dal pas in 2007 uit de pacht - en dus in eigen beheer - nemen. De oorsprong van de Blaffert ligt - eigenlijk lag - in het bosreservaat ten oosten van de Antwerpse straatweg. Tot ver in de twintigste eeuw trad in het dal nog kwel uit, afkomstig van de Brabantse Wal. Zoals gezegd werden de beek en haar dal eind negentiende eeuw betrokken bij het ontwerp van de stijltuin met vijver, welke laatste werd gevoed door

Blaffertwater. De meanderende vijver stroomde als het ware met de beek mee. Omdat de Blaffert was vervallen tot niet veel meer dan een droge greppel, is de oude loop uitgegraven naar de situatie van omstreeks 1900. Door middel van drempels wordt het afstromende water nu langer vastgehouden. En nadat plaatselijk de voedselrijke bodemlaag was verwijderd, ontstond een uitgangssituatie voor bloemrijk grasland. Dit fraaie staaltje van natuurontwikkeling kan alleen op duurzaam succes rekenen, als de grootschalige waterwinning op de Brabantse Wal drastisch wordt gereduceerd. En niet steeds wordt uitgesteld, ondanks allerlei bestuurlijke beloften. Dan kan

(9)

in afgegraven delen aan de beek en daarop uitkomende sloten zelfs weer dotterbloemgrasland tot ontwikkeling komen.

Bron: folder van Het Brabantslandschap.

Behoorde in 1833 tot de 24 leden die tegen de ontwerp-Wet op de middelen stemden. Stemde wel vóór de begroting.

Wetenswaardigheden.

uit de privésfeer.

Verwierf in de Bataafs-Franse tijd een aantal voormalige domeingoederen van de markiezen van Bergen op Zoom.

Zijn vader was ambtenaar in dienst van de markies van Bergen op Zoom.

Zijn echtgenote was een nicht van E. van Mattemburch, lid Wetgevend Lichaam.

ridderorden.

Ridder in de Orde van de Unie, 13 februari 1807.

Ridder in de Orde van de Reünie, 7 maart 1812.

bezit van heerlijkheden.

Heer van Spangen en Tedingerbroek.

Ambachtsheer van Grijsoord en Klinkerland.

mr. Lambertus Dominicus Storm.

.

hoofdfuncties en beroepen.

Advocaat te Breda, vanaf 1810.

Lid stedelijke raad (vanaf oktober 1851 gemeenteraad) van Breda, van 1838 tot 3 juni 1859.

Griffier kantonrechtbank te Breda, van 1 oktober 1838 tot 15 mei 1852.

Buitengewoon lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 5 augustus 1840 tot 5 september 1840 (voor Noord-Brabant).

Lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 21 oktober 1844 tot 17 oktober 1847 (voor Noord-Brabant).

Lid Staatscommissie tot herziening van de Grondwet, van 17 maart 1848 tot 4 november 1848.

Buitengewoon lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 18 september 1848 tot 8 oktober 1848 (voor Noord-Brabant).

Lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 13 februari 1849 tot 20 augustus 1850 (voor het kiesdistrict Breda).

Lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 7 oktober 1850 tot 11 mei 1852 (voor het kiesdistrict Breda; ontslag genomen vanwege zijn benoeming tot burgemeester).

Burgemeester van Breda, van 15 mei 1852 tot 1 november 1853.

Lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 11 juli 1852 tot 26 april 1853 (voor het kiesdistrict Breda).

Lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 27 juni 1853 tot 3 juni 1859 (voor het kiesdistrict Breda).

nevenfuncties.

Staatsraad in buitengewone dienst, Raad van State, van 4 november 1848 tot 3 juni 1859.

opleiding.

Romeins en hedendaags recht (gepromoveerd op stellingen), Hogeschool te Leiden, van 19 september 1809 tot 21 mei 1810.

activiteiten.

Stemde in 1840 met 10 anderen tegen alle voorstellen tot Grondwetsherziening.

Behoorde in 1844 tot de 28 leden die vóór het ontwerp-Adres van Antwoord stemde, waarin werd aangedrongen op grondwetsherziening.

