• No results found

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO"

Copied!
88
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO

STAAT VAN HET ONDERWIJS 2016/2017

april 2018

(2)

INHOUD

Inleiding 4

1 Databronnen en definities 5 Databronnen 5

1.1

1.1.1 Leerlingtellingen (BRON) 5 1.1.2 CBS-microdata 6

1.1.3 Stelselonderzoek 6 1.1.4 Financiën 9

Definities 9 1.2

1.2.1 Algemeen 9

1.2.2 Achtergrondgegevens leerling 9 1.2.3 Schoolgegevens leerling 10 1.2.4 Gegevens scholen 12

2 Instellingstoezicht 13

Beschrijving objecten van toezicht 13 2.1

Vervolgtoezicht 14 2.2

3 Participatie en prestaties 15 De studentpopulatie 15

3.1

3.1.1 Populatiebeschrijving 15 Plaatsing/instroom 18 3.2

3.2.1 Instroom 18

3.2.2 Passende plaatsing 22 3.2.3 Directe instroom 24

Doorstroom en uitval 26 3.3

3.3.1 Opstroom 26 3.3.2 Uitval 29

Studiekeuze en switchgedrag 30 3.4

3.4.1 Switch-gedrag 31 Diplomering 32 3.5

3.5.1 Gediplomeerde uitstroom 33 3.5.2 Passend diploma 37

3.5.3 Meerdere diploma’s 41 3.5.4 Studieduur bij uitstroom 44

3.5.5 Inspectieoordelen onderwijsresultaten 44

3.5.6 Inspectieoordelen examinering en diplomering 45 3.5.7 Regioverschillen opbrengsten 46

VSV 48 3.6

3.6.1 VSV 48

Stages 49 3.7

3.7.1 Studenttevredenheid stages (JOB monitor) 49 Overgang vervolgonderwijs/arbeidsmarkt 51 3.8

3.8.1 Overgang MBO-HBO 51

3.8.2 Overgang MBO-arbeidsmarkt 55

4 Onderwijsproces 60

Leskwaliteit 60 4.1

4.1.1 Inspectieoordelen onderwijsproces 60 4.1.2 Lesobservaties 60

4.1.3 Studenttevredenheid onderwijs (JOB monitor) 62

(3)

Docentenvaardigheden 63 4.2

4.2.1 Vaardigheden leraren (lesobservaties) 63 4.2.2 kenmerken docenten (lesobservaties) 65

4.2.3 Relatie onderwijsproces en docentkenmerken 66

5 Schoolklimaat 69

Sociale veiligheid 69 5.1

5.1.1 Meldingen aan vertrouwensinspecteurs 69 5.1.2 Veiligheidsbeleving (JOB monitor) 69

6 Sturing/Bestuur 71

Financiële aspecten 71 6.1

6.1.1 Inspectieoordeel financieel beheer 72 Kwaliteitszorg 72

6.2

6.2.1 Inspectieoordelen kwaliteitszorg en ambitie op bestuursniveau 72 6.2.2 Inspectieoordelen kwaliteitszorg en ambitie op opleidingsniveau 73 6.2.3 Inspectieoordelen naleving overige wettelijke vereisten 74

Medezeggenschap 75 6.3

6.3.1 Studenttevredenheid inspraak (JOB monitor) 75

7 Niet bekostigd MBO 77

De studentpopulatie 77 7.1

Instroom NBI 78 7.2

Diplomering NBI 79 7.3

7.3.1 Gediplomeerde uitstroom NBI 79 7.3.2 Passend diploma NBI 79

Vergelijking populatie NBI en bekostigd MBO 80 7.4

8 Groen 82

Inspectieoordelen groen onderwijs 82 8.1

Instroom, doorstroom, uitstroom Groen 83 8.2

9 Passend onderwijs 88

Studenttevredenheid studeren met een beperking (JOB monitor) 88 9.1

(4)

Inleiding

Dit is het technische rapport dat ten grondslag ligt aan het sectorhoofdstuk middelbaar beroepsonderwijs van de Staat van het Onderwijs 2016/2017. In dit rapport staat de verantwoording van de onderzoeksgegevens.

In hoofdstuk 1 komen de databronnen en definities aan bod. In de hoofdstukken 2-9 worden afzonderlijke aspecten van het onderwijs besproken. Hierin komen zowel bekostigd als niet- bekostigd onderwijs aan bod. Elke paragraaf begint met een puntsgewijze weergave van de meest in het oog springende bevindingen.

(5)

1 Databronnen en definities

Databronnen

1.1 In deze paragraaf worden de bestanden en definities beschreven die gebruikt zijn voor de analyses. Hier worden ook de overwegingen besproken om bepaalde bestanden aangepast te gebruiken (bijvoorbeeld via weging) en wordt de representativiteit van de bestanden

besproken.

1.1.1 Leerlingtellingen (BRON) 1.1.1.1 Bekostigd mbo

Op basis van de leerlingtellingen zijn drie verschillende bestanden gemaakt: een instroom-, populatie- en uitstroombestand. De basis hiervoor zijn de ontdubbelde 1-cijfer

stelselbestanden, hierin komt elke student in elk jaar maar één keer voor.

Instroom

Het instroombestand bevat de studenten met een inschrijving in het bekostigd MBO in jaar t (inschrijving op 1-10 jaar t) die in jaar t-1 niet in het MBO waren ingeschreven. Hieraan zijn de 1-cijferbestanden SO, VO, VAVO, NBI MBO en NBI VO/VAVO van jaar t-1 gekoppeld, om vast te stellen of een student het jaar daarvoor een hoofdinschrijving had in één van deze

onderwijssoorten en dus direct is doorgestroomd naar het MBO. De cijfers mbt 2017/2018 zijn gebaseerd op het voorlopige 1-cijferbestand, de vooropleidingsgegevens van dit jaar zijn nog niet beschikbaar, dus die informatie (en informatie over passende plaatsing) ontbreekt voor dit schooljaar in de tabellen.

Populatie

De populatie bestaat uit mbo-studenten die een geldige inschrijving hebben bij een bekostigde instelling. Hiervoor is gebruik gemaakt van ontdubbelde 1-cijfer stelselbestanden 2010 tot en met 2016.

Ten behoeve van het vaststellen van (ongediplomeerde) switch naar een andere opleiding is per jaar ook het 1-cijfer examenbestand gekoppeld waarin alle behaalde diploma’s zijn opgenomen.

Uitstroom

Het uitstroombestand wordt gebruikt om de opbrengsten op stelselniveau in kaart te brengen.

Opbrengsten zijn gedefinieerd als het percentage studenten dat het mbo gediplomeerd heeft verlaten. De onderzoeksgroep is beperkt tot de groep studenten die bij aanvang van schooljaar t in het mbo zaten (inschrijving op 1-10 jaar t) en bij aanvang van schooljaar t+1 (1-10 jaar t+1) het mbo hebben verlaten (mbo-verlaters). De behaalde diploma’s (uit het 1-cijfer

examenbestand) zijn per student ontdubbeld. D.w.z. per student is alleen het hoogst behaalde mbo-diploma opgenomen in het analysebestand. Dat diploma kan in een eerder schooljaar zijn behaald. Deze definitie betreft alle schooljaren waarover gerapporteerd wordt.

1.1.1.2 Niet bekostigd mbo

Voor het niet-bekostigd onderwijs zijn er inschrijvingsbestanden beschikbaar vanaf 2013. Voor de analyses ten behoeve van de Staat van het Onderwijs is gebruik gemaakt van de

ontdubbelde 1-cijfer stelselbestanden, hierin komt elke student maar één keer voor.

Instroom

Het instroombestand bevat de studenten met een inschrijving in het niet-bekostigd MBO in jaar t die in jaar t-1 niet in het niet-bekostigd MBO waren ingeschreven.

Populatie

De populatie niet bekostigde MBO studenten bestaat uit studenten die in de periode 1 oktober jaar t tot 1 oktober jaar t+1 een geldige inschrijving hebben aan een niet-bekostigde instelling.

Uitstroom

(6)

Net als voor het bekostigd mbo is het uitstroomrendement berekend van de studenten die in cursusjaar t het niet-bekostigd mbo(nbo) hebben verlaten. Het betreft studenten die op 1 oktober jaar t een geldige inschrijving hebben in het niet-bekostigd mbo en op 1 oktober jaar t+1 niet meer staan ingeschreven in het niet-bekostigd mbo. Een deel van deze uitstromers heeft een diploma behaald in het niet-bekostigd mbo.

In de rendementsberekening van de studenten in het niet-bekostigd mbo wordt een onderscheid gemaakt naar doelgroep: 23min, 23plus en OVO (opleidingen die onderwijs aanbieden in de derde leerweg). In OVO zitten in eerdere jaren weinig studenten, maar het neemt de laatste jaren wel toe.

1.1.1.3 Bekostigingstelling MBO

Basisgegevens bekostigd onderwijs (Bbo rom bestanden) van DUO. Deze bestanden zijn gebaseerd op de 1-cijferbestanden en bevatten het aantal bekostigde studenten per brin, crebo, niveau en leerweg. Deze bestanden zijn gebruikt voor de beschrijving van de objecten van toezicht.

1.1.2 CBS-microdata

De BRON-data is op studentniveau gekoppeld aan CBS-microdata. De gegevens die via het CBS beschikbaar komen zijn de opleiding van de ouders van studenten, het inkomen van de ouders van studenten en de precieze geboortedatum van studenten. In sectie 1.2 komen de gebruikte definities aan bod.

1.1.3 Stelselonderzoek 1.1.3.1 Onderzoekskader

Het toezicht van de Inspectie is per 1 augustus 2017 veranderd. En daarmee is er ook een nieuw onderzoekskader opgesteld. De beoordelingen in de stelselonderzoeken zijn gebaseerd op het onderzoekskader 2017 voor het toezicht op het middelbaar onderwijs. Het nieuwe kader is anders van opzet dan het voorgaande kader (toezichtkader BVE 2012). Als gevolg daarvan kan er geen vergelijking meer worden gemaakt met de onderzoeksresultaten uit eerdere jaren.

