• No results found

Waterparagraaf t.b.v. bestemmingsplan Schuttebergsweg 3 te Vaals

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Waterparagraaf t.b.v. bestemmingsplan Schuttebergsweg 3 te Vaals"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Waterparagraaf t.b.v. bestemmingsplan Schuttebergsweg 3 te Vaals

Gemeente Vaals

Stellers : V.P.A. BV / Advies- en ontwerpbureau Geert Janssen Datum : 29 juni 2015

Kenmerk : VPA 2015.31

(2)

Inhoud

Samenvatting 3

1 Inleiding 4

1.1 Aanleiding ... 4

1.2 Doel ... 4

1.3 Ligging plangebied ... 4

2 Beleidskader 6 2.1 Europese regelgeving... 6

2.2 Nationale wetgeving en Rijksbeleid ... 6

2.3 Provincie Limburg ... 7

2.4 Waterschap Roer en Overmaas ... 8

2.5 Gemeente Vaals ... 9

3 Waterhuishoudkundige situatie 11 3.1 Algemeen ... 11

3.2 Huidig watersysteem ... 11

3.3 Overige aspecten ... 12

4 Toekomstige situatie 13 4.1 Korte beschrijving planinitiatief ... 13

4.2 Afvalwater ... 14

4.3 Hemelwater ... 15

4.4 Grondwater ... 17

4.5 Beheer en onderhoud ... 17

Bijlage 1 Principetekening gekozen systeem ... 18

Bijlage 2 Wateradvies ... 19

(3)

Samenvatting

Ten behoeve van de planologische verankering van een bouwplan voor de realisering van een revalidatievoorziening inclusief bedrijfswoning aan de Schuttebergsweg 3 te Vaals wordt een bestemmingsplanprocedure doorlopen. Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan is het opstellen van een waterparagraaf verplicht. De voorliggende waterparagraaf is hiervan het resultaat.

Plangebied

Het plangebied is gelegen in het zuidoostelijke deel van de gemeente Vaals, ten zuiden van de kern Vaals. De locatie is gelegen in het buitengebied. Ten oosten van het plangebied, op circa 1.200 meter afstand, zijn de Vaalserberg en het Drielandenpunt gelegen. Ten zuiden van het plangebied ligt het buurtschap Wolfhaag. Ten westen van het plangebied bevinden zich uitgestrekte agrarische percelen, enkele boerderijen en op circa 1.500 meter afstand ligt het Malensbosch. Ook ten noorden van het plangebied liggen uitgestrekte agrarische percelen. Op circa 850 meter ten noorden van het plangebied ligt de weg Eschberg, die de begrenzing vormt tussen de kern Vaals en het zuidelijk gelegen buitengebied.

Legger Waterschap Roer en Overmaas

Ten aanzien van het voorliggende plangebied zijn er geen belangen vanuit de legger van het Waterschap Roer en Overmaas.

Huidige situatie

De huidige situatie kan als volgt worden samengevat:

‐ in de huidige situatie is circa 1.692 m² aan verhard en bebouwd oppervlak aanwezig;

‐ de gemiddelde stand van het freatisch grondwater bedraagt circa 210 meter boven NAP, waardoor het grondwater zich waarschijnlijk op circa 20 meter beneden het maaiveld bevindt;

‐ het huishoudelijk afvalwater van het gehele buitengebied van de gemeente Vaals is aangesloten op de riolering;

‐ in het betreffende gebied wordt gestreefd naar het zoveel mogelijk afkoppelen van het hemelwater;

‐ het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Vaals. Het buitengebied van de gemeente Vaals betreft een infiltratiegebied;

Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie zal in het plangebied:

‐ de bouw van een revalidatievoorziening, bestaande uit acht zorgappartementen, ondersteunende voorzieningen en een bedrijfswoning mogelijk zijn;

‐ Afvalwater worden ingezameld en afgevoerd naar de RWZI via persriolering.

‐ Hemelwater dat valt op verhard oppervlak (dakvlak + overige verharding) binnen de perceelgrenzen worden verwerkt middels een infiltratievoorziening (wadi).

‐ De infiltratievoorziening buien met een herhalingstijd van T = 25 (48,83 m3) en T = 100 (62,76 m3) kunnen bergen en vertraagd afvoeren.

(4)

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ten behoeve van de planologische verankering van een bouwplan voor de realisering van een revalidatievoorziening met bijbehorende bedrijfswoning aan de Schuttebergsweg 3 te Vaals wordt een bestemmingsplanprocedure doorlopen. Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan is het opstellen van een waterparagraaf en het doorlopen van de watertoets verplicht. De voorliggende waterparagraaf is hiervan het resultaat.

