• No results found

Grote Gasthuiser en Sint Anthoniskamp

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Grote Gasthuiser en Sint Anthoniskamp"

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zutphense Archeologische Publicaties 111

Bert Fermin & Diederik Rijs

Grote Gasthuiser en Sint Anthoniskamp

Archeologisch onderzoek in de Deventerweg

en Van Achteveltstraat in Zutphen

(2)
(3)

Inhoud

1 Algemene projectgegevens 5

2 Inleiding 7

3 Historische beschrijving van de Zutphense Eng 9

3.1 Inleiding 9

3.2 Zutphense Eng in de historie 10

3.3 Landerijen noordelijk deel Zutphense Eng met eerste vermeldingen (*

ligging bekend)

13

4 Opgravingsresultaten 17

4.1 Terreinopbouw 17

4.2 Sporen 17

5 Losse metaalvondsten 23

6 Conclusie 29

7 Literatuur 31

Colofon 33 Sporenlijst 35 Vondstdeterminatielijst 37 Zutphense Archeologische Publicaties 41

(4)
(5)

1 Algemene projectgegevens

Gemeente: Zutphen

Toponiem: Van Achteveltstraat / Deventerweg Projectcode: VAV2015

Coördinaten: 211411.89 / 463116.02 210556.32 / 461626.58

Onderzoeksmeldingsnummer: 3297108100 Periode van onderzoek: 14-9 t/m 14-10-2015

Opdrachtgever: Gemeente Zutphen, team Werken, dhr. J. Blaauw Uitvoerder: Gemeente Zutphen, team Archeologie

Projectleiding: drs. H.A.C. Fermin Aantal uitgegeven vondstnummers: 10 Aantal uitgegeven spoornummers: 21 Aantal putnummers: 5

Documentatie: bevindt zich in het Regionaal Archief Zutphen, Spiegelstraat 13-17, 7201 KA Zutphen

Vondstmateriaal: bevindt zich in het Gemeentelijk Depot voor Bodemvond- sten, Dieserstraat 11, 7201 NA Zutphen

plangebied

gemeente Zutphen

1. Globale ligging van het plangebied.

(6)

36 30

31

39 38

Lerinckstraat van Achteveldstraat

41 3

1

4 2

14 12

6

9

35

33 34 2

1

29 9

12

14

19 20

van Achteveldstraat 40

56

52 60 Lerinckstra

at 6

8 6

7 5 170

32

68 79

54

Lintelostraat

56 54 48 52

46

44

61 53 1

5

50 63

22

30

58

40 11 42

144

10

12 2

10 11

28 22

20 21 172

2

1

bos Deve

nterw eg

van R aesfeltstraat

van Bourlo straat

Wen tholtstraat

43

148

146

18

trafo

2

20 150

8

12 10

16 168

166 9

11 13

15

6 12 174

7 5

3 1

van M eermurdenstraat van Tills

traat

39

37

40 18

26 164

162

160

158

156

154

152

1

3

10 26

211600

211700 211700

463200463300

211600

463300

211500 211500

463200

11 11 1111 1

5 55 55555 5

22 2222222

33 3333333

4 44444444

2. Waarnemingen plangebied.In geel het opgegraven gedeelte (1), in rood controleputjes (2-5), gerasterd gesaneerde stukken.

(7)

2 Inleiding

De afgelopen jaren werd het rioleringsnetwerk in het Polbeekkwartier groten- deels vervangen. In 2015 was het traject Deventerweg-Van Achteveltstraat aan de beurt. Voor de duidelijkheid, het gaat daarbij niet om de doorgaande De- venterweg, maar om de noordelijke ventweg van deze straat ten oosten van de hoofdweg.

Met de aanleg van de nieuwe riolering en een compleet nieuwe opbouw van het wegcunet werd ruim 2.900 m2 geroerd. Het zuidelijk deel van het te ver- storen gebied, circa. 1.700 m2 groot, is archeologisch interessant. Er is op de gemeentelijke archeologische waardenkaart en in het vigerende bestemmings- plan een hoge archeologische verwachting aan toegekend omdat het is gelegen op de voormalige Zutphense Eng, waar al eerder archeologische resten werden aangetroffen. Het noordelijk deel van het vervangen tracé ligt in de laagte en heeft een lage archeologische verwachting. In het zuidelijk deel bestond dus de kans dat er archeologische resten zouden worden aangetroffen, waardoor op- graven van die delen noodzakelijk was. Omdat vooronderzoek in het riooltracé niet mogelijk was, de weg is immers verhard, is door het bevoegd gezag van de gemeente Zutphen besloten dat het zuidelijk deel opgegraven moest worden.

