• No results found

IS ER NOG PLAATS VOOR RUSLAND IN DE RAAD VAN EUROPA?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "IS ER NOG PLAATS VOOR RUSLAND IN DE RAAD VAN EUROPA?"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tsjetsjenië blijft de enige plaats in Europa waar mensen elke dag als gevolg van een gewapend conflict gedood worden of ‘verdwijnen’. In de Russische Federatie, de grootste lidstaat van de Raad van Europa, vinden in een klimaat van straffeloosheid op grote schaal grove mensenrechtenschendingen plaats. Sinds de eerste uitspraken in 2005 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens over de situatie in Tsjetsjenië volgen de veroordelingen van de Russische Federatie elkaar nu in rap tempo op. Ten tijde van de afronding van dit artikel was de Russische Federatie al 21 keer veroordeeld voor ernstige schendingen van het EVRM in de context van het conflict in Tsjetsjenië. In dit artikel zal worden ingegaan op wat de consequenties (zouden moeten) zijn van deze stelselmatige schendingen van het EVRM door Rusland.

1 Inleiding

Zura Bitiyeva was een bekende mensenrechtenactivist in Tsjetsjenië. Zij sprak zich publiekelijk uit tegen de mensenrechtenschendingen begaan tijdens het conflict dat woedt in de Tsjetsjeense republiek. In 2000 werd zij opgepakt door de Russische federale autoriteiten en vastgezet in de beruchte gevangenis in Chernokozovo. De slechte omstandigheden in deze gevangenis zijn uitgebreid gedocumenteerd door verschillende internationale organisaties en Non Gouvernemen- tele Organisaties (NGOs).1Ook Bitiyeva werd in Chernokozovo ernstig mishandeld en bloot- gesteld aan onmenselijke omstandigheden. Haar gezondheidssituatie verslechterde dusdanig dat zij moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Zij diende op 25 april 2000 een klacht in bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) wegens schending van artikel 3 van de Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) (verbod op onmenselijke behandeling) en artikel 5 EVRM(vrijheid van persoon).2

Op 21 mei 2003 drongen mannen gekleed in camouflagepakken van de Russische speciale eenheden het huis van Bitiyeva binnen. Bitiyeva, haar man, zwager en zoon werden om het leven gebracht. De dochter van Bitiyeva besloot vervolgens om de procedure aangespannen door haar moeder in Straatsburg door te zetten. Bovendien diende ze op eigen naam een klacht in wegens schending van artikel 2 EVRM (het recht op leven), 3 EVRM, 13 EVRM (recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel) en wegens het belemmeren van haar mogelijkheden een klacht in te dienen zoals vastgelegd in artikel 34 EVRM.3Op 21 juni 2007 werd de Russische Federatie

Dr. Nicola Jägers is werkzaam als onderzoeker/docent bij de vakgroep Internationaal en Europees recht van de universiteit van Tilburg. Het onderzoek voor dit artikel is afgerond op 9 augustus 2007.

1 Zie bijvoorbeeld de verklaring van het Europese Comité ter Voorkoming van Foltering (CPT) van 4 maart 2000 na een inspectie waarin melding wordt gemaakt van een duidelijke patroon van mishandeling van gedetineerden in deze gevangenis. In juli 2001 en in juli 2003 werden de Russische autoriteiten wederom publiekelijk op de vingers getikt door het CPT omdat zij weigerden onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de omstandigheden in de gevangenis. Ook NGOs zoals Human Rights Watch hebben gerapporteerd over de mishandelingen in deze detentiefaciliteit. Zie het rapport Welcome to Hell: Arbitrary Detention, Torture and Extortion in Chechnya, oktober 2000.

2 EHRM 21 juni 2007, Bitiyeva en X t. Rusland (appl. no. 57953/00).

3 EHRM 21 juni 2007, Bitiyeva en X t. Rusland (appl. no. 37392/03).

(2)

door het Hof unaniem veroordeeld voor schending van de artikelen 3 en 5 wat betreft Zura Bitiyeva. Het EHRM was ook unaniem van mening dat het ombrengen van de familieleden en het uitblijven van een effectief onderzoek naar de moorden een schending van artikel 2 en artikel 13 inhield ten opzichte van de dochter van Bitiyeva. Rusland werd eveneens veroor- deeld voor schending van artikel 38 wegens het tekortschieten in het verschaffen van alle noodzakelijke informatie aan het Hof.

De uitspraak in de zaak Bitiyeva is, sinds de eerste uitspraken in februari 2005, de 17e veroordeling van de Russische Federatie door het EHRM wegens schendingen van bepalingen uit het EVRM in de context van het conflict in Tsjetsjenië. Ten tijde van de afronding van dit artikel was de Russische Federatie al 21 keer veroordeeld voor ernstige schendingen van het EVRM in Tsjetsjenië.

Deze zaken tegen Rusland tonen een schrikbarend beeld van ernstige mensenrechtenschen- dingen begaan door zowel de Russische Federatie als opstandelingen in Tsjetsjenië. Op grote schaal voltrekken zich mensenrechtenschendingen zoals marteling, moord, verdwijning, illegale detentie en buitengerechtelijke executies. De schendingen vinden plaats in een klimaat van straffeloosheid omdat er niet of nauwelijks onderzoek plaats vindt en daders dus niet worden veroordeeld. Onafhankelijk toezicht door NGOs of journalisten is moeilijk door de veiligheids- situatie in de regio en het feit dat zij ernstig gehinderd worden in hun werk door de Russische autoriteiten. De zaak Bitiyeva toont ook de gevaren die mensenrechtenactivisten in Tsjetsjenië te duchten hebben wanneer zij gebruik maken van hun klachtrecht onder het EVRM. De Russische NGO ‘EHRAC/Memorial Human Rights Centre’, die veel klagers bijstaat in hun procedures voor het EHRM, legde een verband tussen de executies van Bitiyeva en haar familieleden en het feit dat zij een klacht had ingediend bij het Hof in Straatsburg.4Volgens onder andere Amnesty International zijn er veel klagers het slachtoffer geworden van vergel- dingsmaatregelen. Zij worden geconfronteerd met intimidatie en sommigen worden gedood of verdwijnen simpelweg.5Dit beeld is ook bevestigd in rapporten van de vaste commissies van de Parlementaire Assemblee (PA) van de Raad van Europa.6

In dit artikel zal worden ingegaan op wat de consequenties (zouden moeten) zijn van de stelselmatige schendingen van het EVRM door Rusland in de context van de oorlog in Tsjetsje- nië. Allereerst zal kort worden ingegaan op de achtergronden van het conflict in Tsjetsjenië en de internationale reacties op het conflict. Vervolgens zal de jurisprudentie van het Hof in Straatsburg betreffende de Tsjetsjeense situatie worden geanalyseerd. Paragraaf zes stelt de rol van de belangrijkste organen van de Raad van Europa, het Comité van Ministers en de Parlementaire Assemblee aan de orde. Ook zal kort ingegaan worden op andere problemen omtrent het Russische lidmaatschap van de Raad van Europa. De hier beschreven problematiek doet de vraag rijzen of er reden is om te denken aan consequenties voor het Russische lidmaat- schap van de Raad van Europa. Dit zal in paragraaf acht aan de orde worden gesteld.

4 Ibidem, par. 51.

5 Public statement Amnesty International, ‘Russian Federation: European Court of Human Rights rulings on Bitiyeva and X v. Russia’, 21 juni 2007, AI Index EUR 46/0272007.

6 Zie onder andere: Doc. 10774, rapport van rapporteur Rudolph Bindig (Commissie Juridische Zaken en Mensen- rechten) Human rights violations in the Chechen Republic: the Committee of Ministers’ responsibility vis-à-vis the Assembly’s concerns, 21 december 2005, par.2.2.3.

(3)

2 De conflicten in Tsjetsjenië

De geschiedenis van Tsjetsjenië7is er één van strijd tegen Russische overheersing. De strategisch belangrijke regio werd in 1864 toegevoegd aan het Russische rijk nadat er decennialang was gevochten. De Bolsjewieken veroverden en verloren diverse keren het territoir gedurende de burgeroorlog die volgde op de revolutie van 1917. In de jaren twintig van de vorige eeuw werd Tsjetsjenië en het aangrenzende Ingoesjetië uiteindelijk geïncorporeerd als autonome republiek in de Russische Socialistische Republiek. In 1943 werd de volledige Tsjetsjeense bevolking samen met andere etnische groepen die werden bestempeld als vijandelijke volken gedeporteerd naar Centraal Azië en Siberië. Dit was een onderdeel van de campagne van Stalin om collaboratie met de Nazi’s tegen te gaan. Honderdduizenden kwamen om het leven tijdens deze deportatie.8 In 1957 werd de Tsjetsjeense bevolking gerepatrieerd. In veel gevallen waren hun huizen en andere bezittingen door Russen ingenomen.

Vlak voor het uiteenvallen van de Sovjet Unie riep Tsjetsjenië op 31 december 1991 de onafhankelijkheid uit onder leiding van Dudayev. Hij bleek echter niet in staat om de republiek effectief te besturen en de regio werd een centrum voor criminele activiteiten. In november 1994 gaf de toenmalige Russische president Yeltsin het bevel tot een militaire interventie in Tsjetsjenië om controle te herstellen in wat in feite een onafhankelijke staat was geworden.

