• No results found

Les 1: Goud - Wie is God en wat heb ik met Hem te maken?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Les 1: Goud - Wie is God en wat heb ik met Hem te maken?"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

5.1 | Les 1: Goud - Wie is God en wat heb ik met Hem te maken?

Les 1: Goud - Wie is God en wat heb ik met Hem te maken?

5.1 Welkom en introductie van het Woordeloos boek – Goud

Verwelkom de kinderen, geef hen persoonlijke aandacht en leg de regels uit van jouw club.

Introduceer daarna het Woordeloos boek. Vandaag gaan we beginnen met het lezen uit een boek.

Het is echt een prachtig boek. (Laat het Woordeloos boek zien.) Ik heb er al heel veel in gelezen en ik heb het nog steeds niet uit. Je hebt gelijk: er staan geen woorden in dit boek. We noemen het:

het Woordeloos boek. Maar er staat zóveel in! Kijk deze bladzijde eens: helemaal goud. Echt elk stukje is goud! Hier is het goud, en hier nog steeds, en hier, en hier, allemaal goud. Zó is God! Zo schitterend mooi. Zo rijk. Hij is veel meer waard en waardevoller dan ‘echt’ goud. Zo belangrijk.

Je kunt niet zonder Hem. Over God wil ik altijd meer weten. Daarom zeg ik dat ik dit boek over God nog steeds niet uit heb. Op de volgende clubbijeenkomsten gaan we andere bladzijden uit dit boek lezen. Maar vandaag is de gouden bladzijde aan de beurt.

Tip: Houd tijdens de vertelling het Woordeloos boek in je handen en wijs van tijd tot tijd op de gouden bladzijde. Je kunt dan op het moment dat je het over zonde hebt, vast omslaan naar zwart en als het over de plaatsvervanging van de Heere Jezus gaat, rood vast een keer laten zien. Zo leren de kinderen het Woordeloos boek gedurende de week hanteren.

BELANGRIJK Bekijk bij hoofdstuk 4.5

welke hulpmiddelen je nodig hebt voor

deze les

(2)

5.2 Onderwijsleergesprek

Doelen:

• De kinderen denken na over wat ze al weten over God.

• De kinderen herkennen hoe veel mensen, mogelijk hun ouders en zijzelf, denken over God.

• De kinderen merken dat ze zonder de Bijbel wel iets over God kunnen denken, maar dat ze de Bijbel nodig hebben om iets over Hem te weten (Openbaring).

• De kinderen leren dat God overal is en dat Hij een Geest is.

Tips:

• Elke keer als je het woord 'God' gebruikt, kun je naar de gouden bladzijde wijzen als symbool voor God.

• Dingen die over God gezegd worden en waar zijn, kun je opschrijven en met wat kneedgum op de gouden bladzijde plakken of op een groter gouden vel papier dat je ergens ophangt.

Stel de volgende vragen:

'Wie gelooft er hier dat God bestaat? Steek je vinger omhoog.'

'Wie denkt: misschien bestaat God, maar ik weet het niet goed. Steek je vinger omhoog.' 'Wie weet hoe God is? Wie van jullie zegt: 'Ik ken de Heere God.'? Steek je vinger omhoog.' 'Hoe is Hij dan?' Herhaal de antwoorden of schrijf ze op. Waarschijnlijk zeggen de kinderen dingen als: 'Hij kan alles. Hij woont in de hemel. Hij helpt je.' Als de kinderen verkeerde

antwoorden geven, vorm ze dan om naar iets waars over God. Vraag: 'Ken je God nou eigenlijk echt, als je deze dingen van Hem weet?'

