• No results found

Momus Zwetser, Discours uitgesproken in de vergadering van zondag den 16 november 1856 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Momus Zwetser, Discours uitgesproken in de vergadering van zondag den 16 november 1856 · dbnl"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

zondag den 16 november 1856

Momus Zwetser

bron

Momus Zwetser, Discours uitgesproken in de vergadering van zondag den 16 november 1856. Z.n., z.p. [Maastricht] 1856

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/momu001disc01_01/colofon.php

© 2017 dbnl

(2)

[Woord vooraf]

Maestricht, ce 27 novembre 1856.

Comme le discours que j'ai eu l'honneur de débiter dans la séance d'ouverture du Parlement Momus, aux applaudissements chaleureux et pour ainsi dire unanimes de mes auditeurs, a donné prise après coup à la méchanceté, et est exploité

perfidement par les ennemis de la Société, dans te seul but de nuire à sa prospérité, j'ai crû devoir recueillir mon improvisation et la rendre publique.

Auguste SASSEN.

Momus Zwetser, Discours uitgesproken in de vergadering van zondag den 16 november 1856

(3)

Discours van Momus Zwetser,

uitgesproken in de Vergadering van Zondag den 16 November 1856;

en aan de beoordeeling; van het publiek onderworpen.

De woorden zoo even door onzen hooggeschatten President tot U gesproken wekken mij op om, na een stilzwijgen van meer dan twee jaren door verschillende redenen veroorzaakt, geheel onverwachts Pegasus te bestijgen.

‘Er zijn geen sprekers meer;

‘De sprekers zijn zoo raar geworden als het licht op de straten;’ heeft hij ons gezegd.

Momus Zwetser, Discours uitgesproken in de vergadering van zondag den 16 november 1856

(4)

Als Momas Zwetser mag ik zeker het minste niet ongevoelig blijven aan dit verwijt;

ik die vroeger, zoo gaarne alles deed om U te behagen.

Van het gemis aan licht op de straten, zal ik intusschen maar niets zeegen.

In eene donkere zaak, is het moeijelijk klaar te zien.

Ik weet ook niet of het geen men daar over zegt, wel secundum evangelium is; ja, of er zelfs voor sommigen niet te veel licht op 's Heeren straten is.

Ik wil U alleen zeggen, wat mij, onder anderen, ook al tot dit lang stilzwijgen heeft gebragt.

Sedert nu elf jaren (en ik vraag verschooning aan hem, die dat Momus cijfer, zoo zeer en horreur heeft, dat ik dit getal moet gebruiken; maar als het slechts elf jaren zijn, kan ik toch niet twaalf zeggen.) Sedert elf jaren, ben ik door de vrije keuze van de Momus kinderen tot de waardigheid van Momus Zwetzer geroepen.

Misschien zegt gij, die vrije keuze beteekend niet veel. Negen tienden van de leden blijven te huis, en de overige stemmen zoo als men het hun voorschrijft. Pront zoo!

Doch wat daar van ook zij, elf malen werd ik in mijne hooglustige betrekking bevestigd.

Momus Zwetser, Discours uitgesproken in de vergadering van zondag den 16 november 1856

(5)

Ik deed nog al wat op, gedurende deze elf jaren. Ge ziet het. Ik ben vrij wel behangen.

Kommandeur van de opgaande Zon;

Ridder van de, Windmolen; - en met veele uwer heb ik daar van eenen slag weg.

Versierd met de halve maan.

Ik heb er alles van gehaald, wat er van le krijgen was; En ik kon dus gerust op mijne laauweren rusten, ofschoon ik daarop nog niet eens zeer zacht zoude leggen.

Dit deed mij dan ook besluiten mij hier wat minder en avant te stellen, en naar andere digniteiten om te zien.

Ik moet het bekennen, Momussen, ik ben niel zonder ambitie.

Ik heb altijd het zwak gehad, om de opgaande zou te aanbidden.

