• No results found

Voorblad bij tentamen Hart en Bloed

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Voorblad bij tentamen Hart en Bloed"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tentamen/vakcode: 8WB00 Aantal deelnemers: 94 Datum: 27 juni 2017

Begintijd: 13h30 Eindtijd: 16h30 (17h00 inclusief verlenging)

schriftelijk / notebook (*) 20 meerkeuzevragen en 10 open vragen Aantal pagina’s: 14 pagina’s (inclusief voorblad), 7 vellen + 1 antwoordformulier

(*) doorhalen wat niet van toepassing is

Instructies voor studenten en surveillanten

Schrijf op ieder pagina/vel je naam en student nummer.

Noteer de meerkeuze antwoorden in BLOKLETTERS op het bijgeleverde antwoordformulier.

Schrijf duidelijk en leesbaar.

Lever alle formulieren in!

Toegestane hulpmiddelen (mee te nemen door student):

- Rekenmachine (grafisch ja/nee) - Lineaal/geodriehoek

Opmerkingen:

In totaal kunt u 100 punten verdienen, 2 punten per meerkeuze vraag. En in totaal 50 punten voor de open vragen. Bij de open vragen is een indicatie gegeven van het aantal te verdienen punten.

Inzage van het tentamen is in overleg met de docent.

Let op:

• toiletbezoek is alleen onder begeleiding toegestaan

• binnen 15 minuten na aanvang en 15 minuten voor het einde mag de tentamenruimte niet worden verlaten

• er dient altijd tentamenwerk (volledig ingevuld tentamenpapier: naam, studentnummer e.d.) te worden ingeleverd

• tijdens het tentamen dienen de huisregels in acht te worden genomen

• aanwijzingen van examinatoren en surveillanten dienen opgevolgd te worden

• etui ligt niet op tafel

• onderling worden geen hulpmiddelen geleend/uitgewisseld

Tijdens het maken van schriftelijke tentamens wordt onder (poging tot) fraude in ieder geval verstaan:

• gebruik van andermans ID-bewijs/campuskaart

• mobiele telefoon of enige andere media dragende devices liggen op tafel of zijn opgeborgen in de kleding

• (poging tot) gebruik van ongeoorloofde bronnen en hulpmiddelen, zoals internet, mobiele telefoon e.d.

• het gebruik van een clicker die niet je eigen clicker is

• ander papier voor handen hebben dan door de TU/e is verstrekt

• toiletbezoek (of naar buiten lopen) zonder toestemming of begeleiding

Voorblad bij tentamen Hart en Bloed

(2)
(3)

Meerkeuze vragen

NOTEER DE ANTWOORDEN IN BLOKLETTERS OP HET BIJGELEVERDE ANTWOORDFORMULIER 2 punten per meerkeuze vraag.

1) De meest voorkomende component in de vaatwand van capillairen is:

A) endotheel B) elastine

C) glad spierweefsel D) collageen

2) Via opeenvolgende reacties van stollingsfactoren in de stollingscascade wordt een trombus gevormd. Een tekort aan stollingsfactoren kan ontstaan door bijvoorbeeld ziekte van de lever. In welk van de 4 volgende processen in de bloedstolling doet zich met name een probleem voor, bij een tekort aan deze stollingsfactoren?

A) Vasoconstrictie

B) De primaire hemostase C) De secundaire hemostase D) Fibrinolyse

3) Welke onderdeel van het hart vormt in de normale anatomische positie de rechter hartcontour?

A) Ventriculus dexter B) Ventriculus sinister C) Atrium dextrum D) Atrium sinistrum

4) Zwelling van rode bloedcellen kan veroorzaakt worden door:

A) een lage concentratie NaCl in plasma.

B) een hoge concentratie NaCl in plasma.

C) een hoge concentratie oxyhemoglobine in de rode bloedcel.

D) een hoge concentratie de-oxyhemoglobine in de rode bloedcel.

5) Bij een defect in de vaatwand komt subendotheliaal gelegen collageen in contact met het bloed.

Voor de adhesie van trombocyten aan collageen is von Willebrand Factor (vWF) nodig, dat als een soort kleefmiddel voor trombocyten dient. Via welk eiwit binden trombocyten zich aan vWF?

A) Tissue Factor B) Thrombomodulin C) Glycoproteïne Ib D) Glycoproteïne IIb/IIIa

(4)

6) Bekijk onderstaande figuur. De doorgetrokken lijnen zijn de gezonde uitgangssituatie, en de gestippelde en gestreepte lijnen geven twee aanpassingen bij hartfalen weer. Kies de correcte optie.

A) De gestreepte lijn laat zien dat het circulerend volume is toegenomen.

B) De gestippelde lijn laat zien dat de contractiliteit is toegenomen door hypertrofie.