Dit is het begin van de eerste fase van de Tsjetsjeense oorlog waarin volgens schattingen meer dan 50.000 mensen, voornamelijk burgers, de dood vonden.9Ondanks een staakt-het-vuren in juli 1995 gingen de gevechten tussen de Russische troepen en Tsjetsjeense separatisten door totdat op 31 augustus 1996 een vredesakkoord werd ondertekend.10Dit wil echter niet zeggen dat de Russen de onafhankelijkheid van Tsjetsjenië accepteerden.

In de drie jaar van relatieve vrede was het allesbehalve rustig in de Tsjetsjeense republiek.

Intern speelde zich een machtsstrijd af tussen de, in 1997 tot president gekozen, gematigde, niet-islamitische president Maskhadov en zijn islamitische vicepresident Basayev. De laatste nam na een half jaar ontslag en sloot zich aan bij de rebellen. De economische situatie verslech- terde nog verder en criminaliteit nam een hoge vlucht.

De tweede fase van de oorlog in Tsjetsjenië begint in de herfst van 1999 toen het Russische leger terugkeerde naar de regio. De aanleiding was de invasie van fundamentalistische milities onder leiding van Basayev in het buurland Dagestan en een serie van fatale bomaanslagen in een aantal Russische steden die werd toegeschreven aan Tsjetsjeense rebellen. Na een zwaar

7 Tsjetsjenië is een autonome deelrepubliek van de Russische Federatie en ligt in de olierijke, noordelijke Kaukasus.

De republiek beslaat ongeveer 17.000 vierkante kilometer (te vergelijken met Nederland bezuiden de rivieren).

De meest recente officiële volkstelling werd gehouden in oktober 2002. Volgens deze volkstelling telde de deelrepubliek circa 1.100.000 inwoners. NGOs schatten het huidige aantal inwoners op 800.000. Algemeen ambtsbericht Noordelijke Kaukasus, april 2007, pp. 7-8.

8 Algemeen ambtsbericht Noordelijke kaukasus, mei 2006, p. 9; Svante E. Cornell, ‘International Reactions to Massive Human Rights Violations: The Case of Chechnya’, in: Europe-Asia Studies 1999, p. 85-100.

9 Doc. 9732, Commission Legal Affairs and Human Rights, The Human Rights Situation in the Chechen Republic 13 maart 2003, voetnoot 29; Cornell, 1999 (supra noot 8).

10 In dit ‘akkoord van Chasavjoert’ werd onder andere de terugtrekking van de Russische troepen geregeld. Verder werd bepaald dat er vijf jaar lang niet onderhandeld zou worden over de staatsrechtelijke positie van Tsjetsjenie.

Algemeen ambtsbericht Noordelijke Kaukasus (supra noot 8), p. 10 .

(4)

lucht- en grondoffensief had het Russische leger binnen korte tijd het grootste deel van het grondgebied in Tsjetsjenië onder controle. Aan beide zijden in het conflict vonden grove mensenrechtenschendingen plaats. De mensenrechtenschendingen bleven niet beperkt tot Tsjetsjenië. Tsjetsjeense rebellen pleegden in toenemende mate ook aanslagen buiten de deel- republiek.11 De Russische troepen traden met harde hand op in Tsjetsjenië. Waar het ging om het bestrijden van terrorisme, ontvoeringen en andere mensenrechtenschendingen was dat wellicht te rechtvaardigen. Maar rechtvaardiging ontbrak voor de disproportionele wijze van optreden. Uit rapporten van mensenrechtenorganisaties blijkt de schaal waarop verkrachtin- gen, martelingen, moorden, en vernietiging van huizen voorkwam. Dit weegt niet op tegen de mensenrechtenschendingen begaan door Tsjetsjeense rebellen.12

De aard van het conflict veranderde in de loop der jaren. In 2003 hevelden de Russische autoriteiten veel verantwoordelijkheden over naar plaatselijke troepen loyaal aan Moskou onder het bevel van Achmat Kadyrov. Dit proces van ‘Tsjetsjenisering’13leidde tot een referendum in maart 2003 waarin 96% van de bevolking zich uitsprak voor de aanvaarding van een grondwet voor Tsjetsjenië. In datzelfde jaar won Achmat Kadyrov de presidentverkiezingen.

Een jaar later kwam hij om het leven door een bomaanslag die werd opgeëist door de rebellen- leider Basajev. De zoon van Achmat Kadyrov, Ramzan Kadyrov voormalig leider van de beruchte antiterrorisme militie kadyrovsty,14won in april 2007 de presidentsverkiezingen en is de huidige president van Tsjetsjenië.

Ook al is er een eind gekomen aan de meest hevige oorlogshandelingen, nog altijd lopen inwoners van Tsjetsjenië het gevaar slachtoffer te worden van illegale detentie, verdwijningen, verkrachtingen en moord begaan door de Russische strijdkrachten. Bovendien zijn zij niet beschermd tegen de rebellen die zich op hun beurt schuldig maken aan ontvoeringen, terrorisme en moord. Gevechtshandelingen, doelgerichte acties van veiligheidstroepen en ‘schoonmaak- acties’ (zatsjistki) om rebellen op te sporen vinden nog altijd plaats. Ondanks de verzekeringen van Russische zijde dat de situatie in Tsjetsjenië zich aan het normaliseren is blijft Tsjetsjenië de enige plaats in Europa waar mensen elke dag als gevolg van een gewapend conflict gedood

11 Bloedige voorbeelden vormen de gijzeling van honderden mensen in een theater in Moskou in oktober 2002.

Bij de bevrijding door het Russische leger kwamen meer dan 129 mensen om. In september 2004 gijzelden Tsjetsjeense rebellen schoolkinderen in de Noord-Ossetische plaats Beslan. Bij de bestorming door Russische troepen vielen 331 doden.

12 Dit is ook de conclusie van de rapporteur van de PA Rudolf Bindig in 2003. In zijn rapport stelt hij dat de disproportionaliteit onder andere is af te lezen uit de cijfers: er waren toen 80.000 Russische eenheden gestatio- neerd in de Tjetjeense deelrepubliek in tegenstelling tot een geschat aantal van 1.500 Tjetjeense strijders. Doc.

9732 (supra noot 9) par. 4. Zie ook: Leo Zwaak, ‘The Council of Europe and the Conflict in Chechnya’, Netherlands Quarterly of Human Rights 2000, p. 179-182, p. 179; Cornell, 1999, (supra noot 8).

13 Dit houdt in dat het bestuur van Tsjetsjenië en de verantwoordelijkheid voor de alledaagse veiligheid van de Tsjetsjenen aan de Tsjetsjeense regering in Grozny wordt overgelaten. In juni 2005 werd bekendgemaakt dat de ondertekening van het akkoord tussen de federale autoriteiten en de Tsjetsjeense regering waarin de bevoegd- heden tussen Tsjetsjenië en de federale autoriteiten verder zouden worden afgebakend is verworpen. Tsjetsjenië krijgt dus voorlopig geen status aparte. Zie algemeen ambtsbericht Noordelijke Kaukasus (supra noot 8) p.10.

14 Deze paramilitaire Tsjetsjeense groepen hebben met het proces van Tsjetjsenisering veel macht in handen gekregen en worden verantwoordelijk gehouden, al dan niet in samenwerking met federale strijdkrachten, voor veel mensenrechtenschendingen. Volgens een rapport van februari 2005 van de International Helsinki Foundation waren de troepen onder leiding van Kadyrov verantwoordelijk voor 75% van de misdaad in Tsjetsjenië. Zie US Department of State, Russia, Country Reports on Human Rights Practices – 2006, sectie 1 g.

(5)

worden of ‘verdwijnen’. Mensenrechtenorganisaties schatten dat er tussen de drie en vijfduizend mensen in Tsjetsjenië zijn verdwenen sinds 1999.15De Russische autoriteiten maken het voor NGOs zeer moeilijk om te werken in Tsjetsjenië waardoor informatie slechts moeizaam naar buiten komt.16

3 Internationale reacties op de oorlog in Tsjetsjenië

Doorgaans heeft de internationale gemeenschap de strijd in Tsjetsjenië betiteld als een binnen- landse aangelegenheid.17Erkend werd dat Rusland zijn territoriale integriteit mag beschermen.

De mensenrechtenschendingen begaan tijdens de eerste fase van de Tsjetsjeense oorlog leidden geenszins tot een storm van internationaal protest. Sterker, zoals hieronder zal worden beschre- ven, werd Rusland in deze periode toegelaten als lid van de Raad van Europa. Toch was er wel kritiek op de wijze waarop Rusland te werk ging. Deze kritiek werd luider naarmate het conflict verder escaleerde. De kritiek kwam voornamelijk uit Europa, met name van de voor- malige Oostbloklanden en de Europese Unie.18Kritiek was er ook van de Verenigde Naties.