1.2 Doel

De watertoets is een instrument waarmee waterhuishoudkundige belangen worden meegenomen in de afweging bij ruimtelijke ontwikkelingen en de voorbereiding van ruimtelijke plannen. Het watertoetsproces sluit aan bij bestaande procedures en beleid. De grootste winst van het watertoetsproces ligt in de vroegtijdige, wederzijdse betrokkenheid tussen initiatiefnemer en waterbeheerder, die uiteindelijk leidt tot het wateradvies van de waterbeheerder en de expliciete afweging van de wateraspecten in het plan. Die afweging en de verantwoording daarvan dienen bij voorkeur in de vorm van een waterparagraaf in het ruimtelijke plan of besluit te worden meegenomen.

De voorliggende ruimtelijke ontwikkeling betreft de realisatie van een revalidatievoorziening bestaande uit acht zorgappartementen, ondersteunende voorzieningen zoals fysiotherapieruimten en een gezamenlijke ruimte en een bijbehorende bedrijfswoning. Het plangebied betreft een voormalig agrarisch bedrijf. De thans aanwezige bedrijfswoning en stallen worden gesloopt. In het buitengebied van de gemeente Vaals, waarin het plangebied is gelegen, wordt gestreefd naar het zo veel mogelijk afkoppelen van het hemelwater, conform de uitgangspunten van het gemeentelijk waterbeleid.

Het doel van deze waterparagraaf is derhalve het gezamenlijk met de waterbeheerder vastleggen van de uitgangspunten en randvoorwaarden ten behoeve van het waterbeheer voor het plangebied.

1.3 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Schuttebergsweg 3, in het buitengebied van de gemeente Vaals.

Op het onderstaande topografische kaartje is het plangebied middels een rode kleur aangeduid:

(5)
(6)

2 Beleidskader

2.1 Europese regelgeving

Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel om de kwaliteit van de Europese wateren te verbeteren ("goede toestand") en die kwaliteit goed te houden. Het belangrijkste middel om dit doel te bereiken is het Stroomgebiedbeheersplan (SGBP). In een dergelijk plan worden de waterkwaliteitsdoelen en de daarvoor benodigde maatregelen beschreven om deze goede toestand te bereiken. Nederland maakt deel uit van vier internationale stroomgebieden, waarbij de gemeente Vaals in het stroomgebied van de Maas is gelegen. Het Stroomgebiedbeheersplan Maas is op 27 november 2009 vastgesteld en heeft een looptijd tot eind 2015. Een belangrijk onderdeel van het SGBP is een maatregelenprogramma. Het maatregelenprogramma bestaat enerzijds uit maatregelen die worden genomen in het kader van reeds bestaande nationale en/of Europese wetgeving (bijv. Europese Nitraatrichtlijn) en anderzijds een groot aantal regionale en locatiegebonden maatregelen.

2.2 Nationale wetgeving en Rijksbeleid

Waterwet

De Waterwet (december 2009) stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteem- benadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen.

Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. Dit komt tot uitdrukking in relaties met beleidsterreinen als natuur, milieu en ruimtelijke ordening. Met de Waterwet is de gemeente beter uitgerust om onder andere wateroverlast tegen te gaan.

Wet ruimtelijke ordening en de Watertoets

De watertoets is per 1 november 2003 wettelijk verplicht (en vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening). De watertoets betekent dat ruimtelijke plannen die vanaf deze datum ter inzage worden gelegd, voorzien moeten zijn van een waterparagraaf. Ruimtelijke plannen van de initiatiefnemer worden overlegd met de waterbeheerder. In de waterparagraaf geeft de initiatiefnemer aan welke afwegingen in het plan ten aanzien van water zijn gemaakt. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de besluitvorming ten aanzien van water transparant. In geval van locatiekeuzes en bij herinrichting van bestaand bebouwd gebied geeft de initiatiefnemer expliciet aan welke rol de kosten en risico's van verdroging, verzilting, overstroming en overlast hebben gespeeld bij de besluitvorming. De waterparagraaf grijpt zichtbaar terug op het wateradvies van de waterbeheerder.

Nationaal Waterplan 2009-2015

Onderdeel van de bovengenoemde Waterwet is het zesjaarlijkse Nationaal Waterplan. Dit plan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding (1998) en heeft de status van structuurvisie binnen de Wet ruimtelijke ordening. Tevens maken de (vier) Stroomgebiedbeheersplannen (SGBP's) onderdeel uit van het Nationaal Waterplan. Op deze wijze ontstaat er een heldere koppeling tussen Europees beleid (KRW) en Rijksbeleid. Duurzaam waterbeheer is het devies van het Nationaal Waterplan. Gemeenten hebben hierin specifieke taken op het gebied van omgaan met afvalwater, hemelwater en grondwater. Daarnaast kunnen gemeenten faciliterend optreden bij het nemen van bepaalde ruimtelijke maatregelen. Gemeenten en waterschappen informeren de provincies over voortgang van het uitvoeringsbeleid en knelpunten bij de uitvoering.