Maak een vergelijking:

'Bij ons vier straten verderop woont een jongen. Hij heeft bruin haar en heeft meestal een spijkerbroek aan. Oh ja, en hij heeft een knaloranje jas. Hij kan goed voetballen, dat zie ik weleens als ik langsloop. En hij gaat elke dag naar school. Dat weet ik omdat hij dan langs mijn huis komt. Meer weet ik niet over hem. Ik denk dat hij aardig is. En ik denk dat hij een leuke slaapkamer heeft. Die zal wel blauw zijn, want daar houden jongens van. En ik denk dat hij van erwtensoep houdt. En ik denk dat hij goed is in rekenen en wat minder goed in taal. En ik denk, uhm, dat hij leuke vrienden heeft.’

‘Ken ik die jongen?' > 'Nee.'

'Waarom niet?' > 'Je weet heel weinig en je denkt heel veel, maar dat weet je niet zeker.' Trek de vergelijking door naar hoe veel mensen denken over God:

'Zo denken heel veel mensen ook over God. Ze zeggen: 'Ik dénk dat God er is.' 'Ik dénk dat de Heere God mij kan helpen.' 'Ik dénk dat uiteindelijk alle mensen dezelfde God dienen.' 'Ik dénk dat het niet zoveel uitmaakt hoe je God dient.' 'Ik dénk dat je dat zelf moet weten.' Hoor je hoeveel mensen denken? Dat komt omdat ze maar heel weinig over Hem weten.

Vraag:

'Hoe komt het dan dat mensen zo weinig over God weten?'

Herhaal de antwoorden weer of schrijf ze op. Als de kinderen verkeerde antwoorden geven,

vorm ze dan om naar iets waars over God. Probeer in ieder geval het volgende naar boven te halen > Je kunt Hem niet zien.

Kom tot de kern:

Je kunt God alleen leren kennen als Hij Zelf laat weten wie Hij is.

God heeft aan mensen laten weten wie Hij is. Die mensen hebben dat opgeschreven. En dat staat in de Bijbel. Als we God willen leren kennen, kunnen we niet zelf bedenken hoe Hij is. Ik kan dat niet bedenken en jij ook niet. Maar we moeten de Bijbel lezen. Daar staat in wie Hij is. Dus we moeten eigenlijk heel bescheiden worden en niet meer vertrouwen op wat we zelf bedenken.

En we moeten heel goed luisteren naar wat de Heere God Zelf zegt in de Bijbel. Dat kunnen we geloven. Daarvan weten we zeker dat het waar is. Want dat hebben de mensen niet zelf bedacht.

Geef als voorbeeld:

'We zeiden net: 'Je kunt God niet zien.' Waarom kun je God niet zien, denk je?'

Waarschijnlijk zeggen de kinderen: 'Hij is in de hemel.'. ‘Jij denkt dat je God niet kunt zien omdat Hij in de hemel is. Maar de Bijbel zegt dat Hij ook heel dichtbij is: Lees Jeremia 23:23-24 voor.

En licht toe: 'Wij kunnen God niet zien, maar dat komt niet omdat God heel ver weg is. Hij is wel in de hemel, maar de Bijbel zegt dat Hij óók dichtbij is. Hij vervult de hemel en de aarde. Hij is dus hier. Hij is thuis. Hij is op school. Hij is in Engeland. Hij is in Nieuw-Zeeland. Hij is overal!

En toch kun je Hem niet zien. Nu kun je niet bedenken hoe dat komt. Daarover staat ook iets in de Bijbel: Lees Johannes 4:24: 'God is een Geest'. Licht toe: ‘Wij kunnen God niet zien. Maar dat komt niet omdat God heel ver weg is, maar omdat Hij een Geest is. Niet een enge Geest. Maar een echte Geest. Een Geest die je niet kunt zien en die er wel is. Hij is onzichtbaar. Maar Hij kan ons zien. En Hij kan ons horen als wij iets zeggen. Hij weet zelfs wat wij denken en wat wij van plan zijn en wat er straks gebeurt.’

Sluit af met een conclusie:

God heeft ons dus al twee dingen geleerd toen we uit de Bijbel lazen. En die twee dingen kon je zelf niet bedenken:

• God is overal.

• God is een Geest.

