• No results found

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje- Nassau, enz. enz. enz."

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlage nr. 6627-b3, bij Staatscourant 2022, nr. 6627.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Besluit van … houdende het toekennen van bevoegdheden met betrekking tot reclame-uitingen van financiële ondernemingen (Besluit reclame- uitingen financiële ondernemingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van … , Generale Thesaurie, Directie Financiële Markten, Afdeling Marktgedrag;

Gelet op artikel 26, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet, artikel 12, eerste lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, artikel 11, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, artikel 85a, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, artikel 25, eerste lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf en artikel 51, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;

De Raad van State gehoord (advies van … );

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van … ; Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. financiële onderneming:

1°. een kredietgever, een leverancier of een kredietbemiddelaar als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet;

2°. een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 12, eerste lid, of artikel 17 , eerste lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen;

3°. een effecteninstelling als bedoeld in artikel 11, eerste en vierde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995;

4°. een kredietinstelling of een financiële instelling als bedoeld in artikel 85 . eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992;

5°. een verzekeraar als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf;

6°. een verzekeraar als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;

b. afnemer: een afnemer of een potentiële afnemer van een door een financiële onderneming verstrekte of aangeboden financiële dienst of financieel product, voor zover die geacht kan worden niet te handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf;

c. reclame-uiting: iedere vorm van informatieverstrekking door, namens of mede namens een financiële onderneming, gericht op afnemers, die dient ter

aanprijzing of een wervend karakter kent ter zake van een bepaalde financiële dienst of een bepaald financieel product;

d. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

e. Autoriteit Financiële Markten: de Stichting Autoriteit Financiële Markten.

Artikel 2

(2)

1. De Autoriteit Financiële Markten stelt regels met betrekking tot reclame- uitingen ten behoeve van een goed begrip van de betreffende financiële dienst, het betreffende financiële product, of van de betreffende financiële onderneming.

2. De Autoriteit Financiële Markten stelt regels ten aanzien van door een

financiële onderneming aan een afnemer te verstrekken informatie over klachten- en garantieregelingen.

Artikel 3

1. Het bedrag van de boete, bedoeld in artikel 33d, eerste lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen, wordt bepaald op de wijze, voorzien in bijlage A.

2. Het bedrag van de boete, bedoeld in artikel 48d, vijfde lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, wordt bepaald op de wijze, voorzien in bijlage B.

3. Het bedrag van de boete, bedoeld in artikel 90d, vijfde lid, eerste volzin, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, wordt bepaald op de wijze, voorzien in bijlage C.

4. Het bedrag van de boete, bedoeld in artikel 93d, vijfde lid, eerste volzin, van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, wordt bepaald op de wijze, voorzien in bijlage D.

5. Het bedrag van de boete, bedoeld in artikel 188d, vijfde lid, eerste volzin, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, wordt bepaald op de wijze, voorzien in bijlage E.

6. De Autoriteit Financiële Markten kan het bedrag van de boete lager stellen dan in de bijlage is bepaald, indien het bedrag van de boete in een bepaald geval op grond van bijzondere omstandigheden onevenredig hoog is.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit reclame-uitingen financiële ondernemingen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Financiën,

(3)

Bijlage A, bedoeld in artikel 3, eerste lid Artikel 1

Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften, gesteld krachtens artikel 2, eerste en tweede lid, van dit besluit, bedraagt € 5.445.

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete de volgende categorie-indeling naar eigen vermogen van toepassing, met de daarbij behorende factor:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: beleggingsinstellingen met een eigen vermogen van minder dan € 453.800; Factor 1;

Categorie II: beleggingsinstellingen met een eigen vermogen van ten minste € 453.800 maar minder dan € 4.538.000; Factor 2;

Categorie III: beleggingsinstellingen met een eigen vermogen van ten minste € 4.538.000 maar minder dan € 45.378.000; Factor 3;

Categorie IV: beleggingsinstellingen met een eigen vermogen van ten minste € 45.378.000 maar minder dan € 453.780.000; Factor 4;

Categorie V: beleggingsinstellingen met een eigen vermogen van ten minste € 453.780.000; Factor 5.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, genoemd in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor, behorende bij de categorie naar eigen vermogen, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het vermogen niet aan de toezichthoudende autoriteit beschikbaar zijn gesteld, kan zij aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van

toepassing.

(4)

Bijlage B, bedoeld in artikel 3, tweede lid Artikel 1

Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften, gesteld krachtens artikel 2, eerste en tweede lid, van dit besluit, bedraagt € 5.445.

