• No results found

De relatie tussen seksueel misbruik, psychopathie en volwassen hechting. Maud van Meerwijk. Tilburg School of Social and Behavioral Sciences (TSB)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De relatie tussen seksueel misbruik, psychopathie en volwassen hechting. Maud van Meerwijk. Tilburg School of Social and Behavioral Sciences (TSB)"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De relatie tussen seksueel misbruik, psychopathie en volwassen hechting

Maud van Meerwijk

Tilburg School of Social and Behavioral Sciences (TSB) Forensische Psychologie

30-06-2021

Studentnummer: 2027432

Eerste beoordelaar: Sophie Verschueren Tweede beoordelaar: Ilona de Zeeuw

(2)

Samenvatting

Psychopathie is een ernstige persoonlijkheidsstoornis. Bij het ontstaan van deze stoornis komen verschillende aspecten kijken, zo heeft hechting een aandeel en ook seksueel misbruik kan geassocieerd worden met het ontwikkelen van psychopathie. Deze studie werd uitgevoerd om het ontstaan van de stoornis beter in kaart te brengen. Dit werd gedaan door psychopathie en seksueel misbruik aan elkaar te koppelen, om zo de relatie tussen deze begrippen te

achterhalen. Ook werd hechting meegenomen in deze studie als moderator om te kijken of dit een eventuele invloed heeft op deze associatie. In totaal hebben er 345 participanten tussen de leeftijd van 16 en 77 jaar, met verschillende nationaliteiten deelgenomen aan deze studie.

Deze participanten werd gevraagd om een drietal vragenlijsten in te vullen, de Triarchic Pyschopathy Measure (TriPM), de Childhood trauma questionnaire-short form (CTQ-SF) en de Attachment style Questionnaire (ASQ). Er werd een PROCESS-macro test uitgevoerd op de data om de relaties te onderzoeken. Er werden geen statistisch significante relaties

gevonden tussen de verschillende variabelen. Hiermee kan er geconcludeerd worden dat er geen associatie bestaat tussen seksueel misbruik en psychopathie, en dat hechting als

moderator ook geen invloed heeft op deze associatie. Deze bevindingen zijn gebaseerd op een steekproef van de algemene samenleving. Voor een betrouwbaarder antwoord op de

onderzoeksvraag dient er onderzoek gedaan te worden naar individuen met de diagnose psychopathie.

Sleutelwoorden: Psychopathie; Seksueel misbruik; Hechting; TriPM; CTQ-SF; ASQ;

PROCESS-macro test

(3)

Inleiding

Psychopathie is een persoonlijkheidsstoornis die een groot gevaar kan vormen voor de samenleving. Persoonlijkheidstrekken die bij deze stoornis komen kijken zijn o.a. aandacht zoeken in hoge mate, het ontbreken van sensitiviteit en affect en een lage mate van

terugtrekking (Claes et al., 2015). Psychopathie kan onderverdeeld worden in twee varianten.

Primaire psychopathie heeft kenmerken als: een gebrek aan empathie en een kil affect. Ook zijn de lage niveaus van angst een belangrijk kenmerk van de primaire psychopathie.

Secundaire psychopathie wordt juist gekenmerkt door een antisociale levensstijl en een wat hogere mate van angst (Claes et al., 2015). Al deze kenmerken zorgen voor

gedragsproblemen, agressie en delinquentie wat de stoornis dus een groot gevaar maakt voor de samenleving (Frick & Dickens, 2006).

Psychopathie wordt sterk gelinkt aan de antisociale persoonlijkheidsstoornis. De antisociale persoonlijkheidsstoornis is vooral gericht op gedrag, wat het goed te

diagnosticeren maakt. Psychopathie heeft daarbovenop ook nog last van affectieve tekorten, wat het minder makkelijk maakt om te diagnosticeren (Ogloff, 2006). Hierom is psychopathie niet als persoonlijkheidsstoornis meegenomen in de DSM-5, maar als specificatie toegevoegd in de appendix van de DSM-5 (Claes et al., 2015). Het hebben van een antisociale

persoonlijkheidsstoornis is dus een vereiste om de diagnose psychopathie te krijgen, wat maakt dat er gezegd kan worden dat alle psychopaten ook een antisociale

persoonlijkheidsstoornis hebben. Het tegenovergestelde: alle patiënten met een antisociale persoonlijkheidsstoornis hebben ook psychopathie, geldt niet (Ogloff, 2006). De antisociale persoonlijkheidsstoornis wordt beschreven door de DSM-5 met kenmerken als: het schenden van de rechten van anderen. Deze individuen gedragen zich onverantwoordelijk en risicovol en hebben een gebrek aan zorg voor de ander (American Psychiatric Association, 2013).

(4)

In eerder onderzoek van Bezdjian et al. (2011) werden de onderliggende genetische en omgevingsinvloeden op psychopathische eigenschappen (ongevoelig/ontremd en

manipulatief/ bedrieglijk) onderzocht. In deze studie werd gevonden dat er significante correlaties zijn voor niet-gedeelde omgevingsfactoren en de psychopathische trekken. Dit laat zien dat omgevingsfactoren invloed hebben op het ontwikkelen van de psychopathische trekken. Vroege gezinsomgevingen en traumatische ervaringen zijn aspecten die onder deze omgevingsfactoren vallen.

Zoals eerder benoemd hebben traumatische ervaringen invloed op het ontwikkelen van psychopathie. Een risicofactor voor het ontwikkelen van externaliserende stoornissen zoals de antisociale persoonlijkheidsstoornis en psychopathie is mishandeling op jonge leeftijd (Dargis et al., 2016). Mishandeling op jonge leeftijd kan verschillende vormen aannemen. Er kan sprake zijn van seksueel misbruik, fysiek misbruik, psychologisch misbruik, verwaarlozing van het kind en het getuige zijn van huiselijk geweld (Higgins & McCabe, 1999). Seksueel misbruik kan leiden tot een verstoorde emotionele ontwikkeling, en kan daarmee worden gezien als een factor die een invloed kan uitoefenen op het ontwikkelen van een

psychopathische persoonlijkheid (Boduszek et al., 2019).

