• No results found

“NIETS KAN ONS SCHEIDEN VAN CHRISTUS”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "“NIETS KAN ONS SCHEIDEN VAN CHRISTUS”"

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“NIETS KAN ONS SCHEIDEN VAN CHRISTUS”

“Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, naaktheid, of gevaar, of zwaard? In dit alles zijn wij meer

dan overwinnaars.” Romeinen 8:35-39

Geloofsvervolgingen en geloofshelden in Italië NOORD EN ZUID-ITALIË

Deel I

Overgenomen uit:

De Historie der MARTELAREN, die om de getuigenis der Evangelische Waarheid hun bloed gestort hebben van Christus onzen Zaligmaker af tot het jaar 1655.

De verschrikkelijke moord op de Waldenzen in Piemont en andere vervolgingen der gelovigen in Italië.

door

Adriaan van Haamstede

STICHTING DE GIHONBRON MIDDELBURG

2009

(2)

INHOUD

I. INLEIDING

II. OVERZICHT VAN DE MARTELAREN IN ITALIÉ

III. MARTELAREN BESCHREVEN DOOR A. VAN HAAMSTEDE IN DE HISTORIE DER MARTELAREN.

1. Gerardus Segareill en Dolcinus van Novari (Segarelli en Dolcino) 2. Katharina Saube

3. Evert Bolt; en een priester 4. Louwijs Courtet

5. Faninus, van Faventia 6. Dominicus van Basana

7. Johannes Godeau en Gabriël Beraudin 8. Johannes Mollius en een Perugiaanse wever 9. George de Gese

10. Julius Guirlanda en Antonius Ricetto.

11. Franciscus Sefra en mr. Franciscus Spinola

12. Baldo Lupetino en een groot aantal gelovigen in Venetië 13. Bartholomeüs Bartocci 1567

14. Aonius Palearius Verulanus

15. Bartholomeüs Copin, martelaar in Luzern 16. Maarten van Voisin

17. Franco di Franco 1611

(3)

I. INLEIDING

Italië is het land dat het licht der letteren en wetenschappen, van elders aangebracht, het eerst had opgevangen; waar veel steden allang klaagden over het pauselijke juk wat ze hadden gedragen. Dit Italië kon niet onverschillig de beweging aanzien die rechtstreeks tegen de Roomse stoel was gericht en de ontkluistering van de menselijke geest beoogde.

Zodra de grote worsteling was begonnen werd de opmerkzaamheid gevestigd op de monnik van Wittenberg wiens lof zelfs door Italiaanse dichters werd bezongen. De geschriften van de Hervormers werden spoedig in het Italiaans vertaald en gretig gelezen. Vraagt u, hoe deze geschriften tot de verschillende gebieden van Italië toegang konden vinden? Zij waren onder pseudoniemen zwervers verkleedt en de grenzen over gekomen en zwierven als gemaskerde vreemdelingen door het land.

Melanchton heette naar de getrouwe vertolking van zijn geslachtsnaam: Mensser Ippofilo di Terra Negra; Zwingli: Coricius. Bucer: Aretius Felinus.

Luthers verhandeling over de rechtvaardiging ging een tijdlang voor het werk van de kardinaal Fregoso door. De Loci Communes van Melanchton werden te Rome met graagte gelezen voordat men de ware naam van de schrijver ontdekte. En gelijk met de ontdekking zag men hoeveel vergif men uit dit boek had ingezogen.

De verklede wervelingen behoefden zo‟n vermomming niet aan het hof van Ferrara.

Daar werden zij door Renée van Frankrijk1 met dezelfde gastvrijheid ontvangen waarmee deze edele vorstin haar paleis voor een Clement Maroth en andere Franse vluchtelingen opende. Van daar breidde de hervorming zich uit naar Modena en Milaan; en ook in Venetië, Vicenza en Treviso, Locarno en Istria; Lucca en Bologna, tot aan de Napelse zee toe groeide aanhoudend het getal van haar openbare of verborgen vrienden en belijders aan.

De Keizerlijke legerbenden die Rome in het jaar 1527 innamen, hadden de begrippen der Hervorming meegebracht en achtergelaten in het hart van de Kerkelijke Staat. Niet langer klonk haar gerucht Rome‟s hogepriester als uit de verte in de oren. Al luider en luider begonnen zich stemmen te verheffen in haar voordeel, zelfs tot de gaanderijen van het Lateraan, tot aan de voet van de pauselijke troon.

Binnen de wanden van het Vaticaan werd door de bisschop Staphylo een redevoering uitgesproken waarin Rome als het Babylon van ongerechtigheid werd aangewezen, waarop de heilige Johannes in zijn Openbaringboek had gedoeld. Het scheen zelfs, toen Paulus de III van een aantal evangelisch gezinde mannen omringd werd, die met meerder klem dan ooit tevoren de noodzakelijkheid van een hervorming toonden en toen de voortreffelijke Caspar Contarini als pauselijke legaat naar Regensburg werd afgevaardigd, dat aan de dringendste eisen van de protestanten zou worden toegegeven. Maar de geschiedenis heeft ons geleerd, hoe deze hoop door het stelsel der vasthoudendheid waaraan Rome getrouw bleef, is verijdeld geworden.

Wij kunnen bij de voortgang van de hervorming in Italië drie voorname richtingen onderscheiden: zulken die evenals de kardinalen Contarini en Reginaldus Polus in tegenstelling van de orthodoxie van de Roomse kerk de leer der rechtvaardiging door

1 Calvijn schreef een groot aantal brieven aan Renée, koningin van Ferrara. Zie Geloofsvervolgingen en geloofshelden in Frankrijk Deel VI. Levensschets van drie koninginnen: Renata van Ferrara

(4)

het geloof met gemoedelijke vroomheid omhelsden, wel de voornaamste misbruiken afgeschaft maar geheel het wezen van de kerkelijke plechtigheden en instellingen wensten te behouden. Ten tweede, van zulken die evenals de Socinussen en andere Unitarieërs veel driester dan de hervormers op de baan van onderzoeking voortsnelden, veel verder dan zij van het algemeen kerkgeloof afweken; en omtrent het leerstuk van de Drie-eenheid gelijke denkbeelden koesterden als Servet. Men vond de zodanige in heel Italië, maar voornamelijk in het gebied van de Venetië en later in Graubunderland. Ten derde van zulken die zich het nauwste aan de Duitse protestanten aansloten en het meest in hun geest dachten. Aan het hoofd van die richting staan twee mannen: Bernardino Ochino 1487-1564, Reformator van Italië;

Petrus Martyr 1499-1562, later Reformator van Elzas; eveneens Juan Valdez.

Het ontbrak Italië ook niet aan voorbeelden van martelaars, die openlijk ter dood gebracht, en stervende de kracht van hun geloof bewezen en te midden van de vlammen riepen: Vittoria! Vittoria! De namen van de voortreffelijke Carnesecchi en de edele Paleario verdienen, gelijktijdig met die van de eerste getuigen der waarheid, genoemd te worden. Zeker staan zij geschreven in het boek des levens!

De protestanten, daarna overal verdreven en met de dood of galeibanken bedreigd verlieten zo veel ze konden vluchten, Italië en weken over de Alpen.

Hevig werd vooral de vervolging sinds Caraffa zijn aan als hoofd inquisiteur had neergelegd om onder de naam van Paulus de IV de pauselijke zetel te beklimmen. Nu verscheen ook de lijst der verboden boeken, die met de grootste zorgvuldigheid werden opgespoord. Caraffa haastte zich het advies van de kardinalen aan Paulus de III ingediend, mede op die index te plaatsen. De bloeiende gemeenten van, Napels en Locarno werden geheel uiteengedreven en vernietigd. Bijna uit elke aanzienlijke staat van Italië trof men in Duitsland en Zwitserland een aantal vluchtelingen aan. Andere verdrevenen en vervolgden waren, toen zij bij het beklimmen van de Alpen nog eens de blikken wenden en het schone Italië aan hun voeten zagen liggen, wankelmoedig geworden en met de verloochening van hun geloof naar hun haar steden teruggekeerd.

De Waldenzen werden in de wouden en rotskloven van Carabië als wild gedierte nagejaagd en neergeschoten. In Venetië heeft nog het langst een Hervormde Gemeente bestaan. Maar met het einde van de 16e eeuw waren genoegzaam alle sporen van het protestantisme in Italië verdwenen.

De geschiedenis er Kerkhervorming in taferelen; B. ter Haar, 1845

Paulus IV, geboren als Giovanni Pietro Carafa (Capriglio, 28 juni 1476 – Rome, 18 augustus 1559) regeerde vanaf 23 mei 1555 tot zijn dood als paus over de Rooms- katholieke Kerk en over de Pauselijke Staten. Carafa stamde uit Napels. Hij werd bisschop van Chieti. Met de heilige Gaetano van Thiene richtte hij in 1524 de orde der Theatijnen op. Deze orde dankt haar naam aan de Latijnse benaming voor Chieti, Theatine. Paus Paulus III verhief hem tot kardinaal en schakelde hem in bij de inquisitie. Hij stelde in die hoedanigheid de Index van verboden boeken in. Van 1549 tot 1555 was hij aartsbisschop van Napels. Hij weigerde het Concilie van Trente te heropenen. In 1559 kondigde hij een nieuwe indeling van de bisdommen af voor de Habsburgse Nederlanden.

(5)

II. OVERZICHT VAN DE MARTELAREN IN ITALIË

Internetpublicatie: Sephiroth, 2006. http://sephirot.mojblog.hr/p

De personen hieronder vermeld zijn niet allen martelaren om de waarheid van de Heilige Schrift.

De beschuldiging van b.v. toverij, heeft dikwijls te maken met iemand die de leer van de Waldenzen aanhangt.