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete de volgende categorie-indeling naar eigen vermogen van toepassing, met de daarbij behorende factor:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van minder dan € 136.100; Factor 1;

Categorie II: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen

vermogen van ten minste € 136.100 maar minder dan € 272.300; Factor 2;

Categorie III: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van ten minste € 272.300 maar minder dan € 453.800; Factor 3;

Categorie IV: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van ten minste € 453.800 maar minder dan € 4.538.000; Factor 4;

Categorie V: natuurlijke personen, rechtspersonen en vennootschappen met een eigen vermogen van ten minste € 4.538.000; Factor 5.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, genoemd in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor, behorende bij de categorie naar eigen vermogen, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het vermogen niet aan de toezichthoudende autoriteit beschikbaar zijn gesteld, kan zij aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van

toepassing.

(5)

Bijlage C, bedoeld in artikel 3, derde lid Artikel 1

Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften, gesteld krachtens artikel 2, eerste en tweede lid, van dit besluit, bedraagt € 5.445.

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing, met de daarbij behorende factor:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: kredietinstellingen met een balanstotaal van minder dan € 45.378.000; Factor 1;

Categorie Il: kredietinstellingen met een balanstotaal van ten minste € 45.378.000 maar minder dan € 453.780.000; Factor 2;

Categorie III: kredietinstellingen met een balanstotaal van ten minste € 453.780.000 maar minder dan € 4.537.800.000; Factor 3;

Categorie IV: kredietinstellingen met een balanstotaal van ten minste € 4.537.800.000 maar minder dan € 45.378.020.000; Factor 4;

Categorie V: kredietinstellingen met een balanstotaal van ten minste € 45.378.020.000; Factor 5.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, genoemd in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor, behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan de toezichthoudende autoriteit beschikbaar zijn gesteld, kan zij aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van

toepassing.

(6)

Bijlage D, bedoeld in artikel 3, vierde lid Artikel 1

Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften, gesteld krachtens artikel 2, eerste en tweede lid, van dit besluit, bedraagt € 5.445.

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing, met de daarbij behorende factor:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: verzekeraars met een balanstotaal van minder dan € 4.538.000;

Factor 1;

Categorie II: verzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 4.538.000 maar minder dan € 22.689.000; Factor 2;

Categorie III: verzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 22.689.000 maar minder dan € 113.445.000; Factor 3;

Categorie IV: verzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 113.445.000 maar minder dan € 453.780.000; Factor 4;

Categorie V: verzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 453.780.000;

Factor 5.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, genoemd in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor, behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan de toezichthoudende autoriteit beschikbaar zijn gesteld, kan zij aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van

toepassing.

(7)

Bijlage E, bedoeld in artikel 3, vijfde lid Artikel 1

Het bedrag van de boete voor overtreding van de voorschriften, gesteld krachtens artikel 2, eerste en tweede lid, van dit besluit, bedraagt € 5.445.

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing, met de daarbij behorende factor:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: schadeverzekeraars met een balanstotaal van minder dan € 4.538.000 en levensverzekeraars met een balanstotaal van minder dan € 13.613.000; Factor 1;

Categorie II: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 4.538.000 maar minder dan € 22.689.000 en levensverzekeraars met een

balanstotaal van ten minste € 13.613.000 maar minder dan € 68.067.000; Factor 2;

Categorie III: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 22.689.000 maar minder dan € 113.445.000 en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 68.067.000 maar minder dan € 340.335.000;

Factor 3;

Categorie IV: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 113.445.000 maar minder dan € 453.780.000 en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 340.335.000 maar minder dan € 1.361.340.000;

Factor 4;

Categorie V: schadeverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 453.780.000 en levensverzekeraars met een balanstotaal van ten minste € 1.361.340.000; Factor 5.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, genoemd in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor, behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan de toezichthoudende autoriteit beschikbaar zijn gesteld, kan zij aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van

toepassing.

(8)

NOTA VAN TOELICHTING

A. Algemeen

In de financiële sector nemen door productvervlechting en het vervagen van de sectorale grenzen de keuzemogelijkheden voor de afnemers van financiële diensten toe. Om een goede afweging te kunnen maken van de kosten, de opbrengsten en de risico's van een financiële dienst of een financieel product, en over de vraag of deze aansluit bij diens specifieke wensen en behoeften, dient de consument de beschikking te hebben over voldoende en relevante informatie.