Opmerking voor de leidinggevenden: Het gaat hier om twee eigenschappen van God die we alléén door het lezen van de Bijbel kunnen weten. We kunnen ze niet waarnemen met onze zintuigen en niet zelf bedenken met ons verstand. Het kan natuurlijk wel zijn dat er kinderen zijn die al iets over God weten en weten dat Hij overal is of dat Hij een Geest is. In dat geval en bij elk willekeurig antwoord, kun je doorvragen: 'Hoe weet je dat? Denk je dat of weet je dat?' Leg er de nadruk op dat het belangrijk is om zeker te zijn over God en dat de Bijbel ons die zekerheid biedt. De boodschap is dat we door het lezen van de Bijbel God kunnen leren kennen en niet door zomaar zelf een beetje na te denken over God. Ook veel kerkelijke kinderen zullen overigens zeggen dat je God niet kunt zien omdat Hij in de hemel is.

(3)

5.3 | Vertelling 5.3 | Vertelling

5.3 Vertelling

Bijbelgedeelte Exodus 32-34 Kernboodschap

Jij kunt God leren kennen als je luistert naar wat Hij Zelf zegt.

Doelen

• De kinderen leren dat je niet zelf kunt bedenken hoe God is.

• De kinderen leren dat God Zichzelf aan ons laat kennen door de Bijbel.

• De kinderen leren dat ze alleen echt gelukkig worden met God.

• De kinderen leren over verschillende eigenschappen van God.

• De kinderen leren dat het heel belangrijk is om naar God te luisteren.

• De kinderen leren dat God niet bij mensen wil zijn die zonde blijven doen.

• De kinderen leren dat God een verlossingsplan heeft.

• De kinderen leren dat we God kunnen leren kennen door de Heere Jezus.

• De kinderen verwonderen zich over Wie God is.

Optie om de vertelling over twee lessen te verdelen of in te korten

Vertelling 1: Vertel tot en met ‘God gaat toch mee’ en breidt iets uit over de Heere Jezus.

Vertelling 2: Haal kort terug wat er voorafgegaan is en vertel het verhaal af.

Als je de vertelling te lang vindt, kun je kiezen voor een accent op het eerste deel of een accent op het tweede deel.

Tip:

Hang een gouden papier op. Schrijf er het woord ‘God’ op. Gedurende de vertelling komen er verschillende eigenschappen van God aan bod. Hang die woorden rondom het woord ‘God’.

Eventueel kun je er een zwart papier met het woord ‘nepgod’ bij hangen. De kenmerken van een nepgod kun je daar omheen hangen op het moment dat de vertelling daarover gaat.

Overzicht van de vertelling

1. Volk Israël in de woestijn, de sterke God bevrijdt mensen in nood.

2. Mozes moet de berg op om te horen hoe God wil dat de mensen leven - Luister naar God.

3. Het volk wil een god die ze kunnen zien - Wij kunnen niet zelf bedenken hoe God is. Luister naar wat God over Zichzelf zegt.

4. God haat de zonde en trekt Zich terug - Je beledigt God als je zelf wilt bedenken hoe Hij is.

5. De nepgod wordt opgedronken - Alleen als jij gelukkig wordt van God, blijft dat geluk altijd bestaan.

6. God wil niet meer mee. Het volk is verdrietig - Je wordt er ongelukkig van als God niet bij je is.

7. De Heere gaat toch mee, omdat Hij het heeft beloofd.

8. Mozes wil God zien, maar dat kan niet. God laat zich wel kennen - Luister naar wat God over Zichzelf zegt.

9. Wij kunnen God niet zien, maar de Heere Jezus heeft ons laten zien Wie God is - Vertrouw op de Heere Jezus, dan mag je Hem later zien.

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

...

(4)

Vertelling

â Begin de vertelling met het woordeloze boek open op de gouden bladzijde.

