Vergaderjaar 1985-1986
Nadere wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enige andere sociale
verzekeringswetten (instelling van een uniforme liquiditeitsregeling voor de centrale sociale verzekeringsfondsen alsmede invoering van een overheidsgarantie voor de gerechtigden in alle sociale verzekeringswetten)
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van Wet tot nadere wijziging van de Algemene Ouderdomswet en enige andere sociale verzekeringswetten (instelling van een uniforme liquiditeitsregeling voor de centrale sociale verzekeringsfondsen alsmede invoering van een overheidsgarantie voor de gerechtigden in alle sociale verzekeringswetten
De toelichtende memorie (en bijlagen), die het Wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage, 10 juli 1986 Beatrix
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een uniforme liquiditeitsregeling in te stellen voor de centrale sociale verzeke- ringsfondsen, alsmede een overheidsgarantie in te voeren voor de gerechtigden in alle sociale verzekeringswetten.
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1985, 181) worden de volgende wijzigingen aangebracht.
A
Artikel 27 wordt vervangen door:
Artikel 27
Het Rijk is tegenover degenen, die op grond van deze wet recht hebben op ouderdomspensioen, aansprakelijk voor de betaling daarvan, wanneer het Ouderdomsfonds verkeert in de toestand, dat het heeft opgehouden te betalen.
B
Artikel 74 wordt vervangen door:
Artikel 74
1. Wanneer het Ouderdomsfonds tijdelijk niet voldoende middelen heeft tot dekking van de uitgaven, die op grond van artikel 35, tweede lid, ten laste van het fonds komen, verstrekt het Rijk voorschotten voor de duur van ten hoogste een jaar tegen een rente.
2. Met betrekking tot het eerste lid stellen Onze Minister en Onze Minister van Financiën nadere regels, die betrekking hebben op de ten hoogste en gemiddeld per kalenderjaar toelaatbare voorschotten, de termijnen en wijze van aflossing, de rentevoet en de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
3. Het eerste lid vindt geen toepassing zolang het fonds over voldoende middelen kan beschikken door middel van leningen bij een of meer van de overige centrale sociale verzekeringsfondsen dan wel door middel van andere leningen.
4. Met betrekking tot het derde lid stellen Onze Minister en Onze Minister van Financiën nadere regels, met betrekking tot en de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
ARTIKEL II
In de Algemene Weduwen- en Wezenwet (Stb. 1965, 429) worden de volgende wijzigingen aangebracht.
A
Artikel 37 wordt vervangen door:
Artikel 37
Het Rijk is tegenover degenen, die op grond van deze wet recht hebben op pensioen, aansprakelijk voor de betaling daarvan, wanneer het
Weduwen- en Wezenfonds verkeert in de toestand, dat het heeft opge- houden te betalen.
B
Na artikel 85 wordt een nieuw artikel 85a ingevoegd, luidende:
Artikel 85a
1. Wanneer het Weduwen- en Wezenfonds tijdelijk niet voldoende middelen heeft tot dekking van de uitgaven, die op grond van artikel 39,
termijnen en wijze van aflossing, de rentevoet en de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
3. Het eerste lid vindt geen toepassing zolang het fonds over voldoende middelen kan beschikken door middel van leningen bij een of meer van de overige centrale sociale verzekeringsfondsen dan wel door middel van andere leningen.
4. Met betrekking tot het derde lid stellen Onze Minister en Onze Minister van Financiën nadere regels, met betrekking tot en de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
ARTIKEL III
In de Algemene Kinderbijslagwet (Stb. 1980, 1) worden de volgende wijzigingen aangebracht.
A
Na artikel 21 wordt een nieuw artikel 21a ingevoegd, luidende:
Artikel 21a
Het Rijk is tegenover de verzekerden, die op grond van deze wet recht hebben op kinderbijslag, aansprakelijk voor de betaling daarvan, wanneer het Algemeen Kinderbijslagfonds verkeert in de toestand, dat het heeft opgehouden te betalen.