De namen van de Pausen onder wiens Pontificaat de gelovigen werden geëxecuteerd, worden in het Italiaans weergegeven.

Paus Clemente V

Sagarelli. Vanaf het jaar 1248 begon Segarelli met zijn prediking. Het volk luisterde graag naar hem. Op het Concilie van Lyon (1274) werden deze activiteiten verboden.

Niettegenstaande het Conciliebesluit groeide de groep Apostelbroeders gestadig aan, met het gevolg dat in het jaar 1286 een pauselijk rondschrijven aan alle aartsbisschoppen en bisschoppen gericht werd om hen te vervolgen. Omstreeks het jaar 1307 werd Sagarelli tot de brandstapel veroordeeld, zijn lichaam verdeeld en verbrand.

Frater Dolcino. In zijn plaats trad Dolcino. Hij had een onmiskenbaar talent als leidsman. Het staat vast dat hij uit de streek van Novara afkomstig was, zich in een zekere theologische beschaving verheugde, veel belang stelde in de Bijbel en in de uitleggingen van de Openbaring, bekend was met de geschriften van Joachim van Floris en min of meer verwant aan de spiritualen. Broeder Dolcino, die in geen geval door de bedreigingen van de Inquisitie werd geïntimideerd, wierp zich op tegen Paus Clemente V, door hem van immoraliteit te beschuldigen. Zijn lichaam verminderd tot fragmenten, werd verbrand aan een staak.

13 maart, 1307. Zuster Margherita en Broeder Longino met 1080 andere aanhangers van het ketter Dolcino, die in de staak worden verbrand.

In 1307 vond een totale vernietiging plaats van de Orde van Tempeliers door slachtingen van de massa met "onvoorstelbare martelingen" vanwege beschuldigingen van ketterij.

Molay, de grootmeester, werd levend verbrand in Parijs na jaren van afschuwelijke martelingen.

(De Martelaarsspiegel van Th.J. van Braght vermeld Margherita als de huisvrouw van Dulcinus, zijnde Doopsgezind. Hij citeert 4 schrijvers als bewijs. Van Braght spreekt over 140 personen die omgebracht werden)

Paus Benedetto XII

Francesco da Pistoia, Lorenzo Gherardi, Bartolomeo da Greco, Bartolomeo da Bucciano, Antonio Bevilacqua en tien andere Franciscaanse monniken, levend

(6)

verbrand om de prediking van de armoede van Christus gepredikt te hebben. - Venetië 1337

Het zelfde lot in Parma voor Donna Oliva omdat zij een aanhanger van San Francesco was.

Paus Clemente VI

Duizenden slachtoffers van de Inquisitie van wie ons slechts deze processen bereikte:

Francesco Stabili, genoemd Cecco d' Ascoli. Hij werd levend verbrand omdat hij iets gezegd had, over de verzoekingen van Jezus.

Pietro d' Albano, dr., werd levend verbrand, beschuldigd van toverij.

Domenico Savi veroordeeld aan de staak als ketter omdat hij een ziekenhuis had opgezet, zonder de zegen van de Kerk

Paus Innocenzo VI

Onder de talrijke slachtoffers van de Heilige Kerk van de Moeder is het noodzakelijk om de monniken Pietro da Novara, Bernardo da Sicilia, de bisschop van Frater Tommaso van Aquino en de bisschop van Francesco Marchesino van Trivento te herdenken, die wordt beschuldigd om tot de minderbroeders van S. Francesco te behoren. Gemarteld en levend verbrand.

Paus Gregorio XI

De gehele steden waren het toneel van slachtingen omdat zij ketterse gevoelens hadden aangenomen. Op de plaatsen van Florence, van Venetië, van Rome en Ferrara brandden de staken constant.

Belramo Agosti, bescheiden schoenmaker, werd gemarteld en verwerd levend verbrand omdat hij een godslastering zou gezegd hebben tijdens het kaartspel, in 5 Juni, 1382.

Menelao Santori omdat hij met twee vrouwen leefde; in 10 Oktober, 1387.

Lorenzo de Bologna; omdat hij onder de marteling werd verplicht te bekennen een ciborie gestolen te hebben. Stervend onder de martelingen, werd hij geleid naar de brandstapel. 1 november, 1388.

Paus Gregorio XII

Na de periode van wapenstilstand onder Urbano VI, beginnen met Gregorio XII de slachtingen en de staken opnieuw op een extreme en genadeloze manier. De stad die in het bijzonder werd geraakt was Pise.

Een jonge man, genoemd Andreani, werd gemarteld en levend verbrand met zijn vrouw en zijn dochter omdat hij om bij Conciliaire Vaders had durven te lachen. De kardinalen die tot de raad behoren woonden talrijk de uitvoering met genoegen bij, om hem te zien stervend met zijn familie, “die zij hadden veroordeeld slechts voor een gevoel van vergelding", anno 1413.

Jean Hus en Gerolamo da Praga (Johannes Hus en Hieronymus van Praag) werden neergeveld en verbrand om zij gezegd hadden dat de monniken niet leefden naar het Evangelie. Op 1414.

Paus Eugenio IV

Joan of Arc, levend verbrand; beschuldigd van toverij (1431).

(7)

Merenda en Matteo, twee burgers, levend verbrand door de Inquisitie om een gunst aan de families van Colonna en Savelli te doen, over wie zij slecht hadden gesproken.

Voortdurende slachtingen in Bohemen tegen Ussidi (aanhangers van Jean Hus), voor de remonstrantie die na de doodslag van hun voorganger wordt gedaan. Één van de slachtingen werd gedaan door Ussidi in een schuur toe te laten waarin zij allen verbrand werden.

Paus Sixt IV

In Spanje muntte door zijn wreedheid uit Dominicaans Thomas Torquemada die personen beschuldigde van ketterij en toverij te grijpen, en erin was geslaagd om de Paus zo bang te maken, dat die de verplichtte gelden van hen niet meer zou ontvangen. Toen iemand in het land arriveerde als gerechtelijk onderzoeker, liep de bevolking weg, alles overlatend aan zijn handen.

In de onmogelijkheid om alle slachtoffers van Torquemada te citeren, zal ik me beperken om te zeggen dat in 18 jaar van de inquisitie waren: 800.000 de Joden verdreven uit Spanje, met beslaglegging van het bezit, onder het risico van dood als zij achterbleven; 10.200 levend verbrand; 6.860 lijken groeven om op de brandstapel hun dood te vieren; na proces (allen beëindigd met de beslaglegging van hun bezit); "ze werden verbrand: postmortale;" (na de dood). 97.000 veroordeelde personen naar de gevangenis met eeuwige beslaglegging van hun goederen. En terwijl Torquemada in Spanje handelde, stak de inquisitie in Rome op alle plaatsen de brandstapel aan om ketters te verbranden; wiens patrimonies automatisch door de Paus en door het broederschap van San Giovanni Decollato gevorderd werd.

Paus Alessandro VI

Levend verbrand Gerolamo Savonarola op de plaats van Signoria in Florence. In 23 Mei, 1498 met twee van zijn aanhangers, Domenico da Pescia en Florence van Silvestro da Firenze.

Drie Joden levend verbrand te Campo dei Fiori in Rome - Januari 13, 1498.

Gentile Cimeli, die van toverij wordt beschuldigd, werd levend verbrand in Campo dei Fiori - Juli 14, 1498.

Levend verbrand Marcello da Fiorentino op het plaats Saint Pierre - 29 Juli, 1498.

Paus Giulio II

4 vrouwen veroordeeld en geëxecuteerd wegens toverij uit aan Cavalese (Trento) - op 1505.

Diego Portoghese hing wegens ketterij - 14 Oktober, 1606.

30 personen levende verbrand in Logroño (Spanje) voor toverij.

Frater Agostino Grimaldi veroordeelde en geëxecuteerd wegens ketterij - 6 Augustus, 1506.

15 burgers uit Rome door de Zwitserse wachten wegens ketterij worden afgeslacht - op 1513.

Orazio en Giacomo di Riffredo, die wegens ketterij worden veroordeeld en worden geëxecuteerd - 30 April, 1513.

Paus Leone X (de Paus die de niets van Christus bestaan wilde weten).

30 vrouwen levend verbrand wegens beschuldiging van toverij in Bormio - op 1514.

Martino Jacopo veroordeeld en geëxecuteerd wegens ketterij in Bercelli - Februari 18, 1517.

80 vrouwen levende verbrand in Valcamonica voor toverij - op 1518.

(8)

5 ketters levend verbrand in Brescia - April 30, 1519.

Baglione Paolo da Perugia wegens ketterij in Traspontina - Juni 4, 1520 wordt onthoofd.

Frater Camillo, Frater Giulio Carino, Leonardo Cesalpini bezweken in de gevangenis wegens ketterij - 8 Juli, 1520.

Paus Clemente VII

Anna Furabach, die wegens ketterij wordt veroordeeld en wordt geëxecuteerd - 9 Mei, 1524.

Duizenden van anapabtiste Protestanten verdronken, onthoofd, levend verbrand en gemarteld tot de dood 1525.

Een vrouw die van toverij wordt beschuldigd, levend verbrand in Campidoglio - 30 September, 1525.

Claudio Artoidi en Lerenza Di Pietro veroordeeld en geëxecuteerd wegens ketterij uit - 16 Mei, 1526.

Rinaldo di Colonia oordeelde en geëxecuteerd wegens ketterij - 26 Augustus, 1528.

Lorenzo di Gabriele da Parma en Tiberio Di Giannantonio, gemarteld wegens ketterij, worden veroordeeld en geëxecuteerd - 9 September, 1528.

Levend verbrand: Bernardino da Palestrina wegens ketterij - 20 November, 1529.

Levend verbrand: Giovanni Milanese wegens ketterij - 23 November, 1530.

Paus Paulus III (Één van de atheïstische pausen die niets van Christus geloofden.