Ik ga jullie een verhaal uit de Bijbel vertellen. Een verhaal over God. En over mensen die Hem wel graag willen zien. Zou jij Hem ook wel graag willen zien? Luister dan goed.

plaat

1

Woestijn

Middenin de woestijn, bij een hoge, kale, rotsige berg, staan heel veel tenten. In de tenten wonen mensen. Wat doen die mensen daar? Wie gaat er nu middenin de woestijn wonen? Er groeit daar niks. Het is er heet en er is niks te doen! Nou, ze wonen er eigenlijk niet. Ze zijn op reis. Op reis naar een nieuw land.

â Blader naar de zwarte bladzijde, wijs ernaar bij de woorden ‘ellendig’ en ‘zonde’.

Want in het land waar ze woonden, was het ellendig. Werken moesten ze van de koning. Hun ruggen deden pijn. En ze waren zo moe. Maar het werk moest klaar. Anders werden ze geslagen.

En de koning waarvoor ze moesten werken hield niet van hen. Hij maakte hun kleine jongetjes dood, want hij was bang dat ze tegen hem zouden gaan vechten als ze later groot waren.

Maar God vindt zoiets verschrikkelijk! Hij hoorde wel dat deze mensen tot Hem riepen om hulp.

Dat hoort Hij altijd. God vindt het vreselijk als mensen elkaar onderdrukken en als er kleine kinderen worden vermoord. Dat is zonde. Zonde is alle lelijkheid die mensen elkaar aandoen.

Zonde is wanneer je niet van andere mensen houdt. Vreselijk! God heeft een hekel aan zonde.

Zonde past niet bij Hem.

En heel vroeger had de Heere God aan dit volk beloofd dat Hij voor hen zou zorgen. Het werd tijd dat Hij dat ging doen.

â Blader naar de gouden bladzijde en wijs ernaar bij de woorden ‘sterker’ en ‘machtiger’ hieronder.

â Hang op bij ‘God’: helpt mensen in nood

Toen heeft God deze mensen verlost. Dat kon Hij best. Want Hij is sterker dan alle koningen op de aarde. Sterker dan alle soldaten op de wereld bij elkaar. Hij is machtiger dan de president van Amerika. Hij heeft het volk dus bevrijd en nu brengt Hij de mensen naar een heel mooi land.

Heerlijk, eindelijk zijn ze geen slaven meer. Ze zijn vrij!

â Hang op bij ‘God’: machtig

Op de berg

Het is een lange, lange reis door de woestijn. Maar God is er bij. Hij zorgt voor hen. Eén man heeft de leiding tijdens de reis: Mozes. En nu zijn ze bij de berg aangekomen. God roept Mozes bij Zich op de hoge berg. Dat is niet de plek waar God woont. God woont in de hemel. Dat is een schitterende plaats.

â Hang op bij ‘God’: hemel

â Wijs op de gouden bladzijde het woord ‘schitterend’ hierboven en ‘belangrijk’ hieronder.

Maar de hemel is veel te klein voor Hem. Hij is eigenlijk overal.

â Hang op bij ‘God’: overal

God woont dus niet op de hoge berg, maar Hij vraagt Mozes om daar te komen. Hij wil met Mozes praten. Hij wil vertellen Wie Hij is. Hij wil de mensen vertellen dat Hij hen lieftheeft.

Hij wil hen laten weten hoe ze naar Hem kunnen luisteren. Alle mensen moeten dat weten. Jij ook. Want God is het allerbelangrijkste van iedereen. Hij heeft alles gemaakt. Hij is de Koning van iedereen. Dan is het ook heel belangrijk om naar Hem te luisteren!