C) De gestreepte lijn laat zien dat de contractiliteit is afgenomen door een infarct.

D) De gestippelde lijn laat zien dat het hart beter vult.

7) De cardiac output van Jan is 12L/minuut en zijn hartfrequentie bedraagt 100 slagen per minuut.

Wat is zijn slagvolume?

A) 70 mL B) 80 mL C) 100 mL D) 120 mL

8) Bij maximale inspanning bedraagt Jan’s systolische bloeddruk 180 mmHg en zijn diastolische bloeddruk 90 mmHg. Wat is zijn gemiddelde arteriële bloeddruk (MAP) tijdens de inspanning?

A) 90 mmHg B) 120 mmHg C) 135 mmHg D) 180 mmHg

9) De oncotische druk kan worden beïnvloedt door de concentratie …. in het bloed.

A) NaCl

B) Erythrocyten C) Fosfolipiden D) Albumine

(5)

10) Welke structuur wordt in de figuur hiernaast aangeduid met het cijfer 7 (witte pijl)?

A) LAD

B) Sinus coronarius C) Vena cava inferior D) Vena cava superior

11) Depolarisatie van een hartspiercel is het gevolg van:

A) Na+ influx B) Ca2+ influx C) K+ efflux

D) Geen van deze ionenstromen

12) De compliantie van een bloedvat wordt het sterkst beinvloedt door:

A) De Young’s modulus van de vaatwand B) De radius van het vat

C) De Poisson’s ratio van het vat D) De dikte van de vaatwand

13) Via ausculatie kun je de hartgeluiden horen. Wat hoort men bij de tweede harttoon?

A) De contractie van de atria.

B) De contractie van de ventrikels.

C) Het sluiten van de aorta-en de pulmonalisklep.

D) Het sluiten van de atrio-ventriculaire kleppen.

14) Stel de flow door een systeem met drie weerstanden R die in serie zijn geschakeld is gelijk aan F.

Wat is de waarde van de flow als de weerstanden in plaats van serieel parallel worden geschakeld?

A) 9F B) 3F C) F/3 D) F/9

(6)

15) De figuur hiernaast toont een druk-volume lus (PV-loop) van het linker ventrikel. De normale lus is gemarkeerd met een 1. De verandering in druk/volume lus 2 is een gevolg van:

A) toegenomen preload.

B) toegenomen afterload.

C) toegenomen contractiliteit.

D) toegenomen compliantie van het hart.

16) Bloed dat het rechter atrium verlaat stroomt door:

A) de mitraalklep.

B) de pulmonaalklep.

C) de tricuspidaalklep.

D) de bicuspidaalklep.

17) Onderstaande grafiek beschrijft de verschillende drukken in een deel van de circulatie. Bij welk orgaan past deze grafiek?

A) Deze grafiek past het beste bij de lever.

B) Deze grafiek past het beste bij de benen.

C) Deze grafiek past het beste bij de hersenen D) Deze grafiek past het beste bij de longen.

Druk (mmHg)

(7)

18) Met β-blokkers kan de invloed van het sympathische zenuwstelsel op het hart worden verminderd. Welke uitspraak is correct?

A) β-Blokkers zorgen ervoor dat de hartslag versneld, zodat de cardiac output toeneemt.

B) β-Blokkers verminderen de perifere weerstand, waardoor de cardiac output toeneemt.

C) β-Blokkers zorgen ervoor dat het lichaam minder vocht vasthoudt, waardoor de cardiac output afneemt.

D) Géén van bovenstaande opties is correct.

19) Serpins (serine-protease remmers) bevorderen in het algemeen de fibrinolyse. Eén serpin heeft echter een anti-fibrinolitische werking. Dit is:

A) α2-AP B) t-PA C) PAI-1 D) PAI-2

20) Welke activiteit van de linker ventrikel vindt plaats tijdens segment AB van de PV-loop die hiernaast is weergegeven?

A) Isovolumentrische relaxatie B) Isovolumetrische contractie C) Ejectie van bloed

D) Instroom van bloed

21) Wat is de ejectiefractie die hoort bij de PV-loop in vraag 21?

A) ca. 50%

B) ca. 50 mL C) ca. 70%

D) ca. 70 mL

22) Hoe hoog is de filtratiedruk in de microcirculatie onder de volgende omstandigheden:

- Hydrostatische druk in de capillair bedraagt 28 mm Hg,

- Hydrostatische druk in de interstitiële vloeistof bedraagt 0 mm Hg, - Osmotische druk in de capillair bedraagt 25 mm Hg,

- Osmotische druk in de interstitiële vloeistof bedraagt 0 mm Hg.

A) 53 mm Hg B) 3 mm Hg C) -3 mm Hg

D) er vindt geen filtratie, maar resorptie plaats

(8)

23) Fase 0 van de actiepotentiaal in de figuur hiernaast komt overeen met:

A) de depolarisatie.