(7)

Nationaal Bestuursakkoord Water

Met het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) (2008) onderstrepen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse gemeenten de gezamenlijke opgave om het watersysteem op zo kort mogelijke termijn en tegen de laagste maatschappelijke kosten op orde te brengen en te houden. Samenwerken is de rode draad van het geactualiseerde Nationaal Bestuursakkoord. Het NBW is een uitwerking van het waterbeleid 21e eeuw (WB21) en de KRW. De belangrijkste doelen en taken zijn het teveel (overlast) of tekort (onderlast) aan water aanpakken en de verbetering van de waterkwaliteit.

2.3 Provincie Limburg

Provinciaal Omgevingsplan (POL) 2014

Op 12 december 2014 is het POL2014 vastgesteld. De centrale ambitie van de provincie Limburg komt voort uit de Limburgagenda: een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om hier te blijven. In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering. Kwaliteit staat daarbij centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto ‘meer stad, meer land’, het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.

Regionaal Water

Op kaart 9 behorende bij het POL2014 (thema Regionaal Water) is het plangebied gelegen in de zone ‘steilere helling’. De Limburgse ambitie is Limburg schoon en klimaatbestendig te maken. Een schoon, gezond, duurzaam, klimaatrobuust regionaal watersysteem vormt samen met het natuurnetwerk het fundament onder het vestigingsklimaat in Limburg. Rivier- en beekdalen zijn toegerust op extreme perioden van wateroverlast en droogte, waarbij overstromingsrisico’s en perioden met watertekort maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Diverse vormen van klimaatbuffers zijn aanwezig voor het opvangen van wateroverlast en watertekort in landelijk en stedelijk gebied, het mitigeren van hittestress in steden en dorpen. In Zuid-Limburg, de regio waarin het onderhavige plangebied is gelegen, is de oppervlakkige afstroming van regenwater van de heuvels en de daarmee gepaard gaande bodemerosie beheersbaar tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De natuurbeken (inclusief herinrichtingsstroken en meanderzones) en grondwaterafhankelijke natuurgebieden zijn onderdeel van het natuurnetwerk; inrichting en beheer zijn op de natuurfunctie afgestemd. De waterkwaliteit en grondwaterstanden in en rondom de natuurbeken en de grondwaterafhankelijke natuurgebieden zijn toereikend voor een duurzame instandhouding van de aanwezige en te ontwikkelen natuur.

Rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) voldoen aan de gestelde eisen en het aantal en de omvang van riooloverstorten zijn sterk teruggedrongen, waardoor de waterkwaliteit flink verbeterd is. Door een adequate bescherming zijn er goede omstandigheden voor een duurzame drinkwatervoorziening vanuit grondwater en oppervlaktewater en ook de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater is goed.

Met het bovenstaande wordt in Limburg voldaan aan de eisen vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn en er wordt geanticipeerd op klimatologische veranderingen.

(8)

Provinciaal (water)belang

De bescherming van de watervoorraden, een goede watervoorziening, een goede water- en natuurkwaliteit en de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast behoren tot de basistaken van de overheid. Voor de economie, leefbaarheid in steden en dorpen, de natuur en het landschap in Limburg is de beschikbaarheid van voldoende en kwalitatief goed water een essentiële voorwaarde om goed te functioneren. Voor de landbouw, de drinkwatervoorziening, de stedelijke leefomgeving, de industrie en de natuur heeft de sterk wisselende hoeveel water in het afgelopen decennium diverse malen tot crisissituaties geleid. Klimaatverandering verergert deze situatie merkbaar en om die reden is het nodig om te anticiperen, door in een vroegtijdig stadium al verdergaande maatregelen te treffen voor een robuuste klimaatbestendige inrichting. Dit richt zich zowel op het beperken van wateroverlast bij extreem veel neerslag en waterafvoerpieken als het voorkomen van oogst- en natuurschade in periodes van extreme droogte. In aanvulling hierop speelt tevens het kwaliteitsvraagstuk een rol. Een goede waterkwaliteit is immers van groot belang voor de drinkwatervoorziening, recreatie, natuur en voedselproductie, en daarmee voor het vestigingsklimaat in Limburg.