Psychopathie kan ook sterk geassocieerd worden met verschillende hechtingsstijlen (Christian et al., 2017). Zo is de ervaring met hechting op jonge leeftijd erg belangrijk voor de psychologische ontwikkeling van het kind (Jacobs, 2002). Hechting is een fenomeen wat beschreven kan worden als: “Een intense en blijvende gevoelsband die het kind ontwikkelt met de moeder of moederfiguur” (Jacobs, 2002). Deze band zorgt voor een gevoel van zekerheid en veiligheid in noodsituaties bij het kind. Er zijn verschillende vormen van hechting. Kinderen kunnen geclassificeerd worden als “veilig gehecht” waarbij er veel aandacht naar de moederfiguur gaat, maar er ook geen problemen zijn wanneer er een scheiding van de moederfiguur plaatsvindt (Jacobs 2002). Ook kan het kind geclassificeerd

(5)

worden als “onveilig gehecht”, deze variant kan opgesplitst worden in 3 vormen: “onveilig- vermijdend” waarbij de moederfiguur vooral wordt genegeerd; “onveilig-afwerend” waarbij er veel weerstand wordt getoond bij de reünie met de moederfiguur en “gedesorganiseerd”

waarbij er gedrag wordt getoond dat duidt op verwarring en angst voor de ouder (Jacobs, 2002). De volwassen hechtingsstijl van een individu kan het beste worden verklaard door de gehechtheid die ontwikkeld is in de kindertijd (Styron & Janoff-Bulman, 1997).

In deze huidige studie zullen de eerder genoemde begrippen: ‘psychopathie’,

‘seksueel misbruik’ en ‘hechting’ aan elkaar gelinkt worden om het verband tussen deze begrippen te achterhalen. Met dit verband komt er mogelijk meer kennis vrij over het ontstaan van psychopathie, en kan de stoornis beter begrepen worden.

Boduszek et al. (2019) onderzochten de relatie tussen kindermishandeling en de ontwikkeling van psychopathie in een steekproef met enkel meisjes. In deze studie werd gevonden dat seksueel misbruik geassocieerd werd met een verhoogde kans om binnen de groep met hoge levels van psychopathie te vallen, dit omdat de emotionele ontwikkeling van de meisjes verstoord wordt door de ervaring met seksueel misbruik.

In een onderzoek door Schimmenti et al. (2015) werd de rol van interpersoonlijk trauma in de kindertijd bij het ontwikkelen van psychopathische trekken onderzocht. Zij vonden dat bijna 66% van de gewelddadige delinquenten meldde dat zij emotioneel, fysiek of seksueel misbruikt waren tijdens hun kindertijd. 17% van deze groep gaf aan alle 3 de soorten misbruik te hebben ervaren. Emotioneel misbruik werd gevonden als een positieve

voorspeller voor het ontwikkelen van psychopathische eigenschappen.

Daarnaast werd door Schimmenti et al. (2014) de rol van volwassen hechting in het ontwikkelen van psychopathie onderzocht. Er werd gevonden dat de deelnemers met de hoogste PCL-R scores tekenen van een ongeorganiseerde hechting vertoonden. Daarnaast

(6)

rapporteerden deze deelnemers ook het vaakste over ernstig misbruik in hun kindertijd. Er werd geconcludeerd dat vroegere en huidige hechtingsrelaties en gebeurtenissen belangrijke variabelen zijn om mee te nemen als het gaat over het begrijpen van psychopathie.

De relatie tussen seksueel misbruik op jonge leeftijd, hechtingsstijl van volwassenen en psychologische aanpassing werd onderzocht door Roche et al. (1999). In deze studie werd gevonden dat seksueel misbruik op jonge leeftijd zowel de hechtingsstijl op volwassen leeftijd als het psychologisch aanpassen voorspelt. Daarnaast bleek dat hechting ook psychologische aanpassing voorspelt. Alomvattend kon uit deze studie geconcludeerd worden dat de

hechtingsstijl van volwassenen de relatie tussen seksueel misbruik op jonge leeftijd en het psychologisch aanpassen medieert.

Emotioneel misbruik op jonge leeftijd werd door Schimmenti et al. (2015) al

gevonden als een voorspeller voor psychopathie. Uit bovenstaande studies wordt duidelijk dat de omgevingsfactoren ook een belangrijk construct is als het gaat om psychopathie. Seksueel misbruik wordt vervolgens benoemd als voorspeller voor latere hechting, en hechting zou dan weer een belangrijke invloed hebben op het ontwikkelen van psychopathie. Wat nog

onbeantwoord blijft is dan de vraag of seksueel misbruik op jonge leeftijd ook geassocieerd kan worden met het ontwikkelen van psychopathie, en of de volwassen hechtingsstijl hier een invloed op heeft.

Het beantwoorden van deze vraag kan zorgen voor extra inzichten in de stoornis psychopathie. Door het linken van zowel volwassen hechtingsstijl als seksueel misbruik op jonge leeftijd aan de stoornis kan de oorsprong mogelijk beter begrepen worden. Veel kennis over de verschillende constructen die mogelijk invloed kunnen hebben op het ontstaan van psychopathie is relevant voor de wetenschap. Deze kennis kan vervolgens ook worden

toegepast op de klinische praktijk. Indien er significante associaties worden gevonden kunnen seksueel misbruik op jonge leeftijd en volwassen hechtingsstijl mee worden genomen in

(7)

behandelingen of interventies. Ook kan er dan preventief behandeld worden bij individuen die risico lopen door seksueel misbruik in hun jeugd, door een onveilige hechting of door een combinatie van deze. Bestaande interventies kunnen verbeterd worden door de extra

inzichten, en mogelijk kunnen er nieuwe interventies ontwikkeld worden die speciaal gericht zijn op individuen met een verleden van seksueel misbruik en een onveilige hechtingsstijl.