En ik wilde ook wel eens weten, wal het is opgaande zon te zijn; - en wat het is aanbeden te worden.

Ik wenschte naar een plaatstje te dingen, en zult ge het geloven? Ik verlangde Burgemeester te worden; maar Burgemeester van een dorp.

Dit was toch niet te veel. Daartoe voelde ik mij wel in staat, en daarvoor behoeft ook zoo bijzonder veel talent niet.

Momus Zwetser, Discours uitgesproken in de vergadering van zondag den 16 november 1856

(6)

Mijn vriend Magermans, de Burgemeester van Kotemd, kan niel eens schrijven.

Ik zou daarenboveu wel zorg dragen, dat ik drie knappe Wethouders bij mij kreeg;

En wanneer ik met vlijt en moed het werk aanvaarde, vreesde ik niet of ik zou er wel doorkomen.

Ik stelde mij voor een toonbeeld te zijn van de meest mogelijke beleefdheid.

En wanneer men mij het vuur te zeer digt aan de schenen mogt leggen, dan zou ik anderen er de karstanjels maar uit laten halen.

Doch Momussen, het is mij niet gelukt, het zoo ver te brengen.

Ik heb tot nutoe geen postje magtig kunnen worden.

En ik zal mij dus op nieuw, op den alarm kreet van onzen President, aan uwe vermakelijkheden toeweiden; - Welligt krijgt gij er van avond reeds een staaltje van.

Ik zal dit met des te meer ijver en geestdrift doen, omdat ik bezield ben met de warmste liefde voor deze Societeit die, men kan dit niet genoeg herhalen, eene parel is aan de kroon van Maastricht.

Omdat hier gepaste vrolijkheid gepaard gaal met de zucht om onze arme en behoeftige natuurgenoten in hunne ellende te gemoet te komen, en behulpzaam te zijn.

Momus Zwetser, Discours uitgesproken in de vergadering van zondag den 16 november 1856

(7)

Omdat in ons banier de schoonste kleuren prijken, zoo als Onze Ceremoniemeester ons dit zoo even met eenige variatien voorgezongen heeft, namelijk:

De Witte kleur als zinnebeeld der onschuld;

De Roode als die der liefde onder elkander; en Het Groene als prikkel tot eendragt.

Ik zal U steeds toeroepen:

Lang Leve de Momezij!

Momus Zwetser, Discours uitgesproken in de vergadering van zondag den 16 november 1856

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

En om te doen zien hoe ziek ze was, had ze haar haren niet gekamd, maar liet die verward om het hoofd zwieren en had ze haar oudste baadje aangetrokken met slechts één mouw erin:

Dat betekent niet dat je na afloop alle ins en outs kent van elkaars cultuur, maar wél dat je leert om anders naar elkaar te kijken.’ Andere gemeenten in de Achterhoek zijn

‘De gemeente heeft alle burgers, organisaties en ondernemers opgeroepen om mee te denken met het sociaal beleid.’ Dat is vormgegeven in “Samen Wageningen” waaraan meer dan

Artikel 1.- Het bestaand aanvullend reglement op het wegverkeer van de Elf-Julistraat (CBS 12.08.2019) wordt opgeheven. Artikel 2.- In de Elf-Julistraat wordt

Elf September ten half twaalf, werd de dood hun aangezegd, dat zij dan zouden moeten sterven, maar den elfden kreeg pardon, den elfden zou pardon ontvangen, O neen sprak hij

Van het schreien, kijk eens goed, Zijn zijn oogjes rood als bloed, Dik zijn lippen van het pruilen,. Van het grienen, van

1) Khenvenhiller, IV.. Een eerste daad van verzoening, die het volk voor den nieuwen landvoogd gunstig moest stemmen, betrof den oudsten zoon van Prins Willem. Achtentwintig jaren

Hier was veel van te melden, dog dewyl ons papier vol is, zonder dat wy tot nog toe den juisten tekst hebben gezyt, waar over wy hebben geraaskalt; zo zullen wy hem tot een slot