B
Na artikel 41 wordt een nieuw artikel 41a ingevoegd, luidende:
Artikel 41a
1. Wanneer het Algemeen Kinderbijslagfonds tijdelijk niet voldoende middelen heeft tot dekking van de uitgaven, die op grond van artikel 24, tweede lid, ten laste van het fonds komen, verstrekt het Rijk voorschotten voor de duur van ten hoogste een jaar tegen een rente.
2. Met betrekking tot het eerste lid stellen Onze Minister en Onze Minister van Financiën nadere regels, die betrekking hebben op de ten hoogste en gemiddeld per kalenderjaar toelaatbare voorschotten, de termijnen en wijze van aflossing, de rentevoet en de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
3. Het eerste lid vindt geen toepassing zolang het fonds over voldoende middelen kan beschikken door middel van leningen bij een of meer van de overige centrale sociale verzekeringsfondsen dan wel door middel van andere leningen.
4. Met betrekking tot het derde lid stellen Onze Minister en Onze Minister van Financiën nadere regels, met betrekking tot en de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
ATIKEL IV
In de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb. 1967, 655) worden de volgende wijzigingen aangebracht.
A
Artikel 55 wordt vervangen door:
Artikel 55
1. De Ziekenfondsraad is tegenover personen of instellingen, die terzake van aan verzekerden verleende verstrekkingen op grond van deze wet vorderingen hebben op een ziekenfonds of een ziektekostenverzeke- raar, aansprakelijk voor de betaling daarvan, wanneer dat ziekenfonds of die ziektekostenverzekeraar verkeert in de toestand, dat het heeft opge- houden te betalen.
2. Het Rijk is tegenover de Ziekenfondsraad aansprakelijk voor de betalingen bedoeld in het eerste lid.
B
Artikel 80 wordt vervangen door:
Artikel 8 0
1. Wanneer het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten tijdelijk niet voldoende middelen heeft tot dekking van de uitgaven, die op grond van artikel 52, eerste lid, ten laste van het fonds komen, verstrekt het Rijk voorschotten voor de duur van ten hoogste een jaar tegen een rente.
2. Met betrekking tot het eerste lid stellen Onze Minister, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Financiën nadere regels, die betrekking hebben op de ten hoogste en gemiddeld per kalenderjaar toelaatbare voorschotten, de termijnen en wijze van aflossing, de rentevoet en de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
3. Het eerste lid vindt geen toepassing zolang het fonds over voldoende middelen kan beschikken door middel van leningen bij een of meer van de overige centrale sociale verzekeringsfondsen dan wel door middel van andere leningen.
4. Met betrekking tot het derde lid stellen Onze Minister, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Financiën nadere regels, met betrekking tot de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
ARTIKEL V
In de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (Stb. 1980, 29) worden de volgende wijzigingen aangebracht.
A
Artikel 51 wordt vervangen door:
Artikel 51
Het Rijk is tegenover de verzekerden, die op grond van deze wet recht hebben op arbeidsongeschiktheidsuitkering, aansprakelijk voor de betaling daarvan, wanneer het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds verkeert in de toestand, dat het heeft opgehouden te betalen.
1. Wanneer het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds tijdelijk niet voldoende middelen heeft tot dekking van de uitgaven, die op grond van artikel 73, tweede lid, ten laste van het fonds komen, verstrekt het Rijk voorschotten voor de duur van ten hoogste een jaar tegen van rente.
2. Met betrekking tot het eerste lid stellen Onze Minister en Onze Minister van Financiën nadere regels, die betrekking hebben op de ten hoogste en gemiddeld per kalenderjaar toelaatbare voorschotten, de termijnen en wijze van aflossing, de rentevoet en de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
3. Het eerste lid vindt geen toepassing zolang het fonds over voldoende middelen kan beschikken door middel van leningen bij een of meer van de overige centrale sociale verzekeringsfondsen dan wel door middel van andere leningen.