In dit onderzoek wordt er gekeken naar het verband tussen psychopathie en seksueel misbruik op jonge leeftijd met hechtingsstijl als modererende factor. Dit wordt onderzocht met de volgende onderzoeksvraag: “Heeft de volwassen hechting een invloed op de associatie tussen seksueel misbruik en psychopathie?”. Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden

worden er een tweetal hypotheses getoetst: “Er is een positieve associatie tussen seksueel misbruik en psychopathie”. Dit wordt verwacht aan de hand van de studie van Boduszek et al.

(2019) die vonden dat slachtoffer zijn van seksueel misbruik zorgt voor een grotere kans op het ontwikkelen van psychopathie dan wanneer je geen slachtoffer bent bij vrouwen.

Daarnaast wordt de hypothese: “Hechting heeft als moderator een effect op deze associatie”, getoetst. Dit wordt verwacht aan de hand van de bevindingen van Roche et al. (1999). Zij vonden in hun studie dat de volwassen hechtingsstijl de relatie tussen seksueel misbruik op jonge leeftijd en het psychologisch aanpassen medieert.

Methode

Participanten

In deze studie hebben in totaal 345 participanten deelgenomen. Van deze participanten was 29,6% mannelijk en 53,9% was vrouwelijk. De overige 16,5% heeft hun gender niet aangegeven. De participanten zijn afkomstig uit verschillende landen, met een meerderheid voor Nederlandse komaf (58,6%). De leeftijd varieerde tussen de 16 en 77 jaar en had een gemiddelde van M = 28,48 en een standaarddeviatie van SD = 13,78. Voor de werving van deze participanten is gebruik gemaakt van een online vragenlijst. Deze werd verspreid over de

(8)

algemene samenleving. Een uitsluitingscriterium voor deze studie was het niet geven van toestemming voor het gebruik van de data. Deze studie werd goedgekeurd door Ethics Review Board (ERB) van Tilburg University, school voor sociale wetenschappen.

Meetinstrumenten

Psychopathie. Psychopathie werd gemeten aan de hand van de vragenlijst Triarchic

Pyschopathy Measure (TriPM). Dit is een vragenlijst met 58 items met elk 4 antwoordopties.

In deze vragenlijst worden 3 constructen gemeten: Boldness (19 items), meanness (19 items) en disinhibitie (20 items). Boldness werd gemeten aan de hand van uitspraken zoals: “Ik vind het moeilijk om dingen goed te laten komen”. Het construct meanness bevatte uitspraken zoals: “Ik zou het leuk vinden om in een snelle achtervolging te zitten”. Disinhibitie werd gemeten door uitspraken zoals: “Ik heb vaak dingen gemist die ik beloofd had bij te wonen”.

De participant moest voor elke uitspraak aangeven welke score hen het beste beschrijft. Ze konden hiervoor kiezen uit: fout (0), enigszins fout (1), enigszins goed (2) en goed (3). In de huidige studie is gebruik gemaakt van de totaalscore op de drie dimensies. Deze score werd berekend door de score van subschalen bij elkaar op te tellen. Tussen deze items zitten 17 omgekeerd gecodeerde items, deze werden omgedraaid zodat een hoge score op het item ook een hoge score op psychopathie voorstelt. Voor de betrouwbaarheid van de totale test werd er in de literatuur een Cronbachs alfa gevonden van .87 en daarnaast werd er ook een goede construct validiteit van het instrument gevonden (van Dongen et al., 2017). De huidige studie geeft een Cronbachs alfa van .858 voor de totale test.

Seksueel misbruik. Voor het meten van seksueel misbruik werd gebruik gemaakt van

de Childhood trauma questionnaire-short form (CTQ-SF) ontworpen door Bernstein et al.

(1998). Deze vragenlijst meet de volgende vormen van misbruik: Emotioneel misbruik (“Mensen in mijn familie zeiden kwetsende of beledigende dingen tegen me”); fysiek misbruik (“Mensen in mijn familie hebben me zo hard geslagen dat ik blauwe plekken

(9)

opliep); seksueel misbruik (“Ik geloof dat ik seksueel misbruikt ben”); emotionele

verwaarlozing (“Mensen in mijn familie zorgden voor elkaar”) en lichamelijke verwaarlozing (“Ik had niet genoeg te eten”). Ieder construct werd gemeten aan de hand van 5 items en daarnaast zijn er 3 items die de ontkenning meten. Deze vragenlijst bestaat uit 28 items met elk 5 antwoordopties. Voor elke uitspraak moest de participant aangeven of dit nooit waar was (1) zelden waar was (2) soms waar was (3) vaak waar was (4) of heel vaak waar was (5).

In deze studie werd er enkel gebruik gemaakt van de specifieke variabele: seksueel misbruik.

Dit werd gemeten met item 20, 21, 23, 24 en 27. De scores van het specifieke item werden bij elkaar opgeteld. Een score van 5 betekend dat er geen sprake was van misbruik. Een score van 6-7 geeft een lage mate van misbruik aan. Een gemiddelde mate van misbruik wordt

aangegeven met een score van 8-12 en bij een score van 13 of hoger mag er gesproken worden van ernstig misbruik. Voor de specifieke variabele seksueel misbruik is in de

literatuur een Cronbachs alfa gevonden van .95 (Thombs et al., 2009). De Cronbachs alfa die in de huidige studie gevonden werd voor het specifieke item heeft een waarde van .919.