1.1.3.2 Steekproef

In 2017 is bij 23 bekostigde instellingen een stelselonderzoek uitgevoerd. Bij 7 daarvan is een volledig vierjaarlijks onderzoek uitgevoerd, waarbij ook oordelen op bestuursniveau zijn gegeven. Bij deze instellingen is bij 2 opleidingen een stelselonderzoek uitgevoerd. Bij de overige instellingen zijn alleen stelselonderzoeken op opleidingsniveau uitgevoerd. Per

instelling zijn er 2 tot 6 opleidingen (bc-codes) bezocht. In totaal zijn er in 2017 90 opleidingen bezocht.

Representativiteit

Om te bepalen in hoeverre de steekproef een representatief beeld geeft over het middelbaar beroepsonderwijs is gekeken naar de verdeling van de kenmerken sector, opleidingsniveau, leerweg en type instelling op landelijk niveau en de verdeling van deze kenmerken binnen de steekproef. Deze zijn getoetst met een chi kwadraattoets.

Een groot deel van de mbo-opleidingen bestaat uit techniekopleidingen, maar deze opleidingen zijn vaak klein: 27 procent van de studenten in het mbo volgt een techniekopleiding. Bij de steekproeftrekking is hiermee rekening gehouden. De verdeling van de steekproefopleidingen sluit aan bij de landelijke verdeling van de studenten over de sectoren in het mbo.

Tabel 1.1.3.a Verdeling naar sector Landelijk (%)

opleidingen Landelijk (%)

deelnemers Steekproef 2017 (%)

Techniek 45 27 25

(7)

Groen 7 5 3

Economie 31 34 29

Zorg 15 32 38

Combi 2 2 4

Totaal 100 100 100

De steekproef is representatief naar type instelling.

Tabel 1.1.3.b Verdeling naar type instelling

Landelijk (%) Steekproef 2017 (%)

Vakinstelling 4 5

ROC 89 91

AOC 7 4

Totaal 100 100

De steekproef is representatief naar de verdeling van leerweg op opleiding. De verdeling over leerweg sluit ook aan bij de landelijke verdeling van studenten over leerweg.

Tabel 1.1.3.c Verdeling naar leerweg

Landelijk (%) Landelijk (%) deelnemers Steekproef 2017 (%)

BOL 60 79 68

BBL 40 21 32

Totaal 100 100 100

De steekproef is representatief naar opleidingsniveau.

Tabel 1.1.3.d Verdeling naar opleidingsniveau

Landelijk (%) Steekproef 2017 (%)

1 5 3

2 23 28

3 30 19

4 42 45

Totaal 100 100

Weging

De grootte van de instelling bepaalt mede hoeveel opleidingen er worden onderzocht. Naar verhouding leveren kleine instellingen meer opleidingen aan het stelselonderzoek dan grote instellingen. Daarom wordt er bij de analyse van de stelselgegevens een weegfactor toegepast, deze wordt vastgesteld aan de hand van de volgende formule:

gewicht = (n opl in brin x n opl in de steekproef)

(n opl van alle brins in de steekproef x n getrokken opl in brin) In een voorbeeld ziet dat er als volgt uit:

De totale steekproef bevat 90 opleidingen van 23 instellingen. Gezamenlijk bieden de 23 instellingen 1160 opleidingen aan. Instelling x biedt 79 opleidingen aan waarvan er 6 zijn getrokken voor de steekproef. Het gewicht dat aan deze instelling wordt toegekend is dus 1.02

(8)

 (79*90)/(1160*6). In tabel x.x is een overzicht gemaakt van de gewichten die aan iedere instelling zijn toegekend.

Tabel 1.1.3.e gewichten per instelling

Brin Aantal steekproefopleidingen Totaal aantal opleidingen Gewicht

x 6 76 0,98

x 3 10 0,26

x 4 12 0,23

x 4 12 0,23

x 5 50 0,78

x 5 48 0,74

x 5 25 0,39

x 4 11 0,21

x 3 7 0,18

x 6 83 1,07

x 2 13 0,50

x 2 72 2,79

x 6 124 1,60

x 6 56 0,87

x 6 79 1,02

x 2 65 2,52

x 2 80 3,10

x 6 119 1,54

x 2 66 2,56

x 2 15 0,58

x 2 26 1,01

x 2 29 1,13

x 5 82 1,06

De data op opleidingsniveau die in de Staat van het Onderwijs 2016-2017 worden gepresenteerd, zijn gewogen volgens bovenstaande methode.

1.1.3.3 Lesobservaties en teamformulieren

Tijdens de schoolbezoeken vinden lesobservaties plaats. Tijdens deze lessen scoort de (getrainde) inspecteur meerdere indicatoren die betrekking hebben op het pedagogisch- didactische handelen van de leraar. De lesobservaties zijn niet bedoeld om een oordeel over een individuele leraar te geven. Daarvoor zouden meer lessen van dezelfde leraar

geobserveerd moeten worden. Wel kan hiermee een uitspraak over de kwaliteit van de lessen op stelselniveau worden gedaan.

Op peildatum 17 oktober 2017 zijn er 285 lesobservatieformulieren beschikbaar van 21 bekostigde mbo-instellingen en 77 beroepsopleidingen.

Naast de lesobservaties worden ook de docentgegevens van het hele team van alle bezochte opleidingen opgevraagd. Op peildatum 17 oktober 2017 zijn er gegevens van 712 docenten van 58 opleidingen. Met de gegevens van 2015 en 2016 komt het totaal op 2513 docenten van 205 verschillende opleidingen. In de beschrijvingen en tabellen in paragraaf 4.2 zijn de

docentgegevens van 2015, 2016 en 2017 bij elkaar genomen.

De achtergrondkenmerken van de leraren uit het formulier teamgegevens zijn op basis van docentnummer gekoppeld aan de lesobservaties. Bij een aantal lesobservaties is geen (of een

(9)

niet bestaand) docentnummer ingevuld en bij een aantal opleidingen is geen teamformulier beschikbaar. Dit resulteert er in dat er in 2017 bij 58,9% van de lesobservaties ook

docentgegevens beschikbaar zijn, bij 117 lesobservaties (41,1%) ontbreken de docentkenmerken.

1.1.4 Financiën

De inspectie rapporteert over het aantal besturen onder aangepast financieel toezicht en over de waarde van de indicatoren solvabiliteit (de mate waarin besturen op langere termijn aan de verplichtingen kunnen voldoen), liquiditeit (de mate waarin besturen op kortere termijn aan hun verplichtingen kunnen voldoen) en rentabiliteit (het evenwicht tussen baten en lasten en de ontwikkeling van het eigen vermogen). Een bestuur komt onder aangepast financieel toezicht als het teveel risico neemt op het gebied van financiële continuïteit, rechtmatigheid of doelmatigheid. Zie ook: Inspectie van het Onderwijs (2017a). De financiële staat van het onderwijs 2016. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Definities

1.2 In deze paragraaf worden de definities beschreven die gebruikt zijn in de analyses.

1.2.1 Algemeen Inschrijvingsjaar

Het kalenderjaar waarin op teldatum 1 oktober unieke (hoofd)inschrijvingen worden geteld.

1.2.2 Achtergrondgegevens leerling

Sociaaleconomische achtergrond- Hoogst behaalde opleiding ouders

Het hoogst behaalde opleidingsniveau van de juridische ouders van de student van het inschrijvingsjaar ingedeeld in vijf categorieën: Opleiding onbekend, maximaal een mbo 2 opleiding, een mbo 3 of mbo 4 opleiding, hbo bachelor & associate degree en wo & hbo master. De laatst beschikbare gegevens komen uit 2014; voor de inschrijvingsjaren 2015 en 2016 gebruiken we gegevens uit 2014.

In de meeste gevallen is van de ouders van studenten in het mbo het hoogste behaalde opleidingsniveau bekend. Als het hoogst behaalde opleidingsniveau van de ouders in het inschrijvingsjaar niet bekend is, wordt het hoogst behaalde opleidingsniveau van de ouders in het laatst beschikbare jaar gebruikt (2014). Voor de studenten waarvan ook in dit jaar het hoogste behaalde opleidingsniveau onbekend is, is er een aparte categorie opgenomen:

Opleiding onbekend.

Sociaaleconomische achtergrond- Inkomen ouders

Het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van het huishouden van de student in het inschrijvingsjaar. De laatst beschikbare gegevens komen uit 2015; voor het inschrijvingsjaar 2016 gebruiken we gegevens uit 2015.

In de meeste statistieken maken we gebruik van het inkomen verdeeld in vijf gelijke groepen binnen de totale bevolking (quintielen), plus een categorie die weergeeft dat het inkomen van de ouders onbekend is.

Migratieachtergrond

De migratieachtergrond van de student wordt bepaald op basis van zijn/haar geboorteland en de geboortelanden van zijn/haar juridische ouders. Studenten worden in 4 categorieën ingedeeld: studenten zonder migratieachtergrond, studenten met een westerse migratieachtergrond, studenten met een niet-westerse migratieachtergrond van de 2de generatie, studenten met een niet-westerse migratieachtergrond en van de 1ste generatie.

Leeftijd

Leeftijd van de student op 1 oktober van het inschrijvingsjaar.

(10)

Apcg

Een armoedeprobleemcumulatiegebied is een postcodegebied waarin zowel het percentage huishoudens met lage inkomens, als het percentage huishoudens met een uitkering én het percentage niet-westerse allochtonen hoger ligt dan 80% van alle postcodegebieden in Nederland, het zogenaamde 80e percentiel.

SCP statusscore

Statusscores zijn scores die het SCP berekent en die aangeven hoe de sociale status van een wijk is, in vergelijking met andere wijken in Nederland. Met de sociale status bedoelen we hier niet het aanzien of de populariteit van een wijk. De sociale status van een wijk is afgeleid van een aantal kenmerken van de mensen die er wonen en bestaat uit vier gegevens: het

gemiddelde inkomen in een wijk, het percentage mensen met een laag inkomen, het percentage laag opgeleiden en het percentage mensen dat niet werkt.

1.2.3 Schoolgegevens leerling Instroom

Student die op 1 oktober jaar t staat ingeschreven in het MBO, maar op 1 oktober jaar t-1 geen inschrijving in het MBO had.

Instroom laag opgeleiden

Het aandeel studenten in het eerste jaar met een lage vooropleiding (onder vmbo-kader: pro, geen vmbo-diploma, vmbo-basis).

Directe instroom

Instroom van studenten in het MBO die in jaar t-1 stonden ingeschreven in het voortgezet onderwijs.