In dit deel is in feite een proefsleuf aangelegd waarbij alle sporen gecoupeerd werden. Onderzoek in nabijgelegen straten, de Deventerweg, Van der Capel- lenlaan en de Lintelostraat, heeft aangetoond dat de kans groot was dat zich onder het wegcunet een oude akkerlaag bevindt en dat daarmee ook de kans op oude bewoningssporen aanwezig zou zijn. In de Van der Capellenlaan zijn aanwijzingen gevonden voor prehistorische tot vroegmiddeleeuwse bewoning.1 In de Lintelostraat zijn volmiddeleeuwse sporen gedocumenteerd.2

Het onderzochte deel van het plangebied bevindt zich op een langgerekte zand- rug. Doorgaans bevatten dit soort landschapselementen resten van menselijke bewoning. Het is op voorhand echter niet te voorspellen om wat voor resten het daarbij gaat. We weten dat deze Zutphense Eng van de 13e eeuw tot in de 19e eeuw niet meer bewoond is geweest maar als akkerland werd gebruikt. Er zijn echter aanwijzingen dat hier in de ijzertijd, Romeinse tijd en vroege mid- deleeuwen gewoond is. Voor Zutphen is kennis van dit terrein van groot belang omdat er vrijwel geen archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden met uit- zondering van enkele rioolbegeleidingen.

1 Fermin 2014.

2 Fermin 2015..

3. Inmeten van sporen met G.P.S. en tekenen van coupes in werkput 1.

(8)

In het programma van eisen (PvE) zijn daarom de volgende vraagstellingen ge- formuleerd:

- Zijn er vuursteen- of aardewerkstrooiingen aanwezig?

- Zijn er grondsporen aanwezig in het tracé?

- Zo ja wat is de datering en aard daarvan?

- Meer specifiek (naar aanleiding van vondsten in de Van der Capellenlaan): zijn er aan- wijzingen voor vroegmiddeleeuwse bewoning of een grafveld?

- Is er een plaggendek aanwezig?

- Zo ja, wanneer begon opbouw daarvan?

- Zijn er greppelsystemen aanwezig?

- Zijn die te koppelen aan historisch kaartmateriaal?

- Zijn er interessante metaalvondsten aanwezig?

(9)

3 Historische beschrijving van de Zutphense Eng

3.1 Inleiding

De Zutphense Eng of Enk bestaat uit een zandrug die zich uitstrekt vanaf de plaats waar eertijds de ‘Engpoort’ gestaan heeft -bij de Overwelving- tot aan de Holsterbrug over de Polbeek aan de noordkant van de Eng, aan het eind van de huidige Deventerweg. Deze zandrug werd door twee iets lagere delen in drie- en gedeeld: Op het zuidelijk gedeelte stichtte de graaf van Gelre en Zutphen vanaf ±1230 de Nieuwstad, een stad die aanvankelijk apart van Zutphen stond.

Op het middengedeelte –dus buiten de Nieuwstadpoort- bevond zich in de late middeleeuwen de ‘Hessemarkt’ of ‘Heesmarkt’. Er zijn nog geen bronnen bekend over wat hier verhandeld werd, maar te denken valt aan vee.3 Op dit gedeelte van de Eng legden Zutphense burgers en instellingen al vroeg tuinen (gaarden) en tuinhuizen aan, eerste vermeldingen zijn er al vanaf 1347.4 Het noordelijke en grootste deel van de Zutphense Eng is in historische tijden steeds als landbouwgebied in gebruik geweest tot aan de eerste aanleg van woningen etc. voor de nieuwe stadswijk Deventerkwartier. Er zijn middeleeuwse vermel- dingen van een galgenberg en een molenberg op de Eng, maar deze konden nog niet gelokaliseerd worden.5

De landerijen op de Zutphense Eng zelf, de hoger gelegen zandrug, werden gebruikt als akkers. Deze waren vanaf de late middeleeuwen particulier en ker- kelijk bezit. Veel van deze akkers of delen van opbrengsten daarvan, werden in de loop van de tijd geschonken en verkocht aan geestelijke en liefdadige instel- lingen in de stad. De iets lager liggende gebieden aan de randen van de Eng, die

3 ‘Hesmarckt’ genoemd vanaf 1450. Van 1485-1500 ook vermeldingen als: ‘Heesmarkt’ (NL-ZuRAZ, Collectie Gimberg, 0142, inv.nr. 202). ‘Hes’ kan afkomstig zijn van Oudsaksisch hers = paard (H.T.J.