Behoorde in 1845 tot de meerderheid die tegen het wetsvoorstel inzake onteigening ten algemene nutte stemde. Het wetsvoorstel werd met 31 tegen 20 stemmen verworpen.

Behoorde in 1847 tot de meerderheid die tegen het wetsvoorstel over het stemrecht in steden en op het platteland stemde. Het wetsvoorstel werd met 31 tegen 27 stemmen verworpen.

Voerde in 1848 als lid van de Dubbele Kamer het woord bij de algemene beschouwingen over de Grondwetsherziening en bij de behandeling van de hoofdstukken V (Justitie) en VIII (Defensie).

Stemde in 1848 vóór alle voorstellen tot Grondwetsherziening.

Sprak in de Tweede Kamer na 1848 vooral over buitenlandse zaken en financiën.

(10)

wetenswaardigheden.

Werd in september 1849 en oktober 1850 als derde op de voordracht voor het Tweede Kamervoorzitterschap gezet.

Nam in mei 1852 ontslag als Kamerlid vanwege zijn benoeming tot burgemeester van Breda. Later werd bepaald dat burgemeester geen bezoldigd staatsambt was op grond waarvan ontslag en nieuwe verkiezingen nodig waren.

Overleed tijdens een redevoering in de Tweede Kamer over het voorstel een regiment cavaleristen voor de Duitse Bond uitsluitend uit Limburgers te doen bestaan.

verkiezingen.

Werd in 1844 met ruime meerderheid door de Staten van Noord-Brabant tot Tweede Kamerlid gekozen. Hij kreeg 22 stemmen, terwijl (onder anderen) het aftredende lid Ingenhousz slechts drie stemmen op zich verenigde.

Werd in 1847 in de Staten van Noord-Brabant bij de periodieke verkiezingen verslagen door J.B.

Bots. Hij kreeg in de eerste stemmingsronde 11 van 42 stemmen.

Werd in 1848 gekozen in de districten Breda en Bergen op Zoom en nam zitting voor Breda.

Versloeg in beide districten P. Gouverneur.

Werd in 1850 met K.A. Meeussen in de eerste stemmingsronde gekozen. Zij versloegen onder anderen P. Gouverneur.

Versloeg in 1852 P.J.J. Hollingerus Pijpers.

Werd in 1853 niet herkozen, omdat in het district Breda Thorbecke en Meeussen de meeste stemmen kregen. Werd bij naverkiezingen alsnog herkozen, nadat Thorbecke zitting had genomen voor het district Maastricht, waar hij eveneens was gekozen. Storm versloeg bij de naverkiezingen o.a. J.J. Loke.

Versloeg in 1856 J.J. Loke.

Generatie III

IIIa. Cornelius Ludovicus Antonius Cuypers, zoon van Petrus Josephus Cuypers

(II) [blz. 1] en Maria Elisabeth Theresia van Mattemburgh, gedoopt in Bergen op Zoom op donderdag 15 augustus 1799, overleden (ongeveer 84 jaar oud) in

Brussel [Vlaams-Brabant, België] op zondag 30 maart 1884, begraven in Huijbergen op woensdag 2 april 1884, trouwde (respectievelijk ongeveer 40 en 22 jaar oud) in

Halsteren op woensdag 18 september 1839 met Adriana Hips, dochter van Joannes Cornelius Hips en Anna Catharina Schroons, geboren in Halsteren op

zondag 9 februari 1817, overleden (82 jaar oud) in Sint-Kruis [West-Vlaanderen, België]

op maandag 25 september 1899.

Uit dit huwelijk 2 kinderen.