De provincie Limburg heeft specifiek belang bij de volgende zaken:

‐ de beekdalen en overige landschappelijke laagtes fungeren als natuurlijke klimaatbuffers voor strategische waterberging en waterconservering;

‐ behoud en ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit van de beekdalen;

‐ bescherming van de (grond)waterafhankelijke natuurgebieden en natuurbeken, inclusief hun natuurzones;

‐ herstel, behoud en ontwikkeling van de kwaliteit van natuurbeken;

‐ bereiken van de KRW-doelstellingen omtrent oppervlakte- en grondwater;

‐ herstel, behoud en ontwikkeling van de kwaliteit van de natte natuurparels en de overige natte natuurgebieden binnen het provinciaal natuurnetwerk;

‐ doelmatigheid in de waterketen: komen tot een lastenbeheersing bij de burgers onder behoud van kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening;

‐ internationaal overleg en samenwerking.

2.4 Waterschap Roer en Overmaas

Waterbeheersplan Roer en Overmaas 2010-2015

Het Waterbeheersplan Waterschap Roer en Overmaas 2010-2015 is het centrale beleidsplan van het waterschap. Het bevat de beleidsvoornemens voor de periode 2010-2015. Daarnaast wordt een globale doorkijk geboden naar de verdere toekomst. Het watersysteem moet op de toekomst worden voorbereid. In het Nationaal Bestuursakkoord Water is afgesproken dat het watersysteem in 2015 op orde moet zijn. Daarvoor moet het waterschap nog aanzienlijke inspanningen leveren.

Voor een belangrijk deel gebeurt dit in de planperiode van dit beheersplan. Bij de waterkeringszorg staat veiligheid voorop. De waterkeringen langs de Maas blijven daarvoor op de afgesproken hoogte en sterkte. Tevens zorgt het waterschap voor een goede bescherming van de bebouwde omgeving tegen wateroverlast. Een omvangrijke stedelijke wateropgave maakt hier deel vanuit.

Water is ook een belangrijke drager van het landschap en het ecologisch functioneren. Het waterschap realiseert zich ook ten volle dat een gezond ecosysteem een absolute randvoorwaarde is voor de leefbaarheid maar ook het economisch belangrijke recreatie en toerisme. Met onder andere een verdere verbetering van de waterkwaliteit (zuiveren) en een natuurlijke inrichting van beken wordt getracht om de doelstellingen vanuit de Kaderrichtlijn Water zoveel mogelijk te realiseren.

Legger

Op de legger van Waterschap Roer en Overmaas is aangegeven welke waterinfrastructuur in beheer is van het waterschap. Voor het waterschap is de legger, samen met de keur, hét instrument om te zorgen voor veilige dijken, droge voeten en voldoende en schoon water. De

(9)

legger bestaat uit een set van kaarten die samen onder meer aangeeft waar de primaire en secundaire watergangen zijn gelegen en welke gebods- en verbodsbepalingen daarvoor gelden.

Ook geeft de legger aan wie waarvoor onderhoudsplichtig is. Op onderstaande figuur is een projectie van het plangebied op de legger weergegeven; hieruit kan worden geconcludeerd dat er geen belangen zijn vanuit de legger op gronden binnen het plangebied.

Keur

De regels in de Keur hebben betrekking op het lozen, afvoeren, onttrekken of aanvoeren van grondwater en water uit sloten en andere watergangen. Ook kent de Keur gebods- en verbodsbepalingen over zaken die niet mogen in of om watergangen, dijken en lijnvormige elementen. Bij alle werkzaamheden of activiteiten in en om water of dijken dient de Keur te worden geraadpleegd.

2.5 Gemeente Vaals

Intergemeentelijke structuurvisie Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul

Vanwege een grote mate van gemeenschappelijkheid van de (leef)omgeving, op handen zijnde demografische veranderingen binnen de regio, de wettelijke verplichting tot het opstellen van een structuurvisie en omwille van de provinciale verankering van het Limburgs Kwaliteitsmenu hebben de gemeenten Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul besloten in gezamenlijkheid een structuurvisie op te stellen. In deze structuurvisie is het ruimtelijke beleid en het sectorale beleid met ruimtelijke consequenties van de drie gemeenten opgenomen voor een termijn van 15 jaar.

Waterbeheer

Vanuit de hoofduitgangspunten ‘Duurzame leefbaarheid’ en het ‘behoud en bescherming van het basiskapitaal’ wordt ook zoveel mogelijk (en binnen bereik en de verantwoordelijkheden van de gemeentelijke overheden) gestreefd naar een duurzaam waterbeheer, zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin. Er wordt onderscheid gemaakt in de zones ‘flauwe hellingen en droogdalen’,

‘steile hellingen en droogdalen’ en beekdalbodems’. Onderhavig plangebied is gelegen op een steile helling. Het waterbeheer is in feite niet zonegebonden, wel is het zo dat ingrepen per zone soms verschillend zullen zijn. Veel maatregelen in het kader van kwantitatief en kwalitatief waterbeheer, zoals de aanleg van regenwaterbuffers onder aan de droogdalen, niet grondkerende bewerkingen op de hellingen, planologische regeling van meanderzones in de beekdalen,

(10)

afkoppeling en geleiding van regenwater en kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater, zijn in gemeentelijk beleid opgenomen, deels reeds in het recente verleden gerealiseerd of momenteel in uitvoering dan wel in planning.