Rusland is het eerste permanente lid van de Veiligheidsraad dat op de vingers getikt werd door de VN-mensenrechtencommissie. De Commissie bekritiseerde Rusland voor het aanvallen van burgers, gedwongen verdwijningen en vermeende buitengerechtelijke executies en andere schendingen van het internationale recht. Ook de acties van de Tsjetsjeense rebellen werden veroordeeld.19Vanuit Islamitische hoek bleef het opvallend stil. Slechts eenmaal veroordeelde de ‘Organization of the Islamic Conference’ de Russische acties in Tsjetsjenië.20Zoals hieronder in detail zal worden behandeld is de reactie van de Raad van Europa op de situatie in Tsjetsje- nië, op zijn zachts gezegd, ambivalent te noemen. De kritische houding van de Parlementaire Assemblee is niet gevolgd door het Comité van Ministers.21

15 Human Rights Watch, Justice for Chechnya, juli 2007, p.2.

16 De beperkingen die Rusland oplegt aan NGOs en mensenrechtenactivisten lijken onderdeel van een bredere bedreiging van de vrijheid van meningsuiting in Rusland. In december 2005 werd er wetgeving aangenomen die NGOs vereist zich te registreren en sterke controle van hun activiteiten mogelijk maakt. Ondanks aanpassingen na een storm van binnenlandse en buitenlandse kritiek (onder andere van de Europese Unie), bevat de wet nog altijd restrictieve en vage clausules die een bedreiging vormen voor de vrijheid van vereniging in Rusland. Zie:

Amnesty International, Russian Federation: New law stifles independent civil society, 17 januari 2006

17 Als voorbeeld kan verwezen worden naar de uitspraken van de toenmalige Secretaris-Generaal van de VN Boutros Boutros-Ghali ‘[Chechnya] is a purely internal affair ... [the U.N.] are not allowed to enter an internal affair’, Larry King Live: interview with Boutros Boutros-Ghali, CNN, 22 december 1995, LEXIS-NEXIS, international news sources.

18 Tarik Abdel-Monem, ‘The European Court of Human Rights: Chechnya’s Last Chance?’, Vermont Law Review 2004, p. 237-297, p. 270; Cornell, 1999, (supra noot 8).

19 Zie onder andere VN Doc. HR/CN/751, Human Rights Commission ‘Deeply Concerned’ over Situation in Chechnya, 25 april 1996 en resolutie 2000/58 van 25 april 2000.

20 Cornell, 1999 (supra noot 8) .

21 Zie voor een gedetailleerde behandeling van de wijze waarop de Raad van Europa op de situatie in Tsjetsjenie heeft gereageerd paragraaf zes.

(6)

Er was dus wel kritiek op het Russische optreden maar deze kritiek was relatief gering en bleef grotendeels22bij woorden. De mensenrechtenschendingen begaan tijdens het tweede Tsjetsjeense conflict hebben zo mogelijk nog minder kritiek van de internationale gemeenschap opgeleverd. Rusland presenteert de situatie als een onderdeel in de wereldwijde strijd tegen terrorisme en de strategische toenadering tussen Europa, de VS en Rusland na de aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001 deed de weinige kritiek die er al was op de situatie in Tsjetsjenië grotendeels verstommen.

4 Rusland in de Raad van Europa

Op 7 mei 1992 verzocht de Russische Federatie om lid te worden van de Raad van Europa.

In overeenstemming met het statuut raadpleegde het Comité van Ministers vervolgens de Parlementaire Assemblee.23Tijdens deze procedure woedde de eerste fase van de oorlog in Tsjetsjenië in alle hevigheid en dreigde aanvankelijk voor Rusland roet in het eten te gooien.

De procedure bij de Assemblee werd in februari 1995 stil gelegd vanwege het excessieve geweld in de Tsjetsjeense deelrepubliek.24In september van dat jaar werd de procedure weer opgestart omdat de Assemblee overtuigd was dat Rusland tot een politieke oplossing van het conflict wilde komen en onderzoek zou worden gedaan naar mensenrechtenschendingen.25 De PA stemde op 25 januari 1996 met 164 tegen 35 stemmen voor Russisch lidmaatschap van de Raad van Europa. De Russische federatie mocht ondanks de scherpe kritiek toch toetreden omdat de leiders van dat land bereidheid hadden getoond hervormingen op touw te zetten. Bovendien was het idee dat het hervormingsproces in Rusland gesteund diende te worden om te voor- komen dat het land wederom zou afglijden naar een vorm van dictatuur. Op 1 november 1998 werd het EVRM van kracht voor Rusland, en daarmee ook voor Tsjetsjenië als deelrepubliek van de Russische Federatie. Hierbij committeerde Rusland zich onder andere om binnenlandse en buitenlandse conflicten op vreedzame wijze op te lossen en de regels van het internationale humanitaire recht en zoals die zijn neergelegd in het EVRM na te leven. Bovendien werd het voor de slachtoffers in Tsjetsjenië mogelijk om hun individueel klachtrecht te benutten en hun klacht voor te leggen aan het EHRM.

5 Analyse jurisprudentie

De jurisprudentie in verband met de strijd in Tsjetsjenië valt grofweg te verdelen in twee categorieën. Aan de ene kant worden klachten aan het EHRM voorgelegd betreffende de vernietiging van eigendom (artikel 1, 1eProtocol EVRM) en het uitblijven van een vergoeding of te late implementatie van uitspraken waar vergoeding in wordt toegewezen (art. 6 lid 1

22 Een interim akkoord en partnerschap overeenkomst tussen de EU en Rusland werd beëindigd vanwege de mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenie. Zie: Cornell, 1999 (supra noot 8), p. 91.

23 Resolutie 92 (27), 25 juni 1992.

24 Resolutie 1065 (1995), 2 februari 1995.

25 Resolutie 1066 (1995), 26 september 1995.

(7)

EVRM).26De tweede categorie27behelst klachten die voortkomen uit het excessieve geweld dat de Russische autoriteiten gebruiken in Tsjetsjenië. In deze zaken gaat het onder andere over moord, verdwijningen en onmenselijke behandeling. Het gaat om schendingen van bepalingen uit het EVRM die door het Hof als fundamenteel worden beschouwd.28De omvang, ernst en het structurele karakter van de mensenrechtenschendingen in de laatstgenoemde categorie zijn met name zorgwekkend en het onderwerp van verdere analyse in dit artikel.

In 2003 werden de eerste klachten die betrekking hadden op de Tsjetsjeense situatie ontvankelijk verklaard. De eerste uitspraak tegen Rusland in dit verband deed het Hof op 24 februari 2005. Het betrof de zaken Khashijev en Akajeva; Isayeva, Yusupova en Bazayeva; en Isayeva tegen Rusland.29In deze zaken stelden zes Tsjetsjenen Rusland verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen begaan door Russische federale troepen. In de zaak Khashiyev en Akayeva werd Rusland verantwoordelijk gehouden voor de dood van familieleden van de klagers die om het leven werden gebracht tijdens een massale ‘schoonmaakactie’ in Grozny in januari 2000. In de twee andere zaken ging het om luchtaanvallen van de Russen waarbij burgers om het leven kwamen. In Isayeva, Yusupova en Bazayeva bombardeerden de Russen een vluchtelingenkonvooi dat op 29 oktober 1999 probeerde Grozny te ontvluchten. Familieleden kwamen hierbij om het leven, de klagers raakten gewond en eigendommen werden vernietigd.

In de zaak Isayeva verloor de klager haar zoon en drie nichtjes bij een luchtaanval op 4 februari 2000 op Katyr-Yurt, een dorp dat door de Russische autoriteiten als veilige zone was aange- merkt. Het Hof kwam tot de conclusie dat Rusland de artikelen 2, 3, 13 EVRM en artikel 1 van het 1e protocol had geschonden.30

Tot dusver is Rusland in verband met de strijd in Tsjetsjenië dertien keer veroordeeld voor een schending van artikel 2 EVRM (het recht op leven),31twaalf keer voor het schenden van

26 EHRM 26 juli 2007, Vershinia t. Rusland (appl. no. 3462/04); EHRM 5 juli 2007, Baygayev t. Rusland (appl. no.

36398/04); EHRM 24 mei 2007, Dunayev t. Rusland (appl. no. 70142/01); EHRM 24 februari 2005 Petrushko t.

Rusland (appl. no. 36494/02); EHRM 24 februari 2005, Koltsov t. Rusland (appl. no. 41304/02); EHRM 24 februari 2005, Gasan t. Rusland (appl. no. 43402/02). De laatste drie zaken betroffen het uitblijven van schadevergoeding in verband met schade opgelopen tijdens de vervulling van de militaire dienstplicht in Tsjetsjenië.

27 Op het moment van schrijven heeft het EHRM 15 uitspraken gedaan die in deze tweede categorie vallen.

28 EHRM 26 juli 2007, Musayev en anderen t. Rusland, (appl. nos. 57941/00; 58699/00; 60403/00), par. 141-145.

29 EHRM 24 februari 2005, Khashiyev en Akayeva t. Rusland (appl. nos. 57942/00 en 57945/00); EHRM 24 februari 2005, Isayeva, Yusupova en Bazayeva t. Rusland (appl. nos. 57947/00, 57948/00 en 57949/00).

30 De slachtoffers kregen in totaal een schadevergoeding van 57.000 euro en een vergoeding van de gemaakte kosten van 10.926 euro werd toegewezen.

31 EHRM 26 juli 2007, Musayev en anderen t. Rusland (appl. nos. 57941/00; 58699/00; 60403/00); EHRM 12 juli 2007, Magomadov en Magomadov t. Rusland (appl. no. 68004/01); EHRM 5 juli 2007, Alikhadzhiyeva t. Rusland (appl.

no. 68007); EHRM 21 juni 2007, Bitiyeva en X t. Rusland (appl. nos. 57953/00 ; 7392/03); EHRM 10 mei 2007, Akhmadova en Sadulayeva t. Rusland (appl. no. 40464/02); EHRM 5 april 2007, Baysayeva t. Rusland, (appl. no.

74237/01); EHRM 9 november 2006, Imakayeva t. Rusland (appl. no. 7615/02); EHRM 9 november 2006, Luluyev en anderen t. Rusland (appl. no. 69480/01); EHRM 12 oktober 2006, Estamirov en anderen t. Rusland (appl. no.