1. Louise Napoleon Désirée, geboren in Halsteren op donderdag 23 juli 1840, overleden (88 jaar oud) in Sint-Kruis [West-Vlaanderen, België] op

maandag 20 mei 1929, trouwde (respectievelijk 37 en 42 jaar oud) in Woensdrecht op maandag 17 september 1877 met Ernest Ferdinand

Joseph Visart de Bocarmé, geboren in Sint-Amands [Antwerpen, België] op zondag 5 oktober 1834, overleden (82 jaar oud) in

Sint-Kruis [West-Vlaanderen, België] op dinsdag 3 april 1917. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

2. Aymon Lodewijk Napoleon, geboren in Antwerpen [Antwerpen, België] op woensdag 23 februari 1842, overleden (97 jaar oud) in

Brussel [Vlaams-Brabant, België] op donderdag 16 maart 1939, trouwde met Victoria Maria Mélanie Louise Henriëtte de Bagenrieux, geboren in

Sint-Gillis [Vlaams-Brabant, België] op dinsdag 27 januari 1874, overleden (35 jaar oud) in Woensdrecht in Huize Mattemburgh op

woensdag 22 september 1909. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

IIIb. Antonius Casparus Ferdinandus Prosperus Cuypers, zoon van Petrus Josephus Cuypers (II) [blz. 1] en Maria Elisabeth Theresia van Mattemburgh, gedoopt in 's-Gravenhage op maandag 7 februari 1803, overleden (ongeveer 79 jaar oud) in

(11)

Brussel [Vlaams-Brabant, België] op donderdag 7 december 1882, begraven in Etterbeek [Vlaams-Brabant, België], trouwde (respectievelijk ongeveer 27 en 24 jaar oud) in Eindhoven op maandag 30 augustus 1830 met Anna Maria Carolina van Velthoven, dochter van Andreas Arnoldus van Velthoven en Maria Theresia Barbera van Pallandt, geboren in Budel op maandag 9 september 1805, overleden (82 jaar oud) in Laken [Vlaams-Brabant, België] op zondag 2 oktober 1887.

Uit dit huwelijk een zoon.

1. Frederik Prosper Charles Joseph, geboren in Ginneken op

vrijdag 25 september 1835, overleden (79 jaar oud) in Ginneken en Bavel op zaterdag 14 november 1914.

Frederik Prosper Charles Joseph Cuypers.

1871: vennoot in de beetwortelsuikerfabriek van Loon, de Ram en Co te Steenbergen.

IIIc. Henriëtta Cornelia Frederica Maria Cuypers, dochter van Petrus Josephus Cuypers (II) [blz. 1] en Maria Elisabeth Theresia van Mattemburgh, gedoopt in 's-Gravenhage op zondag 5 augustus 1804, overleden (ongeveer 81 jaar oud) in Bergen op Zoom op dinsdag 26 januari 1886, trouwde (respectievelijk ongeveer 28 en ongeveer 34 jaar oud) in Bergen op Zoom op donderdag 27 december 1832 met Johannes Adrianus de Ram, zoon van David Johannes Franciscus de Ram en Maria Elisabeth Moerkints, gedoopt in Wouw op zaterdag 10 november 1798 (getuigen: Adrianus de Ram en Cornelia de Bruijn), medicine docter in Bergen op Zoom in 1888, overleden (ongeveer 90 jaar oud) in Bergen op Zoom om 18:45 uur op vrijdag 23 november 1888 (getuigen:

Carel Hippolite Pieter Klamberg (als aangever), geneesheer en Jean François Bevin, commies ter gemeente secretarie).

Uit dit huwelijk 11 kinderen.

1. Louisa Johanna Theresia, geboren in Bergen op Zoom op

dinsdag 3 september 1833, overleden (65 jaar oud) in Maastricht op zaterdag 22 oktober 1898, trouwde (respectievelijk 31 en 39 jaar oud) in Bergen op Zoom op donderdag 10 november 1864 met Wilhelmus Maria Donatianus van Wely, zoon van Wilhelmus van Wely en Johanna Petronella Maria Piot, geboren in Roosendaal op donderdag 23 december 1824,

overleden (90 jaar oud) in 's-Hertogenbosch op donderdag 28 januari 1915.

Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

2. Maria Elisabeth Henrietta, geboren in Bergen op Zoom op vrijdag 19 september 1834, overleden (9 dagen oud) aldaar op zondag 28 september 1834.