Anderen dachten als hem maar zeiden het niet.)

Alle inwoners van de stad van Mérindol (Frankrijk) gedood omdat ze het geloof van het evangelische Protestantisme omhelsd hadden. Hun bezit werd verbeurd verklaard en de stad bleef in 1540 verlaten en onbewoonbaar achter.

Martino Giovinin veroordeelde en geëxecuteerd in de gevangenissen van Grenoble - April 26, 1536.

Francesco di Giovanni de Capocena gedood wegens ketterij - op 1538.

Ene Di Ambrogio veroordeeld en geëxecuteerd wegens ketterij - op 1539.

Galateo Di Girolamo veroordeeld en geëxecuteerd in de gevangenissen van de Inquisitie wegens ketterij - 17 Januari, 1541.

Giandomenico dell' Aquila, werd ketter, toch levend verbrand - 4 Februari, 1542.

Federico d' Abbruzzo gedood wegens ketterij. Zijn lichaam werd gemarteld en door een paard weggesleept. Wat overbleef van zijn lichaam bleef hangen aan de wagenvork - 12 Juli, 1542.

2.740 Vaudois (Waldenzen) werden afgeslacht door de Katholieken in de Provence (Frankrijk) - 1545 April.

Opgehangen: Girolamo Francese omdat hij Lutheraan was - September 27, 1546.

Baldassarre Altieri, van de Engelse Ambassade, die de Inquisitie in de gevangenis - in 1548 - doodde.

Federico Consalvo, ketter van RK kerk; veroordeeld en geëxecuteerd - 25 Mei, 1549.

Annibale Di Lattanzio veroordeeld en geëxecuteerd wegens ketterij uit - 25 Mei, 1549.

Paus Giulio III

Fanino Faenza hing op en verbrandde wegens ketterij - 18 Februari, 1550.

Della Casa Bianca, Lutheriaan van Domenico. Onthoofd. 20 februari, 1550.

(9)

Geronimo Geril, die wegens ketterij wordt opgehangen en dan in vieren gedeeld;

Francese, - 20 Maart, 1550.

Giovanni Buzio en Giovanni Teodori, die wegens ketterij worden opgehangen en verbrand - 4 September, 1553.

Francesco Gamba, die wegens ketterij wordt onthoofd en wordt verbrand - 21 Juli, 1554.

Giovanni Moglio en Tisserando da Perugina, Lutheriaan. Opgehangen en verbrand - 5 September, 1554.

Instelling van de Getto van Rome met zelfs nog meer strenge beperkingen tegen de Joden van de getto van Venetië.

Cola Francesco Di Salerno, die wegens ketterij wordt veroordeeld en wordt geëxecuteerd - 14 Juni, 1555.

Bartolomeo Hector, levend verbrand om twee Bijbels verkocht te hebben - 20 Juni, 1555.

Golla Elia en Paolo Rappi Protestants, levend verbrand in Turijn - Juni 22, 1555.

Vernon Giovanni en Labori Antonio, evangelisten, verbrandden levend - 28 Augustus, 1555.

Stefano di Girolamo, die wegens ketterij wordt veroordeeld en wordt geëxecuteerd - 11 Juni, 1556.

Giulio Napolitano, levend verbrand wegens ketterij - 6 Maart, 1556.

Ambrogio de Cavoli, die wegens ketterij wordt opgehangen en verbrand - 15 Juni, 1556.

Don Pompeo dei Monti, levend verbrand wegens ketterij - 4 Juli, 1556.

Pomponio Angerio, levend verbrand wegens ketterij - 19 Augustus, 1556.

Nicola Sartonio, Lutheriaan, levend verbrand - 13 Mei, 1557.

Frater Gioffredo Varaglia, Franciscaan, levend verbrand wegens ketterij - 25 Maart, 1558.

Gisberto Di Milanuccio, ketter, werd levend verbrand - 15 Juni, 1558.

Francesco Cartone, ketter, werd levend verbrand - 3 Augustus, 1558.

Antonio Di Colella levend verbrand wegens ketterij - 8 Februari, 1559.

Leonardo da Meola en Giovanni Antonio del Bò, wegens ketterij opgehangen en verbrand - 8 Februari, 1559.

Antonio Gesualdi, Lutheriaan, levend verbrand wegens ketterij - 16 Maart, 1559.

Ferrante Bisantino, ketter, gedood in de gevangenissen van de Heilige Inquisitie - op 1559.

Paus Pio IV

De monniken van Perosa (Pinerolo' s) abdij genoten van levend verbranden op een langzame vuur van een evangelische priester met zijn gelovigen - 1559 December.

Slachting van Vaudois (Waldenzen) in Calabrië die door schurken wordt gedaan;

aangezet door de Heilige Moeder-Kerk; zowel mannen, vrouwen, ouden en kinderen worden op afschuwelijk wijze gemartelde alvorens hen te doden, op directe order van de Paus - 1559 December.

In Santo-Xisto, in Guardia, in Montalto en in Sant Agata gebeurden de ongelooflijkste dingen: mensen in stukken gesneden, gedeeld in vieren, verbrand en afschuwelijk verminkt. De rest menselijke delen werd opgehangen op de deuren van huizen als afschrik voorbeeld voor mensen. Hen die op bergen wegliepen werden

(10)

belegerd tot zij aan de honger sterven. De talrijke vrouwen en kinderen werden gedwongen tot de slavernij. In 1559. (de "Maurizio Marchetti' s heilige Inquisitie”.

Ed. Fiaccola).

4.000 Vaudois, (Waldenzen) die op bevel van de Heilige Moederkerk - in 1560 - worden afgeslacht.

Giulio Ghirlanda, Baudo Lupettino, Marcello Spinola, Nicola Bucello, Antonio Rietto, Francesco Sega, personen die ter dood worden veroordeeld omdat zij een godsdienstig onderhoud met een uit het priester-ambt ontzette priester maakten die onofficieel optrad. - 1560

Giacomo Bonello, levend verbrand omdat hij evangelist was - 18 Februari, 1560.

Mermetto Savoiardo, ketter, werd levend verbrand - 13 Augustus, 1560. Dionigi Di Cola, ketter, werd levend verbrand - 13 Augustus, 1560.

Aloisio Pasquale, evangelist, opgehangen en verbrand - 8 September, 1560.

Gian Pascali Di Cuneo, levend verbrand wegens ketterij - 15 September, 1560.

Stefano Negrone, ketter, liet men in de gevangenissen van de Heilige Inquisitie verhongeren - 15 September, 1560.

Stefano Morello, ketter, opgehangen en verbrand - 25 September, 1560. Bernardino Conte, levend verbrand wegens ketterij - in 1560.

300 personen in Oppenau, 63 vrouwen in Wiesensteig en 54 in Obermachtal in Duitsland, levend verbrand voor toverij - op 1562.

Macario, bisschop van Macedonië, ketterse, levend verbrand - 10 Juni, 1563.

Cornelio Di Olanda, ketter, opgehangen en verbrand - 23 Januari, 1563.

Francesco Cipriotto, die wegens ketterij wordt opgehangen en wordt verbrand - 4 September, 1564.

Giulio Cesare Vanini, pantheïst, werd levend verbrand, zijn tong wordt uitgesneden.

Giulio di Grifone, ketter, veroordeeld en geëxecuteerd.

Paus Pio V

Met " pauselijke bul" één besluit in Rome over het sluiten van alle synagogen.

Della Torella, ketter van Muzio, veroordeeld en geëxecuteerd - 1 Maart, 1566.

Giulio Napolitano, ketter, werd levend verbrand - 6 Maart, 1566.

Don Pompeo dei Monti, wegens ketterij wordt onthoofd - 3 Juli, 1566.

Curzio Di Cave, Franciscaan, wegens ketterij wordt onthoofd - 9 Juli, 1566.

17.000 (zeventien - duizend) Protestanten die in Vlaanderen door Spaanse Katholieken wordt afgeslacht. Door Alva, opdracht van Filips II, koning van Spanje.

Giorgio Olivetto, Lutheriaan; verbrand - Januari 27, 1567.

Domenico Zocchi, Jood, die op de Plaats Giudia in het Getto van Rome - Februari 1, 1567 - wordt opgehangen en verbrand.

Girolamo Landi, die wegens ketterij wordt opgehangen en wordt verbrand - 25 Februari, 1567.

Pietro Carnasecchi, die wegens ketterij wordt opgehangen en wordt verbrand - 25 Februari, 1567.

Giulio Maresco, die wegens ketterij wordt onthoofd en verbrand - 30 September, 1567.

(11)

Paolo en Matteo, levend ingemetseld wegens ketterij - 30 September, 1567.

Ottaviano Fioravanti, levend ingemetseld wegens ketterij - 30 September, 1567.

Giovannino Guastavillani, ketter, levend ingemetseld - 30 September, 1567.

Geronimo del Puzo, levend ingemetseld wegens ketterij - 30 September, 1567.

Gerolamo Donato met de andere collega's van de Orde van Minderbroeders, wordt veroordeeld en op order van Carlo Borromeo (een heilige), bisschop van Milaan, na lange uren van martelingen, wegens ketterij - 2 Augustus, 1570 - geëxecuteerd.

Macario Giulio da Cetona, die wegens ketterij wordt onthoofd en wordt verbrand - 1 Oktober, 1567.

Lorenzo da Mugnano, die wegens ketterij wordt opgehangen en wordt verbrand - 10 Mei, 1568.

Matteo d' Ippolito, die wegens ketterij wordt opgehangen en wordt verbrand - 10 Mei, 1568.

Francesco Stanga, die wegens ketterij wordt opgehangen en wordt verbrand - 10 Mei, 1568.

Donato Matteo Minoli, gestorven van uitputting in gevangenissen, zijn beenderen gebroken, zijn voeten verbrand onder marteling - 27 Mei, 1568.