Door deze maatregelen wordt te snelle waterafvoer uit het gebied tegengegaan en kunnen plaatselijk vochtige bodems ontstaan of worden ontwikkeld, die in ecologisch opzicht van belang zijn. Het Waterschap Roer en Overmaas is de belangrijkste instantie bij uitvoering en bewaking. De rol van de gemeenten is vooral gelegen in de planologische besluitvorming en regelingen hieromtrent. In toenemende mate vindt binnen het Heuvellang ‘vermaïsing’ plaats. Grasland wordt ingezaaid met maïs. Met name in het voor- en najaar betekent dit dat het watervasthoudend vermogen van de bodem hierdoor verminderd. Erosiebeperkende maatregelen hebben hun vruchten afgeworpen. Voorkomen moet worden dat het nieuwe maatregelen door wijziging van het bodemgebruik noodzakelijk zijn. Vooralsnog zijn er voor de gemeenten buiten de eerdergenoemde instrumenten weinig mogelijkheden hier een rol in te spelen. Indien het landschap er sterk op achteruit gaat dan wel water- en modderoverlast weer toenemen, zal in overleg met de agrarische sector en het Waterschap worden bekeken welke oplossingen hiervoor aan te dragen zijn.

Naast het oppervlaktewater is het grondwater van belang. Het beleid is vooral gericht op het behoud van de kwantiteit en de kwaliteit hiervan. In het vigerende bestemmingsplan voor het buitengebied is de bescherming hiervan geborgd.

Voor het onderhavige plangebied aan de Schuttebergsweg 3 zijn in de Intergemeentelijke Structuurvisie geen specifieke uitgangspunten voor wat betreft het waterbeheer opgenomen. Het beleid van het Waterschap Roer en Overmaas is dan ook leidend.

(11)

3 Waterhuishoudkundige situatie

3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt het huidige watersysteem in en rond het plangebied beschreven en komen overige aspecten die een rol kunnen spelen bij de uiteindelijke systeemkeuze aan de orde.

3.2 Huidig watersysteem

Grondwater

Uit het verkennend bodemonderzoek (rapport Econsultancy, rapportnummer 14055105 (D1), d.d.

23.07.2014) is gebleken dat het huidige grondwaterpeil binnen het plangebied op circa 20 meter beneden maaiveld ligt. Het water van het eerste watervoerend pakket stroomt volgens de isohypsenkaart van de Dienst Grondwaterverkenning van TNO, kaartblad 61/62 Oost/West, 1980 (schaal 1:50.000) in noordelijke richting. Er liggen geen pompstations in de buurt van het plangebied die van invloed kunnen zijn op de grondwaterstroming ter plaatse van het plangebied.

Oppervlaktewater

In (de directe omgeving van) het plangebied bevinden zich geen oppervlaktewateren die mogelijkheden bieden voor de afvoer van overtollig hemelwater. Oppervlaktewateren in het buitengebied van de gemeente Vaals bestaan hoofdzakelijk uit beken. Voorbeelden hiervan zijn de Geul (westelijke grens buitengebied), Cotesserbeek, Berversbeek, Zieversbeek (die de molenvijver nabij kasteel Vaalsbroeck voedt), Harleserbeek en de Selzerbeek. Deze beken hebben relatief diepe dalen ingeslepen in het landschap. De beken voeren allen water af onder vrij verval (relatief hoge stroomsnelheid).

Daarnaast bevinden zich in het buitengebied veel relatief kleine watergangen die de lokale afvoer van hemelwater reguleren. Watergangen vertegenwoordigen niet direct een waarde, maar zijn wel elementen waarbij rekening gehouden dient te worden in verband met het onderhoud van de watergang.

Gezien het heuvelachtige karakter van het buitengebied, en in de directe omgeving van het plangebied, bevinden zich in het plangebied een aantal zogenaamde theoretische watergangen en weg-watergangen. Met theoretische watergangen worden watergangen bedoeld die niet direct met een duidelijk profiel als watergang herkenbaar zijn. Voorbeelden hiervan zijn droogdalen en watergangen die door een vijver lopen. Weg-watergangen zijn hellende wegen, die naast een verkeersfunctie ook een waterafvoerende functie hebben (holle wegen).