Miedema, Tijdschrift ‘Naamkunde’ jaargang 20 blz. 46 e.v., Amsterdam 1988).

4 Regionaal Archief Zutphen (RAZ), archief nr. 0001, Oud Archief Zutphen, regest nr. 132

5 NL-ZuRAZ-0325 Regestenlijst Kapittel Sint Walburgis, reg.nr. 82; R. Wartena, Stadsrekeningen Zut- phen 1364-1445/46, transcriptie, blz. 434, enz.

4. Een van de weinige afbeeldingen die we kennen van de Zutphense Eng is deze aquarel: Gezicht op Zutphen vanaf de Enk door Cornelis Pronk uit 1727. Universiteitsbibliotheek Leiden.

(10)

vochtiger waren, werden als weide- en hooilanden gebruikt en waren meestal in bezit van de stad Zutphen, die ze verpachtte.

De Zutphense Eng werd aan de westzijde begrensd door het ‘Olde Diep’, een oude IJsselmeander, die stroomopwaarts vanaf begin 15e eeuw niet meer in verbinding met de IJssel stond, maar die met hoogwater wel groot en breed kon worden. Dit Olde Diep verlandde in de loop van de tijd steeds meer, totdat het in de 19e eeuw niet veel meer dan een slootje was. Aan de noordzijde werd de Eng begrensd door de Polbeek of Holsterbeek, die in het Olde Diep uitstroom- de. Aan de oostzijde lag het Oostveen, een drassige laagte die bij hoogwater in de Berkel waarschijnlijk ook water afvoerde naar de Polbeek. Ergens tussen 1573 en 1759 is hier een verbinding met de Polbeek gegraven.

3.2 Zutphense Eng in de historie

De eerste vermelding van de Zutphense Eng is in een oorkonde van Het Spittaal in het archief Zutphen uit 1273: In Hengone Sutphaniensi.6 Het gaat daarbij om de overdracht van tienden (= afdrachten) van landerijen op de Zutphense Eng, die vijf jaar later weer aan Het Spittaal zelf zouden worden overgedragen. Deze tienden waren leenroerig aan Conradus de Insula (= waarschijnlijk ‘van Rijssel’).

Mogelijk is Koenraad lid van de ministerialenfamilie behorend bij één van de vier hoofdhoven, genoemd in een oorkonde van ca. 1105 (Zutphens falsum): de domeinhoven Zutphen, Broekhove, Horstlare en Rijsselt (Rislo).7

Noordveen

De eerste veldnamen die van rond 1350 bekend zijn, liggen allemaal aan de noordzijde van de Zutphense Eng. De beschrijvingen duiden veelal op een ver- binding met goederen in de buurschap Rijssel bij het huidige Eefde, zo ook het Noordveen en een goed van die naam -later genaamd de Poll- allemaal noorwes- telijk van de Zutphense Eng.8 Hier moeten ook de goederen Grote Horst en Kleine Horst hebben gelegen, die in verband worden gebracht met landerijen op of aan de Zutphense Eng.9 Het Noordveen zelf moet het gebied zijn geweest langs het noordelijk deel van het Olde Diep, de oude IJsselarm rond de Mars, vanaf waar de Polbeek daarin stroomde tot bij de monding in de IJssel.

Het goed Noordveen wordt vanaf 1349 vermeld als leen van Van Heekeren, deze familie overgaand in Van Rechteren en daarna Van Keppel, welke laatste het goed Noirtgens Venne of de Poll vanaf 1639 in leen uitgeeft aan de familie Van der Capellen, die het in leen behouden heeft tot het einde van het leenstelsel.10 Op het goed Noordveen, dat dus ook wel De Poll genoemd werd (naamgever van de Polbeek), stond een huis. Vanaf begin 17e eeuw werd op die plaats een schans gebouwd in het kader van het vestingstelsel van Zutphen, en vanaf eind 18e eeuw werd deze schans uitgebouwd tot Fort De Poll.