B) de repolarisatie.

C) de plateaufase.

D) de rustmenbraanpotentiaal.

24) Welk vat zien we in deze figuur?

A) Een musculaire arterie B) Een elastische arterie C) Een venule

D) De aorta

25) Een te lage bloeddruk wordt via de baroreceptoren gecompenseerd door:

A) verlaging van de cardiac output en verlaging van de perifere weerstand.

B) verlaging van de cardiac output en verhoging van de perifere weerstand.

C) Verhoging van de cardiac output en verlaging van de perifere weerstand.

D) verhoging van de cardiac output en verhoging van de perifere weerstand.

Open vragen

Noteer de antwoorden op het bijgeleverde TU/e tentamenpapier.

(9)

Een indicatie van het aantal punten per vraag staat per vraag aangegeven.

26) Hoeveel neemt de snelheid van flow toe/af, als de radius van een buis verdubbelt en de stuwdruk voor de flow onveranderd blijft? (4 punten)

Antwoord:

For a fixed pressure, 𝐹 ∝ 𝑟$ (Poiseuille equation), so flow is increased 16×. (1 point) Tube cross-section area 𝐴 ∝ 𝑟& becomes 4× higher (1 point)

From flow continuity: 𝐹' = 𝐴'𝑣'= 𝐴&𝑣&, so velocity becomes 4× higher (2 points)

27) Je medestudent wil zijn O2 consumptie bepalen met behulp van de wet van Fick. Hij heeft daartoe de O2 hoeveelheid gemeten op twee plaatsen in de bloedbaan, en de volgende waarden gevonden: 20 en 15 mL/dL bloed.

a) Een van deze waarden is gemeten in de longarterie (pulmonaire arterie) en de andere in de longvene (pulmonaire vene), maar hij is vergeten welke waarde hij op welke plaats gemeten heeft. Vertel hem en leg hem uit welke waarde gemeten moet zijn in de longarterie. (2 punten)

b) Bereken zijn O2 consumptie in rusttoestand (2 punten)

c) Tijdens het uitvoeren van push-ups verdubbelt hij zowel zijn cardiac output als zijn O2

consumptie. Vervolgens meet hij opnieuw de twee waarden voor de O2 concentratie. In de longarterie meet hij een waarde van 17.5 mL/dL bloed. Helaas begeeft zijn meetinstrument het voordat hij de waarde in de longvene kan meten. Beredeneer wat de O2 concentratie in de longvene ongeveer zal zijn. (2 punten)

Antwoord:

a. 15 mL/dL blood. (1 point)

O2 content at the pulmonary artery should be lower than that at the pulmonary vein. (1 point) b. Consumption = cardiac output * difference in O2 content = 50 dL/min * 5 mL/dL = 250

mL/min. (2 points)

c. Both consumption and cardiac output are doubled, so the difference in O2 content is still 5 mL/dL. At vein: 17.5 + 5 = 22.5 mL/dL blood. (2 points)

28) Bij een hartpatiënt is een verhoogde kalium spiegel in het bloed vastgesteld. De extracellulaire kaliumconcentratie is toegenomen van 5 naar 7 mM. Onderstaande figuur laat een normale actiepotentiaal van een ventriculaire cardiomyocyt zien. Neem de figuur over en teken de aangepaste actiepotentiaal bij een toegenomen extracellulaire kaliumconcentratie, waarbij je aangeeft wat de belangrijkste wijzingen zijn. (5 punten)

(10)

antwoord: rustmembraanpotentiaal verhoogd: 2 punten upstroke langzamer (minder steile upstroke): 2 punten actiepotentiaal korter: 1 punt

29) In onderstaande spannings-rek (stress-strain) grafiek is het mechanisch gedrag van een intact bloedvat weergegeven door de onderbroken (---) lijn. De twee andere curves geven het gedrag weer van het zelfde vat na behadeling met mierenzuur (om het collageen te digesteren) of trypsine (om elastine the digesteren). Welke curve, 1 of 2, representeert de behandeling met trypsine? Beredeneer je antwoord in termen van mechanische eigenschappen van elastische of collageen vezels en hun bijdragen aan het mechanisch gedrag van het bloedvat. (3 punten)

antwoord:

Curve 1 (1 point). The elastic fibers (composed of elastin) give tissues their elasticity. Under increasing load, these fibers stretch to a greater extent compared to collagen fibers. Therefore, the stress-strain curve for elastin fibers (2) has a lower slope compared to that for collagen fibers (1). When elastin fibers are digested by trypsin, the curve for the tissue approaches that of the trypsin-resistant collagen. (2 points)

(11)

30) a) Benoem de onderdelen van het prikkelgeleidingssysteem van het hart in de juiste functionele volgorde (2 punten).