60272/00); EHRM 27 juli 2006, Bazorkina t. Rusland (appl. no. 69481/01); EHRM 22 februari 2005, Isayeva t. Rusland (appl. no. 57950/00); EHRM 24 februari 2005, Khashiyev en Akayeva t. Rusland (appl. nos. 57942/00 en 57945/00);

EHRM 24 februari 2005, Isayeva, Yusupova en Bazayeva t. Rusland (appl. nos. 57947/00, 57948/00 en 57949/00).

(8)

het verbod op onmenselijke en vernederende behandeling (artikel 3 EVRM),32tien keer voor het schenden van het recht op vrijheid en veiligheid (artikel 5 EVRM)33en veertien keer voor het ontbreken van een effectief rechtsmiddel (artikel 13 EVRM).34Bovendien is Rusland vier keer veroordeeld wegens het niet verschaffen van alle noodzakelijke faciliteiten om de goede voortgang van de zaak te waarborgen zoals neergelegd in artikel 38 EVRM.35 In de hierna volgende paragrafen zal dieper in worden gegaan op het recht op leven en het verbod op onmenselijke behandeling, twee fundamentele bepalingen van het EVRM (artikel 2 en 3) en op het gebrek aan medewerking door de Russische autoriteiten (artikel 34, 38 en 46).

5.1 Het recht op leven (artikel 2) en een effectief rechtsmiddel ( artikel 13)

In de zaken waarin het EHRM een schending van het recht op leven (artikel 2) heeft geconsta- teerd betrof dit, in de eerste plaats, de verantwoordelijkheid van Rusland voor de dood van de omgekomen klagers en/of familieleden. Vaak zijn de slachtoffers verdwenen waardoor niet feitelijk kan worden vastgesteld of de desbetreffende personen zijn omgekomen. In de meeste zaken is het Hof echter tot de conclusie gekomen dat mag worden aangenomen dat de verdwenen personen om het leven gebracht zijn. Het Hof leidt dit af uit de context van het conflict in Tsjetsjenië waar verdwijningen aan de orde van de dag zijn. Bovendien baseert

32 EHRM 26 juli 2007, Musayev en anderen t. Rusland (appl. nos. 57941/00; 58699/00; 60403/00); EHRM 12 juli 2007, Magomadov en Magomadov t. Rusland (appl. no. 68004/01); EHRM 5 juli 2007, Alikhadzhiyeva t. Rusland (appl.

no. 68007); EHRM 21 juni 2007, Bitiyeva en X t. Rusland (appl. nos. 57953/00; 7392/03); EHRM 10 mei 2007, Akhmadova en Sadulayeva t. Rusland (appl. no. 40464/02); EHRM 5 april 2007, Baysayeva t. Rusland (appl. no. 74237/

01); EHRM 18 januari 2007, Chitayev en Chitayev t. Rusland (appl. no. 59334/00); EHRM 9 november 2006, Imakayeva t. Rusland (appl. no. 7615/02); EHRM 9 november 2006, Luluyev en anderen t. Rusland (appl. no. 69480/01); EHRM 27 juli 2006, Bazorkina t. Rusland (appl. no. 69481/01); EHRM 12 april 2005, Shamayev en anderen t. Georgië en Rusland (appl. no. 36378/02); en EHRM 24 februari 2005, Khashiyev en Akayeva t. Rusland (appl. nos. 57942/00 en 57945/00).

33 EHRM 12 juli 2007, Magomadov en Magomadov t. Rusland (appl. no. 68004/01); EHRM 5 juli 2007, Alikhadzhiyeva t. Rusland (appl. no. 68007/01); EHRM 21 juni 2007, Bitiyeva en X t. Rusland (appl. no. 57953/00; 7392/03); EHRM 10 mei 2007, Akhmadova en Sadulayeva t. Rusland (appl. no. 40464/02); EHRM 5 april 2007, Baysayeva t. Rusland (appl. no. 74237/01); EHRM 18 januari 2007, Chitayev en Chitayev t. Rusland (appl. no. 59334/00); EHRM 9 november 2006, Imakayeva t. Rusland (appl. no. 7615/02); EHRM 9 november 2006, Luluyev en anderen t. Rusland (appl. no. 69480/01); EHRM 27 juli 2006, Bazorkina t. Rusland (appl. no. 69481/01); en EHRM 12 april 2005, Shamayev en anderen t. Georgië en Rusland (appl. no. 36378/02).

34 EHRM 26 juli 2007, Musayev en anderen t. Rusland (appl. nos. 57941/00; 58699/00; 60403/00); EHRM 5 juli 2007, Alikhadzhiyeva t. Rusland (appl. no. 68007); EHRM 21 juni 2007, Bitiyeva en X t. Rusland (appl. nos. 57953/00, 7392/03); EHRM 10 mei 2007, Akhmadova en Sadulayeva t. Rusland (appl. no. 40464/02); EHRM 5 april 2007, Baysayeva t. Rusland (appl. no. 74237/01); EHRM 18 januari 2007, Chitayev en Chitayev t. Rusland, (appl. no. 59334/

00); EHRM 9 november 2006, Imakayeva t. Rusland (appl. no. 7615/02); EHRM 9 november 2006, Luluyev en anderen t. Rusland (appl. no. 69480/01); EHRM 12 oktober 2006, Estamirov en anderen t. Rusland (appl. no. 60272/00);

EHRM 27 juli 2006, Bazorkina t. Rusland (appl. no. 69481/01); EHRM 12 april 2005, Shamayev en anderen t. Georgië en Rusland (appl. no. 36378/02); EHRM 22 februari 2005, Isayeva t. Rusland (appl. no. 57950/00); EHRM 24 februari 2005, Khashiyev en Akayeva t. Rusland (appl. nos. 57942/00 en 57945/00); EHRM 24 februari 2005, Isayeva, Yusupova en Bazayeva t. Rusland (appl. nos. 57947/00, 57948/00 en 57949/00).

35 EHRM 21 juni 2007, Bitiyeva en X t. Rusland (appl. nos. 57953/00, 7392/03); EHRM 10 mei 2007, Akhmadova en Sadulayeva t. Rusland (appl. no. 40464/02); EHRM 5 april 2007, Baysayeva t. Rusland (appl. no. 74237/01); en EHRM 12 april 2005, Shamayev en anderen t. Georgië en Rusland (appl. no. 36378/02).

(9)

het Hof zich vaak op de feiten zoals die worden gepresenteerd door de klagers, ondersteund door rapporten van NGOs, vanwege het uitblijven van voldoende informatie van de Russische autoriteiten.36Voor zover de Russische autoriteiten überhaupt ingaan op de beschuldigingen, stellen zij vaak de dood of verdwijning van deze personen niet ter discussie maar achten zich daarvoor niet verantwoordelijk omdat de dood of verdwijning ook te wijten zou kunnen zijn aan Tsjetsjeense rebellen37of omdat het gebruikte geweld in de omstandigheden noodzakelijk was ter verdediging van personen tegen onrechtmatig geweld.38Wat betreft dit laatste argu- ment stelt het EHRM dat het gebruik van geweld door de autoriteiten ‘absoluut noodzakelijk’

moet zijn. Dit is een zeer strenge toets waaruit geconcludeerd wordt dat er een strikte proportio- naliteitseis bestaat en de autoriteiten verplicht zijn om alle mogelijke maatregelen te nemen om burgerslachtoffers te vermijden.39 Volgens het Hof hebben de Russische autoriteiten in Tsjetsjenië niet aan deze vereisten voldaan.40 Vreemd genoeg heeft de Russische Federatie geen beroep gedaan op artikel 2, tweede lid, onderdeel c, welk een beroving van het leven niet in strijd acht met het EVRM indien het geweld is toegepast in overeenstemming met de wet om een oproer of opstand te onderdrukken. Waarschijnlijk is dat de Russen hier niet hebben willen toegeven dat er sprake is van een opstand in de deelrepubliek aangezien zij hun handelingen liever kwalificeren als een ‘antiterrorisme operatie’.41

In elke zaak stelden de klagers dat Rusland had verzuimd om een effectief onderzoek in te stellen naar de wandaden. De verplichting tot het doen van onderzoek daar waar het gaat om dodelijk geweld door de autoriteiten is vaste jurisprudentie van het EHRM.42In vrijwel alle hier besproken zaken heeft het EHRM Rusland veroordeeld voor het uitblijven of het tekortschieten van een effectief onderzoek naar de dood van (familieleden van) de klagers.

Op verzoek van de Parlementaire Assemblee stelde Rusland in 2001 een overzicht ter beschik- king van zaken die het Openbaar Ministerie had aangespannen in verband met de misdrijven die in Tsjetsjenië hebben plaatsgevonden. Human Rights Watch heeft deze lijst geanalyseerd en kwam tot de conclusie dat meer dan de helft van alle onderzoeken zijn geschorst (79% van de zaken waar het ging over verdwijningen). Slechts 3% van de zaken was doorgestuurd naar

36 Zie bijvoorbeeld: EHRM 5 juli 2007, Alikhadzhiyeva t. Rusland (appl. no. 68007/01), par. 57-63.

37 Zie bijvoorbeeld: EHRM 24 februari 2005, Khashiyev en Akayeva t. Rusland (appl. nos. 57942/00 en 57945/00), par. 6.

38 Rusland doet hierbij een beroep op de uitzondering op artikel 2 EVRM zoals verwoord in lid 2 sub (a). EHRM 24 februari 2005, Isayeva, Yusupova en Bazayeva t. Rusland (appl. nos. 57947/00, 57948/00 en 57949/00), par. 160.