â Hang op bij ‘God’: Koning, Luister naar Hem!

plaat

2

Nepgod

Op de hoge berg praat God lang met Mozes. De mensen beneden wachten. Eén dag, twee dagen, drie, twintig dagen, dertig… Dan worden ze ongeduldig. ‘Aäron’, zeggen ze tegen Mozes’

broer, ‘nu zitten we midden in de woestijn en wat is er met Mozes gebeurd? Geen idee. We hebben een betere god nodig. Een god die we kunnen zien. Die we mee kunnen nemen. Die ons niet laat wachten. We kunnen niet goed vertrouwen op een God die we niet kunnen zien. We weten niet goed Wie Hij is en of Hij wel bij ons is.’ Misschien begrijp je wel dat ze dat willen.

plaat

3

‘Goed’, zegt Aäron, ‘breng jullie gouden oorbellen, dan maak ik er wat van.’ Meteen grijpt iedereen naar z’n oren. Kijk eens wat Aäron maakt! Een enorme jonge stier. Wat ziet hij er sterk uit! Moet je die schouders zien. En die poten. Een stier is veel sterker dan een mens. Als een stier kwaad wil, dan moet je uitkijken. Iedereen die hen kwaad wil doen zal wegvluchten als zo’n god hen helpt. De mensen klappen in hun handen. Ze dansen en springen. Dat is precies wat ze willen. De jonge stier schittert prachtig in de felle zon.

(5)

5.3 | Vertelling 5.3 | Vertelling

plaat

4

â Hang op bij ‘nepgod’: zelfbedacht.

â Wijs eventueel op de gouden bladzijde en zeg: haast net zo schitterend als de echte God God is boos

God ziet wat ze doen. Hij vindt het heel erg. Hij zegt tegen Mozes: ‘Ga gauw naar beneden. Ze buigen voor een jonge stier, alsof dat hun god is! Wat een eigenwijs volk is dit! Dit gaat in tegen alles wat Ik tegen hen heb gezegd. Ze moeten Mij alléén dienen. Want alleen Ik ben de echte God. Ik heb hen uit Egypte bevrijd.’

â Blader naar de zwarte bladzijde

‘Ik help hen niet langer!’ zegt God. ‘Ik zal hen doden. Dat hebben ze verdiend! Alleen jij mag blijven leven, Mozes. Dan maak Ik van jou en jouw kinderen wel een nieuw volk. Dat breng Ik dan wel in het mooie land.’ Mozes schrikt. ‘O nee, Heere, doe dat niet! U heeft toch beloofd dat U hen in dat land zult brengen! En U doet toch altíjd wat U belooft! U bent toch betrouwbaar!’

‘Ja’, zegt de Heere. Maar Zijn boosheid is niet voorbij.

Zie je hoe erg God het vindt als je zelf wilt bedenken hoe Hij is? Als je dat denkt, beledig je Hem. Dat is ook zonde. Zonde is niet aan God denken en niet luisteren naar wat Hij belangrijk vindt. Gewoon doen wat je zelf denkt. Vreselijk! Zonde past niet bij God. God wil niet bij mensen zijn die zonde blijven doen.

â Hang op bij ‘God’: haat de zonde â Hang op bij ‘nepgod’: zonde

plaat

5

Mozes gaat verdrietig naar beneden. Hij loopt rechtstreeks naar de gouden koe en steekt hem in brand. Hij pakt een groot stuk metaal en ramt erop los. Bam! Bam! De koe zakt door zijn poten. Hij breekt in steeds meer stukken. En Mozes hakt maar door. Hij verpulvert het dier tot stof. Hij veegt het stof op en gooit het in het water. ‘Drink op!’ zegt hij streng. De mensen drinken. Ze drinken hun eigen zelfbedachte nepgod. Niets blijft erover van het grote, machtige, schitterende beeld.

â Hang op bij ‘nepgod’: blijft niets van over

Soms vinden wij iets heel belangrijk. Speelgoed waar we lang voor gespaard hebben. Of een nieuwe fiets. We zijn er verschrikkelijk blij mee. Maar wees eens eerlijk: ben je er over 20 jaar

net als die nepgod waar de mensen zo gelukkig mee waren. Alleen God blijft altijd bestaan.

Alleen als je heel gelukkig wordt van God, gaat dat geluk nooit over.