Hechting. Hechting werd gemeten door middel van de Attachment style Questionnaire

(ASQ). Een vragenlijst ontworpen door Sperling en Berman (1994). Aan de hand van 40 items werden de volgende constructen gemeten: vertrouwen (8 items), ongemak met nabijheid (10 items), nood aan goedkeuring (7 items), preoccupatie met relaties (8 items) en relaties als secundair (7 items). De constructen werden gemeten aan de hand van verschillende items: “Ik heb er vertrouwen in dat andere mensen er voor me zullen zijn wanneer ik ze nodig heb”

(Vertrouwen); “Ik ben liever afhankelijk van mezelf dan van andere mensen” (Ongemak met nabijheid); “Het is belangrijk dat anderen mij leuk vinden” (Nood aan goedkeuring); “Ik ben bang dat andere niet zoveel om mij geven als ik om hen” (Preoccupatie met relaties) en “Om hulp vragen is toegeven dat je een mislukkeling bent” (Relatie als secundair). Deze items konden elk beantwoord worden op een 6-punt Likertschaal met de volgende opties: Helemaal

(10)

oneens (1) sterk mee oneens (2) een beetje mee oneens (3) een beetje mee eens (4) sterk mee eens (5) helemaal mee eens (6). Deze studie maakte gebruik van de scores op elk van de 5 constructen apart. Enkele vragen diende omgepoold te worden. De Cronbach’s alfa’s van de verschillende subschalen varieerde van .76 tot .84 (Ng & Trusty, 2005). In de huidige studie werd een Cronbach’s alfa van .776 gevonden voor de gehele vragenlijst.

Procedure

De participanten die werden uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek ontvingen schriftelijke informatie in de vorm van een brief. De participanten werd gevraagd een vragenlijst in te vullen. Naast de vragenlijst moesten zij ook een aantal vragen betreft sociodemografische kenmerken invullen. Er werd verwacht dat dit ongeveer 30 minuten van de tijd in beslag zou nemen. Voordat de participanten akkoord gingen met deelname werden zij ingelicht over een aantal zaken. Er werd duidelijke gemaakt dat deelname aan het

onderzoek geheel vrijwillig was en dat de participant op elk moment mocht stoppen zonder dat daar consequenties aan vast zaten. De participanten werden ook bewust gemaakt van het feit dat het onderzoek geen bekende risico’s met zich mee bracht en dat ze niet te maken zouden krijgen met bewust misleidend, beledigend of ongemakkelijke inhoud. Om de participanten verder te informeren werd de anonimiteit en vertrouwelijkheid van het onderzoek nog besproken. Dit werd gedaan door duidelijk te maken dat de data en

identificerende informatie compleet anoniem en onherleidbaar zal zijn en blijven gedurende het onderzoek. De participanten werden daarnaast ook bewust gemaakt van hun rechten omtrent de data. Dit werd gedaan door mee te delen dat zij ten alle tijden toegang, correctie of verwijdering van persoonlijke data konden aanvragen. Hierbij werd ook nog mede gedeeld dat de geanonimiseerde data set voor 10 jaar lang opgeslagen zou blijven. Als laatst werd hen verzocht om alle vragen op een waarheidsgetrouwe manier te beantwoorden, en als er een gevoelige vraag tussen stond die ze liever onbeantwoord lieten, dan verder te gaan met de rest

(11)

van de vragenlijst. Om toestemming te geven moest de participant op een selectievakje klikken dat onderaan de pagina stond.

Statistische analyse

Voor het uitvoeren van de analyse werd gebruik gemaakt van de Statistical Package for Social Sciences versie 24 (IBM SPSS statistics 24). Voor de analyse werd uitgevoerd werd de data opgeschoond. Een aantal vragen uit de vragenlijsten Triarchic Pyschopathy Measure (TriPM) en Attachment style Questionnaire (ASQ) werden omgepoold. Daarnaast werden alle participanten die meer dan 10% missende waardes hadden op de desbetreffende vragenlijsten verwijderd uit de data set. Ook is de little MCAR test uitgevoerd om te achterhalen of de missende waardes in een willekeurige manier voorkwamen. De overgebleven missende waardes zijn vervangen met het getal 999. De Mahalanobis test is uitgevoerd om eventuele outliers te detecteren, en deze zijn vervolgens ook verwijderd uit de data set. Door middel van beschrijvende statistiek werden de gemiddelden en de standaarddeviaties berekend van de variabelen psychopathie, hechting en de subschalen seksueel misbruik, angstige hechting en vermijdende hechting. Ook werden de Pearson correlaties tussen de verschillende variabelen berekend. Toetsende statistiek werd gebruikt om de relatie te achterhalen tussen seksueel misbruik op jonge leeftijd, hechtingsstijl en het ontwikkelen van een psychopathische

persoonlijkheid. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de PROCESS-macro test (Hayes, 2012) met psychopathische persoonlijkheid als afhankelijke variabele, seksueel misbruik op jonge leeftijd als de onafhankelijke variabele en hechting als de modererende factor. Er moest voldaan worden aan een aantal assumpties om deze analyse goed te kunnen interpreteren: (1) De regressievergelijking is lineair; (2) De errortermen zijn normaal verdeeld met een

gemiddelde van 0 en een constante variantie; (3) De errortermen zijn onafhankelijk van elkaar; (4) De errortermen en de onafhankelijke variabelen zijn onafhankelijk van elkaar.

Geen van deze assumpties werd geschonden.