Bovendien bevordert adequate informatieverstrekking de markttransparantie en daarmee de concurrentie tussen financiële dienstverleners terwijl dit tevens het vertrouwen in de financiële sector kan bevorderen. In dit licht bezien is in de Nota informatieverstrekking aan de consument van financiële diensten (Kamerstukken II 1998/99, 26676, no. 1) een aantal beleidsinitiatieven aangekondigd om de informatieverstrekking aan afnemers van financiële diensten en producten te verbeteren. Daarbij is vermeld dat de implementatie van deze initiatieven in twee stadia zal plaatsvinden, te weten de implementatie van relatief eenvoudige informatievoorschriften en daarnaast de meer complexe wijzigingen die nader overleg met toezichthouders, brancheorganisaties en consumentenorganisaties vereisen met betrekking tot zowel inhoud als naleving van de beleidsinitiatieven.

De relatief eenvoudige wijzigingen betreffen de verplichte waarschuwing in reclame-uitingen tegen beleggen met geleend geld, het vermelden van de toezichthouder in reclame-uitingen, informatieverstrekking over de toepasselijke klachtenregeling en, indien een garantieregeling van toepassing is, over de garantieregeling. Met betrekking tot een onderdeel van de meer complexe wijzigingen, te weten de financiële bijsluiter, is inmiddels regelgeving tot stand gekomen, onder meer in het Besluit financiële bijsluiter (Stb. 2001, 670).

Ingevolge het Overdrachtsbesluit toezicht op informatieverstrekking Wek, Wtk, Wtn en Wtv (Stb. 2002, 451) en de wijziging van het Overdrachtsbesluit Wet toezicht beleggingsinstellingen en het Overdrachtsbesluit Wet toezicht effectenverkeer 1995 in verband met de hervorming van het toezicht op de financiële marktsector (Stb. 2002, 452) is de Autoriteit Financiële Markten

(Autoriteit-FM) voor de gehele financiële sector aangewezen als de toezichthouder met betrekking tot de informatieverstrekking aan de consument. Het wettelijke niveau waarop reclamevoorschriften kunnen worden voorgeschreven loopt echter nog uiteen, mede doordat de voorschriften hun juridische grondslag moeten krijgen in diverse wetten. Dit bemoeilijkt de juridische implementatie van de beoogde voorschriften. Zo worden de reclamevoorschriften voor de Wet toezicht natura- uitvaartverzekeringsbedrijf (Wtn) en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 (Wtv) nog bij ministeriële regeling vastgesteld. Voor de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (Wte) en tot op zekere hoogte de Wet toezicht beleggingsinstellingen (Wtb) geldt dat de reclamevoorschriften momenteel worden ingevuld door de toezichthouder. Voor de Wet toezicht kredietwezen 1992 (Wtk 1992) zijn de reclamevoorschriften geregeld in een algemene maatregel van bestuur. Dit geldt, ten slotte, ook voor de Wet op het consumentenkrediet (Wek), die sinds korte tijd binnen het reguliere domein van het financiële toezicht1 valt.

1 Koninklijk Besluit van 11 mei 2001, houdende de overdracht van de zorg voor het consumentenkrediet (Stb. 232).

(9)

Aangezien voor deze historisch verklaarbare verschillen thans geen goede

inhoudelijke grond meer valt aan te dragen, wordt met het onderhavige besluit de juridische grondslag voor reclamevoorschriften verder geharmoniseerd en wordt één niveau gecreëerd waarop de voorschriften worden vastgesteld. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de bestaande systematiek van de Wte en de Wtb en wordt de Autoriteit-FM belast met het vaststellen van reclamevoorschriften. De

Autoriteit-FM zit dicht op de markt en moet daarom in staat worden geacht om mogelijke vormen van misleidende reclame snel te signaleren en daartegen op te treden, onder meer door het opstellen van regels waarin voor marktpartijen helder wordt gemaakt wat wel en niet is toegestaan.

De Autoriteit-FM zal van deze bevoegdheid met terughoudendheid gebruik moeten maken en het ligt in de rede in eerste instantie uitsluitend de in de eerdergenoemde nota vermelde 'eenvoudige wijzigingen' te implementeren. De huidige reclameregels die op grond van de diverse wetten zijn vastgesteld, alsmede de bevoegdheden om deze regels vast te stellen worden door onderhavig besluit dan ook niet gewijzigd. In verband hiermee moet de Autoriteit-FM,

ingevolge artikel 3 van het Overdrachtsbesluit toezicht op informatieverstrekking Wek, Wtk, Wtn en Wtv, vooraf overleg voeren met de Minister van Financiën over de inhoud van de vast te stellen regels. Hierbij zullen de door de Autoriteit-FM voorgestelde regels onder meer worden beoordeeld op hun nut en noodzaak, de aanwezigheid van zelfregulering, de handhaving van het gelijke speelveld en op de gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Daarbij zal de Autoriteit-FM worden gevraagd in te gaan op de wijze waarop de sector de regels beoordeelt.