Francesco Castellani, ketter, opgehangen - 6 December, 1568.

Pietro Gelosi, ketter, opgehangen en verbrand- 6 December, 1568.

Marcantonio Verotti, ketter, opgehangen en verbrand- 6 December, 1568.

Luca di Faenza, ketter, werd levend verbrand - 28 Februari, 1568.

Borghesi Filippo, wegens ketterij wordt onthoofd en wordt verbrand - 2 Mei, 1569.

Dei Blasi van Giovanni, wegens ketterij wordt opgehangen en verbrand - 2 Mei, 1569.

Camillo Ragnolo, wegens ketterij wordt opgehangen en verbrand - 25 Mei, 1569.

Frater Cellario Francesco, wegens ketterij opgehangen en verbrand - 25 Mei, 1569.

Bartolomeo Bartoccio, levend verbrand wegens ketterij - 25 Mei, 1569.

Guido Zanetti levend ingemetseld wegens ketterij - 27 Mei, 1569.

Filippo Porroni, Lutheriaan, opgehangen ketter - 11 Februari, 1570.

Gian Matteo di Giulianello, die wegens ketterij wordt veroordeeld en wordt geëxecuteerd - 25 Februari, 1570.

Nicolò Franco, die wordt opgehangen omdat hij gelachen had met papieren van de heilige Paus. Opgehangen - 11 Maart, 1570.

Giovanni di Pietro, ketter, opgehangen en verbrand - 13 Mei, 1570.

Aolio Paliero, ketter, opgehangen en verbrand op uitdrukkelijk wens van de Paus Pio V (de heilige) - 3 Juli, 1570.

Frater Arnaldo Di Santo Zeno, ketter, werd levend verbrand - 4 November, 1570.

Don Girolamo Di Pesaro, Giovanni Antonio di Jesi en Pietro Paolo di Maranzano, worden wegens ketterij veroordeeld en geëxecuteerd - 6 Oktober, 1571.

Francesco Gelatieri, door sicarians van het Pontifiaat neergestoken omdat hij ketter is - 5 Januari, 1572.

Madonna Dianora van Montpelier, ketters, opgehangen en verbrand - 9 Februari, 1572.

Madonna Pellegrina van Valencia, ketters, opgehangen en verbrand - 9 Februari, 1572.

Madonna Girolama Guanziana, ketters, opgehangen en verbrand - 9 Februari, 1572.

Madonna Isabella van Montpelier, ketters, opgehangen en verbrand - 9 Februari, 1572.

Della Xenia, ketter van Domenico, opgehangen en verbrand - 9 Februari, 1572.

(12)

Teofilo Penarelli, ketter, opgehangen en verbrand - 22 Februari, 1572.

Alessandro di Giulio, ketter, opgehangen en verbrand.

Paus Gregorio XIII

Alessandro di Giulio, wegens ketterij opgehangen en verbrand - 15 Maart, 1572.

Giovanni di Giovan Battista opgehangen en verbrand, omdat hij ketters is - 15 Maart, 1572.

Girolamo Pellegrino, wegens ketterij wordt opgehangen en verbrand - 19 Juli, 1572.

10.000 (tienduizendtal) ketters die in Frankrijk in opdracht van de Paus worden afgeslacht - (slachting van Hugenoten - Nacht van Heilige Bartholomeüs) 24 Augustus, 1572.

500 ketters in Kroatië op order van de katholieke bisschop Juraj Draskovic - in 1573 worden afgeslacht.

Nicolò Colonici opgehangen en verbrand als ketter.

Giovanni Francesco Ghisleri, die in de gevangenis van de Inquisitie wordt gedood - 25 Oktober, 1574.

Alessandro di Giacomo, levend verbrand 19 November, 1574.

Benedetto Thomaria, levend verbrand ketter - 12 Mei, 1574.

Don Antonio Nolfo, ketter, geoordeeld en geëxecuteerd - 29 Juli, 1578.

Giovanni Battista di Tigoni, geoordeeld en geëxecuteerde ketter - 29 Juli, 1578.

Nicolò Di van Baldassarre, ketterse, opgehangen en verbrand - 13 Augustus, 1578.

Antonio Valies de La Malta, opgehangen en verbrand ketter - 13 Augustus, 1578.

Francesco di Giovanni Martino, opgehangen en verbrand ketter - 13 Augustus, 1578.

Bernardino di Alfar, opgehangen en verbrand ketter - 13 Augustus, 1578.

Alfonso di Poglis, opgehangen en verbrand ketter - 13 Augustus, 1578.

Marco Di Giovanni Pinto, ketter, opgehangen en verbrand - 13 Augustus, 1578.

Girolamo Di Giovanni de Tolède, opgehangen en verbrand als ketter - 13 Augustus, 1578.

Gasparre Di Martino, ketter opgehangen en verbrand - 13 Augustus, 1578 Fra Clemente Sapone, ketter, opgehangen en verbrand - 29 November, 1578.

Pompeo Loiani, ketter, opgehangen en verbrand - 12 Juni, 1579.

Cosimo Tranconi, ketter, opgehangen en verbrand - 12 Juni, 1579.

222 (twee - honderd tweeëntwintig) Joden aan de staak, in opdracht van de Heilige Inquisitie - 1558 - worden verbrand.

Salomon, Jood, die wordt opgehangen om het doopsel geweigerd te hebben - 13 Maart, 1580.

Engelsman, levend verbrand om een priester beledigd te hebben - 2 Augustus, 1581.

Diego Lopez, levend verbrand wegens ketterij - 18 Februari, 1583.

Domenico Danzarelli, wegens ketterij wordt opgehangen en verbrand - 18 Februari, 1583.

Prospero Di Barberia, ketter, opgehangen en verbrand - 18 Februari, 1583.

Gabriello Henriquez, levend verbrand wegens ketterij - 18 Februari, 1583.

Borro van Arezzo, levend verbrand wegens ketterij - 7 Februari, 1583.

Ludovico Moro, levend verbrand ketter - 10 Juli, 1583.

Frater Camillo Lomaccio, Frater Giulio Carino, Leonardo Di Andrea stierven in Tor Nona' s gevangenis wegens ketterij - 23 Juli, 1583.

(13)

Lorenzo Perna, in opdracht van kardinaal Savelli gearresteerd wegens ketterij, zijn eind op 16 Juni, 1584.

Signora Di Bellegard, gearresteerd wegens ketterij, haar einde in Oktober, 1584 Giacomo onthoofd en verbrand Paleologo, - 22 Maart, 1585.

De broers Missori worden onthoofd; drukkers, om de vrijheid van de pers. De hoofden werden blootgesteld in publiek - 22 Maart, 1585.

Paus Six V

Pietro Benato, levend verbrand wegens ketterij - 26 April, 1585.

Pomponio Rustici, Gasparre Ravelli, Antonio Nantrò, Frater Giovanni Bellinelli, wegens ketterij opgehangen en worden verbrand - 5 Augustus, 1587.

Vittorio, Saluzzo' s rekenaar, wegens ketterij veroordeeld en wordt geëxecuteerd - 9 December, 1589.

Valerio Marliano, ketter, wordt opgehangen en verbrand - 16 Februari, 1590.

Don Domenico Bravo, wordt wegens ketterij onthoofd - 30 Maart, 1590.

Frater Lorenzo dell' Aglio, opgehangen en verbrand - 13 April, 1590.

Paus Gregorio XIV

Frater Andrea Forzati, Frater Flaminio Fabrizi, Frater Francesco Serafini, opgehangen en verbrand - 6 Februari, 1591.

Giovanni Battista Corobinacci, Giovanni Antonio de Manno Rosario, Alexandro d' Arcangelo, Fulvio Luparino, Francesco Alexandro, veroordeeld en geëxecuteerd - 1590 Juni.

Giovanni Angelo Fullo, Gi ò Carlo Di Luna, Decio Panella, Domenico Brailo, Antonio Costa, Frater Giovanni Battista Grosso, Abate Volpino, met de andere aanhangers van Frater Girolamo da Milaan, worden door de Heilige Inquisitie gearresteerd; hun einde 1590. (Dit alles in het jaar van het Heilig Pontificaat!)

Paus Clemente VIII

Francesco Gambonelli, levend verbrand ketter - 17 Februari, 1594.

Marcantonio Valena en een andere Lutheriaan, levend verbrand - Augustus 1594.

Graziani Agostini, ketter, opgehangen en verbrand - in 1596.

Prestini Menandro, - ketter die in 1596 wordt opgehangen en wordt verbrand.

Achille Della Regina, haar eind onbekend - 1597 Juni.

Cesare di Giuliano, opgehangen en verbrand ketter - op 1597.

Damiano di Francesco, opgehangen en verbrand ketter - in 1597.

Baldo Di Francesco, wegens ketterij wordt opgehangen en wordt verbrand - in 1597.

Magistri Giovanni Angelo, ketter, opgehangen en verbrand - in 1597.

Don Ottavio Scipione, ketter aan, onthoofd en verbrand - in 1597.

Giovanni Antonio da Verona en Frater Celestino, levend verbrand als ketters - 16 September, 1599.

Frater Cierrente Mancini en Don Galeazzo Porta, wegens ketterij onthoofd - 9 November, 1599.

Giordano Bruno, levend verbrand wegens ketterij - 17 Februari, 1600.

Vier vrouwen en een oude man levend verbrand wegens ketterij - 16 Februari, 1600.

Maurizio Rinaldi, levend verbrand ketter - 23 Februari, 1600.

Francesco Moreno, ketter, opgehangen en verbrand - 9 Juni, 1600.

Nunzio Servandio, opgehangen Jood, - 25 Juni, 1600.

Bartolomeo Coppino, levend verbrand Lutheriaan - April 7, 1601.