(12)

Resultaten

Beschrijvende statistiek

De data bestond oorspronkelijk uit een steekproef van n = 345, maar na het opschonen van de data is dit een steekproef van n = 173 geworden. De variabele psychopathie had een gemiddelde van M = 177.77 (SD = 14.83) en de variabele seksueel misbruik een gemiddelde van M = 5.3931 (SD = 1.31023). De gemiddeldes en standaarddeviaties van de verschillende subschalen van de variabele hechting zijn ook berekend en bijgevoegd aan tabel 1. Er werd een zwakke negatieve correlatie gevonden tussen psychopathie en seksueel misbruik r = - .051, deze correlatie was niet significant. Een hoge score op seksueel misbruik zou dus geassocieerd zijn met een lagere score op psychopathie. Daarnaast bleken de subschalen van de variabele hechting allemaal significant met elkaar te correleren zoals terug te zien in tabel 1. Een hoge score op de subschaal ‘vertrouwen’ werd hierbij geassocieerd met lage scores op de overige subschalen. De overige 4 subschalen correleren positief met elkaar, wat betekent dat een hoge score op de één geassocieerd is met een hoge score op de ander.

Tabel 1

Correlaties en Beschrijvende Statistieken Psychopathie Seksueel

misbruik

ASQ Z ASQ

OmN

ASQ BaG

ASQ PmR

ASQ RaS Psychopathie -

Seksueel misbruik

-.051 -

ASQ Z -.033 -.064 -

ASQ OmN -.127 .033 .-.636** -

ASQ BaG .157* -.008 -.629** .542** -

ASQ PmR -.059 -.031 -.627** .515** .680** -

ASQ RaS -.364** .036 -.330** .426** .182* .212** -

M 177.7706 5.3931 33.1445 34.7674 24.4302 27.4503 16.5756

(13)

SD 14.83480 1.31023 5.77655 7.88614 6.04958 6.33864 4.85703 Noot. **. De correlatie is significant op het 0.01 niveau; *. De correlatie is significant op het

0.05 niveau; Attachment Style Questionnaire, Z zelfvertrouwen, OmN ongemak met nabijheid, BaG behoefte aan goedkeuring, PmR preoccupatie met relaties, RaS relaties als secundair; M = gemiddelde; SD = standaarddeviatie

Toetsende statistiek

Voor de hypothese: “Er is een positieve associatie tussen seksueel misbruik en psychopathie” werd een Pearson correlatieanalyse gebruikt. Voor de hypothese: “Hechting heeft als moderator een effect op deze associatie” werd de PROCESS macro test gebruikt. Om deze laatste hypothese te testen werden er 5 analyses uitgevoerd; elk met een aparte subschaal van de ASQ als moderator. Daarnaast werd een power analyse uitgevoerd middels G*power, om te achterhalen hoeveel participanten nodig zijn om een power van 0.80 te bereiken voor elk van de 5 analyses. Voor de schaal ‘zelfvertrouwen’ waren 147 participanten nodig, voor de schaal ‘ongemak met nabijheid’ 65, voor de schaal ‘behoefte aan goedkeuring’ 47, voor de schaal ‘preoccupatie met relaties’ 115 en voor de schaal ‘relaties als secundair’ 21. Aan al deze drempelwaardes werd voldaan.

Seksueel misbruik en psychopathie

De Pearson correlatieanalyse liet een zwakke negatieve correlatie tussen seksueel misbruik en psychopathie zien van r = -.051. Deze correlatie was niet significant.

ASQ zelfvertrouwen als moderator tussen seksueel misbruik en psychopathie

Het model in deze test was niet significant F(3,166) = .2195, p = .8827. Enkel 6,29%

van de variantie in psychopathie werd veroorzaakt door seksueel misbruik met

‘zelfvertrouwen’ als moderator. Ook het effect van ‘zelfvertrouwen’ was niet significant (p = .8535, 95% CI = -1.5195, 1.2592) dit effect bleek ook het zwakste. Daarnaast werd ook

(14)

gevonden dat de interactie tussen seksueel misbruik en ‘zelfvertrouwen’ niet significant was (p = .9569, 95% CI = -.2400, .2535).

ASQ ongemak met nabijheid als moderator tussen seksueel misbruik en psychopathie

Ook bij het gebruik van ‘ongemak met nabijheid’ als moderator was het model niet significant F(3,165) = 1.0261, p =.3826. De variantie die verklaard kon worden met ‘ongemak met nabijheid’ als moderator was 13,53%. Het effect van deze subschaal was ook niet

significant (p = .7935, 95% CI =-1.2493, .9564) evenals de interactie tussen seksueel misbruik en ‘ongemak met nabijheid’ (p = .8710, 95% CI =-.2144, .1818).

ASQ behoefte aan goedkeuring als moderator tussen seksueel misbruik en psychopathie

Het model met ‘behoefte aan goedkeuring’ als moderator was ook niet significant F (3,166) = 1.8940, p = .1326. Van de variantie in psychopathie werd 18,19% veroorzaakt door seksueel misbruik met ‘behoefte aan goedkeuring’ als moderator. Daarnaast had ‘behoefte aan goedkeuring’ ook geen significant effect (p = .1710, 95% CI =-.3352, 1.8736). Ook de

interactie bleek niet significant te zijn (p = .4938, 95% CI =-.2453, .1188).

ASQ preoccupatie met relaties als moderator tussen seksueel misbruik en psychopathie

Wanneer ‘preoccupatie met relaties’ als moderator werd meegenomen was het model niet significant F(3,164) = .3506, p = .7888. Slechts 7.98% van de variantie in psychopathie kon verklaard worden door het model met deze moderator. Het effect van ‘preoccupatie met relaties’ bleek niet significant (p = .6426, 95% CI =-1.6315, 1.0097) evenals het interactie effect (p = .7906, 95% CI =.2030, .2663).

ASQ relaties als secundair als moderator tussen seksueel misbruik en psychopathie

Als laatst werd ‘relaties als secundair’ meegenomen als moderator. Het model wat uit deze analyse kwam bleek significant F(3,165) = 8.5011, p < .001. Daarnaast werd er een

(15)

verklaarde variantie gevonden van 36,59%. Hoewel het effect van deze moderator het sterkste was, bleek de relatie niet significant (p = .2130, 95% CI =-2.9615, .6651). Net zoals de

interactie (p = .9645, 95% CI =-.3202, .3349).