39 EHRM 27 september 1995, McCann en anderen t. Verenigd Koninkrijk (appl. no. 18984/91), par. 200; EHRM 28 juli 1998, Ergi t. Turkije (appl. no. 23818/94), par. 79.

40 Zie bijvoorbeeld EHRM 24 februari 2005, Isayeva, Yusupova en Bazayeva t. Rusland (appl. nos. 57947/00, 57948/00 en 57949/00), par. 191.

41 Zie hierover de noot van M. Roscini bij de zaak Isayeva, Yusupova en Bazayeva t. Rusland in European Human Rights Cases 2005, p. 455-459.

42 EHRM 27 september 1995, McCann en anderen t. Verenigd Koninkrijk (appl. no. 18984/91) par. 161. I.c. werd er geen schending geconstateerd. Het EHRM stelde echter dat ‘The obligation to protect the right to life ... requires by implication that there should be some form of effective official investigation when individuals have been killed as a result of the use of force by, inter alia, agents of the State’. Zie ook EHRM 19 februari 1998, Kaya t. Turkije (appl. no. 158/1996/777/978). Voor een overzicht van de eisen waaraan een dergelijk onderzoek moet voldoen zie EHRM 27 juli 2006, Bazorkina t. Rusland (appl. no. 69481/01), par. 117-119.

(10)

de rechtbanken.43 Onderzoek door de Russische autoriteiten naar wandaden begaan door Russische troepen in Tsjetsjenië vindt niet, of met grote vertraging, plaats en onderzoek wordt voortdurend onderbroken. Familieleden worden niet op de hoogte gebracht of gehouden van de voortgang van het onderzoek. In de, op het moment van schrijven, laatste uitspraak komt het EHRM tot de conclusie dat Rusland opzettelijk heeft nagelaten soldaten, die bij de aanval op het plaatsje Novi Aldi huizen in brand staken waarbij ten minste vijftig burgers om het leven kwamen, te vervolgen. Het Hof stelt dat zeven jaar na de tragische gebeurtenissen er geen enkel betekenisvol resultaat is geboekt bij het identificeren en vervolgen van de schuldigen wat niet te rechtvaardigen is gezien de overvloed aan bewijsmateriaal. Het Hof komt daarom tot de conclusie dat de verbazingwekkende ondoelmatigheid waarmee de Russische aanklagers in deze zaak te werk gingen alleen betiteld kan worden als een aanvaarding van wat er gebeurd is.44

Het ontbreken van effectief onderzoek levert ook een schending op van het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel voor een nationale instantie (artikel 13 EVRM). Ook artikel 13 vereist volgens vaste jurisprudentie van het EHRM dat in het licht van het fundamentele karakter van het recht op leven, een schending van dit recht een grondig en effectief onderzoek door nationale instanties.45 In vrijwel alle Tsjetsjeense zaken heeft het EHRM wegens het ontbreken van toegang voor Tsjetsjeense slachtoffers tot een dergelijk onderzoek dan ook geconcludeerd dat er sprake is van een schending van artikel 13.

Het gebrekkige strafrechtelijke onderzoek naar de wandaden in Tsjetsjenië heeft ook gevolgen voor de ontvankelijkheidsvraag in de Tsjetsjeense zaken. In veel zaken trekt Rusland de ontvankelijkheid van de klachten in twijfel omdat niet alle nationale rechtsmiddelen zouden zijn uitgeput. In de eerste zaken voor het Hof stelde Rusland dat de klagers na alle strafrechtelij- ke mogelijkheden te hebben benut ook een civielrechtelijke procedure hadden moeten aanspan- nen.46Het Hof kwam echter tot de conclusie dat het uitblijven van resultaat van de strafrechte- lijke onderzoeken aantoonde dat de Russische rechtbanken niet in staat waren om de beweerde strafrechtelijke feiten te behandelen en dus geen effectief rechtsmiddel vormden.47Deze lijn is gevolgd in alle zaken voor het Hof betreffende Tsjetsjenië. In een rapport van februari 2007 doet de Parlementaire Assemblee zelfs het voorstel om het vereiste van de uitputting van nationale rechtsmiddelen op te heffen voor klagers afkomstig uit de Noordelijke Kaukasus.48

43 Human Rights Watch, Accountability for violations of human rights committed in Chechnya – Charts and Graphs, 18 januari 2002.

44 EHRM 26 juli 2007, Musayev en anderen t. Rusland (appl. nos. 57941/00; 58699/00; 60403/00), par. 158-165.

45 EHRM 13 september 2002, Anguelova t. Bulgarije (appl. no. 38361/97), par. 161-162.

46 EHRM 24 februari 2005, Khashiyev en Akayeva t. Rusland (appl. no. 57942/00 en 57945/00); EHRM 24 februari 2005, Isayeva, Yusupova en Bazayeva t. Rusland (appl. nos. 57947/00, 57948/00 en 57949/00).

47 De uitspraak was unaniem voor vier van de klagers maar in de zaak Khashiyev en Akayeva was er een afwijkend oordeel van de Italiaanse rechter Vladimiro Zagrebelsky die stelde dat het uitblijven van resultaat uit het strafrechtelijke onderzoek in dat specifieke geval niet tot de conclusie moest leiden dat een civiele zaak geen uitkomst kon bieden.

48 Doc. 11183, Committee on Legal Affairs and Human Rights, Member states’ duty to co-operate with the European Court of Human Rights, 9 februari 2007, par. 18.6. Dit voorstel werd met name ingegeven door de intimidatie waaraan deze klagers bloot worden gesteld waarover meer in paragraaf 5.3.

(11)

5.2 Verbod onmenselijke behandeling (artikel 3)

Schending van het verbod op onmenselijke behandeling komt in de meeste Tsjetsjeense zaken voor in de context van verdwijningen. Verdwijningen vormen een groot probleem in Tsjetsjenië.

In december 2005 stelde de ombudsman in Tsjetsjenië dat er sprake was van 2.096 zaken van gedwongen verdwijningen door ‘niet nader geïdentificeerde ordetroepen’. Effectief onderzoek ontbreekt niet alleen daar waar het gaat om vermoorde personen maar ook waar het gaat om verdwijningen. Er is tot dusver echter slechts één veroordeling geweest inzake een verdwij- ning.49In overeenstemming met vaste jurisprudentie50heeft het EHRM in verschillende Tsje- tsjeense zaken vastgesteld dat verdwijningen dermate veel leed bij familieleden veroorzaken dat het uitblijven van onderzoek hiernaar kan worden gezien als onmenselijke behandeling wat is verboden onder artikel 3 EVRM.51In de meeste zaken heeft het Hof wegens het ontbre- ken van betrouwbare informatie niet kunnen vaststellen of er ook sprake is geweest van een schending van artikel 3 met betrekking tot de gedode of verdwenen personen omdat de exacte omstandigheden meestal onduidelijk zijn.52

De eerste uitspraak over marteling deed het Hof in de zaak Chitayev en Chitayev op 18 januari 2007. Rusland werd hierin verantwoordelijk gehouden voor marteling van twee broers in de beruchte Chernokozovo gevangenis. Het Hof was van mening dat de autoriteiten in de hoop de slachtoffers een bekentenis te ontlokken hadden blootgesteld aan gedragingen die neerkomen op marteling.53

5.3 Samenwerking met het EHRM (Artikelen 34, 38, 46)

Samenwerking van een lidstaat met de Raad van Europa wat betreft het EVRM kan op drie niveaus worden bekeken. Ten eerste verplicht artikel 38, eerste lid, EVRM Verdragsstaten om alle nodige faciliteiten te leveren voor de goede vooruitgang van ontvankelijk verklaarde zaken.

Over het algemeen werken de verdragstaten goed samen met het EHRM maar in het verleden heeft het Hof vaker te maken gehad met verdragstaten die weigerden benodigde informatie te verschaffen. De problematiek van de onwillige staat heeft zich met name voorgedaan met betrekking tot Turkije. Net als in de Turkse zaken zien we dat het Hof in de Tsjetsjeense zaken bij het uitblijven van medewerking van de Staat de benodigde documenten te leveren om

49 Amnesty International, Russian Federation, Chechnya: Council of Europe must take action to ensure real change for human rights, EUR/46/002/2006, 20 januari 2006, citerend uit het speciale rapport van de ‘Human Rights ombudsperson’ in de Tsjetsjeense Republiek, Grozny-Inform, 9 december 2005.

50 Zie voor de vereisten waaraan moet zijn voldaan wil een familielid bij een verdwijningzaak met succes een beroep doen op schending van artikel 3, EHRM 18 juni 2002, Orhan t. Turkije (appl. no. 25656/94), par. 358.

51 Zie bijvoorbeeld EHRM 10 mei 2007, Akhmadova en Sadulayeva t. Rusland (appl. no. 40464/02), par. 108-112.

52 Zie bijvoorbeeld EHRM 26 juli 2007, Musayev en anderen t. Rusland (appl. nos. 57941/00; 58699/00; 60403/00), par. 76-79.