Tommaso Caraffa en Onorio Costanzo, ketters, onthoofd en verbrand - 10 Mei, 1601.

(14)

Paus Paulus V

Giovanni Pietro di Tunisi, in 1607 wordt opgehangen en verbrand.

Giuseppe Teodoro, ketter, opgehangen en verbrand - in 1609.

Felice d' Ottavio. Opgehangen en verbrand als ketter - in 1609.

Rossi Francesco, ketter, opgehangen en verbrand - in 1609.

Antonio Di Jacopo, ketter, opgehangen en verbrand - in 1609.

Fortunato Aniello, ketter, opgehangen en verbrand - in 1609.

Vincenti Pietro, ketter, opgehangen en verbrand - in 1609.

Umberto Marcantonio, ketter, opgehangen en verbrand - in 1609.

Frater Manfredi Fulgenzio, ketter, opgehangen en verbrand - in 1609.

Lucarelli Battista, ketter, opgehangen en verbrand - in 1609.

Emilio di Valerio, Jood, die - in 1610 wordt opgehangen en wordt verbrand.

Don Domenico di Giovanni, voor zijn bekering tot Judaisme opgehangen - in 1611.

Giovanni Milo, opgehangen Lutheriaan - Maart, 1611.

Giovanni Mancini, uit het priester-ambt ontzet, opgehangen en verbrand - 22 Oktober, 1611.

Jacopo de Elia, Jood, opgehangen en verbrand - 22 Januari, 1616.

Francesco Maria Sagni, opgehangen en verbrand als ketter - 1 Juli, 1616.

Lucilio Vanini, levend verbrand vanwege twijfel aan het bestaan van God - 17 Februari, 1618.

Duizenden van ketters worden door de Katholieken in Grigioni in Valtellina afgeslacht. - in 1620 -

Paus Urbano VIII

Frater Serafino, ketter, opgehangen en verbrand - in 1634.

Giacinto Centini, die wordt onthoofd om de pauselijke soevereine macht beledigd te hebben - in 1635

Frater Diego Giavaloni, ketter, opgehangen en verbrand- in 1635.

Alverez Ferdinando, levend verbrand omdat hij Judaisme aanhing. - 19 Maart, 1640.

Policarpo Angelo, opgehangen en verbrand nadat de massa zijn ontwijding uit het priester-ambt gevierd had - 19 Mei, 1642.

Ferrante Pallavicino, ketter, wordt in 1644 opgehangen en verbrand.

Frater Camillo d' Angelo, Ludovico Domenico, Simone Cossio, Domenico da Sterlignano, wegens ketterij - in 1644 - veroordeeld en worden geëxecuteerd.

Paus Innocenzo X

Brugnarello Giuseppe en Claudio Borgegnone, opgehangen en die wordt verbrand om bepaalde apostolische brieven - in 1652 - vervalst te hebben.

Paus Alexandre II

Fello Giovanni, priester, onthoofd wegens ketterij - in 1657.

1.712 Vaudois (Waldenzen) door de Katholieken in de Alpiene Valleien worden afgeslacht. - in 1655

Paus (Gezegende) Innocenzo XI

20 Joden worden tot de staak - in 1680- veroordeeld.

(15)

Vincenzo Scatolari, om het journalistieke beroep, zonder de vergunning van de Heilige Kerk van de Moeder, uitgeoefend te hebben - 2 Augustus, 1685.

2.000 (twee duizend) Vaudois (Waldenzen) door de Katholieken in de Alpiene valleien in directe order van de Paus worden afgeslacht - 1686 Mei.

24 Protestants gedood door de Katholieken in Pressov, Slowakije - in 1687.

Paus Innocenzo XII

Martino Alessandro, stierf in gevangenis onder de marteling - 3 Mei, 1690.

37 Joden levend verbrand - in 1691

Antonio Bevilacqua en Carlo Maria Campana, Capuchinse fraters, onthoofd omdat zij aanhangers waren van Molinos' s Quietisme - Maart 26, 1695. –

Paus Clemente XIII

Carlo Sala, ketter, veroordeeld en geëxecuteerd - 25 September, 1765 uit. (Carlo Sala is de laatste martelaar gedood door de Kerk wegens ketterij).

(16)

III. MARTELAREN BESCHREVEN DOOR A. VAN HAAMSTEDE IN DE HISTORIE DER MARTELAREN.

1. Gerardus Segarelli en Dolcinus van Novari (Dolcino, van Novara)

JAAR 1285

Omstreeks het jaar onzes Heeren 1285 leefden er twee geleerde mannen, Gerardus Segarelli, van Parma, en Dolcinus, van Novari in Lombardije, die in hun onderwijs zich met alle vrijmoedigheid verklaarden tegen de misbruiken der zogenaamde geestelijkheid. Door de geestelijkheid werden zij als ketters beschuldigd en verbannen, en wel om de volgende redenen:

- Dat het gebed Gode zo aangenaam is op een ongewijde, als op een gewijde plaats.

- Dat de paus de Antichrist was, en dat hij en zijn geestelijken door God verworpen waren; dat hij en zijn kerk de hoer van Babylon waren, zoals in de Openbaring geschreven staat.

Nadat zij geruime tijd onderwezen en gepredikt hadden en zeer vele mensen, onder welke ook geleerde mannen hun toevielen, zond de paus een apostolische gezant met zeer veel krijgsvolk, die deze vrome christenen in het gebergte, waar zij bij elkaar woonden, overvielen. Daar bevonden zich bijna zes duizend personen, van welke enige door de koude, sommigen door de honger en weer anderen met het zwaard verdrukt werden.

Toen werd Dolcinus met zijn huisvrouw gevangen genomen; hun lichamen van lid tot lid verscheurd, terwijl de stukken verbrand werden en de as in de lucht geworpen.

Maar, hoezeer de Dominicanen of Predikmonniken zich ook, als kettermeesters, beijverden, om de christenen uit te roeien, er bleven echter nog vele vonkjes over, die later tot een groot vuur werden, want het bloed der martelaren is een vruchtbaar zaad.

In deze tijd diende een predikmonnik aan keizer Hendrik VII vergif in het sacrament des Avondmaals toe en vergiftigde hem.

2. Katharina Saube

2

JAAR 1417.

In het jaar 1416 ging Katharina Saube van Thou, uit Lotharingen, te Montpellier3 naar de parochiekerk te Sint Firmin tot bijwoning van de mis.

Vijftien of zestien dagen geleden had zij de burgemeesters der stad gebeden, om in een nonnenklooster opgenomen te worden. De bedoelde burgemeesters, benevens de ambachtslieden en het volk, samen meer dan 1.500 mensen, gingen in plechtige optocht naar de genoemde kerk, en brachten Katharina als een bruid naar het

2 Uitvoerig beschreven in De Martelaarsspiegel van Th.J. van Braght

3 Zuid-Franse stad in gebied van Langedoc

(17)

nonnenklooster, en lieten haar in een cel opsluiten, terwijl ieder naar huis terug keerde.

Omtrent 2 uur des namiddags op de 21e Oktober van het jaar 1417, plaatste Raymond Cabasse, leraar in de heilige Schrift, Predikmonnik, Vicarius der kettermeesters, zich op de rechter stoel in het Hoofdstuk hij het raadhuis te Montpellier, in tegenwoordigheid van de bisschop van Maguelonne, de luitenant des stadhouders, van de vier orden en van het gehele volk, die het plein voor het raadhuis hadden ingenomen.

Daar werd de genoemde Katharina Saube, die op haar verlangen in het nonnenklooster was opgenomen, volgens zijn uitspraak in het openbaar voor een ketterse verklaard en veroordeeld, omdat zij vele veroordelenswaardige dwalingen tegen het katholieke geloof had verbreid, te weten: dat alleen die mannen en vrouwen tot de katholieke kerk behoren, die het leven van de Apostelen navolgen; verder, dat zij de hostie, die door de priester gezegend was, niet wilde aanbidden, omdat zij niet geloofde, dat het lichaam van Christus daarin tegenwoordig was; vervolgens dat het niet nodig was aan de priester te biechten, maar dat het voldoende was wanneer men aan God zijn zonden beleed; dat het even goed was, aan een vroom lid van de gemeente als aan een kapelaan of priester te biechten; dat er na dit leven geen vagevuur was, enz.

Nog vier andere artikelen stonden in het stadsboek geschreven, waarmee Katharina beschuldigd werd.

Deze luidde aldus:

1. Dat er nooit een ware paus, kardinaal, bisschop of priester is geweest, nadat de verkiezing van de paus niet meer door buitengewone werken des geloofs bevestigd is.

2. Dat de goddeloze priesters en kapelanen het lichaam van Christus niet kunnen heiligen. ofschoon zij de sacramentele woorden daarover uitspreken.

3. Dat de doop, die door een goddelozen priester wordt bediend, ter zaligheid niets baat.

4. Dat de kinderen, na de doop, voor zij geloven kunnen sterven, niet zalig worden (aangezien zij niets van weten) dan alleen door het geloof van hun peters, meters, ouders of vrienden.

Hij de vier laatste artikelen schijnt het, dat haar tegenpartij niet ter goeder trouw gehandeld heeft, of dat zij in alles geen volkomen kennis had van de christelijke godsdienst.

Nadat het genoemde vonnis was gelezen, gaf meester Raymond Katharina aan de rechter over, terwijl het volk bad, dat hij haar genadig wilde behandelen; maar de rechter volvoerde het uitgesproken vonnis op dezelfde dag.

Zo werd dan Katharina naar de galg te Montpellier gevoerd, en daar als een ketterse verbrand. Toen er velen waren, die zeiden, dat zij weer rechtelijk gedood was, hield de bisschop van Maguelonne, nadat hij voor de raad de mis bediend had, een predicatie betreffende genoemde Katharina, waarin hij de ontevredenheid van het volk met vele en scherpe woorden op hevige wijze bestrafte.