Passende plaatsing

Het aandeel studenten dat geplaatst is op het mbo-niveau op of boven het niveau dat verwacht mag worden op grond van de vooropleiding.

Tabel 1.2.3.a Passende plaatsing

Vooropleiding Niveau plaatsing

onder op boven

onbekend, Eng str, Baccalaureate, Europese school

1 2 -

praktijkonderwijs - 1 >1

geen vmbo diploma* - 1 >1

vmbo BL diploma of vm2 of LWT' 1 2 >2

vmbo KL diploma <3 3 4

vmbo GL diploma <4 4 -

vmbo TL diploma <4 4 -

havo/vwo zonder diploma <4 4 -

havo/vwo met diploma <4 4

mbo niveau 1 1 2 >3

mbo niveau 2 <3 3 4

mbo niveau 3 <4 4 -

mbo niveau 4 <4 4 -

27 jaar en ouder of vbo 1 2 >2

*het betreft hier plaatsing in het eerste jaar, op het moment van diploma/uitstroom is niveau 1 te laag, dus dat is een verschil tussen passende plaatsing en passend diploma

Switch

(11)

Student met een inschrijving in jaar t, die geen diploma heeft behaald in jaar t en in jaar t+1 staat ingeschreven op een opleiding in een andere subgroep. Het gaat hierbij alleen om switch in opeenvolgende studiejaren. Studenten die na (een aantal jaren van) uitval terugkeren in het MBO en dan aan een opleiding in een andere subgroep starten, worden niet meegeteld als switcher.

Opstroom

Het aandeel studenten dat in jaar t staat ingeschreven op niveau 2 of 3 en in jaar t+1 is ingeschreven op een hoger mbo-niveau. De entreeopleiding wordt buiten beschouwing gelaten en vanuit niveau 4 is binnen het MBO geen opstroom mogelijk.

Uitstroom

Student die op 1 oktober jaar t staat ingeschreven in het MBO, maar op 1 oktober jaar t+1 geen inschrijving in het MBO meer heeft.

Gediplomeerde uitstroom

Het diplomaresultaat drukt het percentage gediplomeerde mbo-verlaters uit t.o.v. alle mbo- verlaters in een schooljaar. De behaalde diploma’s zijn per student ontdubbeld. D.w.z. per student is alleen het hoogst behaalde mbo-diploma opgenomen in het analysebestand. Dat diploma kan in een eerder schooljaar zijn behaald.

In de rendementsberekening van de studenten in het niet-bekostigd mbo wordt een onderscheid gemaakt naar doelgroep: 23min, 23plus en OVO (opleidingen die onderwijs aanbieden in de derde leerweg).

Passend diploma

Het aandeel uitgestroomde studenten dat een diploma haalt op of boven het niveau dat past bij de vooropleiding. Daarbij is de volgende indeling aangehouden:

Tabel 1.2.3.b Passend diploma

Vooropleiding Niveau diploma

onbekend, Eng str, Baccalaureate, Europese school 2

praktijkonderwijs 1

geen vmbo diploma* 2

vmbo BL diploma of vm2 of LWT' 2

vmbo KL diploma 3

vmbo GL diploma 4

vmbo TL diploma 4

havo/vwo zonder diploma 4

havo/vwo met diploma 4

mbo niveau 1 2

mbo niveau 2 3

mbo niveau 3 4

mbo niveau 4 4

27 jaar en ouder of vbo 2

* er is voor deze groep een verschil tussen passende plaatsing en passend diploma: voor plaatsing in het eerste jaar is niveau 1 passend, op het moment van diploma/uitstroom is niveau 1 te laag

Studieduur

Het aantal jaar dat een student in het mbo staat ingeschreven bij uitstroom met het behalen van een diploma.

Voortijdig schoolverlaten (VSV)

Het aandeel studenten dat vanuit het mbo het onderwijs verlaat zonder startkwalificatie van het aantal studenten in het mbo dat op 1-10-t-1 nog geen 22 jaar is. Een startkwalificatie is een havo, vwo of minimaal een mbo-2 diploma.

(12)

1.2.4 Gegevens scholen Niveau

Het MBO heeft opleidingen op 4 niveaus:

• Entreeopleiding: bedoeld voor jongeren zonder diploma van een vooropleiding. Deze opleiding bereid jongeren voor op de arbeidsmarkt of doorstroom naar een niveau 2 opleiding.

• Basisberoepsopleiding (niveau 2): bereid studenten voor op uitvoerende werkzaamheden.

• Vakopleiding (niveau 3): studenten leren werkzaamheden zelfstandig uit te voeren.

• Middenkaderopleiding (niveau 4): studenten leren werkzaamheden volledig zelfstandig uit te voeren. Studenten met een diploma op niveau 4 kunnen doorstromen naar een vervolgopleiding in het HBO.

Leerweg

Er zijn verschillende leerwegen in het MBO:

• Beroeps Opleidende Leerweg (BOL): geeft praktijkervaring in de vorm van stages naast vastgestelde contacturen op school.

• Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL): de student werkt vier dagen in de week en gaat daarnaast één dag per week naar school voor de theoretische vorming.

• OVO, derde leerweg: Volwassen kunnen in de derde leerweg via een maatwerktraject een volwaardig mbo-diploma behalen. De opleidingen kennen geen wettelijke

urennorm en houden zo optimaal mogelijk rekening met wat een student al weet en kan.

• Examendeelnemer: student die alleen staat ingeschreven om deel te nemen aan het examen. Dit betekent dat hij geen lessen volgt of stage loopt.

Type instelling

In de sector MBO zijn er verschillende typen instellingen:

• Regionale opleidingscentra (ROC): bieden een breed pakket van opleidingen in verschillende sectoren.

• Agrarische opleidingscentra (AOC): instellingen die opleidingen verzorgen op het gebied van voeding, natuur en milieu; zogeheten ‘groene’ opleidingen

.

• Vakinstellingen: richten zich op opleidingen voor één beroepenveld binnen één sector, zoals scheepvaart, grafische sector of de voedingsindustrie.

Regio

Nederland wordt op basis van de postcode van de instelling ingedeeld in 4 regio’s:

• Noord: Groningen, Friesland, Drenthe

• Oost: Overijssel, Gelderland

• Midden: Flevoland, Utrecht, Noord-Holland, Zuid-holland

• Zuid: Zeeland, Brabant, Limburg

1 https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/middelbaar-beroepsonderwijs/opleidingen-niveaus-en-leerwegen-in-het-mbo http://www.canonberoepsonderwijs.nl/De-derde-leerweg

3 https://www.mboraad.nl/het-mbo/feiten-en-cijfers/mbo-scholen

(13)

2 Instellingstoezicht

Beschrijving objecten van toezicht 2.1

Het aantal MBO besturen is min of meer stabiel na een lichte daling in de periode tot en met 2011. In de aantallen in onderstaande tabel vallen ook besturen die naast MBO ook

onderwijsinstellingen onder zich hebben die onderwijs bieden aan VO en MBO. Het zijn dus niet per definitie ‘pure’ mbo besturen.

Tabel 1.2.4.a aantal MBO besturen per jaar

2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016vlp

n n n n n n n n n n

aantal besturen 70 69 68 67 66 67 67 67 66 65

In de meeste gevallen valt het MBO bestuur samen met de MBO instelling, maar er zijn een paar besturen waar meer dan één MBO instelling onder valt. Daardoor ligt het aantal MBO instellingen iets hoger.

Tabel 1.2.4.b aantal MBO instellingen per jaar

2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016vlp

n n n n n n n n n n

aantal instellingen 73 72 71 70 69 69 69 69 68 67

*instelling=brin

Het totaal aantal aangeboden opleidingen per jaar schommelt wat en lijkt de afgelopen jaren iets af te nemen.

Tabel 1.2.4.c aantal MBO opleidingen per jaar

2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016vlp

n n n n n n n n n n

Aantal opleidingen 4363 4415 4480 4499 4434 4371 4286 4222 4148 4135

*opleiding=bc x niveau

Het aantal opleidingen per instelling varieert van 1 tot bijna 100. Vakinstellingen hebben een smal opleidingsaanbod, terwijl ROC’s vaak een breed scala aan opleidingen aanbieden.

Tabel 1.2.4.d aantal MBO opleidingen per instelling minimum maximum mediaan gemiddelde

2007 1 145 98 97,1

2008 1 146 100 98,1

2009 1 149 98 99,3

2010 1 153 99 99,7

2011 1 149 101 98,9

2012 1 151 98 96,6

2013 1 147 96 94,3

2014 2 145 95 92,2

2015 1 141 95 91,2

2016vlp 2 142 94 91,3

*opleiding=bc x niveau

(14)

Vervolgtoezicht 2.2

Indien er uit het steekproefonderzoek naar voren is gekomen dat er tekortkomingen zijn in de kwaliteit van opleidingen, vindt er vervolgtoezicht plaats.

Het eindoordeel is bij bijna 70 procent van de opleidingen voldoende, bij 29% onvoldoende en in 2017 heeft bijna 3% van de opleidingen het eindoordeel zeer zwak (onvoldoende voor onderwijsproces en onderwijsresultaten) gekregen.

Tabel 1.2.4.a eindoordeel opleiding

% Ongewogen n

Zeer zwak 2,6 2

Onvoldoende 28,9 22

Voldoende 68,5 65

Goed 0,0 0

Totaal 100,0 89

*eindoordeel goed wordt nog niet gegeven

Vanwege het nieuwe onderzoekskader kunnen de oordelen van 2017 niet zonder meer vergeleken worden met de oordelen uit voorgaande jaren, maar het beeld is wel grofweg hetzelfde.

Tabel 1.2.4.b vervolgtoezicht en tekortkomingen mbo-opleidingen in percentages

2017

%

zeer zwak onderwijs 3

onvoldoende onderwijsproces 5

onvoldoende onderwijsresultaten 24

onvoldoende examenkwaliteit 34

niet-naleving: onvoldoende kwaliteitsborging 22 niet-naleving: overige wettelijke vereisten 11

*een opleiding kan in meerdere categorieën voorkomen

(15)

3 Participatie en prestaties

De studentpopulatie 3.1

• Het aandeel BBL studenten is na jaren van daling in 2016/2017 weer licht gestegen.