6 E.J. Harenberg, Oorkondenboek Gelre en Zutphen tot 1326, Den Haag 2003, nr. 1273.05.02.

7 E.J. Harenberg, Oorkondenboek Gelre en Zutphen tot 1326, Den Haag 2003, nr. 1105.07.16 (na 1104.12.25).

8 NL-ZuRAZ-0001, Regesten van Oorkonden Oud-Archief Gemeente Zutphen, reg.nr. 141, a, b, c.

9 NL-ZuRAZ-0325 Regestenlijst Kapittel Sint Walburgis, reg.nr. 82; E.J. Harenberg, Oorkondenboek Gelre en Zutphen tot 1326, Den Haag 2003, nr. 1273.05.02.

10 NL-ZuRAZ-0001, Regesten Oorkonden Oud-Archief Gemeente Zutphen, reg.nr. 141; NL- ZuRAZ-0325 Regestenlijst Kapittel Sint Walburgis, reg.nr. 129; Gelders Archief, 0467 Familie Van der Capellen, inv.nr. 886 e.v.

(11)

Oude en Nieuwe Gasthuis

Aan het eind van de middeleeuwen was het grootste deel van de akkergronden op de Zutphense Eng in bezit gekomen van Het Oude en Nieuwe Gasthuis, die ze behouden heeft tot aan de bouw van de nieuwe woonwijken vanaf eind 19e eeuw. De eerste vermelding van de ontwikkeling van dit bezit is uit 1404 toen Nese van Drinen twee stukken land op de Zutphense Eng “bi den cruce” aan het Gasthuis in de Heilige Geest vermaakte.11 Mogelijk zijn dit delen van de St. An- thoniskamp en Gasthuiskamp, waar dan een wegkruis bij gestaan zou hebben.

De St. Anthoniskapel

Iets later stond bij deze twee akkers van het Oude en Nieuwe Gasthuis de St.

Anthoniskapel, vermeld vanaf 142912 en aan het begin van de Tachtigjarige Oor- log vernield. Deze St. Anthoniskapel staat getekend op twee kaarten uit de 16e eeuw: bij Van Deventer uit 1559 als min of meer symbolisch aangegeven schets en bij Witteroos in 1573 reeds als ruïne. De kapel staat duidelijk vlak aan de rand van het Olde Diep.

Het is niet bekend door wie en wanneer deze kapel gesticht is, maar de St. Antho- nie Broederschap op de Nieuwstad is de beste kandidaat. Deze broederschap werd ergens in de eerste helft van de 15e eeuw opgericht en had een gemengd karakter als schuttersgilde van de Nieuwstad en kerkelijke broederschap van de Nieuw- stadskerk aan het Antoniusaltaar aldaar.13 Hun schuttersbaan bevond zich rechts buiten de Nieuwstadspoort. Vanaf 1599 wordt vermeld dat de broederschap een weydeken op dat Olde Diep in bezit heeft, soms ook genoemd een landeken.14 Moge- lijk is dat het perceel waar de kapel gestaan heeft. De broederschap zou dan met de stichting van de kapel hun eigen patroonheilige extra vereerd hebben. Waar- schijnlijk is de kapel op zijn beurt weer de naamgever van de naastgelegen An- thoniskamp.

11 NL-ZuRAZ-0407, Regesten van Oorkonden Oude en Nieuwe Gasthuis, reg.nr. 63.

12 NL-ZuRAZ-0407, Regesten van Oorkonden Oude en Nieuwe Gasthuis, reg.nr. 110.

13 NL-ZuRAZ-0086, Archief van de Sint Anthonie Broederschap op de Nieuwstad (1484-1983).

14 Bijdragen Mededeelingen Gelre 1940, blz. 215; NL-ZuRAZ, Collectie Kreijnck, 0141, inv.nr. 22.

5, 6. De Zutphense Eng op de kaart van Jacob van Deventer (c. 1565) met een detail van de Anthoniskapel.

Rechts is ook de schietpaal te zien op het rechthoekige "eilandje" rechts van de Y-splitsing.