Tabel 2

Scores met Verschillende Subschalen als Moderator

coeff se t p 95%CI LB 95%CI UB

Seksueel misbruik (SM) -.8144 4.0743 -.1999 .8418 -8.8586 7.2298

ASQ Z -.1302 .7037 -.1850 .8535 -1.5195 1.2592

SM x ASQ Z .0068 .1250 .0541 .9569 -.2400 .2535

Seksueel misbruik (SM) .0542 3.6390 .0149 .9881 -7.1308 7.2391

ASQ OmN -.1465 .5586 -.2622 .7935 -1.2493 .9564

SM x OmN -.0163 .1003 -.1627 .8710 -.2144 .1818

Seksueel misbruik (SM) .8281 2.2003 .3763 .7071 -3.5162 5.1723

ASQ BaG .7692 .5594 1.3751 .1710 -.3352 1.8736

SM x BaG -.0632 .0922 -.6857 .4938 -.2453 .1188

Seksueel misbruik (SM) -1.3107 2.9662 -.4419 .6592 -7.1676 4.5462

ASQ PmR -.3109 .6688 -.4649 .6426 -1.6315 1.0097

SM x ASQ PmR .0316 .1188 .2659 .7906 -.2030 .2663

Seksueel misbruik (SM) -.5436 2.8635 -.1898 .8497 -6.1974 5.1102 ASQ RaS -1.1482 .9184 -1.2503 .2130 -2.9615 .6651

SM x RaS .0074 .1659 .0446 .9645 -.3202 .3349

Noot. Attachment Style Questionnaire, Z zelfvertrouwen, OmN ongemak met nabijheid, BaG behoefte aan goedkeuring, PmR preoccupatie met relaties, RaS relaties als secundair

(16)

Discussie

In deze huidige studie werd er een antwoord gezocht op de vraag of volwassen hechting een invloed heeft op de associatie tussen seksueel misbruik en psychopathie. Om deze vraag te kunnen beantwoorden werden er twee bevestigende hypotheses opgesteld, namelijk: “Er is een positieve associatie tussen seksueel misbruik en psychopathie” en

“Hechting heeft als moderator een effect op deze associatie”. Uit de resultaten kwam naar voren dat er geen bewijs is voor hypothese 1. De correlatie was negatief en niet significant en impliceert dat seksueel misbruik niet positief geassocieerd is met psychopathie. Een hoge score op seksueel misbruik zorgt niet voor hoge score op psychopathie. Ook hypothese 2 werd ontkracht door de resultaten. Voor de variabele hechting werden de 5 subschalen elk apart meegenomen als moderator om voor elke soort specifiek te kijken of er een associatie bestaat.

Geen één van deze interactietermen was significant, dus kon er geconcludeerd worden dat de interactie tussen de verschillende soorten hechting en seksueel misbruik ook niet voor

significante variantie in psychopathie zorgt.

Eerder besproken literatuur gaf aan dat mishandeling op jonge leeftijd een risicofactor kon vormen voor het ontwikkelen van psychopathie (Dargis et al., 2016), en dat het

ontwikkelen van psychopathie geassocieerd kan worden met de hechtingsstijl van het individu (Christian et al., 2017). De bevindingen van dit huidige onderzoek sluiten hier niet bij aan.

Naast de bevinding dat seksueel misbruik niet geassocieerd is met psychopathie werd er ook gevonden dat verschillende hechtingsvormen als moderator niet zorgen voor een significant effect. Op basis van de resultaten van dit huidige onderzoek kan onze probleemstelling beantwoord worden. Er kan geconcludeerd worden dat seksueel misbruik op jonge leeftijd niet geassocieerd kan worden met het ontwikkelen van psychopathie, en dat de volwassen hechtingsstijl ook geen invloed uitoefent op deze associatie.

(17)

Op basis van eerder onderzoek van Boduszek et al. (2019) werd er verwacht dat er een associatie zou zijn tussen seksueel misbruik en psychopathie. Dit omdat zij vonden dat er een associatie bestond tussen het slachtoffer zijn van seksueel misbruik en het later ontwikkelen van psychopathie onder vrouwen. Hypothese 1 werd opgesteld om dit te toetsen. De

bevindingen in de huidige studie kwamen niet overeen met deze verwachting. Er werd namelijk gevonden dat er geen associatie is tussen seksueel misbruik en psychopathie. Roche et al. (1999) wekte de verwachting dat hechting als moderator een effect zou hebben op de associatie tussen seksueel misbruik en psychopathie. Zij vonden namelijk dat de relatie tussen seksueel misbruik en psychopathie werd gemedieerd door hechting. Maar de gevonden resultaten spraken ook deze hypothese tegen. De interacties tussen verschillende moderatoren en onafhankelijke variabele zorgden niet voor een effect in de afhankelijke variabelen. Beide verwachtingen werden dus ontkracht door de huidige studie.

Er is duidelijk naar voren gekomen dat de bevindingen niet in overeenstemming zijn met de verwachtingen op basis van eerder onderzoek. Een mogelijk verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat dit onderzoek is uitgevoerd op een steekproef van mensen in de algemene samenleving. De onderzoeken waarop de verwachtingen gebaseerd zijn, maakte gebruik van een steekproef van geweldplegers en een steekproef die gedeeltelijk bestond uit vrouwen met een verleden van kindermishandeling. Om de onderzoeksvraag goed te kunnen beantwoorden dient er additioneel onderzoek gedaan te worden naar steekproeven waar er ook

daadwerkelijk sprake is van psychopathie of seksuele mishandeling, op die manier kan de relatie beter in kaart worden gebracht. Hiervoor zijn aanpassingen nodig aan de

onderzoeksopzet.