3.1.1 Populatiebeschrijving

De totale populatie studenten in het bekostigd mbo is in 2016/2017 na een aantal jaren van lichte daling weer toegenomen.

In de verdeling van studenten over de verschillende niveaus valt op dat het aandeel studenten dat staat ingeschreven op niveau 1 in 2014/2015 sterk is gedaald. Dit kan worden verklaard door de omvorming van de niveau 1 opleiding tot entreeopleiding die alleen nog toegankelijk is voor deelnemers zonder vo-diploma. Deze omvorming is ingegaan per 1 augustus 2014.

Daarnaast is het aantal bedrijfsgerelateerde trajecten op niveau 1 afgebouwd.

In de studentpopulatie niveau 2 is een vergelijkbare, maar minder extreme, afname zichtbaar.

Dit hangt waarschijnlijk samen met het vervallen van de drempelloze instroom op niveau 2, waardoor het in principe niet meer mogelijk is om zonder diploma op dit niveau in te stromen.

Een groeiend aandeel studenten volgt een opleiding op niveau 4.

Tabel 3.1.1.a totale mbo populatie naar niveau (n 2016/17=491.850)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017

niveau 1 4,9 4,7 4,6 4,1 2,9 2,7 2,7

niveau 2 25,2 24,1 23,3 22,1 20,3 18,8 17,7

niveau 3 27,3 27,5 27,4 27,2 26,9 27,0 26,6

niveau 4 42,7 43,7 44,7 46,6 49,9 51,5 53,0

Totaal n 545543 534350 525010 511954 491515 483948 491850 Het aandeel studenten dat een opleiding volgt in de BBL is na jaren van daling in 2016/2017 weer licht gestegen.

Tabel 3.1.1.b totale mbo populatie naar leerweg (n 2016/17=491.850)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017

BOL Voltijd 63,8 65,2 67,3 71,6 76,6 78,1 77,6

BBL 31,2 30,4 28,7 24,9 21,0 20,2 20,7

BOL Deeltijd 1,8 1,6 1,1 0,6 0,2 0,0 0,0

Examendlnr 3,2 2,8 2,9 2,8 2,2 1,7 1,7

Totaal n 545543 534350 525010 511954 491515 483948 491850 Op niveau 1 en 2 zitten relatief meer mannen dan vrouwen, op niveau 3 en 4 is het aandeel mannen en vrouwen vrijwel gelijk.

Tabel 3.1.1.c verdeling man/vrouw per niveau (n 2016/17=491.850 )

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/20

% n % n % n % n % n %

niveau 1 vrouw 36,0 9540 39,3 9854 40,6 9815 38,9 8108 38,4 5555 39,5 5 man 64,0 16991 60,7 15226 59,4 14369 61,1 12747 61,6 8910 60,5 8 niveau 2 vrouw 37,3 51227 35,2 45476 36,4 44562 37,6 42496 37,6 37516 36,9 33

man 62,7 86238 64,8 83568 63,6 77902 62,4 70397 62,4 62270 63,1 57 niveau 3 vrouw 51,3 76275 50,8 74606 51,2 73534 50,9 70945 50,9 67199 50,6 66

(16)

man 48,7 72495 49,2 72222 48,8 70119 49,1 68438 49,1 64861 49,4 64 niveau 4 vrouw 51,3 119358 51,3 119837 51,3 120313 51,0 121682 50,8 124588 50,6 12

man 48,7 113417 48,7 113560 48,7 114396 49,0 117141 49,2 120616 49,4 12

Op niveau 1 zitten relatief veel studenten met een migratieachtergrond, dit aandeel is in de afgelopen jaren toegenomen, maar dat heeft waarschijnlijk te maken met de omvorming naar de entreeopleiding en het vervallen van bedrijfsgerelateerde trajecten. Bijna 30 procent van de studentpopulatie op niveau bestaat uit studenten met een niet-westerse migratieachtergrond eerste generatie.

Op niveau 3 en 4 bestaat ongeveer een derde van de populatie uit studenten zonder migratieachtergrond.

Tabel 3.1.1.d verdeling herkomst per niveau (n 2016/17= 491.850)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016

% n % n % n % n % n % n %

niveau 1

autocht 58,3 15472 57,9 14518 54,9 13278 50,9 10606 44,2 6397 42,3 5597 40,5 west all 8,2 2163 8,4 2097 9,0 2175 9,3 1941 10,0 1440 10,2 1352 9,7 nw all,

1e gen 20,9 5542 19,9 4981 21,4 5175 23,5 4896 24,0 3478 25,1 3327 29,0 nw all

2e gen 12,6 3355 13,9 3484 14,7 3556 16,4 3412 21,8 3150 22,4 2961 20,8

niveau 2

autocht 69,9 96027 70,1 90405 69,8 85433 68,2 77009 67,2 67026 67,0 61014 66,6 west all 6,5 8875 6,4 8242 6,4 7866 6,4 7192 6,2 6221 6,1 5584 6,2 nw all,

1e gen 10,0 13735 9,4 12091 9,2 11283 9,7 10923 9,4 9345 8,8 7973 8,7 nw all

2e gen 13,7 18828 14,2 18307 14,6 17882 15,7 17769 17,2 17194 18,1 16437 18,4

niveau 3

autocht 75,4 112206 75,2 110437 75,4 108306 75,3 104989 75,1 99170 74,8 97610 75,4 west all 5,9 8834 5,8 8566 5,8 8332 5,7 7944 5,5 7309 5,4 7021 5,2 nw all,

1e gen 7,4 11045 7,0 10282 6,5 9343 6,2 8706 6,2 8126 6,1 7940 5,7 nw all

2e gen 11,2 16685 11,9 17543 12,3 17672 12,7 17744 13,2 17455 13,8 17973 13,7

niveau 4

autocht 76,7 178588 76,8 179286 76,8 180256 76,9 183577 76,9 188543 77,1 192035 77,0 west all 6,0 13958 6,0 14097 6,0 14050 6,0 14274 6,0 14606 5,9 14580 5,7 nw all,

1e gen 5,1 11943 4,8 11201 4,6 10818 4,3 10321 3,9 9664 3,6 8948 3,4 nw all

2e gen 12,2 28287 12,3 28813 12,6 29585 12,8 30651 13,2 32391 13,5 33596 13,9

(17)

De ouders van mbo-studenten hebben ook vaak een mbo-opleiding. Van de studenten van wie de hoogste opleiding van de ouders bekend is, heeft 80 procent ouders met een opleiding op maximaal mbo-4-niveau. Van de studenten in de entreeopleiding heeft 8 procent ouders met een hogere opleiding dan mbo-4; bij de mbo-4-studenten geldt dit voor 26 procent

Tabel 3.1.1.e Verdeling opleiding ouders per niveau, exclusief opleiding ouders onbekend (n 2016/17= 283.711)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2

% n % n % n % n % n % n

Totaal

Max.

mbo2 49,3 137475 47,4 132228 45,5 126325 43,4 120686 41,3 114263 40,2 111634 3 Mbo 3-4 36,3 101316 37,7 105028 38,8 107746 39,9 110849 40,8 112933 41,0 113914 4 Hbo ad/ba 10,7 29792 11,0 30683 11,6 32206 12,3 34090 13,0 35931 13,7 37979 1 Wo ba/ma &

hbo ma 3,7 10324 3,9 10933 4,2 11547 4,5 12484 4,8 13342 5,1 14071 5

niveau 1

Max.

mbo2 70,8 7245 69,9 7062 68,8 6899 67,0 6146 66,0 5046 65,5 4585 6 Mbo 3-4 23,6 2416 24,4 2463 24,8 2482 26,3 2415 26,8 2052 27,7 1941 2 Hbo ad/ba 4,0 411 4,3 430 4,5 451 4,6 426 5,1 389 4,9 342 5 Wo ba/ma &

hbo ma 1,6 161 1,5 151 1,9 192 2,0 185 2,1 163 1,9 132 2

niveau 2

Max.

mbo2 59,5 40712 57,7 38472 56,3 36092 55,1 33549 53,7 30404 53,2 28194 5 Mbo 3-4 32,0 21928 33,4 22250 34,2 21930 35,1 21382 36,7 20755 37,1 19667 3 Hbo ad/ba 6,4 4410 6,8 4503 7,1 4552 7,3 4432 7,1 4043 7,3 3849 7 Wo ba/ma &

hbo ma 2,0 1372 2,2 1453 2,3 1483 2,4 1483 2,4 1375 2,5 1309 2

niveau 3

Max.

mbo2 51,1 38444 49,6 37632 47,6 35806 46,2 34319 44,9 32335 44,6 32319 4 Mbo 3-4 36,5 27510 37,7 28614 39,2 29497 40,3 29942 41,2 29621 41,1 29806 4 Hbo ad/ba 9,4 7109 9,5 7209 9,8 7393 10,1 7543 10,5 7542 10,7 7767 1 Wo ba/ma &

hbo ma 2,9 2212 3,1 2352 3,3 2473 3,4 2548 3,4 2480 3,5 2568 3

niveau 4

Max.

mbo2 40,9 51074 38,9 49062 37,0 47528 34,9 46672 33,1 46478 32,1 46536 3 Mbo 3-4 39,6 49462 40,9 51701 41,9 53837 42,7 57110 43,1 60505 43,1 62500 4 Hbo ad/ba 14,3 17862 14,7 18541 15,4 19810 16,2 21689 17,1 23957 17,9 26021 1 Wo ba/ma &

hbo ma 5,3 6579 5,5 6977 5,8 7399 6,2 8268 6,6 9324 6,9 10062 7

(18)

Plaatsing/instroom 3.2

• Instroom in technische opleidingen in 2016/2017 (sterk) gedaald aandeel instroom in een combinatie opleiding is juist toegenomen.

• Hoe hoger het instroomniveau in het MBO, hoe hoger het opleidingsniveau en inkomen van de ouders.

• Afgelopen jaren worden studenten vaker op niveau geplaatst.

• Vrouwen worden vaker op niveau geplaatst dan mannen, maar verschil wordt kleiner.

• Studenten met een niet westerse migratieachtergrond van de tweede generatie worden relatief vaak op niveau en minder vaak onder niveau geplaatst.

• Instromers met hoger opgeleide ouders worden vaker op niveau geplaatst.

• Plaatsing boven niveau komt vaker voor bij studenten met lager opgeleide ouders.