(12)

Het landje aan het Oude Diep wordt in 1656 door de broederschap verkocht en op de zeer exacte kaart van het Oude en Nieuwe Gasthuis uit 1663 wordt het niet meer apart vermeld en ligt er op die locatie een klein smal akkertje met daarnaast een smal weiland.15

In 1725 werd de perceelstructuur ingrijpend gewijzigd, toen de lange rechte Deventerweg dwars over de Zutphense Eng werd aangelegd.16 Hiermee verviel de oude weg langs de linkerrand van de zandrug, langs het Olde Diep. Deze rand werd recht afgegraven, bijna parallel aan de Deventerweg

In historische bronnen zijn er geen vermeldingen van boerenerven op de Zut- phense Eng. Dit lijkt erop te duiden dat de akkers en weilanden vanaf de late middeleeuwen alleen bewerkt werden vanuit noordelijk gelegen boerderijen in Angeren/Rijssel en vanuit zuidelijk gelegen boerderijen in de Nieuwstad.

Archeologische sporen en vondsten aan de Van der Capellenlaan tonen aan dat er vóór deze historische periode wel boerenerven op de noordelijke Zutphense Eng gelegen moeten hebben.

Eerste bebouwing op de noordelijke Zutphense Eng verscheen er -na de ver- dwenen St. Anthoniskapel- pas vanaf 1851, toen er een stoomoliemolen aan het eind van de Weg naar Laren gebouwd werd.17

15 NL-ZuRAZ-0001, Oud Archief Zutphen, inv.nr. 1511; NL-ZuRAZ kaart nr. SZU004000501_019, H. van Gelder.

16 ‘Korte geschiedenis van het Rozenhof- en Deventerwegkwartier’, Historische Vereniging Zutphen, 2002, 16.

17 D. Eikelboom, ‘De stoomoliemolen van Heukelman’, Tijdschrift ‘Zutphen’, 2010-03.

7.‘Grote Gasthuiser en Sint Anthoniskamp’. Kaart van Henrick van Gelder uit de atlas van be- zittingen van Oude en Nieuwe Gasthuis (Regionaal Archief Zutphen, arch.nr. 0407) uit 1663.

(13)

3.3 Landerijen noordelijk deel Zutphense Eng met eerste ver- meldingen18 (* ligging bekend)

*Adamanskamp19

Van Adamanshuis, mogelijk vanaf 1468?, ‘Adamanshuijs Kamp’ 1562, ‘Admans Camp’ 1663 op kaart Oude en Nieuwe Gasthuis. 1832 particulier: Chr. ten Hoopen & consorten. Op de veldnamenkaart uit 1919 heet het meest noorde- lijke deel van de Adamanskamp: Paardekamp.

*St. Anthoniskamp20

In 1404 door Nese van Drinen vermaakt?; 1663 op kaart Oude en Nieuwe Gasthuis.

1832 nog steeds van Oude en Nieuwe Gasthuis

*St. Anthoniskapel

Genoemd 1429. Op kaart van Deventer 1560, ruïne op kaart Witteroos 1572.

Van 1599 tot 1656 wordt een weilandje aan het Olde Diep bezit van het St.

Anthonie Broederschap op de Nieuwstad genoemd.

*Beitelkamp21

Adamanshuis 1562 in erfpacht. 1568 wordt Oude Gasthuis ermee beleend, leen- roerig aan Spaensweert. 1599 opnieuw beleend. 1832 nog steeds van Oude en

18 Kadastrale Atlas Gelderland 1832; NL-ZuRAZ kaart nr. SZU004000107, Albers, J.W. (tekenaar).

19 NL-ZuRAZ-0209, Regestenlijst Vrouwenconvent Adamanshuis reg.nr. 47, 59, 60; NL-ZuRAZ kaart nr. SZU004000501_021.

20 zie noot 8 + NL-ZuRAZ kaart nr. SZU004000501_019, H. van Gelder.

21 NL-ZuRAZ-0209, Archief Vrouwenconvent Adamanshuis inv.nr. 47; NL-ZuRAZ-0407, Regesten Oorkonden Oude en Nieuwe Gasthuis, reg.nr. 629, 639, 651.

8. Kaarten met bezittingen van Oude en Nieuwe Gasthuis op de Zutphense Enk uit 1663 (Regi- onaal Archief Zutphen, arch.nr. 407) geprojecteerd op kaart met ligging veldpercelen zoals die vóór 1725 was. Tussen St. Anthoniskamp en Gasthuiskamp in blauw de opgravingslocatie.