Voor mogelijke nieuwe interventies of behandelmethode voor specifieke cliënten is meer informatie omtrent de relatie tussen de variabelen nodig. In de huidige studie zijn er geen significante relaties gevonden, dus kunnen er ook geen nieuwe interventies ontwikkeld

(18)

worden die al deze variabelen mee in behandeling nemen. Voor de wetenschap zijn de bevindingen van de huidige studie wat meer relevant. Op basis van de gevonden resultaten kan er namelijk geconcludeerd worden dat de variabelen ‘seksueel misbruik’, ‘psychopathie’

en ‘hechting’ niet met elkaar in verband staan als er gekeken wordt naar een steekproef van de algemene samenleving. Mogelijk komen hier andere resultaten uit als er gekeken wordt naar een steekproef van patiënten met psychopathie, of naar slachtoffers van seksueel

kindermisbruik. Hier zal verder onderzoek naar gedaan moeten worden.

Een sterk punt van het huidig onderzoek is dat er gebruik werd gemaakt van

gevalideerde vragenlijsten, dit is van belang voor de construct validiteit van het onderzoek.

De vragenlijsten die gebruikt zijn (TriPM, CTQ-SF en ASQ), bevatten elk meerdere constructen. Door het aanbod van verschillende constructen kunnen er ook verschillende combinaties van verschillende subschalen onderzocht worden. Dit kan zorgen voor meer inzichten. Een ander sterk punt is dat de vragenlijst online werd afgenomen. Op deze manier konden participanten de vragenlijst invullen op een moment dat voor hen het beste uitkwam en op een plek die voor hen vertrouwd voelt. De vragenlijst werd online verspreid onder de algemene samenleving. Dit is een manier die snel, makkelijk en goedkoop is. Ten slotte zijn er tijdens het uitvoeren van de PROCESS-macro testen verschillende subschalen

meegenomen als moderator. Één keer ‘zelfvertrouwen’, één keer ‘ongemak met nabijheid’, één keer ‘behoefte aan goedkeuring’, één keer ‘preoccupatie met relaties’ en één keer ‘relaties als secundair’. Op deze manier kan er gekeken worden of er een verschil zit tussen de

verschillende moderatoren, en zo ja, voor welke moderator het effect dan het sterkste (in deze studie ‘relaties als secundair’) of het zwakste (in deze studie ‘zelfvertrouwen’) is. Het

mogelijk missen van belangrijke effecten wordt op deze manier geminimaliseerd.

Zoals al eerder genoemd, is een van de limitaties van dit onderzoek de

onderzoeksopzet. Er is gebruik gemaakt van random sampling terwijl de interesses bij een

(19)

specifieke doelgroep ligt. Daarnaast is het onderzoek gestart met een steekproef van n = 345, echter heeft enkel 56,8% van de participanten de vragenlijsten volledig ingevuld. Ongeveer de helft van de data bleek onbruikbaar en na het opschonen van de data is er een steekproef van slechts n = 173 overgebleven.

Vervolgonderzoek is nodig om meer informatie over de relatie tussen de verschillende variabelen te verkrijgen. Hiervoor zal er onderzoek gedaan moeten worden naar een

steekproef van individuen met de diagnose psychopathie of slachtoffers van seksueel kindermisbruik. Om het effect van seksueel misbruik goed in kaart te brengen is het van belang om individuen met een verleden van seksueel misbruik te volgen en te vergelijken met elkaar. Dit kan gedaan worden door middel van een longitudinale studie beginnend in de kindertijd. De ontwikkeling van psychopathie kan in de gaten worden gehouden en de individuen die uiteindelijk psychopathie ontwikkelen kunnen vergeleken worden met de individuen en die geen psychopathie ontwikkelen in de volwassen hechtingsstijl die zij bezitten. Om de reductie van de participanten te minimaliseren kan er in vervolgonderzoek voor gekozen worden om de participanten enkel de vragenlijsten in te laten vullen die

gebruikt zullen worden in het onderzoek. Op deze manier is de lijst van vragen minder lang en kost het minder moeite en tijd om de gehele vragenlijst volledig in te vullen.

Samenvattend kan er geconcludeerd worden dat de opgestelde hypotheses niet

bevestigd kunnen worden. Tot deze conclusie is er gekomen door middel van de bevindingen van de Pearson correlatieanalyse en de PROCESS macro test die zijn uitgevoerd om de hypotheses te toetsen. Uit deze resultaten kwam naar voren dat er geen significant effect is van seksueel misbruik op jonge leeftijd op het ontwikkelen van psychopathie, hiermee werd de eerste hypothese verworpen. Verder kwam uit de data naar voren dat geen één van de verschillende subschalen die hechting meten een significante effecten had op het ontwikkelen van psychopathie. Deze bevindingen toonden aan dat ook de tweede hypothese niet bevestigd

(20)

kon worden. Echter waren er een aantal limitaties aan het huidig onderzoek. Zo waren er problemen met de onderzoeksopzet en was er een erg grote reductie in het aantal participanten dat gebruikt kon worden in deze studie. Om meer informatie te krijgen over de vraagstelling dient er vervolgonderzoek gedaan te worden die rekening houdt met de limitaties van deze huidige studie.

(21)

Referenties

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (5th ed.). https://doi.org/10.1176/appi.books.9780890425596

Bernstein, D. P., Fink, L., Handelsman, L., & Foote, J. (1998). Assessment of family violence:

A handbook for researchers and practitioners. American Psychiatric Association

(APA).

Bezdjian, S., Raine, A., Baker, L. A., & Lynam, D. R. (2011). Psychopathic personality in children: genetic and environmental contributions. Psychological Medicine, 41(3), 589. https://doi.org/10.1017/S0033291710000966

Boduszek, D., Debowska, A., Willmott, D., Jones, A. D., DeLisi, M., & Kirkman, G. (2019).