Afvalwater

Het gehele buitengebied van de gemeente Vaals is, voor wat betreft de afvoer van huishoudelijk afvalwater aangesloten op de riolering.

Hemelwater

In de huidige situatie bevindt zich in het plangebied een voormalig agrarisch bedrijf, bestaande uit stallen en een bedrijfswoning. Het verhard en bebouwd oppervlak bedraagt thans circa 1.692 m².

Het gehele buitengebied van Vaals betreft een infiltratiegebied. Voor de toekomst wordt gestreefd naar het zoveel mogelijk afkoppelen van het hemelwater.

(12)

3.3 Overige aspecten

Bodemkwaliteit

In het kader van het bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. In het onderstaande worden de resultaten van dit onderzoek kort genoemd.

De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot sterk zandig leem en is plaatselijk zwak tot uiterst vuursteenhoudend en tevens plaatselijk zwak grindig. Onder de verhardingen komt plaatselijk een laag vulzand, bestaande uit zwak siltig, matig grof zand voor, gevolgd door een stollaag tot plaatselijk maximaal 0,5 m-mv. In de ondergrond komen plaatselijk volledige vuursteenlagen voor.

Ter plaatse van het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.

In de bovengrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. In de ondergrond zijn eveneens geen verontreinigingen geconstateerd. Ter plaatse van de vermoedelijke lekbakvoorziening van een bovengrondse opslagtank zijn in de verdachte laag eveneens geen verontreinigingen geconstateerd.

Daar het grondwater zich dieper dan 5,0 m-mv bevindt, heeft er conform de NEN 5740 geen grondwateronderzoek plaatsgevonden.

De vooraf gestelde hypothese, dat een deel van de onderzoekslocatie als ‘onverdacht’ kan worden beschouwd, wordt op basis van de onderzoeksresultaten, bevestigd. De vooraf gestelde hypothese, dat een deel van de onderzoekslocatie (vermoedelijke lekbakvoorziening) als ‘verdacht’ kan worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten verworpen. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat géén reden voor een nader onderzoek.

In verband met het aantreffen van asbestverdacht (plaat)materiaal op maaiveld dient formeel een nader onderzoek asbest in bodem uitgevoerd te worden. Echter bevonden de tijdens de terreininspectie geconstateerde stukken asbestverdachte (plaat)materialen zich op een verharding (geen contactmogelijkheid met de bodem). Daarbij zijn tijdens de veldwerkzaamheden in de bodem geen verdachte (plaat)materialen of andere zintuiglijke bijmengingen (zoals gebroken puin, baksteen, kolengruis, e.d.) aangetroffen, die kunnen duiden op mogelijke vermenging van het op maaiveld liggende asbestverdachte (plaat)materiaal en de onderliggende bodem. Derhalve wordt, vooralsnog, het uitvoeren van een nader onderzoek asbest in bodem door Econsultancy niet zinvol geacht. Econsultancy adviseert de op het maaiveld liggende stukken asbestverdacht (plaat)materiaal door een erkend bedrijf middels ‘handpicking’ te laten verwijderen.

Bij het aanvragen van een bouwvergunning (omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen) in de nabije toekomst zullen, met het huidige beleid en de huidige normen, de huidige onderzoeksresultaten geen bezwaar vormen. Derhalve bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem, volgens Econsultancy, geen belemmeringen voor de ontwikkeling van de onderzoekslocatie.

(13)

4 Toekomstige situatie

4.1 Korte beschrijving planinitiatief

In het plangebied wordt een bouwplan gerealiseerd dat voorziet in de realisatie van een maatschappelijke voorziening bestaande uit een revalidatievoorziening met acht zorgappartementen (gestapeld, 2 x 4) en een bijbehorende bedrijfswoning. In totaal wordt circa 735 m² aan bebouwd oppervlak gerealiseerd. In de huidige situatie bevindt zich circa 1.692 m² aan verhard en bebouwd oppervlak in het plangebied. In de toekomstige situatie wordt het aantal verharde en bebouwde vierkante meters teruggebracht naar 1.395 m².

Op de onderstaande afbeeldingen zijn de plattegronden van het plangebied in de bestaande en toekomstige situatie weergegeven:

Plattegrond plangebied bestaande situatie

(14)

4.2 Afvalwater

Het afvalwater van Schuttebergsweg 3 is in de huidige situatie op de riolering aangesloten middels een pompput met persleiding. In de nieuwe situatie dient al het afvalwater op deze pompput te worden aangesloten. Hemelwater wordt afgekoppeld conform het beleid van de gemeente Vaals.