53 EHRM 18 januari 2007, Chitayev en Chitayev t. Rusland (appl. no. 59334/00), par. 148-160.

(12)

beweringen van klagers te weerleggen, daaruit afleidt dat de beweringen dus kloppen.54Een weigering om mee te werken kan zelfs leiden tot een volledige omkering van de bewijslast.55 Artikel 38 hangt nauw samen met artikel 34 EVRM (het verbod om de toegang tot het individueel klachtrecht te belemmeren). Toetreding van de Russische Federatie tot de Raad van Europa heeft de Tsjetsjeense slachtoffers een rechtsgang geboden naar het Hof in Straats- burg. Daar is tot dusver op grote schaal gebruik van gemaakt en in rap tempo volgen de uitspraken van het Hof in deze materie zich nu op. Duidelijk is echter dat het niet eenvoudig is voor slachtoffers om gebruik te maken van hun individuele klachtrecht. Ondanks het feit dat het Hof tot dusver nog niet voldoende bewijs heeft gevonden om Rusland te veroordelen voor een schending van artikel 34,56blijkt uit rapporten van de Parlementaire Assemblee57 en NGOs58dat intimidatie van Tsjetsjeense klagers een groot probleem vormt. Het hinderen van klagers gebeurt op zowel directe als indirecte wijze. Zo kunnen autoriteiten het klagers moeilijk maken door ze te ondervragen of procedures aan te spannen tegen vertegenwoordigers van klagers. Een voorbeeld hiervan is de nieuwe wetgeving die NGOs verplicht om zich te registreren.59 Meer directe vormen van intimidatie variëren van mondelinge bedreigingen naar moord of verdwijning van klagers en/of familieleden. Volgens rapporten van de media en mensenrechtenorganisaties zijn er ten minste 5 personen die in Straatsburg een klacht hadden ingediend verdwenen dan wel vermoord.60In februari 2007 heeft de Parlementaire Assemblee een aantal voorstellen gedaan om dit probleem aan te pakken. Zo zou het EHRM bijvoorbeeld het vereiste om de nationale rechtsmiddelen uit te putten moeten opheffen of soepel moeten benaderen wanneer het klagers uit de Noordelijke Kaukasus betreft, voorrang moeten geven aan de behandeling van deze zaken en klachten die onder dubieuze omstandigheden worden ingetrokken toch onderzoeken. Ook zou het EHRM in navolging van het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens meer gebruik moeten maken van interim-maatregelen om bescherming te bieden aan personen die een klacht hebben ingediend.61

Ten slotte kan samenwerking van een verdragsstaat worden bekeken vanuit het perspectief van de naleving van uitspraken van het Hof. Wat kan er gezegd worden over de samenwerking

54 Deze redenering hanteerde het EHRM voor het eerst in de zaak EHRM 13 juni 2000, Timurtas t. Turkije (appl.

no. 23531/94), par. 66 en 70.

55 Dit deed het Hof voor het eerst in de zaak EHRM 24 juni 2005, Akkum en anderen t. Turkije (appl. no. 21894/93), par. 185-232.

56 Zie onlangs bijvoorbeeld de zaak EHRM 12 juli 2007, Magomadov en Magomadov t. Rusland (appl. no. 68004/01).

Een van de twee klagers in deze zaak ‘verdween’ in 2004. De overgebleven klager stelde dat dit te maken had met het feit dat hij een klacht had gedeponeerd in Straatsburg. Het Hof was echter van mening dat er onvoldoen- de bewijs was om dit te kunnen onderbouwen. Zie par. 129-134.

57 Doc. 11183 (supra noot 48) appendix 1.

58 Amnesty International, ‘The Risk of Speaking Out: Attacks on Human Rights Defenders in the Context of the Armed Conflict in Chechnya’, http://web.amnesty.org/library/index/engeur460592004 (9 augustus 2007); Human Rights Watch, ‘Russian Federation/Chechnya: Human Rights Concerns for the 61stSession of the U.N. Commission on Human Rights’, http://hrw.org/english/docs/2005/03/10/russia10298.htm (9 augustus 2007); en de International Helsinki Federation, ‘The OSCE-States Have Shriked Their Responsibility’, http://www.ihf-hr.org/

booklet/toc9.php (9 augustus 2007).

59 Zie supra noot 16.

60 US Department of State (supra noot 14).

61 Doc. 11183 (supra noot 48).

(13)

van de Russische Federatie betreffende de daadwerkelijke nakoming van uitspraken van het EHRM inzake Tsjetsjenië? Artikel 46 EVRM verplicht Verdragsstaten om compensatie te bieden, individuele maatregelen te treffen en algemene, structurele verbeteringen door te voeren ter voorkoming van gelijksoortige schendingen in de toekomst. Het is nog te vroeg om duidelijke conclusies wat betreft de samenwerking van de Russische Federatie met de Raad van Europa wat betreft de naleving van uitspraken van het EHRM te kunnen trekken. De meeste uitspraken zijn tenslotte van recente datum. In de eerste zaken waarin het EHRM uitspraak heeft gedaan – in 2005 (Isayeva, Yusupova en Bazayeva; Isayeva; Khashiev and Akayeva) en in 2006 (Bazorkina) – hebben de Russische autoriteiten de slachtoffers de vereiste financiële compensatie gegeven.62 Wat betreft de individuele maatregelen is in deze zaken het nationale onderzoek heropend.

Sinds maart 2006 is echter geen vooruitgang aan de Raad van Europa gerapporteerd.63Wat algemene maatregelen betreft is de nadruk gelegd op het doorvoeren van verbeteringen in het juridische raamwerk ter controle van militaire eenheden. Rusland heeft naar aanleiding van de uitspraken van het Hof nieuwe antiterrorisme wetgeving aangenomen om het juridisch raamwerk in overeenstemming te brengen met het EVRM.64 Tot dusver is het Comité van Ministers van mening dat de aangenomen wetgeving nog niet toereikend is. Met name wat betreft het gebruik van geweld, planning van operaties en voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van verdwijningen schieten de doorgevoerde wijzigingen tekort en heeft het Comité van Ministers om nadere informatie verzocht.65De ontwikkelingen tot dusver doen twijfelen of de Russen structurele algemene maatregelen op afdoende wijze zullen doorvoeren. De imple- mentatie van de uitspraken blijft vooralsnog op de agenda van het Comité van Ministers staan.

6 Behandeling in de Organen van de Raad van Europa

Artikel 3 van het statuut van de Raad van Europa verplicht elke lidstaat onder andere om oprecht en effectief mee te werken aan de verwezenlijking van de doelstelling van de Raad zoals verwoord in het eerste hoofdstuk van het statuut. Het is uiteindelijk aan het Comité van Ministers en de Parlementaire Assemblee om actie te ondernemen wanneer een staat, zoals nu het geval is met Rusland, deze beginselen met voeten treed. In deze paragraaf zal ingegaan worden op wat deze organen en anderen zoals de secretaris-generaal van de Raad van Europa tot dusver hebben gedaan.

62 Official statement of the permanent representative of the Russian Federation to the Council of Europe at the meeting of the Council of Ministers of the Council of Europe concerning the Action plan as regards execution by the Russian Federation of the judgements of the European Court of Human Rights in the cases Kashiyev en Akayeva v. Russia (nos. 57942/00 and 57945/00), Isayeva, Yusupova and Bazayeva v. Russia (nos. 57947/00, 59748/00 and 57949/00) and Isayeva v. Russia (no.57950/00), http://www.londonmet.ac.uk/londonmet/library/u70061_3.pdf (9 augustus 2007).

63 CM/Inf/DH(2006)32 revised 2, Violations of the ECHR in the Chechen Republic: Russia’s compliance with the European Court’s judgments, 12 June 2007, par. 13-14.

64 Voor een gedetailleerde beschrijving van de nieuwe wetgeving en een evaluatie zie: Idem.

65 Ibidem, par. 38-56.

(14)

6.1 Secretaris-generaal

Naleving van het EVRM kan worden afgedwongen door Staten en individuen door middel van het individuele en interstatelijke klachtrecht. De secretaris-generaal van de Raad van Europa speelt echter ook nog een onafhankelijke rol in het toezicht op de naleving van het Verdrag.

De secretaris-generaal beschikt over de discretionaire bevoegdheid onder artikel 52 om een lidstaat te verzoeken nadere inlichtingen te verstrekken over de wijze waarop het nationale recht de daadwerkelijke uitvoering waarborgt van iedere bepaling uit het EVRM.66In 1999 verzocht de secretaris-generaal op grond van artikel 52 de Russische Federatie om inlichtingen omtrent de gebeurtenissen in Tsjetsjenië.67Dit was de eerste keer dat de secretaris-generaal deze bevoegdheid gebruikte om één enkel land aan te spreken in plaats van alle lidstaten.

In reactie op dit verzoek van de secretaris-generaal gaf Rusland op 17 januari een verklaring af over de gebeurtenissen in Tsjetsjenië.68Dit erg algemene antwoord werd niet bevredigend geacht door de secretaris-generaal die nog een verzoek om inlichtingen stuurde, met name wat betrof de proportionaliteit van het Russische optreden in Tsjetsjenië in het licht van de verplichtingen van artikel 2. Ook het antwoord hierop was niet bevredigend net als het antwoord op een derde brief van de secretaris-generaal. Deze rapporteerde dan ook onder andere aan de PA dat Rusland niet afdoende had voldaan aan de verplichtingen voortvloeiende uit artikel 52.69De secretaris-generaal bracht vervolgens de zaak onder de aandacht van het Comité van Ministers.70In oktober 2000 besloot het Comité van Ministers om dit te behandelen tijdens de reguliere discussie betreffende de bijdrage van de Raad van Europa aan respect voor mensenrechten en democratie in Tsjetsjenië.71Er werden geen maatregelen genomen op basis van artikel 8 van het Statuut van de Raad van Europa. Wel werd besloten dat de secretaris- generaal het Comité van Ministers regelmatig van informatie zou blijven voorzien. Aan de regelmatige rapportages van de secretaris-generaal aan het Comité van Ministers over de situatie

66 Over de toepassing van dit artikel zie hoofdstuk 4 in Pieter van Dijk e.a. (eds.), Theory and practice of the European Convention on Human Rights, Antwerpen-Oxford: Intersentia, 2006, p. 323-332.