b) Welke onderdelen zijn autoritmisch? (1 punt)

a) sinusknoop (SA knoop), atrioventriculaire knop, bundel van His, linker en rechter bundeltakken (purkinje vezels), 2 punten

b) SA knoop en AV knoop, 1 punt

31) Neem onderstaande tekening over en voeg op de stippellijntjes de juiste stollingsfactoren toe, die een kern-rol spelen bij de vorming van een trombus (4 punten).

antwoord:

Stress (Pa)

Strain (%) 1

2

(12)

32) Na een hartinfarct, en de daarbij behorende afname in hartfunctie, zal het lichaam in ieder geval drie regulatiesystemen inzetten om te proberen de hartfunctie te verbeteren.

a. Welke parameter gebruikt het lichaam primair om de kwaliteit van de hartfunctie te bepalen? (2 punten)

Mean arterial pressure

b. Welke drie regulatiesystemen worden door het lichaam ingezet om de hartfunctie te verbeteren? (3 punten)

1. Baroreceptorreflex 2. RAAS systeem 3. Hypertrofie

c. Beschrijf het effect van elk van deze drie systemen op de afterload en de preload van het hart (afname, gelijk, of toename). (3 punten)

1. Baroreceptorreflex: afterload ­, preload = 2. RAAS systeem: afterload =, preload ­ 3. Hypertrofie: afterload =, preload ¯

33) Beschrijf voor het elektrocardiogram (ECG) hiernaast de elektrische activiteit, de

mechanische activiteit en de tijdsduur in rust die geassocieerd worden met:

a) de P golf

b) het QRS complex c) de T golf

d) Hoe ziet het ECG eruit bij fibrillatie van de atria (boezemfibrilleren)?

(totaal 8 punten) antwoord:

a. P-golf: Depolarisatie/activatie Atria (1 pt), contractie van de atria, duur 0.12 s 1 pt

b. QRS-complex: Depolarisatie/activatie Ventrikels (1 pt), gevogd door contractie, Duur 0.08-0.1 s (1 pt)

c. T-golf: Repolarisatie Ventrikels (1 pt), gevolgd door relaxatie. Duur 0.24 s (1 pt) d. chaotisch ecg, P golf met name aangetast, irregulair ritme.

(13)

34) In de onderstaande figuur is de Starlingcurve van een gezonde volwassene weergegeven.

a) Verandert deze curve als de veneuze return naar het hart toeneemt? Zo ja, hoe verandert de curve? (3 punten)

b) Verandert deze curve als de contractiliteit van de hartspier afneemt? Zo ja, hoe verandert de curve? (3 punten)

a): Als de veneuze return toeneemt zal in feite gewoon de EDV toenemen. Volgens de curve neemt daardoor het slagvolume toe (verbeterde contractiliteit), maar de curve blijft gelijk. Deze beschrijft alleen het verband tussen (variaties in) vuldruk en (variaties in) slagvolume (cq contractiliteit) bij een gezond hart. Als de veneuze return normaliseert neemt de EDV weer af en het slagvolume ook. 3 punten

b) de curve schuift omlaag, dus een lager slagvolume bij gelijk EDV. 3 punten

35) De cardiac output kan in een gezonde volwassene variëren van 5 tot 35 L/min. Voor toename van de output kan zowel de hartfrequentie als het slagvolume aangepast worden. Noem ie manieren waarop het slagvolume aangepast kan worden. (3 punten)

Preload (veneuze return), contactiliteit, afterload.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

High factor VIII antigen levels increase the risk of venous thrombosis but are not associated with polymorphisms in the von Willebrand factor and factor VIII gene.. Koster T,

Three AVPR2 SNPs, a-245c, G12E and S331S were in strong linkage disequilibrium and were associated with an increase in plasma levels of VWF propeptide, VWF and FVIII

Several studies have shown that elevated plasma levels of coagulation factor VIII (FVIII) are a risk factor of venous thrombosis 1-7.. FVIII levels strongly depend on levels of

In cluster 4, associations with blood pressure remained strongest for AQP2-4 but effects on thrombosis risk disappeared for all three SNPs in the cluster after adjustment for

We tested the association between systolic and diastolic blood pressure and FVIII levels, using multivariate linear regression models among both LETS and CHS subjects who were

We have looked at effects of VWF secretion and clearance rates on plasma levels of VWF and FVIII and on the risk of venous thrombosis, we have looked at variations within the FVIII

Wij hebben D1241E en twee andere ‘single nucleotide polymorphisms’ (SNPs), specifiek voor twee van de drie haplotypes, bestudeerd in drie grote studies, één naar veneuze trombose

Vanaf juni 2003 deed zij gedurende 4 jaar en drie maanden onderzoek naar determinanten van plasma spiegels van von Willebrand factor en factor VIII onder begeleiding van Dr.