Plattegrond plangebied toekomstige situatie

8 zorg- appartementen

revalidatie- voorziening

Bedrijfswoning

(15)

4.3 Hemelwater

Waterdoorlatendheid bodem

Hemelwater dat op verhard oppervlak (dakvlak + overige verharding) valt dient te worden verzameld en op duurzame wijze te worden afgevoerd, conform het beleid van de gemeente Vaals en waterschap Roer en Overmaas. De hemelwaterafvoer wordt niet op de riolering aangesloten, maar op eigen terrein verwerkt. Uit het verkennend bodemonderzoek dat ter plaatse is uitgevoerd, blijkt dat de bodem in het betreffende gebied hoofdzakelijk bestaat uit sterk zandige leem, met lokaal (bij boringen 13, 14 en 15) zwak zandige leem. Onderstaande afbeelding en tabel tonen een representatief boorprofiel voor het gebied en de doorlatendheid van zandige leem.

Waarden afkomstig van Polytechnisch zakboekje

Grondsoort Doorlatendheid [m/dag]

Kmin Kmax

Leem, zwak zandig 0,001 0,1

Leem, sterk zandig 0,01 1

Bij het berekenen van de infiltratiecapaciteit wordt uitgegaan van een doorlatendheid van 0,1 meter per dag, dat de gemiddelde doorlatendheid is bij sterk zandige leem.

Keuze systeem

Het plangebied ligt in een landelijke omgeving waar ruimte beschikbaar is om hemelwater vertraagd af te kunnen voeren. Gezien de geringe doorlatendheid van de bodem vereist een infiltratievoorziening een relatief groot oppervlak om hemelwater bij forse buien tijdig af te kunnen voeren. Een ondergrondse berging- en infiltratievoorziening is daardoor duur. Oppervlakkige afvoer via een wadi/vijver is in economisch opzicht de meest voor de hand liggende oplossing bij het afvoeren van hemelwater op deze locatie.

Representatief boorprofiel plangebied

(16)

Dimensionering infiltratievoorziening

Waterschap Roer en Overmaas eist een Infiltratie- en bergingsvoorziening die gedimensioneerd is op een bui met een herhalingstijd T = 25 jaar (35 mm in 45 minuten). De voorziening moet binnen 24 uur weer beschikbaar zijn. Daarnaast wordt een doorkijk gevraagd naar een bui met een herhalingstijd van T = 100 jaar (45 mm in 30 minuten). De doorkijk moet de gevolgen bij een dergelijke bui aangeven en eventuele maatregelen benoemen.

In de nieuwe situatie is sprake van een verhard oppervlak van 1.395 m². Bij de maatgevende buien leidt dit tot de volgende af te voeren hoeveelheid hemelwater:

Maatgevende bui Neerslagsom bij 1.395 m2 verhard oppervlak [m3]

T = 25 (35 mm) 48,83 m3

T = 100 (45 mm) 62,76 m3

Om wateroverlast bij een T = 25 bui te voorkomen moet de wadi 48,83 m3 water dat in 45 minuten valt kunnen verwerken zonder over te lopen. In bijlage 1 wordt een principetekening gegeven van een mogelijk ontwerp dat voldoet aan deze eis. Bij dit ontwerp heeft de wadi een oppervlakte (van bovenaf) van bijna 200 m2, een bergingscapaciteit van 92,4 m3 en een infiltratiecapaciteit van 18,42 m3 per dag. Deze wadi kan een bui van 35 mm niet binnen 24 uur verwerken, maar kan door de bergingscapaciteit binnen 24 uur weer een dergelijke bui kan opvangen. Een bui met een herhalingstijd van T = 100 (62,76 m3) kan worden opgevangen indien de wadi op het betreffende moment voor 32% of minder gevuld is. Indien dit niet het geval is zal de wadi in noordoostelijke richting overlopen, waar het maaiveld omlaag loopt.

Locatie infiltratievoorziening

De wadi dient aangelegd te worden daar waar het maaiveld op het terrein het laagst is en de bodem de hoogste doorlatendheid heeft. Het gebied achter het aan te leggen complex (groen vlak in onderstaande afbeelding) is daarbij het best geschikt. De blauwe rechthoekige vorm geeft een mogelijke locatie aan. De getekende wadi op het kaartje geeft de werkelijke omvang weer van een wadi die voldoet (ca. 200 m2). De wadi dient in de richting van de isohypsen aangelegd te worden, gezien de hellingsgraad van ca. 6% in noordoostelijke richting.