(14)

Nieuwe Gasthuis

*Gasthuiskamp22

In 1404 door Nese van Drinen vermaakt? 1663 op kaart Oude en Nieuwe Gast- huis.

1832 nog steeds van Oude en Nieuwe Gasthuis Gravenmaat23

Genoemd 1390. Kapittel had tienden ervan in 1393. In 1516 verkocht door Bentink aan Sluiter, behoudens recht van de hertog. Verpondingskohier 1643- 1651: Het Hartogen maetjen 1718-1742 wordt er een Hertogenmaat genoemd.

Ligt rechts van de Holsterbrug.

Hadekenstukke/ Haedekynckcamp24

1373 particulier, 1407 verkocht aan Hr. Hendrikhuis. 1488 verkoopt Ludolf Koster Haykenkamp aan Oude Gasthuis. 1490 beleent de proost Oude Gasthuis ermee. In 1545 heeft Anthonie Groote Broederschap korenrente, vanaf 1609 ei- gen goed van Anthonie Groote Broederschap. Ligging bij *Holsterbroek, Lange Maat en Swypercamp.

22 zie noot 8 + NL-ZuRAZ kaart nr. SZU004000501_019, H. van Gelder.

23 GA-0001 Rekening van rentmeester Johan van der Capellen, inv.nr. 221e ; NL-ZuRAZ-0325 Regestenlijst Kapittel Sint Walburgis, reg.nr. 209; GA, 0012 Gelderse Rekenkamer, Regesten, inv.nr. 498;

NL-ZuRAZ-0141, Collectie Kreijnck, inv.nr. 22, 1643-1651 Verpondingskohier afschrift; NL-ZuRAZ Transcriptie repertoria resoluties magistraat 1701-1740, Inv.nr. 113, blz. 281; GA, 0467 Familie Van der Capellen, 2.1. De Boedelhof, inv.nr. 814.

24 NL-ZuRAZ-0357, Regestenlijst Archief Vrouwenconvent Isendoorn, reg.nr. 231; NL-ZuRAZ-0356, Regestenlijst Archief Heer Hendrikhuis, reg.nr. 437; NL-ZuRAZ-0407, Regesten van Oorkonden Oude en Nieuwe Gasthuis, reg.nr. 360 + 372; Bijdragen Mededeelingen Gelre 1940, blz. 184.

St. Anthoniskapel

St. Walburgenmaat

Sterkemaat Gravenmaat?

Holsterbroek

Hazenkamp St. Anthoniskamp

Gasthuiskamp

Adamanskamp

Kribbenwei

9. Noordelijk deel van de wijk Noordveen met daarop geprojecteerd de ligging van de veldperce- len van vóór 1725. Tussen St. Anthoniskamp en Gasthuiskamp in blauw de opgravingslocatie.

(15)

*Hazekamp25

Verpondingskohier 1645 ’t Haesecampken. 1663 op kaart, bezit Oude en Nieuwe Gasthuis.

1695 verkocht aan vrouwe van de Voorst. 1832 nog particulier: H. Huetink. Op de veldnamenkaart uit 1919 heet het perceel tussen de Hazenkamp en de St.

Anthoniskamp: Kleine Hazekamp. Op dezelfde kaart staan links en rechts van de Deventerweg, ten zuiden van de Praebsterkamp: Grote Hazekamp.

*Holsterbroek26

Genoemd 1470. In 1611 worden geërfden van het Holsterbroeck genoemd. 1663 op kaart Oude Gasthuis van Hazenkamp: Holderbroeck. 1832 particulier: P. Bis- schop. Waarschijnlijk genoemd naar het oude goed De Hulst (de Laatste Stui- ver), vermeld vanaf tenminste 1382.

Kruisakker27

1392 ‘de Cruyusacker’, particulier. Liggend bij een kruis. 1448 ‘Cruce Acker‘

verkocht aan St. Elisabeths Gasthuis. = deel Gashuiskamp? of St. Anthononis- kamp?

25 NL-ZuRAZ, Collectie Kreijnck, 0141, inv.nr. 22,Verpondingskohier 1643-1651 afschrift; NL-ZuRAZ kaart nr. SZU004000501_021, H. van Gelder;

26 NL-ZuRAZ-0084 Regesten Anthony Groote Broederschap reg.nr. 89; NL-ZuRAZ-0001, Oud-Ar- chief Gemeente Zutphen, Transcriptie repertoria resoluties magistraat 1573-1620, inv.nr. 110, blz. 82;

NL-ZuRAZ kaart nr. SZU004000501_021, H. van Gelder; GA- 0001 Graven hertogen Gelre, graven Zutphen, herfstbede land Zutphen Jan Baliu, inv.nr. 211F.