B. Administratieve lasten voor het bedrijfsleven

Het besluit creëert geen nieuwe verplichtingen voor het bedrijfsleven en brengt derhalve geen administratieve lasten met zich mee. De administratieve lasten zullen voortvloeien uit de door de Autoriteit-FM op te stellen reclameregels en de omvang ervan hangt af van de inhoudelijke vormgeving van die regels.

In zijn algemeenheid kunnen wel enkele opmerkingen worden gemaakt over de administratieve lasten die met reclameregels samenhangen. De kosten verbonden aan reclame, en daarmee aan de reclamevoorschriften, verschillen naar het type reclame-uiting. Mondeling informatie-overdacht door een adviseur in gesprek met een cliënt is bijvoorbeeld goedkoper dan het vermelden van dezelfde informatie in een televisiereclame. Om de totale kosten van een specifieke regel te berekenen, moet derhalve worden gekeken naar het soort reclame waarop de regel van toepassing is. Ook is het aandeel van de uit het reclamevoorschrift voortvloeiende verplichtingen binnen de totale reclame- uiting van belang en het aantal malen dat de betrokken reclame in een bepaalde periode wordt gebruikt. Daarbij moet worden aangetekend dat de frequentie van het aantal reclame-uitingen in de regel niet door de regelgeving wordt bepaald, maar een vrije keuze is van de betrokken financiële instellingen. De administratieve last van een verplichte tekst in een televisiereclame, die 5 seconden in beslag neemt en die op 200

televisiereclames per jaar betrekking heeft, kan dan als volgt worden berekend: € 10.500,- (gem. tarief p/m, per uitzending) * 5/60 (5 sec.) * 200 = € 175.000.

Reguliere tarieven (gemiddeld)

Bedrag (€) Televisie (per 60 sec, per uitzending) 14.000 tot 70.000

(10)

Radio (per 30 sec. per uitzending) 4.500 Advertenties (per plaatsing) 45.000 Overige reclame-uitingen/meldingen vooraf 45 Melding bij aankoop (uurloon adviseur) 45

Ter informatie zijn hierboven de reguliere tarieven voor de verschillende

reclamevormen opgenomen. Zoals reeds aangegeven, zullen bij het opstellen van die regelgeving en het overleg tussen de Autoriteit-FM en de' Minister over voorgenomen reclameregels bovengenoemde tarievenstructuur en de berekeningmethode een belangrijke leidraad zijn bij de beoordeling van de administratieve lasten. Verder zal daarbij aandacht zijn voor de alternatieven die bestaan voor de reclameregels, zoals zelfregulering door de branche en zal worden gekeken naar de voor de sector minst belastende opties, waarbij ICT- mogelijkheden zullen worden meegenomen.

Daarenboven is in 2002 een cross-sectoraal onderzoek gestart naar de

administratieve lasten van effecteninstellingen, kredietinstellingen, verzekeraars en beleggingsinstellingen voortvloeiend uit de wet- en regelgeving op het gebied van de financiële markten. Aan de hand van de nulmeting wordt een

standaardkostenmodel ontwikkeld, op basis waarvan de administratieve lasten van (wijzigingen in) wet- en regelgeving kunnen worden berekend.

C. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1

Onderdelen a en b

De definities van de begrippen "financiële onderneming" en "afnemer", is identiek aan die in het Besluit financiële bijsluiter. Binnen de huidige wettelijke structuur bestaat alleen op grond van de Wek de mogelijkheid om ook voor bemiddelaars reclameregels te stellen. In het kader van de aangekondigde wet2 over

bemiddeling in financiële diensten zal deze basis worden verbreed naar alle financiële bemiddelaars.

Onderdeel c

De in onderdeel c gegeven omschrijving van het begrip reclame-uiting ziet op uitingen die er toe dienen om zowel bestaande als potentiële afnemers te interesseren voor bepaalde, door de betrokken financiële onderneming

aangeboden financiële diensten of financiële producten. Informatie die uitsluitend tot doel heeft om naamsbekendheid van de financiële onderneming te

bewerkstelligen of te vergroten, zoals shirt- of gevelreclame, of die bedoeld is om een feitelijke mededeling te doen, zoals een adreswijziging, valt niet onder het begrip reclame-uiting in het kader van dit besluit.