67 Request for explanations concerning the manner in which the Convention is implemented in Chechnya and the risks of violation which may result therefrom, Report by the Secretary-General on the use of his powers under Article 52 of the European Convention on Human Rights in respect of the Russian Federation, Raad van Europa document SG/Inf (2000) 21 en Addendum van 10 mei 2000.

68 Doc. 8613, Reply from the Russian Federation to the Council of Europe’s request under Article 52 of the European Convention on Human Rights.

69 Doc. SG/Inf (2000), Request for explanations concerning the manner in which the Convention is implemented in Chechnya and the risks of violation which may result therefrom, Report by the Secretary-General on the use of his powers under Article 52 of the European Convention on Human Rights in respect of the Russian Federation, 10 mei 2000. Deze conclusie werd onderschreven door een team van experts dat de correspondentie met Rusland aan een nadere analyse onderwierp. Zie Consolidated report containing an analysis of the correspondence between the Secretary General of the Council of Europe and the Russian Federation under Article 52 of the European Convention on Human Rights, Tamas Ban, Frederic Sudre en Pieter van Dijk, Raad van Europa, 24 van 26 juni 2000.

70 De secretaris-generaal maakte hierbij gebruik van zijn bevoegdheid om gesignaleerde problemen bij de naleving van verplichtingen door lidstaten onder de aandacht te brengen van het Comite van Ministers op grond van de eerste paragraaf van de 1994 Declaration on compliance with commitments accepted by member states of the Council of Europe.

71 Council of Europe monitoring procedures: an overview, Council of Europe Monitor/Inf (2004) 2 van 5 april 2004, par. 12.

(15)

in Tsjetsjenië is echter in 2004 een eind gekomen. Gebrekkige medewerking van de Russische Federatie en het ontbreken van de politieke wil bij het Comité van Ministers heeft er tot dusver voor gezorgd dat het toezicht van de secretaris-generaal geen concrete resultaten heeft opgele- verd wat betreft de situatie in Tsjetsjenië.

6.2 De Parlementaire Assemblee (PA)

De PA heeft zich door de tijden heen niet onbetuigd gelaten in het debat over de naleving van de overeengekomen normen door de Russische Federatie. Sinds de toetreding van Rusland tot de Raad van Europa in 1996 heeft de PA zich in resoluties diverse keren kritisch uitgelaten over het optreden van de Russen in de Kaukasische deelrepubliek.

In resolutie 1201 (1999) van 4 november 1999 riep de Assemblee Rusland op om militaire actie gericht tegen de burgerbevolking te vermijden, een staakt-het-vuren af te kondigen en een dialoog aan te gaan met de democratisch gekozen leiders van Tsjetsjenië. Verder werd opgeroepen om de personen te vervolgen die zich schuldig maakten aan terroristische activitei- ten, mensenrechtenschendingen en ontvoeringen.72Een aantal leden van de Assemblee bezocht de Tsjetsjeense deelrepubliek en rapporteerde aan de PA.73Mede op basis hiervan stelde de PA, in aanbeveling 1444 (2000) van 27 januari 2000, vast dat de Russische Federatie belangrijke verplichtingen onder het EVRM en internationaal humanitair recht had geschonden alsmede afspraken die gemaakt zijn ten tijde van de toetreding van Rusland tot de Raad van Europa.

De Assemblee riep Rusland wederom op willekeurig en disproportioneel geweld te stoppen, een staakt-het-vuren overeen te komen en een dialoog te starten om te komen tot een vreedzame oplossing van het geschil. Indien Rusland hier geen gehoor aan zou geven zou dit consequenties hebben voor de voortzetting van het lidmaatschap van Rusland.74De gevechten in Tsjetsjenië namen echter toe in intensiteit en er waren betrouwbare rapporten over grove mensenrechten- schendingen door Russische troepen.75

Op 6 april 2000 in aanbeveling 1456 (2000) ging de PA over tot een unieke veroordeling in de geschiedenis van de Raad van Europa. De PA stelde vast dat ondanks positieve ontwikke- lingen, Rusland geen gehoor had gegeven aan de twee belangrijkste politieke voorwaarden door het Assemblee gesteld, te weten een volledig en onmiddellijk staakt-het-vuren en het aangaan van een politiek overleg. De conclusie was dat Rusland zich schuldig maakte aan een ernstige schending van artikel 3 van het statuut en dat alle mogelijkheden die het statuut bood moesten worden benut. De PA stemde, 78 voor, 69 tegen en 9 onthoudingen (156 van 291 mogelijke stemmen) voor de aanbeveling aan het Comité van Ministers om het lidmaatschap van Rusland op te schorten indien Rusland geen onmiddellijk staakt-het-vuren zou afkondigen

72 Zie par. 8, 11, 16 en 18.

73 Zie onder andere Doc. 8630 van rapporteur Judd (Commissie inzake Politieke Aangelegenheden) en doc. 8631,

‘opinion’ van rapporteur Rudolf Bindig (Commissie Juridische Zaken en Mensenrechten) en doc. 8632, ‘opinion’

van rapporteur Iwinski (Commissie inzake Migratie, Vluchtelingen en Bevolking).

74 Aanbeveling 1444 (2000), The Conflict in Chechnya, 27 januari 2000.

75 Zie onder andere: Doc. 8697, Political Affairs Committee, Conflict in Chechnya – Implementation by Russia of Recommendation 1444 (2000), 4 april 2000.

(16)

en de dialoog met de Tsjetsjeense burgers aan zou gaan. Ook werd het stemrecht van de Russische parlementaire delegatie opgeschort. In de resolutie werd opgeroepen een interstatelijke klacht in te dienen tegen Rusland.76Het is de eerste en enige keer dat een lidstaat van de Raad van Europa op een dergelijke wijze is veroordeeld.77

Het Comité van Ministers gaf echter geen gehoor aan de oproep van de Parlementaire Assemblee en ging zelfs niet over tot een veroordeling van het Russische optreden in Tsjetsjenië en geen van de lidstaten diende een interstatelijke klacht in tegen Rusland.78

De PA heeft dus aanvankelijk een ferme positie ingenomen ten aanzien van Rusland. Het stemrecht werd echter al in januari 2001 weer teruggegeven aan de Russen. Formeel omdat er een verbetering geconstateerd werd in de situatie in Tsjetsjenië maar dit wordt door velen in twijfel getrokken. Zie bijvoorbeeld, de Nederlandse Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) die stelt dat het herstel van het stemrecht in wezen was omdat de Raad van Europa geen enkele steun kreeg van andere internationale organisaties voor deze stellingname.79

In de daarop volgende jaren bleef de PA de situatie in Tsjetsjenië kritisch volgen en stelselmatig veroordelen. De PA gebruikt daarvoor soms stevige bewoordingen. Zie bijvoorbeeld resolutie 1315 (2003), waarin de Assemblee stelt dat: ‘[t]he Council of Europe cannot be what it claims to be while this grave situation continues. We are all diminished’.80In een opmerkelij- ke resolutie in april 2003 sprak de Assemblee zich uit voor de oprichting van een oorlogstribu- naal voor Tsjetsjenië.81Dit was gezien de permanente zetel van Rusland in de VN Veiligheids- raad een niet erg realistisch plan.

Ondanks aanhoudende rapporten over de voortdurende slechte mensenrechtensituatie in Tsjetsjenië82 lijkt de PA vanaf 2001 op te schuiven in de richting van het standpunt dat er enige vooruitgang is waar te nemen in Tsjetsjenië. In 2002 stelde de PA bijvoorbeeld dat

‘although frustratingly slow, at least some progress has been made; [the PA] notes that this is the result of positive change of attitude now identifiable in the Russian Federation concerning the way to deal with

76 Aanbeveling 1456 (2000), Conflict in the Chechen Republic – Implementation by the Russian Federation of Recommenda- tion 1444 (2000), 6 april 2000, par. 18.

77 De schorsing van lidstaat Griekenland is ook aan de orde geweest toen de militaire junta zich schuldig maakte aan ernstige mensenrechtenschendingen in de jaren van 1967-1974 maar Griekenland besloot in 1969 zelf zich terug te trekken uit de Raad van Raad van Europa

78 In resolutie 1221 (2000) van 29 juni 2000, betreurde de PA dit en riep zowel het Comité van Ministers als de lidstaten opnieuw op om gehoor te geven aan de eerdere oproep in resolutie 1456 (2000). Een verzoek dat werd herhaald in de resoluties 1227 (2000) en aanbeveling 1478 (2000) beide van 28 september 2000. In daarop volgende resoluties, zoals resolutie 1240 (2001) van 25 januari 2001, constateerde de PA wel wat positieve ontwikkelingen maar bleef van mening dat het Russische optreden niet voldeed aan de normen zoals overeengekomen binnen de Raad van Europa. In de laatstgenoemde resolutie drong de PA met name aan op het houden van democratische verkiezingen zodat de Tsjetsjenen hun eigen leiders zouden kunnen kiezen (par. 17-19).