â Hang op bij ‘God’: blijft altijd bestaan

plaat

6

‘Jullie hebben afschuwelijk gezondigd!’ zegt Mozes streng, ‘dat jullie blij zijn met dat kalf en niet luisteren naar God. Hij zal jullie vernietigen. Zo kunnen jullie Zijn volk niet zijn. Iedereen die voor het beeld geknield heeft, moet sterven!’ Maar Mozes is vooral verdrietig. ‘Ik ga weer naar boven op de berg', zegt hij. ‘Misschien wil God jullie vergeven als ik het vraag.’

â Blader weer terug naar de gouden bladzijde

‘Ach Heere’, zegt Mozes als hij boven is, ‘dit volk heeft een vreselijke zonde gedaan. Vergeef hen alstublieft! Geef anders liever de straf aan mij.’ ‘Dat kan niet’, zegt de Heere, ‘Ik ben eerlijk.

Jij hebt niks gedaan. Ik ga niet meer mee. Als Ik meega, wordt dat hun dood. Nooit doen ze wat Ik zeg. Nooit luisteren ze naar Mij. Ik kan hen niet meer verdragen. Breng het volk zelf maar in het mooie land. Ik stuur wel een van mijn knechten, een engel, voor je uit om je de weg te wijzen.’

Mozes vertelt de mensen wat de Heere heeft gezegd. ‘Nee’, huilen ze, ‘dat kan niet! Hoe moet dat nou, zonder de Heere…’ De mensen blijven huilen. Wat een verdriet! Dat komt door hun zonde, door hun nepgod.

â Hang op bij ‘nepgod’: maakt je ongelukkig God gaat toch mee

Mozes gaat weer met de Heere praten. ‘Heere, U heeft mij toch wel lief? En deze mensen blijven Uw volk. We kunnen niet zonder U!’ ‘Moet Ik echt Zelf mee, Mozes?’ vraagt de Heere.

‘Ja, Heere, we kunnen niet zonder U.’ ‘Goed’, zegt de Heere, ‘Ik zal het doen, omdat Ik jou liefheb, Mozes, en omdat Ik het heb beloofd. Ik ben goed voor mensen die dat niet verdienen.’

En terwijl Hij dat zegt, denkt Hij aan Zijn plan, Zijn vredesplan. Het plan dat Hij altijd al had…

Het plan waardoor Zijn boosheid over de zonde verandert in liefde en vriendelijkheid voor mensen die daar helemaal geen recht meer op hebben…

â Hang op bij ‘God’: is goed voor mensen die dat niet verdienen (gebruik evt. het woord genade, maar realiseer je dat de kinderen dat woord niet altijd begrijpen)

â Hang op bij ‘God’: heeft een vredesplan Mozes wil God zien

‘Ik wil U nog iets vragen, Heere’, zegt Mozes, ‘want U zegt nu wel dat U meegaat, maar ik wil heel zeker weten dat U mij liefhebt. Ik vind dat moeilijk om te geloven. Als ik U mag zien,

(6)

wel. Maar de Heere zegt tegen Mozes: ‘Dat kan niet. Jij bent een mens. Ik ben heel anders. Ik ben zo bijzonder, Ik straal nog helderder dan de zon. (Kunnen jullie lang in de zon kijken? Dat is niet goed voor je ogen, hè?) Je zou het niet kunnen verdragen als je zag hoe stralend Ik ben’, zegt de Heere. ‘Je zou er zelfs van sterven als je Mij helemaal zag. Maar Ik zal heel dicht bij je komen. Dan merk je dat Ik er ben. Ga hier eens op de rots staan?’

â Wijs bij het vertellen over Gods heerlijkheid op de gouden bladzijde â Hang op bij ‘God’: is heel anders dan wij

Mozes gaat staan op de plek die God noemt. Ineens wordt hij opgetild. En dan staat hij in een spleet tussen de rotsen. Een tijdlang wordt de spleet dichtgehouden. Als het weer licht wordt en Mozes naar buiten kijkt, ziet hij een wolk, die net voorbij de spleet gekomen is. God is daar.