Artikel 2

Het eerste lid belast de Autoriteit-FM met het vaststellen van regels ten aanzien van reclame- uitingen door financiële ondernemingen. Als voorwaarde wordt daarbij gesteld dat deze regels nodig moeten zijn voor een goed begrip van de

2 Brief van 16 april 2002, Kamerstukken II 2001-2002, 28 000 IXB, nr. 24.

(11)

financiële dienst, het financiële product of de financiële onderneming. Naast bijvoorbeeld de verplichting om te waarschuwen tegen het beleggen met geleend geld, valt hieronder ook de mogelijkheid om financiële ondernemingen te

verplichten om in reclame- uitingen te vermelden wie de toezichthouder is. De toezichthouder kan immers voor de consument van belang zijn om meer inzicht te krijgen in het product of de aanbieder ervan.

Ingevolge het tweede lid van dit artikel dient de Autoriteit-FM regels vast te stellen inzake informatie die verstrekt moet worden over klachten- en

garantieregelingen. Onder het begrip klachtenregeling worden zowel de mogelijke interne klachtenregelingen van individuele financiële ondernemingen verstaan, als de externe klachtenregelingen van branche-organisaties of andere organisaties.

In verband met de productvervlechting en het vervagen van de sectorale grenzen in de financiële sector, kan het voor cliënten van financiële ondernemingen niet altijd even duidelijk zijn tot wie zij zich met klachten moeten richten. Sommige ondernemingen zijn bij verschillende klachteninstanties aangesloten, afhankelijk van het aangeboden soort product of dienst. Duidelijkheid voor de cliënt is hier derhalve geboden.

Voor het beoordelen van het risico dat zij lopen, is het voor afnemers van financiële producten of financiële diensten voorts van belang te weten of een financiële onderneming deelneemt aan een garantieregeling. Hierbij valt te denken aan regelingen als bedoeld in artikel 84 van de Wtk 1992, waarbij een garantie wordt geboden dat schuldvorderingen (gedeeltelijk) zullen worden voldaan in het geval een kredietinstelling haar verplichtingen met betrekking tot schuldvorderingen niet nakomt. De informatie over klachten- en

garantieregelingen behoeft niet te worden vermeld in reclame- uitingen, maar dit mag ook in een latere fase van het verkoopproces. Een dergelijk voorschrift met betrekking tot de collectieve garantieregeling uit hoofde van de EU-richtlijn depositogarantiestelsels3 zou ook niet zijn toegestaan in verband met het in die richtlijn opgenomen verbod om de toepasselijkheid van een garantieregeling in wervende zin te gebruiken.

Artikel 3

In de Wtb, de Wte, de Wtk 1992, de Wtn en de Wtv is voorzien in de mogelijkheid om een passende boete op te leggen al naar gelang de ernst van de overtreding van een voorschrift, opgenomen in de op die wetten gebaseerde algemene maatregelen van bestuur.

Artikel 3 van het onderhavige besluit strekt tot vaststelling van het tarief dat geldt bij schending van de op artikel 2 gebaseerde voorschriften. Teneinde recht te doen aan het draagkrachtbeginsel zijn in de bijlagen bij het besluit categorie- indelingen opgenomen. Deze zijn gelijk aan de indelingen in de bijlagen als bedoeld in artikel 33d, eerste lid van de Wtb, artikel 48d, eerste lid, van de Wte, artikel 90d, eerste lid, van de Wtk 1992, artikel 93d, eerste lid, van de Wtn en artikel 188d, eerste lid, van de Wtv.

De Minister van Financiën, J.F. Hoogervorst

3 Richtlijn nr. 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (PbEG L 135).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

c. het uitzenden, het heruitzenden, het beschikbaar stellen voor het publiek of het op een andere.. wijze openbaar maken van een door hem vervaardigd fonogram of een

Wanneer ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat een vreemdeling, bedoeld in artikel 38u, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht van wie de tenuitvoerlegging van

Indien op grond van een gewijzigd inzicht met betrekking tot het plaatsgebonden risico blijkt dat het door een inrichting als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a tot en

Een ieder die de leeftijd van vijftien jaar heeft bereikt, is verplicht op de eerste vordering van een ambtenaar als bedoeld in artikel 8a van de Politiewet 1993, een

Onze Minister schrijft op aanvraag een persoon die onderdaan is van een betrokken staat als bedoeld in artikel 1 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties in het register,

Het is verboden weefsels, cellen, bestanddelen van een embryo, foetale weefsels in de zin van de Wet foetaal weefsel, alsmede uit weefsel of cellen of uit bestanddelen van een

hij die zich of een ander opzettelijk middelen of inlichtingen verschaft dan wel opzettelijk voorwerpen verwerft, voorhanden heeft of aan een ander verschaft, die geheel

Onze bij de taakuitoefening van de Kustwacht betrokken Ministers van Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dragen er zorg voor dat de directeur en het personeel van de