• Directe instroom vanuit het VO neemt nog steeds toe.

3.2.1 Instroom

De absolute instroom in het bekostigd MBO is na een daling in de afgelopen jaren in 2016/2017 weer licht toegenomen.

Het aandeel mannen dat instroomt in het MBO is de afgelopen jaren licht gestegen, maar lijkt zich in 2017 te stabiliseren.

Tabel 3.2.1.a instroom naar geslacht (n 2016/17=161.244)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018vlp

vrouw 48,6 48,4 48,0 47,6 47,4 47,7

man 51,4 51,6 52,0 52,4 52,6 52,3

Totaal n 178562 169767 156013 155533 158793 161244 Er stromen relatief en absoluut steeds minder studenten in op niveau 1 en 2. Dit is een vergelijkbare trend met het beeld van deze niveaus in de populatie. Zie paragraaf 3.1.1.

In de voorlopige cijfers van 2017/2018 is het aandeel studenten op niveau 1 weer toegenomen.

Tabel 3.2.1.b instroom naar niveau (n 2016/17=161.244)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018vlp

niveau 1 10,2 9,2 7,3 7,1 7,1 7,7

niveau 2 30,1 28,3 25,8 24,4 23,3 22,3

niveau 3 22,6 22,1 21,5 22,6 22,5 21,8

niveau 4 37,1 40,3 45,3 45,9 47,2 48,2

Totaal n 178562 169767 156013 155534 158793 161244

De instroom in BBL is na een aantal jaren van daling in recente jaren weer licht toegenomen.

Tabel 3.2.1.c instroom naar leerweg (n 2016/17=161.244)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018vlp

BOL Voltijd 63,0 70,1 77,0 76,3 75,4 74,7

BBL 33,6 27,2 21,6 22,6 23,4 24,4

BOL Deeltijd 1,4 0,7 0,1 0,0 0,0 0,0

Examendlnr 2,1 2,1 1,3 1,1 1,1 0,9

(19)

Totaal n 178562 169767 156013 155534 158793 161244

Het aandeel studenten dat instroomt in de sector groen is de afgelopen jaren gedaald.

Opvallend is dat ook de relatieve instroom in technische opleidingen in 2016/2017 na jaren van stijging nu weer is gedaald. De instroom in een combinatie opleiding is in 2016/2017 juist toegenomen.

Tabel 3.2.1.d instroom naar sector (n 2016/17 = 161.244)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018vlp

zorg & welzijn 32,4 31,9 30,7 29,6 30,6 31,5

techniek 24,1 23,5 26,6 27,7 25,2 24,4

economie 31,6 32,5 33,3 33,4 33,0 31,8

groen 6,1 6,3 5,4 5,3 4,9 4,5

combinatie 5,8 5,8 4,0 4,0 6,4 7,9

Totaal n 178562 169767 156013 155534 158793 161244

De daling van instroom in de sector techniek is vrijwel volledig toe te schrijven aan niveau 1, omdat alle opleidingen op niveau 1 (entree opleidingen) in 2017/2018 onder de brede sector

‘combinatie’ vallen. Op niveau 2 is het aandeel instromers in een technische opleiding de afgelopen jaren behoorlijk stabiel, op niveau 3 is het toegenomen en op niveau 4 daalt het licht.

Tabel 3.2.1.e Percentage instromers in sector techniek MBO, naar niveau (n 2017/18 =161.244 )

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018vlp

% % % % % %

niveau 1 12,3 12,3 37,8 43,4 8,5 0

niveau 2 33,4 31 30,5 31,4 31,9 31,9

niveau 3 12,7 13,4 17,8 19,5 24,6 26,6

niveau 4 26,8 26,5 26,8 27,4 24,6 23,8

Totaal 24,1 23,5 26,6 27,7 25,2 24,4

Tabel 3.2.1.f Instroom niveau 1 naar sector (n 2016/17=12.401)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018vlp

zorg & welzijn 6,5 6,5 4,5 2,7 0,6 0,0

techniek 12,3 12,3 37,8 43,4 8,5 0,0

economie 15,5 10,9 7,4 5,4 0,4 0,0

groen 14,8 16,1 6,4 5,7 0,5 0,0

combinatie 50,9 54,2 44,0 42,9 90,1 100,0

Totaal n 18232 15694 11433 10988 11207 12401

De sector werd tot 1-8-2015 bepaald obv het kenniscentrum dat bij een kwalificatie hoort. Na die datum hebben de kenniscentra hun wettelijke taken overgedragen aan de SBB waarmee de relatie kwalificatie-kenniscentrum is vervallen. Vanaf 1-8-2015 is mbv de omzettingstabel van de SBB (overzicht van hks crebonrs per 01082015 met de corresponderende "oude" crebonummers) een kenniscentrum toegekend. Bij twijfel is de verantwoordingsinformatie van het betreffende kwalificatiedossier geraadpleegd. Indien meerdere kenniscentra betrokken waren bij de totstandkoming van het kwalificatiedossier en deze kenniscentra verschillende sectoren vertegenwoordigden dan werd de sector vastgesteld als: "combinatie van sectoren". Waarschijnlijk zijn juist bij de (brede) entreeopleidingen meerdere kenniscentra betrokken, waardoor die opleidingen vallen onder ‘combinatie’.

(20)

Sinds 2013/2014 is het aandeel studenten dat instroomt vanuit de havo of vwo, al dan niet met diploma, afgenomen.

Tabel 3.2.1.g instroom naar vooropleiding (n 2016/17 = 158.793)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 onbekend, Eng str, Bacc, Eur sch 3,7 3,2 2,9 2,6 2,8

pro 2,3 2,5 2,6 2,6 2,8

geen vmbo dip 8,0 7,8 7,6 7,0 7,0

vmbo BL dip of vm2 of LWT 14,9 15,3 16,2 16,3 15,9

vmbo KL dip 16,5 17,6 19,5 20,4 20,7

vmbo GL dip 3,6 3,9 4,4 4,5 4,4

vmbo TL dip 22,8 25,8 28,5 29,0 28,8

havo/vwo z dip 3,4 3,4 3,2 3,0 2,8

havo/vwo m dip 3,9 4,3 4,6 4,3 3,9

27 en ouder of vbo 20,9 16,3 10,6 10,4 11,0

Totaal n 178562 169767 156013 155534 158793

Hoe hoger het instroomniveau in het MBO, hoe hoger het opleidingsniveau van de ouders. Het opleidingsniveau van de ouders lijkt over de jaren heen te stijgen, maar dat gaat vrijwel volledig ten koste van de categorie ‘opleiding onbekend’, dus dat hoeft geen daadwerkelijke stijging te zijn.

Tabel 3.2.1.h Instroom in het mbo naar opleidingsniveau ouders, exclusief opleiding ouders onbekend (n 2016/17 =88.859)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017vlp

% n % n % n % n % n

Totaal

Max. mbo2 47,1 42918 44,2 40106 41,9 36651 40,7 36115 39,3 34950 Mbo 3-4 37,2 33940 38,8 35265 39,8 34853 40,0 35424 40,5 35962 Hbo ad/ba 11,5 10508 12,3 11175 13,3 11633 14,0 12423 14,7 13065 Wo ba/ma

& hbo ma 4,1 3779 4,7 4252 5,0 4402 5,3 4691 5,5 4882

Niveau 1

Max. mbo2 69,0 5354 67,2 4726 66,0 3985 65,0 3707 63,1 3377 Mbo 3-4 24,4 1894 26,5 1868 26,8 1617 28,1 1601 29,0 1554 Hbo ad/ba 4,5 351 4,3 306 5,1 306 5,1 291 5,4 288 Wo ba/ma

& hbo ma 2,0 156 1,9 136 2,1 127 1,9 107 2,5 132

Niveau 2

Max. mbo2 57,1 15273 54,6 13785 52,9 12054 52,7 11540 52,7 10813 Mbo 3-4 33,6 8988 35,6 8979 37,2 8463 37,0 8109 37,1 7614 Hbo ad/ba 7,1 1892 7,3 1830 7,4 1676 7,5 1641 7,8 1596 Wo ba/ma

& hbo ma 2,3 610 2,6 647 2,6 584 2,7 602 2,5 504

Niveau 3

Max. mbo2 46,0 9289 45,0 8773 43,1 7684 42,5 8038 41,3 7707 Mbo 3-4 39,4 7952 39,9 7786 41,7 7423 41,2 7782 42,5 7926 Hbo ad/ba 11,1 2235 11,3 2213 11,5 2046 12,2 2308 12,3 2302 Wo ba/ma

& hbo ma 3,6 727 3,8 736 3,7 668 4,0 765 3,8 712

(21)

Niveau 4

Max. mbo2 35,7 13002 32,9 12822 31,6 12928 30,4 12830 29,4 13053 Mbo 3-4 41,5 15106 42,6 16632 42,4 17350 42,5 17932 42,6 18868 Hbo ad/ba 16,6 6030 17,5 6826 18,6 7605 19,4 8183 20,0 8879 Wo ba/ma

& hbo ma 6,3 2286 7,0 2733 7,4 3023 7,6 3217 8,0 3534

Hoe hoger het instroomniveau in het MBO, hoe hoger het inkomen van de ouders.