4. Met betrekking tot het derde lid stellen Onze Minister en Onze Minister van Financiën nadere regels, met betrekking hebben tot de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
ARTIKEL VI
In de Werkloosheidswet (Stb.1967,421) worden de volgende wijzigingen aangebracht.
A
Na artikel 19 wordt een nieuw artikel 19a ingevoegd, luidende:
Artikel 19a
1. Wanneer het Algemeen Werkloosheidsfonds tijdelijk niet voldoende middelen heeft tot dekking van de uitgaven, die krachtens deze wet ten laste van het fonds komen, verstrekt het Rijk voorschotten voor de duur van ten hoogste een jaar tegen een rente.
2. Met betrekking tot het eerste lid stellen Onze Minister en Onze Minister van Financiën nadere regels, die betrekking hebben op de ten hoogste en gemiddeld per kalenderjaar toelaatbare voorschotten, de termijnen en wijze van aflossing, de rentevoet en de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
3. Het eerste lid vindt geen toepassing zolang het fonds over voldoende middelen kan beschikken door middel van leningen bij een of meer van de overige centrale sociale verzekeringsfondsen dan wel door middel van andere leningen.
4. Met betrekking tot het derde lid stellen Onze Minister en Onze Minister van Financiën nadere regels, met betrekking tot de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
B
Na artikel 26 wordt een nieuw artikel 26a ingevoegd, luidende:
Artikel 26a
Het Rijk is tegenover de werknemers, die op grond van deze wet recht hebben op uitkering, aansprakelijk voor de betaling daarvan, wanneer het
Algemeen Werkloosheidsfonds verkeert in de toestand, dat het heeft opgehouden te betalen.
C
In artikel 42a, vierde lid, wordt na «23,» ingevoegd: 26a,.
ARTIKEL VII
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 oktober 1985 ingediende voorstel van wet tot verzekering van werknemers tegen geldelijke gevolgen van werkloosheid (Kamerstukken II, 1985/86, nr. 19.261) tot wet is verheven en in werking is getreden, wordt deze als volgt gewijzigd.
A
Na artikel 41 wordt een nieuw artikel 41a ingevoegd, luidende:
Artikel 41a
Het Rijk is tegenover de werknemers, die op grond van deze wet recht hebben op uitkering, aansprakelijk voor de betaling daarvan, wanneer het Algemeen Werkloosheidsfonds verkeert in de toestand, dat het heeft opgehouden te betalen.
B
Na artikel 99 wordt een nieuw artikel 99a ingevoegd, luidende:
Artikel 99a
1. Wanneer het Algemeen Werkloosheidsfonds tijdelijk niet voldoende middelen heeft tot dekking van de uitgaven, die krachtens deze wet ten laste van het fonds komen, verstrekt het Rijk voorschotten voor de duur van ten hoogste een jaar tegen een rente.
2. Met betrekking tot het eerste lid stellen Onze Minister en Onze Minister van Financiën nadere regels, die betrekking hebben op de ten hoogste en gemiddeld per kalenderjaar toelaatbare voorschotten, de termijnen en wijze van aflossing, de rentevoet en de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
3. Het eerste lid vindt geen toepassing zolang het fonds over voldoende middelen kan beschikken door middel van leningen bij een of meer van de overige centrale sociale verzekeringsfondsen dan wel door middel van andere leningen.
4. Met betrekking tot het derde lid stellen Onze Minister en Onze Minister van Financiën nadere regels, met betrekking tot de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
ARTIKEL V I I I
In de Ziektewet (Stb. 1967, 473) wordt artikel 51 vervangen door:
Artikel 51
Het Rijk is tegenover de verzekerden, die op grond van deze wet recht hebben op ziekengeld, aansprakelijk voor de betaling daarvan, wanneer de bedrijfsvereniging verkeert in de toestand, dat zij heeft opgehouden te betalen.