27 NL-ZuRAZ-0407, Regesten van Oorkonden Oude en Nieuwe Gasthuis, reg.nr. 45; NL-ZuRAZ-0407, Regesten van Oorkonden Oude en Nieuwe Gasthuis, reg.nr. 154.

Oude en Nieuwe Gasthuis Hervormde Diakonie Gemeente Zutphen Domein van Oorlog Particulier

10. Eigendom van de percelen in de wijk Noordveen volgens de kadastrale kaart van 1832.

(16)

Lange Maat28

1464 “Lange Maet”. 1518 verkocht aan Adamanshuis. Ligging bij *Holster- broek, Hadekenskamp en Swypercamp.

*Scheurweide (rechts voor Holsterbrug)

1820 notulen v.d. raad, eigendom Zutphen, 1919 veldnamenkaart Zutphen.

*Sterkemaat29

In 1457 eigendom stad, voorheen ooit erfnisse Lambertus die Sterck. 1919 op veld- namenkaart Zutphen.

Swyperkamp30

In 1373 heeft Wisze, dochter van wijlen Obert van Zwipe bezit op de Zutphense Eng. In 1470 is de helft van Swypercamp van Ludolf Coster. 1488 Swyperpas ver- kocht aan Oude Gasthuis. Ligging bij *Holsterbroek, Hadekenskamp en Lange Maat.

*St. Walburgenmaat31

Het oudste met name genoemde perceel op de Zutphense Eng is het weiland St.

Walburgenmaat, genoemd in 1347 (en mogelijk zelfs 1268). Het lag achter aan de Zutphense Eng aan de Holsterbeek, links van de Holsterbrug naar Angeren en Eefde. Het was eigendom van de Proosdij van het Kapittel van St. Walburgis (tot tenminste 1457). T/m 1574 vermeld als naastliggend perceel.

1832 particulier: J.J. ten Dijk

28 NL-ZuRAZ-0357, Regestenlijst Inventaris Archief Vrouwenconvent Isendoorn, reg.nr. 883; NL- ZuRAZ-209, Regestenlijst archief Vrouwenconvent Adamanshuis reg.nr. 175.

29 NL-ZuRAZ-0466 regesten proosdij de St Walburgis, reg.nr. 98.

30 NL-ZuRAZ-0357, Regestenlijst Inventaris Archief Vrouwenconvent Isendoorn, reg.nr. 234; NL- ZuRAZ-0084 Regesten Anthony Gr. Broedersch., reg.nr. 89; NL-ZuRAZ-0407, Regesten Oorkonden Oude en Nieuwe Gasthuis, reg.nr. 360 + 365.

31 NL-ZuRAZ-0325 Regestenlijst inventaris archief Kapittel Sint Walburgis, inv.nr. 20; NL-ZuRAZ-466 regesten proosdij de St Walburgis, reg.nr. 22 + 98; NL-ZuRAZ-001, Oud-Archief Gemeente Zutphen, Transcriptie Rekening van overrentmeester Henryck Ruyter, 1574/1575, inv.nr. 1143.

11. De Zutphense Eng in 1910 door F.H. van Etteger, regionaal Ar- chief Zutphen.

(17)

4 Opgravingsresultaten

4.1 Terreinopbouw

Aan de zuidzijde van de Deventer- weg (binnen het onderzoeksgebied, ter hoogte van S1, zie afb. 13) is het terrein duidelijk afgegraven c.q. ge- egaliseerd. Onder een “recent” weg- opbouw-pakket van metselzand is een ca. 5 cm dik pakket donkergrijs lemig zand zichtbaar. Dit heeft de kleur van een esdek, maar opvallend is dat er geen oude akkerlaag aanwezig is op deze locatie. De kans bestaat dat dit donkere esdek door de oude bouw- voor heen is geploegd. In ieder geval is het oude sporenniveau (de top van het rivierduin) hier nog intact. Ter hoogte van S10 is de situatie al heel anders. In het daar gestoken oostpro- fiel is wel een klassieke opbouw te zien met een oude bouwvoor (22 cm dik) en een (dun) esdek (18 cm). De

hoogte van de top van de C-horizont loopt bij deze twee profielen van 8,08 + NAP bij de eerste waarneming heel iets af naar 8,00 + bij het tweede profiel.