3. Angélique Marie Thérèse Henriette, geboren in Bergen op Zoom op vrijdag 4 september 1835, overleden (89 jaar oud) aldaar op

vrijdag 27 maart 1925, trouwde (respectievelijk 39 en 42 jaar oud) in Bergen op Zoom op dinsdag 27 april 1875 met Carel Hippolite Pieter Klamberg, zoon van Jan Willem Kleunberg en Susanna Charlot Ducos, geboren in Etten-Leur op dinsdag 6 november 1832, geneesheer in Bergen op Zoom in 1888, overleden (74 jaar oud) in Bergen op Zoom op woensdag 13 maart 1907. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

4. Elisabeth Maria Petronella Johanna, geboren in Bergen op Zoom op vrijdag 7 oktober 1836, trouwde (respectievelijk 27 en 38 jaar oud) in Bergen op Zoom op donderdag 14 april 1864 met Wilhelmus Cornelis Schillemans, zoon van Hubertus Petrus Schillemans en Anna Maria Liefman, geboren in Oosterhout op zondag 12 maart 1826. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

5. Frederik Petrus Johannes David, geboren in Bergen op Zoom op dinsdag 20 februari 1838, overleden (72 jaar oud) in Halsteren op zondag 3 juli 1910, volgt IVa [blz. 12].

6. Isabella Jacoba Charlotta Maria, geboren in Bergen op Zoom op vrijdag 22 maart 1839, overleden (14 jaar oud) aldaar op

zaterdag 11 maart 1854.

(12)

7. Annetta Carolina Maria Constantina, geboren in Bergen op Zoom op zaterdag 25 april 1840, overleden (87 jaar oud) in Heerlen op

maandag 19 september 1927, trouwde (respectievelijk 32 en 37 jaar oud) in Bergen op Zoom op woensdag 8 januari 1873 met Nicolaas Henri Anne Camp, zoon van Willem Antonie Camp en Adriana Tindal, geboren in Geertruidenberg op dinsdag 11 augustus 1835, overleden (78 jaar oud) in Roermond op woensdag 4 maart 1914. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

8. Mathilde Prosperina Maria Henriette, geboren in Bergen op Zoom op vrijdag 6 augustus 1841, overleden (88 jaar oud) aldaar op

dinsdag 4 februari 1930, trouwde (respectievelijk 31 en 39 jaar oud) in Bergen op Zoom op dinsdag 27 mei 1873 met Sebastianus Theodorus Aloijsius van der Heijde, zoon van Gerardus van der Heijde en Theresia Maria Christna Hoeben, geboren in Ravenstein op

zaterdag 16 november 1833, overleden (54 jaar oud) in Bergen op Zoom op zondag 1 juli 1888. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

9. Lambertus Dominicus Johannes Ludovicus, geboren in Bergen op Zoom op zaterdag 29 oktober 1842, overleden (74 jaar oud) in 's-Gravenhage op donderdag 5 juli 1917, volgt IVb [blz. 12].

10. Maria Josephine Charlotte Ferdinande (BPBOZ), geboren in

Bergen op Zoom om 12:00 uur op vrijdag 11 juli 1845, overleden (92 jaar oud) aldaar om 14:00 uur op woensdag 15 september 1937.

11. Henrietta Adriana Francisca Maria Josephina, geboren in Bergen op Zoom op vrijdag 4 februari 1848, overleden (79 jaar oud) aldaar op

maandag 14 maart 1927, trouwde (respectievelijk 25 en 34 jaar oud) in Bergen op Zoom op dinsdag 27 mei 1873 met Willem Carel Frederik Jacobus Eerens, zoon van Franciscus Jacobus Simon Eerens en Maria Anna Elisabeth van Wely, geboren in Roosendaal op

zaterdag 13 oktober 1838, overleden (64 jaar oud) in Bergen op Zoom op zondag 6 september 1903. Uit dit huwelijk zijn geen kinderen bekend.