Tabel 3.2.1.i Instroom in het mbo naar inkomen ouders, exclusief inkomen onbekend (n 2016/17 = 144. 894 )

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017vlp

% n % n % n % n % n

Totaal

Laagste cat. 10,4 18147 10,4 17357 10,0 15464 7,7 11765 6,4 9251 2de cat. 11,9 20695 11,6 19361 11,3 17447 12,1 18484 12,8 18610 Middelste cat. 19,1 33317 18,9 31592 18,9 29120 18,9 28890 19,5 28271 4de cat. 27,6 48087 27,6 46093 27,7 42791 28,0 42780 29,0 42013 Hoogste cat. 31,0 53990 31,4 52366 32,0 49391 33,3 50823 32,3 46749

Niveau 1

Laagste cat. 23,0 3771 22,8 3237 24,2 2639 22,2 2240 14,0 1132 2de cat. 20,5 3361 20,7 2943 21,2 2308 24,3 2446 27,1 2196 Middelste cat. 23,4 3825 24,5 3479 24,2 2630 24,0 2416 26,1 2117 4de cat. 19,9 3254 19,8 2806 18,3 1997 18,0 1816 20,1 1629 Hoogste cat. 13,2 2163 12,2 1735 12,0 1310 11,5 1162 12,6 1022

Niveau 2

Laagste cat. 10,5 5517 11,1 5254 10,9 4359 8,9 3332 7,7 2556 2de cat. 13,6 7137 13,8 6544 13,8 5498 15,2 5680 16,9 5630 Middelste cat. 21,5 11225 21,2 10046 21,6 8585 22,0 8200 22,7 7558 4de cat. 28,2 14724 28,0 13228 27,5 10941 27,5 10237 28,3 9437 Hoogste cat. 26,2 13698 25,8 12226 26,2 10436 26,4 9842 24,4 8134

Niveau 3

Laagste cat. 8,6 3433 8,7 3251 8,7 2895 6,5 2264 6,4 2034 2de cat. 11,2 4466 10,7 4002 10,8 3577 11,3 3929 11,5 3655 Middelste cat. 19,1 7635 19,0 7072 18,6 6173 18,8 6509 19,5 6205 4de cat. 29,3 11707 29,8 11091 29,8 9897 30,2 10479 31,0 9844 Hoogste cat. 31,7 12667 31,8 11835 32,2 10723 33,2 11521 31,6 10027

Niveau 4

Laagste cat. 8,3 5426 8,3 5615 7,9 5571 5,6 3929 4,9 3529 2de cat. 8,7 5731 8,6 5872 8,6 6064 9,1 6429 9,9 7129 Middelste cat. 16,2 10632 16,2 10995 16,7 11732 16,6 11765 17,3 12391 4de cat. 28,0 18402 27,9 18968 28,4 19956 28,7 20248 29,4 21103 Hoogste cat. 38,8 25462 39,1 26570 38,3 26922 40,0 28298 38,4 27566

In onderstaande tabel is de instroom op niveau 1 uitgesplitst naar leerweg en inkomen van ouders. Er zijn relatief iets meer studenten met hoger opgeleide ouders ingeschreven als examendeelnemer dan in BOL voltijd.

Bij opleiding ouders zien we een vergelijkbaar beeld, maar minder sterk; in 2016/2017 zijn er relatief meer studenten met hoog opgeleide ouders ingeschreven als examendeelnemer dan in voltijd bol.

(22)

Tabel 3.2.1.j instroom niveau 1 uitgesplitst naar leerweg en opleiding ouders, exclusief opleiding ouders onbekend (n 2016/17=5.361)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017vlp

% n % n % n % n % n

BOL Voltijd Max. mbo2 69,0 3321 67,7 3153 66,6 2884 66,1 2741 65,0 2625 Mbo 3-4 24,5 1181 26,3 1223 26,4 1144 27,0 1118 27,7 1118 Hbo/wo 6,4 309 6,1 282 7,0 304 6,9 287 7,3 294 bbl Max. mbo2 69,2 1483 66,1 1110 67,4 701 63,0 614 58,9 438 Mbo 3-4 24,6 528 27,2 457 25,5 265 29,8 291 32,3 240 Hbo/wo 6,1 131 6,7 113 7,1 74 7,2 70 8,9 66 Examendlnr Max. mbo2 68,4 493 66,8 416 60,4 395 60,8 363 56,0 325 Mbo 3-4 23,2 167 27,1 169 31,7 207 32,3 193 33,8 196 Hbo/wo 8,5 61 6,1 38 8,0 52 6,9 41 10,2 59

*cases waarbij geen cbs gegevens gekoppeld konden worden, zijn buiten beschouwing gelaten **celvulling bol-deeltijd is te laag, dus niet opgenomen in tabel

Tabel 3.2.1.k instroom niveau 1 uitgesplitst naar leerweg en inkomen ouders, exclusief inkomen ouders onbekend (n 2016/17=7.278)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017vlp

% n % n % n % n % n

BOL Voltijd Laagste cat. 21,5 1633 19,2 1375 17,3 1096 15,6 909 12,9 690 2de cat. 20,4 1554 21,8 1563 21,4 1357 23,6 1370 24,7 1319 Middelste cat. 23,7 1806 25,2 1807 26,4 1680 25,9 1502 27,2 1454 4de cat. 20,4 1551 20,3 1453 21,2 1346 22,1 1282 21,5 1152 Hoogste cat. 14,0 1068 13,6 972 13,7 873 12,9 747 13,7 732 bbl Laagste cat. 14,5 767 13,9 562 15,8 319 17,1 319 12,9 151 2de cat. 22,3 1174 21,5 867 20,4 413 23,8 445 18,6 217 Middelste cat. 22,5 1186 22,5 906 21,5 436 21,6 404 22,2 259 4de cat. 22,8 1201 23,9 964 24,1 488 20,2 378 25,5 298 Hoogste cat. 18,0 948 18,1 731 18,2 369 17,3 324 20,8 243 Examendlnr Laagste cat. 9,2 96 10,7 97 10,9 102 11,7 95 10,0 76 2de cat. 18,0 187 14,1 128 14,3 133 18,2 148 22,0 168 Middelste cat. 24,1 250 25,6 233 26,0 242 24,3 197 22,3 170 4de cat. 26,2 272 29,7 270 29,2 272 25,3 205 27,3 208 Hoogste cat. 22,5 234 19,9 181 19,6 183 20,5 166 18,5 141

*cases waarbij geen cbs gegevens gekoppeld konden worden, zijn buiten beschouwing gelaten

**celvulling bol-deeltijd is te laag, dus niet opgenomen in tabel

3.2.2 Passende plaatsing

De afgelopen jaren worden studenten minder vaak onder het verwachte niveau en vaker op niveau geplaatst. Het aandeel studenten dat boven niveau wordt geplaatst schommelt licht.

Studenten met een niet westerse migratieachtergrond van de tweede generatie worden relatief vaak op niveau geplaatst, terwijl studenten met een niet westerse migratieachtergrond van de eerste generatie relatief vaak onder het verwachte niveau worden geplaatst.

(23)

Tabel 3.2.2.a passende plaatsing naar herkomst (n 2016/17=158.793)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016

niveau op onder

niveau boven niveau op

niveau onder

niveau boven niveau op

niveau onder

niveau boven niveau op

niveau onder

niveau boven niveau

% % % % % % % % % % % %

autocht 60,6 19,7 19,7 63,1 18,8 18,0 68,2 15,2 16,5 68,8 14,2 17,0 west all 58,9 18,3 22,8 61,6 17,4 21,0 66,1 14,1 19,8 67,1 14,1 18,8 nw all, 1e gen 56,6 20,8 22,7 59,3 20,5 20,3 63,8 16,5 19,7 62,7 17,1 20,3 nw all 2e gen 68,4 11,3 20,3 70,7 10,7 18,6 74,4 8,0 17,6 75,4 7,7 16,9 Totaal 61,1 18,7 20,2 63,7 17,8 18,5 68,7 14,2 17,1 69,3 13,4 17,3 Vrouwen werden iets vaker op niveau geplaatst dan mannen. Wel worden vrouwen vaker

boven het verwachte niveau geplaatst dan mannen en minder vaak onder niveau. De verschillen zijn met de jaren wel wat kleiner geworden, maar desondanks in 2016/2017 nog steeds significant.

Tabel 3.2.2.b passende plaatsing naar geslacht ( n 2016/17=158.793)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016

niveau op onder

niveau boven niveau op

niveau onder

niveau boven niveau op

niveau onder

niveau boven niveau op

niveau onder

niveau boven niveau

% % % % % % % % % % % %

vrouw 61,5 15,0 23,5 65,3 14,0 20,7 69,9 10,7 19,4 69,8 10,4 19,9 man 60,8 22,1 17,1 62,3 21,3 16,5 67,6 17,4 15,0 68,8 16,2 15,0 Totaal 61,1 18,7 20,2 63,7 17,8 18,5 68,7 14,2 17,1 69,3 13,4 17,3

Hoe hoger het eindexamencijfer, hoe vaker een student op of boven het verwachte niveau wordt geplaatst. Studenten met een eindexamencijfer dat lager is dan 6,5 worden de afgelopen jaren wel vaker op niveau geplaatst en minder onder niveau.

Tabel 3.2.2.c passende plaatsing naar gemiddeld eindexamencijfer (n 2016/17=118.439)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016

niveau op onder

niveau boven niveau op

niveau onder

niveau boven niveau op

niveau onder

niveau boven niveau op

niveau onder

niveau boven niveau

% % % % % % % % % % % %

tot 6,5 67,7 20,3 12,0 69,2 19,6 11,2 72,4 16,6 11,0 72,7 16,0 11,3 6,5 tot 7,5 71,3 16,3 12,4 73,4 15,2 11,4 76,5 12,4 11,1 77,6 11,5 10,9 7,5 en hoger 72,2 12,3 15,5 72,8 10,9 16,3 78,7 9,0 12,3 80,7 8,3 11,0 Totaal 69,0 18,7 12,3 70,7 17,8 11,4 74,1 14,8 11,1 75,0 13,9 11,2

* slechts van een deel van de studenten is een examencijfer beschikbaar

Instromers met hoger opgeleide ouders worden vaker op niveau geplaatst. Maar als we alleen kijken naar plaatsing boven niveau, dan komt dat bij kinderen van lager opgeleide ouders vaker voor.

Tabel 3.2.2.d passende plaatsing naar opleidingsniveau ouders (n 2016/17=147.260)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017vlp

% n % n % n % n % n

Opleiding onbekend

op niveau 57,81 49083 60,67 47163 65,32 44496 65,59 43488 70,98 41455 onder

niveau 18,69 15864 18,20 14145 14,89 10142 14,14 9376 11,64 6796

(24)

boven

niveau 23,50 19953 21,13 16427 19,80 13487 20,27 13438 17,38 10150

Max. mbo2

op niveau 63,89 27421 65,71 26352 70,31 25771 71,17 25702 73,57 25713 onder

niveau 16,85 7233 16,04 6432 13,13 4813 12,16 4391 10,46 3657 boven

niveau 19,26 8264 18,26 7322 16,55 6067 16,67 6022 15,97 5580

Mbo 3-4

op niveau 64,86 22013 67,34 23746 71,50 24919 71,75 25418 73,93 26586 onder

niveau 18,69 6345 17,50 6170 14,32 4990 13,67 4841 11,40 4098 boven

niveau 16,45 5582 15,17 5349 14,19 4944 14,58 5165 14,68 5278

Hbo ad/ba

op niveau 66,32 6969 69,14 7726 73,45 8545 74,78 9290 76,10 9942 onder

niveau 18,18 1910 16,35 1827 13,10 1524 12,03 1495 10,26 1340 boven

niveau 15,50 1629 14,51 1622 13,44 1564 13,19 1638 13,65 1783

Wo ba/ma & hbo ma

op niveau 67,66 2557 70,13 2982 74,28 3270 76,08 3569 77,35 3776 onder

niveau 17,68 668 16,16 687 12,84 565 11,66 547 9,55 466 boven

niveau 14,66 554 13,71 583 12,88 567 12,26 575 13,11 640 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2017.