Door de strijd en het martelaarschap van deze vrouw werden vele eenvoudige lieden bewogen, om ook in die tijd van grote duisternis de waarheid wat naarstiger te onderzoeken.

3. Evert Bolt en een priester

JAAR 1525

(18)

Evert Bolt, een schippersknecht uit de Mark, niet ver van Rappersweil, aan het meer van Zürich gelegen, werd, toen hij op zekere tijd iets tegen de roomse mis had gezegd, en met hem een mispriester, die mede uit het Evangelie tegen de mis het een en ander had onderwezen en gezegd, naar de hoofdstad Schwytz gevoerd en daar levend verbrand.

In weerwil echter van de pijnigingen bleven zij beiden volstandig, en riepen Jezus Christus, het enig volkomen zoenoffer van al onze zonden, met ernst aan, hetgeen hij vele goedhartige lieden stof tot ernstig nadenken gaf. Dit geschiedde in het jaar 1525.

4. Louwijs (Louis) Courtet

JAAR 1539.

Louwijs Courtet, beroemd advocaat in het graafschap Genève, in Savoye, kreeg in die tijd grote lust in het Evangelie, dat te Genève werd gepredikt.

Hij was geboren in een dorp, Vouvrey genaamd, in het ambt van Chaumont, in het bovenbedoelde graafschap Genève, waar hij tot schout was aangesteld. Aangezien hij om enige zaken dikwerf te Genève zijn moest, kwam hij daar tot kennis der goddelijke waarheid, die bij hem niet leeg of onvruchtbaar was, omdat hij daardoor niet alleen zijn leven beterde, maar ook zijn huisgezin en andere goede vrienden de ontvangen schat deelachtig maakte.

Aangezien echter de wereld zulk een liefelijke reuk niet verdragen kon, bleef hij ook niet lang onvervolgd, maar behoorde spoedig tot hen, die zulk een groten en kostelijke schat de mensen voordragen.

Hij werd daarop op bevel van vrouw Charlotte van Orleans, weduwe van Filippus van Savoye, de hertog van Nemours en graaf van Genève, die destijds als voogdes van haar zoon Jakobus, het bestuur over het land van Genève had, en heerschappij voerde over Fossigny, gevangen genomen.

Mr. Claudius David, die toen rechter over het land was, en voor een voornaam rechtsgeleerde wordt gehouden, en later in krankzinnigheid is gestorven, stelde een aanklacht tegen hem in, en toen hij hoorde, dat hij standvastig bleef, veroordeelde hij hem tot de brandstapel.

Op de dag der uitvoering van het vonnis, de 19e April 1539, sterkte God Zijn dienaar, nadat deze uit de toren Annissi naar de strafplaats Mussière genaamd was geleid, om verbrand te worden, derwijze, dat hij hen, die hem ter dood brachten, ernstig uit Gods Woord vermaande. Toen de beul het hout aanstak, en het volk, volgens het algemeen gebruik, "Misericorde" uitriep, waarmee zij wilden zeggen: God zij genadig," zei Courtet met luide stem: "Lieve vrienden, bekommert u niet over mij; ik ben zeer getroost in de Heere."

Aldus nam hij, te midden der pijnigingen van het vuur, afscheid uit dit leven, en had een zalig einde.

5. Faninus, van Faventia (

Fanino Faenza; overl. 18-2-1550) JAAR 1550

Faninus, uit een stad in Italië, Faventia genaamd, had in zijn jeugd geen kennis aan de Goddelijke waarheid, doch later heeft hij de Heilige Schrift met allen ijver gelezen, voorzover die in het Italiaans was overgezet, wel wetende, dat de kracht des eeuwige,

(19)

almachtige Gods niet gebonden was aan een bepaalde taal, als Hij de mens Zijn Goddelijke wil en Zijn kennis wil openbaren, zo heeft hij zich beholpen met zijn gewone taal en daarin zeer naarstig de Goddelijke Schrift onderzocht.

Nadat hij dit gedurende lange tijd had gedaan en de zoete vrucht der Godzaligheid had gesmaakt, wilde hij uit dankbaarheid aan God, de schat, hem gegeven en toebetrouwd, niet voor zichzelf alleen behouden, maar die aan zijn broeders deelachtig maken, want hij wist maar al te goed, dat het de mens niet betaamt, als God hem door Zijn Geest heeft verlicht en de kennis van Zijn wil geopenbaard, die zo kostelijke en dierbare waarheid verholen te houden en te begraven.

Zo is hij begonnen deze kennis van het Evangelie van onze Heere Jezus Christus in verscheidene plaatsen te openbaren en te verbreiden. Niet dat hij zijn gevoelen openlijk aan een ieder bekend maakte, maar het dacht hem genoeg, als hij iemands lust daartoe kon opwekken.

Maar, daar de dienaren van de paus zijn voornemen gewaar werden, hebben ze met alle ijver getracht om Faninus gevangen te nemen, zoals dan ook geschied is.

Toen hij daar in de kerker lag, werd hij door bidden en smeken van zijn vrouw, kinderen en vrienden zo ver vervoerd, dat hij de leer en de waarheid van het heilig evangelie verloochende, en dientengevolge uit de kerker is vrijgelaten.

Maar, nadat hij uit de gevangenis was verlost, werd hij zo beroerd en weemoedig van hart, dat hij tot algehele wanhoop scheen te zullen vervalen. En voorzeker, ware hij niet door de alvermogende hand Gods behouden, en door zijn overvloedige barmhartigheid bewaard, dan zou hij tot de verschrikkelijkste wanhoop vervallen en daarin bezweken zijn. Want hij wist zeer goed, dat hij Jezus Christus, Die Hij tevoren met alle macht had aangegrepen, en met goede vrucht des Geestes had beleden, nu meinedig en onwaardig had verworpen, opdat hij in dit leven bij zijn huisvrouw en kinderen zou mogen blijven, en daarmee had getoond, dat hij de zijn liever had dan de ere en liefde des Zoons Gods. Zijn geweten plaagde hem zozeer, dat hij dag noch nacht rusten kon.

Hij begon dan ook zijn zware zonden bitterlijk te bewenen, omdat hij Jezus Christus de Heere der heerlijkheid, Die voor hem was gestorven, en Zijn Heilig Woord, zo schandelijk verloochend had. Hij sleet zijn leven dan ook zo droefgeestig, dat niemand hem na die tijd vrolijk heeft gezien, totdat hij tijd en gelegenheid vond om met moed zijn arbeid en dienst de Heere getrouwelijker te bewijzen, dan hij tevoren gedaan had.

Als hij nu moed had gevat om de zaak der waarheid, welke hij had verzaakt, met een vroom gemoed wederom aan te vatten, en alle vrees voor gevaar had overwonnen, is hij begonnen de Romagna, waarin Faventia gelegen is, te doorreizen, en verkondigde met zulke kracht en vuur in de steden het Evangelie, dat allen, die het hoorden, zich zeer verwonderden. Kwam hij in plaatsen of steden, waar men niet gewoon was het Woord Gods openlijk te horen, dan ging hij tot afzonderlijke mensen, opdat hij weten zou, wie er geschikt was de leer van het Evangelie te vatten, die hij dan ook met grote naarstigheid poogde te brengen tot de kennis van de wil van God en van hun eigen zaligheid.

In het onderwijzen der mensen had hij de gewoonte, zei hij, eerst hun goddeloze meningen en dwalingen uit hun hart te verbannen, waarin zij verstrikt waren, opdat zij de boosheid, waarin zij tot dusver verkeerd hadden, zouden bekennen en gevoelen;

daarna bracht hij hen tot een beter leven en gevoelen en onderwees hen in dier voege, dat zij naderhand tot meerder kennis der waarheid kwamen. Hij achtte het zeer veel, als hij bij het verlaten ener plaats twee of drie in de goddelijke leer wel onderwezen had, opdat een iegelijk hunner ook anderen leren en onderwijzen konden, en als zij dit deden zou der gelovigen getal zeer toenemen.

(20)

Terwijl Faninus aldus arbeidde, werd hij weer gevangen genomen in een plaats, Bagnacanallo genaamd. Toen hij daar veroordeeld was, om verbrand te worden, begon hij te lachen, zeggende, dat zijn uur nog niet was gekomen, maar dat dit slechts de aanvang was zijner onderwijzing, om anderen des te beter te helpen; en dit is ook bewezen de waarheid te zijn, want terstond daarna werd hij naar Ferrara gevoerd, waar vele gelovige mensen door zijn godvruchtige vermaningen geen kleine troost ontvingen, in de vrees Gods en de waarachtige godsdienst geleerd, en in de genade des Heeren meer en meer zijn versterkt geworden.

Maar de paus, vrezende dat zijn bedoelingen aan het licht zouden komen beval, dat men Faninus in een sterke en enge gevangenis zou sluiten. Zo was hij zestien maanden in het binnenste van het slot opgesloten, waar hij zware pijnigingen heeft ondergaan, en hij zou nog meer geleden hebben, als de Jakobijner monniken hem in hun macht hadden kunnen krijgen. En, ofschoon zij zijn gevangenschap gedurig verzwaarden en veranderden, en hem in vuile hokken opsloten, is hij toch niet van gezindheid veranderd, maar steeds volhardend en standvastig gebleven in zijn geloof in Jezus Christus.