Generatie IV

IVa. Frederik Petrus Johannes David de Ram, zoon van Johannes Adrianus de Ram en Henriëtta Cornelia Frederica Maria Cuypers (IIIc) [blz. 11], geboren in Bergen op Zoom op dinsdag 20 februari 1838, overleden (72 jaar oud) in Halsteren op zondag 3 juli 1910, trouwde (respectievelijk 39 en 26 jaar oud) in Bergen op Zoom op dinsdag 6 maart 1877 met Jeanne Emilie (Jeanne Emelie) Donner, dochter van Cristophe Frederik Donner en Marie Louise de Breuillij, geboren in Brussel [Vlaams-Brabant, België] op

zaterdag 11 januari 1851, overleden (82 jaar oud) in Halsteren op vrijdag 13 januari 1933, begraven aldaar bijgezet in het familiegraf op dinsdag 17 januari 1933.

Uit dit huwelijk 2 dochters.

1. Isabelle Henriëtte Ernestine, geboren in Brussel [Vlaams-Brabant, België]

op maandag 17 mei 1880, overleden (63 jaar oud) in Bergen op Zoom op vrijdag 24 september 1943, begraven in Halsteren op

dinsdag 28 september 1943.

2. Suzanna Maria Charlotte, geboren in Halsteren op

maandag 7 augustus 1882, trouwde (21 jaar oud) in Halsteren op maandag 5 oktober 1903 met Raoul Constantin Joseph Ghislain

Daufresne de la Chevalerie, zoon van Pierre Mathieu Hubert Daufresne de la Chevalerie en Helena Hortense Ghislaine Ensor, geboren in

Brugge [West-Vlaanderen, België]. Uit dit huwelijk geen kinderen.

IVb. Lambertus Dominicus Johannes Ludovicus de Ram, zoon van Johannes Adrianus de Ram en Henriëtta Cornelia Frederica Maria Cuypers (IIIc) [blz. 11], geboren in Bergen op Zoom op zaterdag 29 oktober 1842, overleden (74 jaar oud) in

(13)

's-Gravenhage op donderdag 5 juli 1917, trouwde (respectievelijk 38 en 22 jaar oud) in Bergen op Zoom op maandag 28 maart 1881 met Marie Josephe Laure Everaerts, geboren in Brussel [Vlaams-Brabant, België] op donderdag 2 september 1858, overleden (53 jaar oud) in Utrecht op woensdag 15 mei 1912.

Uit dit huwelijk 3 kinderen.

1. Jean Paul Marie, geboren in Bergen op Zoom op dinsdag 28 juni 1881.

2. George Henri Ernest, geboren in Bergen op Zoom op dinsdag 26 december 1882.

3. Marthe Melanie Frederique Elvira, geboren in Bergen op Zoom op zondag 14 december 1884.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

3] en Maria Berbera Loupe, geboren in Dinteloord op donderdag 17 maart 1836, overleden (60 jaar oud) in Tilburg op maandag 26 oktober 1896, begraven aldaar, trouwde (respectievelijk

De jongste leden van de keuzegeneratie lijken in het keuzedomein omnivoren: ze benadrukken meer dan hun oudere tegenvoeters en veelal ook meer dan oudere generaties dat ze hun

Door dat offerblok kun je voortaan je ogen sluiten en je hart zal niet meer geraakt worden door de nood van de armen.".

Op het digitale platform maken we de gezondheid voor kind, ouder en mondzorgverlener inzichtelijk en wordt een gezonde leefstijl bevorderd.. Ook kunnen administratieve

2] en Catharina van Abeele, geboren omstreeks 1430, heer van Opmeer, burgemeester van Leiden, overleden (ongeveer 56 jaar oud) op dinsdag 31 augustus 1486, trouwde

01.02 Minister Petra De Sutter: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Dewulf, ik dank u voor uw vraag en voor de aandacht die u hebt voor dit project.. Ik kan u meedelen dat er

1] en Elisabeth Laurijssens, gedoopt te Kontich [Antwerpen, België] op donderdag 27 april 1741, begraven te Ossendrecht op woensdag 29 april 1789, trouwt (respectievelijk ongeveer

Er lijkt zich hier een combinatie van verschillende effecten voor te doen: alle generaties zijn meer geïnteresseerd in politiek geraakt na de gezapige Paarse jaren