Is female psychopathy linked with child abuse? An empirical investigation using a person-centered approach. Journal of Child Sexual Abuse, 28(6), 708-725.

https://doi.org/10.1080/10538712.2019.1592272

Christian, E., Sellbom, M., & Wilkinson, R. B. (2017). Clarifying the associations between individual differences in general attachment styles and psychopathy. Personality Disorders: Theory, Research, and Treatment, 8(4), 329.

https://doi.org/10.1037/per0000206

Claes, L., Decuyper, M., De Fruyt, F., & Bijttebier, P. (2015). Handboek psychopathie en de antisociale persoonlijkheidsstoornis. De Tijdstroom.

Dargis, M., Newman, J., & Koenigs, M. (2016). Clarifying the link between childhood abuse history and psychopathic traits in adult criminal offenders. Personality Disorders:

Theory, Research, and Treatment, 7(3), 221. https://doi.org/10.1037/per0000147

(22)

van Dongen, J. D., Drislane, L. E., Nijman, H., Soe-Agnie, S. E., & van Marle, H. J. (2017).

Further evidence for reliability and validity of the triarchic psychopathy measure in a forensic sample and a community sample. Journal of Psychopathology and Behavioral Assessment, 39(1), 58-66. https://doi.org/10.1007/s10862-016-9567-5

Sperling, M. B., & Berman, W. H. (1994). Attachment in adults: Clinical and developmental perspectives. Guilford Press.

Frick, P. J., & Dickens, C. (2006). Current perspectives on conduct disorder. Current Psychiatry Reports, 8(1), 59-72. https://doi.org/10.1007/s11920-006-0082-3

Hayes, A. F. (2012). PROCESS: A versatile computational tool for observed variable mediation, moderation, and conditional process modeling [White paper]. Verkregen van http://www.afhayes.com/ public/process2012.pdf

Higgins, D. J., & McCabe, M. P. (2001). Multiple forms of child abuse and neglect: Adult retrospective reports. Aggression and Violent Behavior, 6(6), 547-578.

https://doi.org/10.1016/S1359-1789(00)00030-6

Jacobs, D. (2002). Hechting en hechtingsstoornissen. TOKK: Tijdschrift voor

Orthopedagogiek, Kinderpsychiatrie en Klinische Kinderpsychologie, 27(1), 2-16.

https://limo.libis.be/primo-

explore/fulldisplay?docid=LIRIAS2802679&context=L&vid=Lirias&search_scope=L irias&tab=default_tab&lang=en_US&fromSitemap=1

Ng, K. M., Trusty, J., & Crawford, R. (2005). A cross-cultural validation of the Attachment Style Questionnaire: A Malaysian pilot study. The Family Journal, 13(4), 416-426.

https://doi.org/10.1177/1066480705278471

(23)

Ogloff, J. R. (2006). Psychopathy/antisocial personality disorder conundrum. Australian &

New Zealand Journal of Psychiatry, 40(6-7), 519-528. https://doi.org/10.1080/j.1440-

1614.2006.01834.x

Roche, D. N., Runtz, M. G., & Hunter, M. A. (1999). Adult attachment: A mediator between child sexual abuse and later psychological adjustment. Journal of Interpersonal Violence, 14(2), 184-207. https://doi.org/10.1177/088626099014002006

Schimmenti, A., Di Carlo, G., Passanisi, A., & Caretti, V. (2015). Abuse in childhood and psychopathic traits in a sample of violent offenders. Psychological Trauma: Theory, Research, Practice, and Policy, 7(4), 340. https://doi.org/10.1037/tra0000023

Schimmenti, A., Passanisi, A., Pace, U., Manzella, S., Di Carlo, G., & Caretti, V. (2014). The relationship between attachment and psychopathy: A study with a sample of violent offenders. Current Psychology, 33(3), 256-270. https://doi.org/10.1007/s12144-014- 9211-z

Styron, T., & Janoff-Bulman, R. (1997). Childhood attachment and abuse: Long-term effects on adult attachment, depression, and conflict resolution. Child Abuse &

Neglect, 21(10), 1015-1023. https://doi.org/10.1016/S0145-2134(97)00062-8

Thombs, B. D., Bernstein, D. P., Lobbestael, J., & Arntz, A. (2009). A validation study of the Dutch Childhood Trauma Questionnaire-Short Form: Factor structure, reliability, and known-groups validity. Child Abuse & Neglect, 33(8), 518–

523. https://doi.org/10.1016/j.chiabu.2009.03.001

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Permanente Arbitragekamer onderzoekt eerst of het wel degelijk gaat om feiten die beant- woorden aan de omschrijving waarvoor het centrum voor arbitrage is opgericht: verjaard, en

Tot 31 oktober 2012 kon een melding gebeuren bij het Centrum voor Arbitrage inzake Sek- sueel Misbruik, dat op vraag van de Bijzondere Commissie betreffende de behandeling van

Vanuit de gevoelde urgentie om het slachtoffers van seksueel misbruik zo gemakkelijk mogelijk te maken het voorval te melden en hulp te zoeken, vormen de ministeries

Iedereen die werkt met en voor mensen met een verstandelijke beperking heeft op zijn eigen wijze zijn verantwoordelijkheid rond het onderwerp seksualiteit.. Van begeleiders

Overwegende dat mensen met een handicap extra kwetsbaar kunnen zijn en dus in sommige situa- ties ook extra bescherming nodig hebben, waar het gaat om mogelijk seksueel

2.1.3 De organisatie stelt vast in welke overleggen 1 het thema seksuele ontwikkeling, grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik onderdeel van de agenda is en stelt vast

Advocaten van de honderden slachtoffers van seksueel misbruik door katholieke priesters die zich de afgelopen tweeënhalf jaar hebben gemeld, hebben geschokt gereageerd op het

Uit het onderzoek komt naar voren dat de bewijsproblemen rond de kennelijke leeftijd zijn opgelost omdat vervolgd wordt voor bezit, vervaardigen of versprei- den