Soms was hij met anderen in een kerker, soms alleen, maar onder alles was hij tevreden; was hij alleen, dan schreef hij iets, waar hij anderen door stichten kon; was hij met anderen, zo leerde en vermaande hij hen tot alle godzaligheid. Ten laatste was hij samen in een kerker met velen die hoofden en aanvoerders waren van de oproermakers, die Italië dikwijls in geschil en tweedracht brachten, door wie deze godvruchtige man dikwijls is bespot geworden. Want dit gespuis dacht slechts, als hij zo sprak, dat hij droefgeestig van aard was en niet wel bij zijn verstand, en, als waren zij verstandige lieden, begonnen zij hem te vermanen, zeggende, dat men zulke gedachten behoorde af te leggen en met de mensen in vrijheid leven; dat men zichzelf daarmee niet behoorde te kwellen, maar die zaken moest laten rusten, tot er door het algemeen concilie over beslist was.

Faninus, als een zedig en liefderijk mens, bedankte hen voor de zorgvuldigheid ten opzichte van hem; maar, bewees hun tegelijk, dat de leer, die hij standvastig voorstond, uit geen menselijke hersenschimmen of dromerijen ontstaan was, maar dat zij was de zuivere waarheid Gods, geopenbaard in het Woord en Evangelie van Jezus Christus, in deze tijd wederom aan het licht gebracht; dat hij ver af was deze waarheid te willen verlaten en de leugens der mensen aan te hangen.

En omdat hij een christen was, gebruikte hij de volkomen vrijheid, want, zei hij, in welke plaats wij ons ook bevinden, zijn wij in de gevangenis naar het lichaam en de zonde, maar naar de ziel genieten wij evenwel de heerlijkste vrijheid. Wat het concilie betreft, zo verwachtte hij geen ander besluit dan dat wij in het Evangelie lezen; want toen Jezus Christus de blijde boodschap en zaligheid op aarde bracht, gaf Hij geen ander concilie of bevel, maar heeft het met zijn dood bevestigd, waarom men geen andere bevestiging of versterking van concilie nodig heeft.

Met dergelijke redenen bracht hij hen zozeer aan het wankelen, dat hij hen tot een beter leven bracht, en zij zich zeer over hem verwonderden, en hem als een heilige man beschouwden. Toen hij dit bemerkte, sprak hij hen dus aan: “Mijn lieve broeders, ik belijd zelf een ellendig en zondig mens te zijn; maar door het geloof, waardoor ik de genade onzes Heeren Jezus Christus deelachtig ben, worden mij al mijn zonden vergeven, gelijk die ook u zullen vergeven worden, zo gij de zekere getuigenis van het evangelie van de genade Gods vast gelooft."

Daar waren ook nog andere gevangenen, die wat zachter en eerlijker leven gewoon waren, aan welke het harde en benauwde lot des kerkers en de ongewoonte zeer bang en pijnlijk viel; maar in de tijd dat Faninus in de gevangenis was, waren zij

(21)

zo verheugd, dat zij de ongewone benauwdheid niet gevoelden, hun gevangenschap hun niet zo zwaar viel, en zij niet zo sterk naar hun verlossing reikhalsden, maar zich in zulk een gevangenschap leerden verblijden, waardoor zij tot grotere vrijheid geraakten dan ze ooit tevoren hadden genoten.

Toen de ouders van Faninus vernamen, hoe het met hem gesteld was, begrepen zij maar al te duidelijk, dat hij in groot levensgevaar verkeerde. Daarom kwamen tot hem zijn huisvrouw en zijn zuster wenende, omdat zij zozeer verlaten waren. Het was een hartroerend toneel, om te zien, hoe deze twee vrouwen hem met vele tranen baden en vermaanden, dat hij, als hij al geen acht op zichzelf hebben wilde dan toch acht wilde nemen op zijn kinderen om voor hen te zorgen.

En, hoewel dit zijn hart diep schokte en roerde, heeft hij met verwonderlijke en mannelijke kracht van het geloof deze verzoeking weerstaan, zodat allen, die het hoorden en zagen, zich verbaasden. "Mijn Heer en Meester," zei hij, “heeft mij niet geboden, dat ik Hem zal verloochenen, om mijn huisgezin voor te staan. Laat het u genoeg zijn, dat ik om uwentwil eenmaal tot ontrouw ben vervallen, zoals gij ook zeer wel weet; doch ik zou tot zulk een schandelijke val niet gekomen zijn, indien ik zulk een grote kennis had gehad, als Hij mij na de val heeft geschonken. Ik bid u daarom, gaat naar huis in vrede, want ik weet voorzeker, dat God mij tot deze dag, in Zijn dienst heeft gebruikt. Nu is mijn einde naderende, dat ik uit dit leven tot Hem gaan zal. Toen gingen de vrouwen heen onder veel zuchten en geween, maar zijn hart bleef ongeschokt in deze wonderlijke vroomheid standvastig volharden.

Maar na de dood van paus Paulus, zond zijn opvolger, Julius de derde, brieven met het bevel om hem te doden. Daarop werd een dienaar der overheid tot hem gezonden, om hem aan te zeggen, dat hij des avonds naar de gewone gevangenis zou vervoerd worden, omdat hij ter dood veroordeeld was en sterven moest. Toen omhelsde Faninus de dienaar, die hem de dood aankondigde, kuste hem zeer hartelijk, en dankte hem voor zo blijde en aangename boodschap. "De dood," zei hij, "lieve broeder, die gij mij aankondigt, onderga ik van hart graag, om mijns Heeren en Zaligmakers Jezus Christus wil, die Zijn eigen leven niet heeft gespaard, om mij van de dood te verlossen."

Daarop hield hij een treffende aanspraak over het eeuwige leven en de eeuwige zaligheid voor degenen, die daarbij tegenwoordig waren. Onder deze vroeg hem een, in welke toestand hij nu zijn kinderen achterliet en wie hun na zijn dood tot beschermer en bewaarder zijn zou? "Ik bid u, lieve Faninus," zei hij tot hem, "dat gij u over uw kleine kinderkens, en over uw huisvrouw, die gij zozeer bemint, wilt ontfermen."

“Ik heb die," zei Faninus "aan een goede Voogd en Beschermer aanbevolen, in wiens trouwe bewaring en toezicht zij altijd zijn zullen."

"Wie is dat?" vraagde deze.

"De Heere Jezus Christus," antwoordde Faninus, "de allergetrouwste Voogd en Bewaarder."

Bij zijn vertrek uit die plaats werd hij aan de wereldlijke overheid overgeleverd, en daarna aan een kist van de strafrechter gebonden. Toen hij nu in een kamer gesloten was, bevestigde men zijn voeten in boeien, alleen aan zijn handen de vrijheid latende, overigens was hij aan zijn gehele lichaam gekluisterd. Intussen mocht niemand uit de stad bij hem komen, dan alleen van het huis en de dienaars van de strafrechter, of degenen, die bij hem wat vermochten. Allen, die tot hem mochten komen, en dit waren er velen, zeiden, dat hij van de duivel was bezeten, en dat hij door diens kracht alzo kon spreken, want zo oordelen de verblinde wereldse mensen over de waarheid Gods; maar toen zij zijn grote kloekmoedigheid en standvastigheid

(22)

zagen en zijn zachtmoedigheid en gerustheid van het hart tegenover de vervaarnissen en afgrijselijkheden des doods, over niets sprekende dan over het Woord Gods, brandende in ijver des goddelijke Geestes, begonnen zij, even als de anderen, op hem te zien en aandachtig naar hem te luisteren.

Als zij hem zo aangenaam en overtuigend hoorden spreken, konden de vrouwen der raadsheren zich niet van tranen onthouden, ja de scherprechter zelf, die hem van het leven moest beroven, was bewogen. Faninus zei tot hen: "Mijn broeders, God zij met u. Bent u hier gekomen om u met mij te verblijden, dat ik uit deze wereld naar de hemel ga tot de Heere mijn God?” En zijn ogen opslaande bad hij met zoveel aandrang, alsof een vuur des ijvers in hem brandde. Na dit gebed was hij zo opgewekt en vrolijk van hart en aangezicht, dat ieder hem begeerde te zien en bij hem te zijn, zo zelfs dat degenen, die tot hem kwamen om hem moed in te spreken, zelf van hem vertroost werden.

Een zekere notaris vermaande hem om te herroepen, wat hij geleerd had, want dat het de wil van de paus niet was, hem te doen sterven.

Faninus antwoordde lachende, wanneer hij iets dat vals of kwaad was had geleerd, dan zou hij licht door straf overwonnen worden; maar dat de waarheid zo krachtig is, dat zij door geweld niet kan worden onderdrukt. Ook begeerde hij niet verlost te worden, als daardoor de waarheid zou verduisterd of uitgeblust worden.

Maar de notaris daar latende, omdat het niet veel te beduiden had, wat hij voorbracht, begon hij de Heilige Schrift te verklaren, altijd uit het hoofd, de tekst in het Latijn aanhalende, zonder zich daarin te vergissen, tot grote verbazing van zijn hoorders, die wel wisten, dat hij daarin niet zeer geoefend was, waaruit zij besloten dat hij door de Geest Gods sprak. Vooral sprak hij over die plaatsen, welke handelden over de rechtvaardigmaking, de Voorzienigheid Gods en de andere hoofdwaarheden van het geloof.

In geheel zijn wijze van doen straalde vrolijkheid en blijdschap door en hij scheen zich bovenmate te verheugen. Een der omstanders vroeg hem, hoe het kwam, dat hij zo vol vreugde en blijdschap was, daar toch de Zaligmaker zeer bedroefd was, en, in zware strijd Zijns harten, bloed en water had gezweet, Zijn Vader biddende, dat Hij niet zou sterven.

Faninus antwoordde: "De Heere Jezus Christus heeft, hoewel Hij zelf geen zonde gedaan heeft, het oordeel Gods genoeg gedaan, door al onze krankheden op zich te nemen, en alle smart en straf daarvoor te dragen, die wij voor onze zonden schuldig waren te lijden, daarom heeft Hij in de hof en aan het kruis de smarten des doods en de angsten der hel gedragen. Maar ik, die door het geloof de zegen van Jezus Christus bezit, wordt daardoor boven mate met blijdschap vervuld, omdat ik door de dood het eeuwig zalig en onvergankelijk leven zal beërven."