3.2.3 Directe instroom

De percentages in onderstaande tabellen zijn berekend ten opzichte van de totale instroom in het mbo, dus het aandeel van de instromers in het mbo dat een jaar eerder in het voortgezet onderwijs stond ingeschreven. Dat is niet hetzelfde als het aandeel vo-leerlingen dat direct uitstroomt naar het mbo.

Het aandeel studenten dat indirect instroomt (categorie overig of onbekend in tabel 3.2.3a) is de afgelopen jaren afgenomen, maar lijkt zich te stabiliseren. De directe instroom vanuit het VO nam tot 2016/2107 toe. Ook het aandeel studenten dat rechtstreeks uit het speciaal onderwijs instroomt is de afgelopen jaren gestegen, maar lijkt zich te stabiliseren.

Tabel 3.2.3.a directe instroom vanuit verschillende sectoren (n 2017/18=161.244)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018vlp

direct uit SO 1,8 1,9 2,2 2,3 2,3 2,2

direct uit VO 53,8 57,7 62,5 64,0 64,2 64,0

direct uit PRO 1,6 1,6 1,6 1,7 1,9 1,9

direct uit VAVO 1,2 1,1 1,1 1,1

direct uit NBI MBO 0,3 0,4 0,4 0,4

direct uit NBI

VO/VAVO 0,1 0,1 0,1 0,0 0,1 0,0

overig of onbekend 42,8 38,8 32,1 30,4 30,2 30,3

Totaal n 178562 169767 156013 155534 158793 161244

*NBI MBO inschrijvingen pas beschikbaar vanaf 2013 **VAVO inschrijvingen pas beschikbaar vanaf 2013

(25)

Tabel 3.2.3b toont het aandeel directe instroom in het mbo vanuit het vo. Dus 66,2 procent van de vrouwelijke studenten die in 2016/2017 instromen in het mbo komt direct uit het voortgezet onderwijs.

In 2012/2013 stroomden mannen vaker direct in vanuit het voortgezet onderwijs dan vrouwen, maar in de jaren daarna is die verhouding omgedraaid en stromen vrouwen vaker direct in vanuit het VO. In 2017/2018 is dit weer omgedraaid. Het verschil tussen mannen en vrouwen is niet groot.

Tabel 3.2.3.b directe instroom vo-mbo naar geslacht (n 2017/18=161.244)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018 vlp

% n % n % n % n % n % n

vrouw 54,5 86754 59,3 82097 64,3 74896 66,0 74086 66,2 75269 65,4 76897 man 56,2 91808 59,3 87670 64,0 81117 65,5 81447 65,9 83524 66,5 84347 Totaal 55,4 178562 59,3 169767 64,1 156013 65,7 155533 66,1 158793 66,0 161244 In eerdere jaren stroomde de tweede generatie studenten met een niet westerse

migratieachtergrond vaker direct in vanuit het VO dan studenten met een andere achtergrond.

Dat aandeel is de afgelopen jaren gestegen, maar in recente jaren is het verschil met autochtone studenten veel kleiner geworden.

Tabel 3.2.3.c directe instroom vo-mbo naar herkomst (n 2017/18= 161.244)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018 vlp

% n % n % n % n % n % n

autocht 57,2 130383 61,5 122942 66,7 112742 67,9 113375 68,1 115619 68,0 115621 west all 47,7 11846 51,9 11186 56,1 9998 59,6 9619 60,5 9752 61,7 9837 nw all, 1e gen 28,1 14360 30,3 12922 34,7 10340 35,3 9573 35,6 9746 37,5 11496 nw all 2e gen 66,3 21973 67,5 22717 68,4 22933 70,3 22967 70,9 23676 71,4 24290 Totaal 55,4 178562 59,3 169767 64,1 156013 65,7 155534 66,1 158793 66,0 161244 De directe instroom op niveau 1 is de afgelopen jaren sterk gestegen, dit hangt mogelijk

samen met de invoering van de entreeopleiding en de afbouw van bedrijfsgerelateerde trajecten op dit niveau. Opvallend is de relatief lage directe instroom vanuit het VO naar niveau 3, maar dit heeft er waarschijnlijk mee te maken dat niveau 3 toegankelijk is voor leerlingen met een vmbo-k, vmbo-g of vmbo-t diploma, maar die diploma’s kwalificeren ook voor niveau 4. De instroom in niveau 3 zal grotendeels bestaan uit indirecte instroom van studenten vanuit niveau 2. De directe instroom vanuit het VO is het hoogst op niveau 4.

Tabel 3.2.3.d directe instroom vo-mbo, naar niveau (n 2017/18=161.244)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018 vlp

% n % n % n % n % n % n

niveau 1 36,1 18232 39,0 15694 47,5 11433 48,9 10988 53,0 11207 54,5 12401 niveau 2 52,1 53763 57,6 47988 64,4 40300 67,2 37953 65,4 36999 66,6 35960 niveau 3 49,2 40345 50,2 37588 54,1 33540 54,9 35142 54,7 35654 53,1 35216 niveau 4 67,1 66222 70,1 68497 71,4 70740 72,9 71451 73,7 74933 73,3 77667 Totaal 55,4 178562 59,3 169767 64,1 156013 65,7 155534 66,1 158793 66,0 161244 Studenten met een lager gemiddeld eindexamencijfer stromen relatief minder vaak direct door van het VO naar het MBO.

Tabel 3.2.3.e directe instroom vo-mbo naar eindexamencijfer (n 2017/18=115.611)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018 vlp

(26)

% n % n % n % n % n % n tot 6,5 79,6 66685 78,1 70886 76,3 68410 75,9 66328 77,5 70028 79,3 67569 6,5 tot 7,5 82,2 35955 81,3 37502 82,3 40956 83,8 44390 82,6 43484 83,3 42399 7,5 en hoger 80,2 3829 78,6 3586 83,8 4599 86,7 5606 85,4 4927 86,5 5643 Totaal 80,5 106469 79,2 111974 78,8 113965 79,4 116324 79,7 118439 81,1 115611

*slechts van een deel van de studenten is een eindexamencijfer beschikbaar

Studenten met een havo of vwo diploma stromen minder vaak direct door vanuit het VO dan studenten met een andere vooropleiding. Dit wijst er op dat zij vaker via een omweg in het MBO terecht komen.

Tabel 3.2.3.f directe instroom vo-mbo naar vooropleiding (n 2016/17=158.793)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017

% n % n % n % n % n

onbekend, Eng str,

Bacc, Eur sch 0,5 6669 0,5 5405 0,3 4475 0,4 4113 5,6 4449 pro 67,5 4184 63,9 4179 63,4 4052 65,6 4045 64,8 4455 geen vmbo dip 55,3 14304 54,0 13295 48,3 11801 48,6 10933 50,8 11050 vmbo BL dip of vm2 of

LWT 70,4 26581 70,4 25935 72,8 25340 74,0 25296 74,3 25169 vmbo KL dip 79,2 29463 78,8 29846 80,4 30496 81,2 31663 82,0 32798 vmbo GL dip 87,0 6367 86,6 6541 87,1 6788 89,2 6923 88,0 6951 vmbo TL dip 83,3 40652 84,6 43814 84,5 44411 85,3 45088 86,0 45769 havo/vwo z dip 82,0 6065 80,5 5698 75,7 4998 77,9 4629 77,4 4506 havo/vwo m dip 23,9 7005 22,5 7305 21,7 7114 23,8 6646 25,4 6218 27 en ouder of vbo 0,0 37272 0,0 27749 0,0 16538 0,0 16198 0,0 17428 Totaal 55,4 178562 59,3 169767 64,1 156013 65,7 155534 66,1 158793

Doorstroom en uitval

3.3 • Opstroom (zowel gediplomeerd als ongediplomeerd) van niveau 2 of 3 naar een hoger niveau is ongeveer een kwart. Dit aandeel is de afgelopen jaren licht gestegen.

• Vrouwen stromen vaker door dan mannen. Verschil nam af, maar is afgelopen jaren weer toegenomen.

• Studenten van de tweede generatie met een niet westerse achtergrond stromen vaker op, maar de verschillen zijn de afgelopen jaren kleiner geworden.

• Studenten met hoger opgeleide ouders stromen vaker door. Maar de verschillen worden kleiner. Ook studenten met ouders met een hoger inkomen stromen vaker door, maar hier worden alleen de verschillen tussen de midden- en hogere

inkomenscategorieën kleiner. De lagere inkomensklasse blijft achter.

• Mannen, studenten met een migratieachtergrond en studenten uit apc-gebieden stromen vaker uit zonder diploma.

• Studenten met ouders met een lager inkomen stromen vaker uit zonder diploma. Voor opleidingsniveau ouders is er geen verband met uitval.

3.3.1 Opstroom

In onderstaande tabellen betreft het zowel gediplomeerde als ongediplomeerde opstroom. In totaal stroomt ruim een kwart van de studenten door van niveau 2 of 3 naar een hoger niveau.

Dit aandeel is de afgelopen jaren licht gestegen.

Vrouwen stromen vanuit niveau 2 of 3 relatief vaker door naar een hoger niveau dan mannen.

Dit verschil nam in eerdere jaren af, maar is in de afgelopen twee jaar weer toegenomen.