Hij bedekt Zich met een wolk. Gelukkig maar. En dan roept God Wie Hij is. Mozes heeft dat later opgeschreven, zodat wij het ook kunnen weten. Ik zal het jullie voorlezen.

â Lees Exodus 34:6 en 7 voor of parafraseer de tekst met een open Bijbel in je hand zoals hieronder.

(De Bijbeltekst zelf staat vol woorden die niet eenvoudig te vervangen zijn, maar in dit stadium nog erg moeilijk zijn voor de kinderen.)

God roept uit Wie Hij is

‘Ik ben de HEERE, de HEERE God’, roept de Heere uit de wolk. ‘Ik ben liefdevol. Ik ben goed voor mensen die dat niet verdienen. Ik ben heel geduldig. Ik word niet snel boos. Ik blijf trouw in Mijn liefde. Ik doe altijd wat Ik zeg. Ik blijf duizenden eeuwenlang vriendelijk voor de mensen.

En Ik vergeef de zonde, ook al hebben de mensen dat niet verdiend. Maar ik straf de mensen die door blijven gaan met hun verkeerde dingen.’

â Hang op bij ‘God’: liefdevol, geduldig, trouw, vergeeft

Hoor je wat God over Zichzelf zegt? Zo is Hij! Wil jij Hem leren kennen? Dan moet je luisteren naar wat Hij over Zichzelf zegt! Hij is liefdevol, geduldig, trouw, en Hij vergeeft! Maar… Hij straft de zonde als je ermee door blijft gaan.

plaat

7

Mozes is diep onder de indruk als Hij hoort hoe goed en liefdevol de Heere is. Hij knielt op de grond. God vergeeft! Niet omdat ze het verdienen. Maar omdat de Heere Zelf zo vriendelijk is.

Jezus laat zien hoe God is

Wil jij God ook wel zien? Lang nadat Mozes met God had gepraat, is God naar de aarde gekomen. Op een manier waarop alle mensen Hem konden zien. Hij werd een mens. Dat is de Heere Jezus. Jezus heeft iets heel bijzonders op aarde gedaan. En toen Hij daarmee klaar was, is Hij weer naar de hemel gegaan. Dus ook Jezus kunnen we op dit moment niet zien. Maar de mensen die Jezus hebben gezien en meegemaakt, hebben opgeschreven wat Hij zei en wat Hij

deed. Die verhalen staan ook in de Bijbel. Elke keer op de club vertellen we iets over Hem. Dan kun je Hem leren kennen.

â Hang op bij ‘God’: Heere Jezus en blader naar de rode bladzijde

Wat kwam Jezus eigenlijk doen op de aarde? Daar is zonde, en pijn, en verdriet. (Wijs op de zwarte bladzijde.) De hemel is toch veel mooier! (Wijs op de gouden bladzijde en ga weer terug naar rood.) Weet je nog dat God een vredesplan had? Het plan waardoor Hij niet langer boos was, maar vriendelijk en vol liefde, zodat Hij toch meeging met het volk?

Jezus kwam om Gods vredesplan uit te voeren. Alle mensen hebben straf verdiend. Jij en ik ook.

Om de zonde die wij doen. Dat we niet naar God luisteren, dat we onvriendelijk doen tegen anderen. Dat soort dingen. Die zonde is eigenlijk een slechte koning die je een slaaf maakt. Net als het volk aan het begin van het verhaal. Je kunt wel proberen om een poosje geen slechte dingen meer te doen, maar je zult merken dat je aan slechte dingen verslaafd bent. Elke keer doe je ze toch weer. Elke keer vind je jezelf belangrijker dan anderen en elke keer opnieuw heb je geen zin om naar God te luisteren. Iedereen is zo. En Gods straf daarover is heel erg. De straf is dat God niet meer met ons meegaat, dat Hij niet meer voor ons zorgt en dat Hij ons niet meer gelukkig maakt. Maar de Heere Jezus nam de straf voor de zonde op zich. Als je daarop vertrouwt, wil God toch bij je zijn. Dan vergeeft Hij je, ook al verdien je dat niet. Dan maakt Hij je vrij van die slechte koning van de zonde, zodat je graag goede dingen wilt gaan doen voor God en heel veel van Hem gaat houden. Dan word je gelukkig met Hem. Overmorgen gaan we daarover verder vertellen. Deze rode bladzijde hoort daarbij.