Faninus aldus getroost en bemoedigd werd drie uren voordat de dag aanbrak, naar de straat gevoerd, waar hij sterven moest, opdat het volk niet horen zou, wat jij voor zijn dood zou zeggen.

Men bracht tot hem een kruis, zoals men bij misdadigers gewoonlijk doet. Toen hij het zag, zei hij "Meent gij, dat gij de gedachtenis des Heeren Jezus Christus, Die in de hemel leeft en regeert, maar door dit stuk hout kunt verlevendigen dan ik die in mijn hart gedrukt heb?” En, vallende op de knieën, bad hij de Heere vurig, dat Hij de verstokte en verblinde harten dergenen, die er bij tegenwoordig waren, wilde verlichten.

Daarna zelf zich naar de paal begevende, met de strop om de hals, beval hij zijn ziel aan God zijn hemelse Vader, en zo werd hij geworgd en daar verbrand in het jaar onzes Heeren 1550.

(23)

6. Dominicus van Basana

(Della Casa Bianca, Lutheriaan van Domenico.

Onthoofd 20 februari, 1550.)

JAAR 1550

Niet lang daarna, in hetzelfde jaar en dezelfde maand als dit te Ferrara geschiedde, handelde men op gelijke wijze te Piacenza, want de slang moet het zaad der vrouw in de verzenen wonden, en zijn leden kruisigen tot de jongste dag.

Dominicus a Domo Alba, een burger van de stad Basana, in het Venetiaanse, had in het vorig jaar Karel de vijfde tegen de Duitsers gediend, en te die tijde het Evangelie van Jezus Christus in Duitsland omhelsd. Hij verliet daarop spoedig de krijgsdienst, legde de wereldlijke wapenen af, en nam de geestelijke aan, en werd alzo van een wereldlijk krijgsman een krijgsknecht van Jezus Christus, en wendde alles aan, wat in zijn vermogen was, wat hem in de leer van het evangelie kon stichten.

Zo is hij in korte tijd zeer toegenomen in de kennis van Jezus Christus, zodat hij zeer vele vruchten gedragen heeft, zowel in het leren als in het vermanen.

In het jaar vijftienhonderd vijftig is hij eerst naar Napels gereisd, om daar het Woord Gods te verkondigen, en de listen en het bedrog van de antichrist aan het daglicht te brengen. Ditzelfde deed hij ook in vele steden en dorpen van Italië. Ten laatste kwam hij te Piacenza en begon daar zeer vrijmoedig in het openbaar op de markt te prediken, sprekende vooral van de oorbiecht, het vagevuur, de aflaten en andere dwalingen der roomse kerk onder groten toeloop van een menigte volks, dat hem met grote belangstelling hoorde.

Des anderen daags daaraan sprak hij weer op dezelfde plaats van het zaligmakend geloof in deszelfs kracht en werking, ook van de goede werken en van de mis, belovende de volgende dag nog breder daarover te handelen, en de antichrist in al zijn kleuren te tekenen. Als hij nu die dag zich bereidde om te prediken, kon de duivel het niet langer dulden, dat op deze wijze de veelvuldige afgoderij en zijn opperste dienaar aan de kaak gesteld zouden worden; daarom verwekte hij sommigen van zijn dienaren en werktuigen, die zulks verhinderden, want, terwijl hij bezig was met prediken, kwam de oppermarktmeester, sprak hem aan, gebood hem af te komen, waarop hij zijn dienaars beval hem aan te grijpen en in de gevangenis te werpen.

Dominicus was weltevreden, zeggende, dat hij alles doen wilde, wat hij van hem begeerde, en gewillig heengaan, waar hij het wenste. "Het verwonderde mij in grote mate," zei hij, "dat de duivel dit zo lang kon lijden, en mij zo onverhinderd heeft laten prediken."

Hem werd door de vicaris des bisschops in het Latijn gevraagd, of hij een priester was, en van wie hij de macht ontvangen had om openlijk te prediken. Dominicus antwoordde hem in het Italiaans, zeggende, dat hij geen Latijn verstond. Hij was geen Rooms priester, maar een priester van Jezus Christus door wie hij ook, als van de hoogste en opperste bisschop, tot het predikambt beroepen en gewijd was.

Voorts werd hem gevraagd, of hij al hetgeen hij tegen de Roomse kerk gepredikt had, herroepen wilde, of dat hij het voor goed hield en daarbij blijven wilde, met de bedreiging, als hij niet wilde herroepen, dat hij de dood zou moeten sterven.

Dominicus antwoordde hierop getroost en onverschrokken, dat hij al hetgeen hij geleerd had voor gewis, recht en waarachtig erkende, dat hij ook, om die waarheid voor te staan, bereid was te sterven en dezelve met zijn bloed te verzegelen; dat hij,

(24)

wel ver van zulk een dood te ontduiken, Gode veelmeer daarvoor dankte, dat Hij hem waardig, keurde tot Zijn eer de dood te lijden.

Men wierp hem daarop in de gevangenis, waar hem de monniken vermaanden zijn predikatie openlijk op de markt te herroepen in tegenwoordigheid van al het volk;

maar hij weigerde dit beslist en bekende ongedwongen, dat hij liever tienmaal wilde sterven, dan van de Heere Jezus Christus afvallen of Hem verloochenen.

De dag daaraan bracht men hem naar de markt, waar men hem zou ophangen en worgen. En toen men hem vele roomse kunstenarijen en dwaasheden voorhield, wendde hij zich daarvan af, en bad uit de grond zijns harten tot God, dat Hij zijn moordenaars en allen, die aan zijn dood schuldig waren, wilde vergeven al wat zij hem aandeden, omdat zij in hun onwetendheid zich aan hem bezondigden.

En zo ging hij met grote vreugde en hartelijk verlangen de Heere Jezus Christus in deze kostelijke dood te gemoed, in de leeftijd van bijna dertig jaren, in het jaar 1550.

7. Johannes Godeau en Gabriël Beraudin

(Jean Godeau en Gabriel Beraudin) [JAAR 1550

Johannes Godeau, te Chinod in Touraine geboren, en Gabriël Beraudin, van Lodunen, die te Genève bij de gemeente Gods woonden, werden te Chaffiberar gevangen genomen, omdat zij een priester, die in zijn predikatie de naam van God had gelasterd, bestraften en vriendelijk vermaanden.

Johannes Godeau werd het eerst in dezelfde stad, waar hij de Evangelische leer onbevlekt en met kracht beleden en beschermd had, verbrand, en wel in de maand April van het jaar 1550.

Beraudin was aanvankelijk bij het nadenken over de gruwelijke dood een weinig wankelmoedig; maar later na de dood, die Johannes onderging, werd hij in de belijdenis der waarheid derwijze bemoedigd en versterkt, dat hij binnen weinige dagen op dezelfde wijze ter dood gebracht werd. Bij die dood betoonde hij zich zo vroom, dat de vijanden der waarheid zijn tong lieten uitsnijden, opdat hij niet meer spreken zou. Doch, bijgestaan door de kracht des Geestes, begaf hem de spraak niet, en sprak hij bij voortduring zo goed, dat men hem geschikt kon verstaan.

Toen de rechter, die hem ter dood bracht, dit hoorde, bestrafte hij de beul, alsof deze de tong niet goed had uit gesneden. De beul antwoordde hem zeer scherp en luid, zodat velen het hoorden, dat het in zijn macht niet stond hem het spreken te beletten.

Deze beiden hebben zeer vele onwetende mensen tot de kennis van de Goddelijke waarheid gebracht, vooral door hun grote standvastigheid van het geloof, die hun door Gods genade gegeven was, en welke zij tot hun laatste ademtocht bewezen.

Alzo hebben deze vrome martelaars het geloof, dat zij te Genève in de gemeente Gods onderwezen hadden, zeer vroom beleden en met hun bloed bezegeld, in het jaar 1550.

8. Johannes Mollius en een Perugiaanse wever

(Giovanni Moglio en Tisserando da Perugina, Lutheriaan. 5 September, 1554)

JAAR 1553

Johannes Mollius, in de stad Montheini genaamd in Italië geboren, was een Minderbroeder, en een zeer geleerd man. In Italië had hij gedurende enige jaren het

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om hen duidelijk te maken, dat ik met Jezus niets meer te maken wilde hebben, deed ik het volgende: Ik ver- scheurde mijn Bijbel en legde ze in de kast waar het ondergoed ligt..

Er is verlangen naar de Heer die lichaam geeft en bloed en door Zijn dood voor zonde boet.. de weg baant

Zoveel meer voel ik van binnen Dan ik met woorden zeggen kan Je bent steeds in mijn gedachten Meer dan onderdeel ervan Ik verlang naar jouw nabijheid. ‘k voel me veilig dichtbij

En bij het gezicht van zondaars in de armen van Jezus, roept hij uit: „Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus?” Al de krachten van tienduizenden van werelden

Onderstaande grafiek geeft naar geslacht en leeftijd de samenstelling weer van het aantal personen dat in het vierde kwartaal van 2016 werkzaam is bij het Rijk.. De blauwe kleur geeft

- Er bestaat een kans dat in enkele gevallen informatie over de baten en lasten / kostendekkendheid van leges en heffingen niet is opgenomen in de verstrekte Onderzoeksvraag 2:

Kernhoofdstukken: jaarlijkse productiviteitskorting, target costing en prestatiebeloning Er zijn drie niveaus waarop financiële prikkels een rol kunnen spelen bij het

gemeenten, bezuinigingen, decentralisaties in het sociale domein en verzelfstandiging) die van invloed zijn op de manier waarop het openbaar bestuur functioneert en zich verhoudt