Geschikt gebied (groen) voor aanleg wadi (blauw) in toekomstige situatie

Hoogtekaart plangebied (bebouwing toont oude situatie)

(17)

Transport naar infiltratievoorziening

Hemelwater dat op verhard oppervlak valt kan ondergronds (leiding) of oppervlakkig (molgoten/greppels) onder vrij verval naar de wadi worden afgewaterd, afhankelijk van de voorkeur. De wadi wordt voorzien van een talud met een verhouding van 1:2. Bij de uitmonding van hemelwater in de wadi moet een uitstroomvoorziening worden aangelegd om uitspoeling van het talud te voorkomen. Een uitstroomvoorziening bestaat uit enkele grasbetontegels die de straal van de uitstroom doet verspreiden en vertragen. Onderstaande afbeelding toont een voorbeeld van een dergelijke voorziening.

4.4 Grondwater

Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de grondwaterstand op 15 tot 20 meter beneden het maaiveld ligt (210 m + NAP). De bodem van een wadi moet doorgaans hoger liggen dan de hoogst optredende grondwaterstand. Het grondwater vormt zodoende geen belemmering voor de infiltratiecapaciteit van de wadi. Door het hellende maaiveld achter het complex kan bij natte situaties kwel optreden in de richting van het dal tussen de Schuttebergsweg en de kern van Vaals.

4.5 Beheer en onderhoud

Het beheer van een wadi bestaat uit twee maal per jaar maaien van het gras (eind juni en eind september). Het maaisel dient daarbij te worden afgevoerd om de kwaliteit van de grasmat te waarborgen. Daarnaast wordt het aangeraden regelmatig bladafval dat zich in de wadi ophoopt te verwijderen. Door regenpijpen te voorzien van bladvangers worden verstoppingen voorkomen en wordt de aanvoer van bladafval naar de wadi beperkt.

Uitstroomvoorziening bij een wadi

(18)

Bijlage 1 Principetekening gekozen systeem

Door een 30 meter lange wadi aan te leggen volgens onderstaand profiel wordt voldaan aan de uitgangspunten van het waterschap en de gemeente. Deze uitgangspunten zijn beschreven in hoofdstuk 4.3.

Een 30 meter lange wadi volgens bovenstaand profiel heeft de volgende eigenschappen:

Gegevens wadi

Benodigd oppervlak (van boven) 197,7 m2 (6,59 * 30)

Infiltratieoppervlak 184,2 m2 (1,57 + 3 + 1,57 * 30)

Infiltratiecapaciteit bij k = 0,1 m/dag 18,42 m3/dag

Bergingscapaciteit (talud 1:2) 92,4 m3

(19)

Bijlage 2 Wateradvies

Geadviseerd wordt een wadi aan te leggen in het deel van het gebied waar de bodem bestaat uit sterk zandige leem, dat de beste mogelijkheden biedt wat betreft het infiltreren van hemelwater.

Daarnaast moet rekening worden gehouden met het hoogteverschil op het perceel. De overloophoogte van de wadi moet daarbij hoger zijn dan het laagste punt van het verhard oppervlak. In hoofdstuk 4.3 is aangegeven welk gebied voldoet aan deze eisen. Gezien de helling van het perceel (ca. 6%) wordt aangeraden de wadi als een smalle strook in de richting van de isohypsen (zie afbeelding) aan te leggen. Hierdoor wordt de hoeveelheid te ontgraven grond bij het verkrijgen van de gewenste berging zo veel mogelijk beperkt.

Mogelijke locatie en omvang wadi

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als gevolg van het gewijzigde stedenbouwkundig plan is het ontwerp van het vuilwater- stelsel gewijzigd. In het oorspronkelijke waterhuishoudingsplan is uitgegaan van 180 woningen.

Het hemelwater van het verhard oppervlak in de nieuwe situatie mag niet worden aangesloten op de riolering en wordt afgevoerd naar de

Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een rijks-, provinciaal of gemeentelijk monument als bedoeld

Hierdoor is deze mogelijkheid waarschijnlijk alleen toepasbaar in die situaties waarbij de wijze waarop de verantwoordelijkheden worden gerealiseerd overduidelijk is of van

Er kan intern gesaldeerd worden (ofwel de stikstofuitstoot van de huidige functie wordt afgetrokken van de nieuwe stikstofuitstoot) en in dat geval is geen sprake van een toename

Voor het vasthouden en verwerken van hemelwater door het afkoppelen van dak-verhardingen en/of erfverhardingen op particulier terrein van bestaande openbare gemeentelijke

Het uitgangspunt bij het bepalen van een delicttypologie voor het vaststellen van de kosten van criminaliteit is dat een categorie zowel in een slachtofferenquête als in de

Vanuit commercieel oogpunt is het verbod op chemische onkruidbestrijding voor Boender eerder een zegen dan een vloek, haast hij te benadrukken als hem naar zijn standpunt wordt