âHang op bij ‘God’: De Heere Jezus kreeg de straf âBlader weer terug naar goud

Je kunt voor de Heere God knielen als je Hem leert kennen, net als Mozes. Bijvoorbeeld ’s morgens, voor je de dag begint. En ’s avonds, voor je gaat slapen. Je kunt op je knieën gaan zitten, je handen samendoen en je ogen dicht. Dan laat je zien dat je God heel belangrijk vindt en even helemaal alleen aan Hem wilt denken. Je kunt Hem dan vragen of Hij jou wil vergeven.

En je kunt Hem vragen of je Hem steeds beter mag leren kennen. Je kunt God niet zien, maar God luistert als je tegen Hem praat.

Als je in God gelooft, zul je Hem op een dag zien

En toch verlang ik er wel naar om God te zien. Om Jezus te zien, die nu in de hemel is. Dat zou mij heel gelukkig maken. Maar weet je, op een dag zal ik zo gelukkig zijn. God heeft gezegd dat iedereen die gelooft dat Jezus gezorgd heeft voor vergeving van zijn zonden, heel gelukkig mag worden bij Hem. Na je dood word je dan weer levend. Dan kun je Hem wel zien. Dat staat ook in de Bijbel.

âLees het laatste stukje van 1 Johannes 3:2 voor (of laat een kind dat lezen)

(7)

5.3 | Vertelling

Dat is echt geluk. Zo gelukkig wil God alle mensen maken. Dat geluk begint al als je Hem leert kennen door de Bijbel, ook al zie je Hem nog niet.

God wil dat iedereen dit hoort. Daarom vertellen wij jou dit verhaal. Jij mag het ook weer doorvertellen aan iemand die het nog niet weet. God wil dat de hele wereld gelukkig wordt met Hem.

âHang op bij ‘God’: wil alle mensen gelukkig maken

De vertelling kun je eventueel afsluiten door nog even samen met de kinderen de woorden rondom

‘God’ en die rondom ‘nepgod’ te vergelijken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarin laat iemand opnemen dat hij bijvoorbeeld geen antibiotica meer wil bij zware dementie of een andere ziekte, waardoor hij zich niet meer kan uitdrukken.. Maar de kans

Natuurlijk heb ik er respect voor als een huisarts zelf niet aan euthanasie wil meewerken, maar dan zou hij zo’n patiënt toch moeten doorverwijzen.. Kris De Bruyne zegt zelf dat

Stefaan Van Gool wijst erop dat de palliatieve thuisequipes voor kinderen pas sinds enkele jaren door de overheid erkend zijn, en helaas nog niet alle kinderen bereiken: ‘Wij

Het team van de N201 doet er alles aan om van het cen- trum aan de Zwarteweg een leuke nieuwe feestlocatie te maken voor jongeren onder de 18 jaar en staat altijd open voor

Regio - De zomer loopt weer op zijn einde en dat betekent dat de Vogelwerkgroep van het IVN De Ronde Venen & Uithoorn weer van start gaat met de maandelijkse vo-

Onder moeilijke omstan- digheden (van een doel naar het andere kijken leverde veel wazi- ge beelden en weinig overzicht op) werd de strijd aangegaan en in de

Er volgen nog diver- se kansen, het loopt naar het ein- de van de wedstrijd, maar Kay weet nog net een mooie voorzet te geven aan Joep die deze kans mooi afrond met een doelpunt

Ik geloof Heer ik weet zeker dat u mij nooit alleen laat En uw liefde duurt voor eeuwig Als ik mijn kracht verlies. Ik geloof dat u mij optilt en vasthoudt Ik weet