79 Adviesraad Internationale Vraagstukken, De Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, Adviesnr. 40, februari 2005, p. 15.

80 Resolutie 1315 (2003) van 29 januari 2003, par. 1. Zie ook resolutie 1270 (2002), 23 januari 2002.

81 Resolutie 1323 (2003) van 2 april 2003, par. 10 (iii). In deze resolutie herhaalt de PA weer haar oproep tot het indienen van een interstatelijke klacht, par. 10 (ii).

82 Zie bijvoorbeeld het rapport van rapporteurs David Atkinson en Rudolf Binding voor de Commissie inzake de Naleving van Verplichtingen door de Lidstaten van de Raad van Europa (Monitoring Commissie) van 26 maart 2002 (Doc. 9396) par. 8 (i); Doc. 9732 (supra noot 9) en doc. 10283 van 20 september 2004.

(17)

the conflict. The Assembly therefore believes that it is by supporting or strengthening the position of those within the Russian Federation who advocate and strive for such changes that the Council of Europe can make its most effective contribution’.83

Een van deze positieve ontwikkelingen die de PA signaleert is bijvoorbeeld de aanwezigheid van experts van de Raad van Europa in Tsjetsjenië sinds 2000 en de instelling van een ‘Joint Working Group’ met daarin leden van de Assemblee en van de Russische Doema. Deze werk- groep kreeg de taak om toe te zien op de uitvoering van de aanbevelingen van de PA.84

Ondanks het feit dat de PA na 2001 lijkt te hebben gekozen voor het stimuleren van de (geringe) vooruitgang blijft de Assemblee onverminderd kritisch over de mensenrechtenschen- dingen die plaatsvinden in Tsjetsjenië in een klimaat van straffeloosheid en zich lijken te verspreiden naar andere gebieden binnen de Russische federatie.85In alle resoluties worden zowel de Russische autoriteiten als de Tsjetsjeense rebellen veroordeeld en wordt Rusland opgeroepen om NGOs en klagers voor het EHRM te beschermen. In januari 2006 verschijnt de uiterst kritische resolutie 1479 (2006) en aanbeveling (1733 (2006)) op basis van een rapport van rapporteur Bindig.86In deze documenten die één van de meest kritische beoordelingen van de situatie in Tsjetsjenië sinds tijden vormen, stelt de PA dat:

‘[the Committee of Ministers must] confront its responsibilities in the face of one of the most serious human rights issues in any of the Council of Europe’s member states, as the lack of effective reaction by the Council’s decision-making body has the capacity to seriously threaten the credibility of the whole Organisation.(...) In order to be able to take the required strong action, [the PA] invites the Committee of Ministers to make use of all the possibilities provided by the Statute of the Council of Europe to reach decisions, including votes by a two-thirds majority’.87

Geconcludeerd kan worden dat de PA met regelmaat een krachtig geluid laat horen en er keer op keer bij het Comité van Ministers op aangedrongen heeft effectief te reageren op de situatie in Tsjetsjenië. De PA heeft herhaaldelijk onderkend dat het uitblijven van een dergelijke reactie de geloofwaardigheid van de hele organisatie ondermijnt.88Zonder bekrachtiging door het Comité van Ministers blijft de scherpe kritiek van de Parlementaire Assemblee echter slechts bij woorden.

83 Resolutie 1270 (2002), 23 januari 2002, par. 25.

84 Resolutie 1240 (2001).

85 Zie bijvoorbeeld Resolutie 1403 (2004) par. 8. De verspreiding van de mensenrechtenschendingen naar andere gebieden wordt bevestigd door Amnesty International. Zie: Amnesty International, Russian Federation, Chechnya:

Council of Europe must take action to ensure real change for human rights, EUR/46/002/2006, 20 januari 2006.

86 Doc. 10774 (supra noot 6).

87 Aanbeveling 1733 (2006), Human rights violations in the Chechen Republic: the Committee of Ministers’ responsibility vis-à-vis the Assembly’s concerns, par. 2.6. Opmerkelijk is dat dit kritische rapport de steun kreeg van de Russische delegatie. De voorzitter van de PA, René van der Linden voert dit aan ter onderbouwing van zijn stelling dat er vooruitgang, zij het uiterst langzaam, wordt geboekt wat betreft de Russische problematiek. Zie R.A. Lawson,

‘Het is cruciaal dat we Rusland erbij houden, Interview met René van de Linden’, NJCM-Bulletin 2007, p. 967-971.

88 Zie onder andere: aanbeveling 1679 (2004), par. 1 en doc. 10774 (supra noot 6), par. 3.2.3.

(18)

6.3 Comité van Ministers

Uiteindelijk kunnen beslissingen alleen door het Comité van Ministers worden genomen. Hoe is het uitvoerende orgaan van de Raad van Europa tot dusver met de situatie omgegaan? Gezien de ernst van de situatie in Tsjetsjenië valt te verwachten dat het Comité van Ministers zich intensief met de situatie zou hebben bezig gehouden en adequaat zou hebben gereageerd op de aanbevelingen van de PA. Dit is echter niet het geval.

Algemeen toezicht op de situatie in Tsjetsjenië door het Comité van Ministers vond plaats door middel van het bespreken van de eerder genoemde periodieke rapporten van de secretaris- generaal over de situatie. Na het voorjaar van 2004 kwam de situatie in Tsjetsjenië echter nog maar zeer sporadisch voor op de agenda van het Comité van Ministers en vindt er geen regelmatige bespreking meer plaats.89

Sinds 1999 heeft de PA drie verschillende verzoeken gedaan aan het Comité van Ministers.

Allereerst heeft de PA in een aantal aanbevelingen90het Comité van Ministers gevraagd een actieve houding aan te nemen om een eind te maken aan het klimaat van straffeloosheid. In dit verband riep de PA onder andere op tot de oprichting van een internationaal tribunaal en werd het Comité van Ministers aanbevolen om Rusland op te roepen haar anti-terrorisme- wetgeving in overeenstemming te brengen met de standaarden van de Raad van Europa. In antwoord op de aanbevelingen van de Assemblee liet het Comité van Ministers weten dat de situatie regelmatig aan de orde werd gesteld. Een officieel besluit om bij de Russische Federatie aan te dringen op naleving van de verplichtingen werd echter niet genomen. Op het voorstel om een internationaal oorlogstribunaal voor Tsjetsjenië op te richten werd niet gereageerd. Wel reageerde het Comité van Ministers op het verzoek van de PA om na te gaan of de Russische terrorismewetgeving voldeed aan de standaarden van de Raad van Europa.

In december 2002 presenteerden experts hun bevindingen. Met hun bevindingen werd echter niets gedaan door het Comité van Ministers.

Ten tweede werd het Comité van Ministers opgeroepen om actief toe te zien op de situatie in Tsjetsjenië en de aanwezigheid te garanderen van experts van de Raad van Europa in Tsjetsjenië.91Aan dit verzoek voldeed het Comité van Ministers door medewerkers te positio- neren bij de ‘Office of the Special representative of the president of the Russian Federation for ensuring human rights and freedom in the Chechen Republic of the Russian Federation’.

De aanwezigheid van de experts van juni 2000 tot april 2003 werd door de Assemblee als zeer positief ervaren maar hun mandaat bleek al gauw te gelimiteerd om daadwerkelijk te kunnen bijdragen aan het tegengaan van het klimaat van straffeloosheid in de Tsjetsjeense deelrepubliek.

Het verzoek van de PA92 aan het Comité van Ministers om iets aan dat mandaat te doen werd niet opgevolgd. Na een bomaanslag in 2003 werden de experts van de Raad van Europa uit Tsjetsjenië teruggehaald en vervangen door ad hoc hulp op verzoek van de Russen.

Ten slotte heeft de PA in aanbeveling 1600 (2003) voor het eerst gebruik gemaakt van de officiële bevoegdheid om het Comité van Ministers te wijzen op problemen bij het naleven

89 Doc. 10774 (supra noot 6) par.72.

90 Zie aanbevelingen 1498 (2001), 1548 (2002), 1600 (2003), 1679 (2004), 1710 (2005) en 1733 (2006).

91 Zie aanbeveling 144 (2000).

92 Aanbeveling 1600 (2003).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Men koos daarop voor een oude identiteit van het land, die niet ver- bonden was met Rusland en de Russische overheersing, maar met de periode ervóór, toen Wit-Rusland een

Zij lezen daarnaast dat Zweden tijdens deze Raad heeft gepleit om de Europese steun voor de aanpak van COVID-19 in Wit-Rusland niet aan de overheid te geven, maar aan

In de eerste oorlog (die heel slecht is afgelopen voor de Russen), toen zag je op de Russische tv hoe het Russische leger daar met kapotte vrachtwagens en

In de nieuwe wetgeving is een dubbele buff er ingevoerd om het oneigenlijke gebruik van deze transactie- mogelijkheid voor fi scale misdrijven te voorkomen: zowel de fi

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Nederland pleit voor verdieping en versterking van de samenwerking tussen de EU en de VS, waarbij onder andere de relatie met China en de mogelijke Amerikaanse terugkeer naar

- De Russische standaarden op de internationale normen afstemmen, om de bedrijfsactiviteiten van de industriesector effectief en conform te maken. - De

- Sommige producenten overschatten hun financiële en organisatorische capaciteiten, alsmede de vraag naar hun producten op de markt. - Een tekort aan ervaring op het