(27)

Tabel 3.3.1.a Opstroom vanuit niveau 2 en 3, naar geslacht (n 2015/16=153.875)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016

% n % n % n % N % n % n

vrouw 24,8 81370 24,8 78778 25,4 78169 25,8 75947 27,0 71008 28,2 70100 man 22,6 105163 23,6 101082 24,7 96874 25,5 90749 26,4 84559 26,1 83775 Totaal 23,6 186533 24,1 179860 25,0 175043 25,6 166696 26,7 155567 27,0 153875

*aantal studenten niveau 2-3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2-3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten

Studenten van de tweede generatie met een niet westerse achtergrond stromen vaker op vanuit niveau 2 en 3 dan studenten met een andere achtergrond. Maar de verschillen zijn de afgelopen jaren minder groot geworden.

Tabel 3.3.1.b Opstroom vanuit niveau 2 en 3 naar herkomst (n 2015/16=153.875)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016

% n % n % n % n % n % n

autocht 23,2 135649 23,7 130839 24,7 127069 25,3 120197 26,4 111557 26,4 110302 west

all 22,7 10998 23,3 10383 24,5 10065 25,0 9452 27,3 8642 28,5 8411 nw all,

1e gen 22,4 14741 22,7 13218 22,7 12648 24,6 11904 25,9 10897 25,2 10398 nw all

2e gen 26,9 25145 27,6 25420 28,2 25261 28,1 25143 28,3 24471 30,0 24764 Totaal 23,6 186533 24,1 179860 25,0 175043 25,6 166696 26,7 155567 27,0 153875

*aantal studenten niveau 2-3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2-3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten

Het aandeel doorstromers vanuit niveau 2 en 3 is in de sector groen relatief laag, terwijl in deze sector wel opleidingen op alle niveaus worden aangeboden. In de sector techniek stromen studenten relatief vaak door naar een opleiding op een hoger niveau.

Tabel 3.3.1.c Opstroom vanuit niveau 2 en 3, naar sector (n 2015/16=153.875)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016

% n % n % n % n % n % n

zorg & welzijn 23,8 59204 23,1 58045 23,7 58505 23,8 56429 24,7 51983 26,2 50617 techniek 19,7 53557 20,2 48942 21,6 46065 23,1 41919 23,9 39967 23,2 40706 economie 27,6 63224 29,3 62365 30,0 60875 30,7 58791 32,2 54534 32,0 53316 groen 17,2 9711 16,7 9749 17,7 9430 16,8 9292 17,7 8801 19,8 8957 combinatie 26,0 837 24,9 759 22,6 168 20,4 265 16,0 282 14,7 279 Totaal 23,6 186533 24,1 179860 25,0 175043 25,6 166696 26,7 155567 27,0 153875

*aantal studenten niveau 2-3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2-3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten

In de tabellen hieronder is de opstroom uitgesplitst naar opstroom vanuit niveau 2 naar een hoger niveau (tabel 3.3.1d ) en opstroom vanuit niveau 3 (tabel 3.3.1e). De opstroom vanuit niveau 2 naar een hoger niveau is de afgelopen jaren gestegen van 27 procent naar ruim een derde. De opstroom vanuit niveau 3 is meer stabiel gebleven en ligt al jaren rond 21-22 procent.

De opstroom vanuit niveau 2 is het hoogst in de sectoren zorg & welzijn en economie. De opstroom vanuit niveau 3 laat een vergelijkbaar beeld zien.

Tabel 3.3.1.d Opstroom vanuit niveau 2, naar sector (n 2015/16=63.263)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016

% n % n % n % n % n % n

(28)

zorg & welzijn 33,4 18361 33,1 17277 34,6 17441 34,1 17163 39,1 15709 39,4 14457 techniek 22,9 34244 23,9 30575 25,7 28045 27,9 24620 29,7 22005 30,1 20891 economie 28,2 29120 29,4 28185 31,1 27591 31,8 26484 34,8 25254 35,9 24227 groen 25,0 4015 22,4 4115 23,6 4008 25,3 3761 24,9 3485 29,5 3467 combinatie 28,6 741 28,3 622 21,9 160 20,2 178 16,3 258 17,2 221 Totaal 27,0 86481 27,8 80774 29,5 77245 30,7 72206 33,5 66711 34,4 63263

*aantal studenten niveau 2 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten

Tabel 3.3.1.e Opstroom vanuit niveau 3, naar sector (n 2015/16= 90.612)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016

% n % n % n % n % n % n

zorg & welzijn 19,5 40843 18,9 40768 19,1 41064 19,3 39266 18,5 36274 21,0 36160 techniek 14,2 19313 14,2 18367 15,2 18020 16,2 17299 16,8 17962 15,9 19815 economie 27,1 34104 29,2 34180 29,0 33284 29,8 32307 29,9 29280 28,8 29089 groen 11,7 5696 12,4 5634 13,3 5422 11,0 5531 13,1 5316 13,7 5490 combinatie 6,3 96 9,5 137 37,5 8 20,7 87 12,5 24 5,2 58 Totaal 20,6 100052 21,2 99086 21,5 97798 21,8 94490 21,6 88856 21,9 90612

*aantal studenten niveau 3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten

MBO studenten met hoger opgeleide ouders stromen vaker door naar een hoger niveau. Maar de verschillen worden kleiner.

Tabel 3.3.1.f Opstroom vanuit niveau 2 en 3, naar opleidingsniveau ouders (n 2014/15 = 155.413) 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015

% n % n % n % n % n

Opleiding onbekend 22,56 87585 23,27 82609 24,13 79120 24,87 73522 26,42 66722 Max. mbo2 23,21 52759 23,30 50826 24,23 48869 24,73 46572 25,62 43317 Mbo 3-4 25,20 35044 26,20 35230 26,90 35388 27,04 35313 27,31 34605 Hbo ad/ba 28,52 8247 28,52 8311 29,47 8557 30,01 8437 30,53 8146 Wo ba/ma & hbo ma 30,20 2550 27,57 2637 29,15 2707 31,29 2704 31,95 2623

*aantal studenten niveau 2/3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2/3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten

MBO studenten met ouders met een hoger inkomen stromen vaker door naar een hoger niveau. Hier worden alleen de verschillen tussen de midden- en hogere inkomenscategorieën kleiner. De lagere inkomensklasse blijft achter.

Tabel 3.3.1.g Opstroom vanuit niveau 2 en 3, naar inkomen ouders (n 2014/15=155.413)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015

% n % n % n % n % n

Inkomen onbekend 18,53 1117 20,41 1166 20,74 1210 22,97 1345 25,53 1312 Laagste cat. 24,11 17846 24,11 15519 23,65 14270 23,55 13251 24,95 11842 2de cat. 20,1 17154 21,97 17219 22,23 18235 23,45 18180 24,96 17481 Middelste cat. 22,09 34173 23,11 34420 24,54 34445 25,12 33350 25,87 31879 4de cat. 22,85 51501 23,6 51027 24,96 50351 25,53 48442 26,91 45536 Hoogste cat. 25,91 64394 25,93 60262 26,84 56130 27,5 51980 28,18 47363

(29)

*aantal studenten niveau 2/3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2/3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten

3.3.2 Uitval

In tabel 3.3.2a is een vergelijking gemaakt tussen de kenmerken van de uitstroompopulatie, uitgesplitst naar de uitstromers die geen, danwel wel een diploma hebben behaald.

Mannen, studenten met een allochtone achtergrond en studenten uit apc-gebieden stromen vaker uit zonder diploma.

De uitstroom zonder diploma is ook hoger in de sectoren techniek, economie en combinatie.

BBL-studenten en examendeelnemers stromen minder vaak zonder diploma uit dan studenten in een BOL opleiding. Ook studenten in lagere niveaus stromen vaker uit zonder diploma.

Het gemiddeld eindexamencijfer lijkt weinig verschil te maken voor het al dan niet uitstromen zonder diploma.

Tabel 3.3.2.a Kenmerken mbo uitstroompopulatie uitgesplitst naar geen/wel diploma 2015/16 (n=150.891)

geen diploma wel diploma

% %

geslacht vrouw 13,6 86,4

man 19,7 80,3

herkomst autocht 14,7 85,3

west all 21,7 78,3

nw all, 1e gen 20,9 79,1 nw all 2e gen 23,2 76,8

apcg geen 15,3 84,7

wel 21,6 78,4

sector zorg & welzijn 13,7 86,3

techniek 17,8 82,2

economie 17,3 82,7

groen 14,7 85,3

combinatie 46,3 53,7

leerweg BOL Voltijd 18,1 81,9

BBL 13,7 86,3

BOL Deeltijd 21,2 78,8 Examendlnr 16,1 83,9

niveau niveau 1 43,3 56,7

niveau 2 25,8 74,2

niveau 3 13,1 86,9

niveau 4 13,4 86,6

gemiddeld

eindexamencijfer tot 6,5 16,4 83,6

6,5 tot 7,5 15,5 84,5 7,5 en hoger 16,5 83,5

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De meeste scholen voor voortgezet speciaal onderwijs met het uitstroomprofiel vervolgonderwijs bieden meer dan één onderwijssoort aan (Tabel 4.1.1 en Tabel 4.1.2), maar slechts

Omdat de referentieniveaus momenteel nog niet vergelijkbaar zijn tussen de toetsen, worden in onderstaande tabel alleen de gegevens weergegeven die betrekking hebben op de

We doen dit alleen als we voor meer dan 10 leerlingen gegevens hebben; als van meer dan een derde van de leerlingen het hoogst behaalde opleidingsniveau onbekend is dan berekenen

Hieraan zijn de 1-cijferbestanden speciaal onderwijs (so), voortgezet onderwijs (vo), voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo), niet-bekostigde instellingen mbo (nbi mbo)

Aantal unieke hoofdinschrijvingen van een opleiding dat op 1 oktober van jaar t de eerste maal in BRON HO voorkomt in een brin-isat combinatie en op 1 oktober van jaar t+1 niet meer

Tabel 6.2.9 Percentage lessen in het voortgezet onderwijs dat als onvoldoende, voldoende of niet te beoordelen is beoordeeld op verschillende indicatoren voor de schooljaren

Het aandeel studenten met een vmbo-k diploma dat instroom in een opleiding op niveau 4 neemt al sinds 2013-2014 toe, maar in 2018-2019 vertoont deze stijging een duidelijke piek;

Havo gediplomeerden met een niet-westerse migratieachtergrond van de tweede generatie stromen vaker door naar een opleiding in het hoger onderwijs dan gediplomeerde havisten met