A
Artikel 59 wordt vervangen door:
Artikel 59
Het Rijk is tegenover de verzekerden, die op grond van deze wet recht hebben op arbeidsongeschiktheidsuitkering, aansprakelijk voor de betaling daarvan, wanneer het Arbeidsongeschiktheidsfonds verkeert in de toestand, dat het heeft opgehouden te betalen.
B
Na artikel 99 wordt een nieuw artikel 99a ingevoegd, luidende:
Artikel 99a
1. Wanneer het Arbeidsongeschiktheidsfonds tijdelijk niet voldoende middelen heeft tot dekking van de kosten, die op grond van artikel 76, derde lid, ten laste van het fonds komen, verstrekt het Rijk voorschotten voor de duur van ten hoogste een jaar tegen een rente.
2. Met betrekking tot het eerste lid stellen Onze Minister en Onze Minister van Financiën nadere regels, die betrekking hebben op de ten hoogste en gemiddeld per kalenderjaar toelaatbare voorschotten, de termijnen en wijze van aflossing, de rentevoet en de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
3. Het eerste lid vindt geen toepassing zolang het fonds over voldoende middelen kan beschikken door middel van leningen bij een of meer van de overige centrale sociale verzekeringsfondsen dan wel door middel van andere leningen.
4. Met betrekking tot het derde lid stellen Onze Minister en Onze Ministervan Financiën nadere regels, met betrekking tot de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
ARTIKEL X
In de Ziekenfondswet (Stb. 1964, 392) worden de volgende wijzigingen aangebracht.
A
Artikel 73a wordt vervangen door:
Artikel 73a
1. De Ziekenfondsraad is tegenover personen of instellingen, die terzake van aan verzekerden verleende verstrekkingen op grond van deze wet vorderingen hebben op een ziekenfonds, aansprakelijk voor de betaling daarvan, wanneer dat ziekenfonds verkeert in de toestand, dat het heeft opgehouden te betalen.
2. Het Rijk is tegenover de Ziekenfondsraad aansprakelijk voor de betalingen bedoeld in het eerste lid.
B
Na artikel 106 wordt een nieuw artikel 106a ingevoegd, luidende:
Artikel 106a
1. Wanneer de Ziekenfondsraad ten behoeve van de Algemene Kas tijdelijk niet voldoende middelen heeft tot dekking van de kosten, die op grond van artikel 73, eerste lid, ten laste van dat fonds komen, verstrekt het Rijk voorschotten voor de duur van ten hoogste een jaar tegen een rente.
2. Met betrekking tot het eerste lid stellen Onze Minister, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Financiën nadere regels, die betrekking hebben op de ten hoogste en gemiddeld per kalenderjaar toelaatbare voorschotten, de termijnen en wijze van aflossing, de rentevoet en de door het fonds te verstrekken inlichtingen.
3. Het eerste lid vindt geen toepassing zolang de Ziekenfondsraad over voldoende middelen kan beschikken door middel van leningen bij een of meer van de overige centrale sociale verzekeringsfondsen dan wel door middel van andere leningen.
4. Met betrekking tot het derde lid stellen Onze Minister, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Financiën nadere regels, met betrekking tot de door de Ziekenfondsraad te verstrek- ken inlichtingen.
ARTIKEL X I
In de Wet op de Sociale Verzekeringsbank en de Raden van Arbeid (Stb. 1968, 1 58) worden de volgende wijzigingen aangebracht.
Het derde lid van artikel 12 wordt vervangen door:
3. Zolang het lnvaliditeits- en Ouderdomsfonds of het Ouderdomsfonds B geen voldoende middelen heeft, schiet een dezer fondsen, dan wel het Ouderdomsfonds, het Weduwen- en Wezenfonds of het Algemeen Kinderbijslagfonds de voor de uitgaven van een der eerstgenoemde fondsen benodigde gelden tegen een door Onze Minister vast te stellen rente voor.
B
Het vierde en het vijfde lid van artikel 12 vervallen.
ARTIKEL X I I
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur,
De Ministervan Financiën,