Ten noorden van de Van Tilstraat ligt de straat op een relatief recent aangelegde dijk en zijn er geen waarnemingen meer verricht. Duidelijk is echter wel dat hier het einde van de Zutphense Eng is en het terrein ten noorden ervan aan- merkelijk lager lag.

4.2 Sporen

In het vlak zijn grofweg de volgende soorten te onderscheiden: kleine kuiltjes en paalsporen, greppels en “recente” sporen.

In de eerste categorie zijn sommige sporen duidelijk paalsporen terwijl bij an- dere sporen niet kon worden vastgesteld of het hier überhaupt om echte ingra- vingen ging danwel om natuurlijke grondsporen. Spoor 1 heeft een diameter van 30 cm en een restdiepte van 18 cm. Het gaat om een goed paalspoor, maar helaas bevatte het geen vondstmateriaal. Spoor 2 heeft een diameter van 28 cm en een restdiepte van 24 cm. Ook dit spoor heeft geen aardewerk opgeleverd.

Spoor 3 is een ovaal kuiltje met een lengte van een meter en een restdiepte van 24 cm. Dit spoor bevatte opvallend veel houtskool. De enige ander vondst is een klein fragment vuursteen. Dit stukje heeft echter geen afslagnegatieven of andere kenmerken, en het is dus niet te zeggen of het om een prehistorisch of middeleeuws (vuurslag!) stukje vuursteen gaat. Omdat het spoor geen deel uit- maakt van een structuur is het houtskool niet opgestuurd voor verdere datering.

Spoor 5 is een natuurlijk spoortje. Spoor 7 is het duidelijkste paalspoor. Het gaat om een paalkuil met een diameter van 33 cm en een restdiepte van 72 cm. De 12. Oostprofiel waarin een oude grijsbruine ak- kerlaag waarneembaar is (met mollenpijpen) en daarboven nog een restje van het esdek (donker- grijs).

(18)

vulling bestaat uit bruingrijs zand met houtskool.

Aan scherfmateriaal zijn er een kogelpotscherf, die op grond van het baksel waarschijnlijk in de 11e of 12e eeuw geplaatst moet worden en wat kruimels handgevormd aardewerk. Deze brokjes moeten waarschijnlijk als Hessens-Schortensaardewerk gedetermineerd worden. Verder bevatte het paal- spoor kleine stukjes huttenleem en een hoefnagel- tje. Vlak naast dit spoor ligt S8, een spoortje met een diameter van 26 cm en een diepte van 20 cm.

Het spoor heeft sterk te lijden gehad van biotur- batie. De datering is onduidelijk. Spoor 9 is lang-

463125463150463175

211425 211450

211450 211425

463175463150463125

6 6

4

15 14 13

10, 11 12 7, 8 9

5

3 1 2

12

natuurlijke ondergrond paalsporen e.d.

greppels

verstoringen 19e eeuw verstoringen 20e eeuw

spoornummers

13. Allesporenkaart van werkput 1 met interpretaties. Het hele noordelijke deel is verstoord.

14. Diep paalspoor uit de volle middeleeuwen (S7).

(19)

werpig en heeft een lengte van ruim een meter. Ofschoon er in het spoor een scherfje Hessens-Schortens aardewerk is gevonden, is het niet zeker of het om een echt grondspoor gaat. Feitelijk bestaat het uit enkele vage vlekken met een diepte van ca. 10 cm. De laatste drie kleine spoortjes, S10-S12 hebben een dia- meter van 20 cm en een diepte van 10-18 cm. De spoortjes hebben een bruin- grijze kleur en bevatten houtskool. Spoor 10 heeft een handgevormd scherfje opgeleverd dat mogelijk Hessens-Schortensaardewerk is.

Samenvattend kunnen we voor deze groep sporen stellen dat de geringe breedte van de sleuf, die doorsneden wordt door een riool en greppels, geen interpre- tatie van een structuur toelaat omdat het overzicht ontbreekt. We kunnen wel stellen dat de sporendichtheid relatief gering is. Anderzijds is het wel duidelijk dát er hier “iets” gestaan heeft. De vraag daarbij is overigens in welke tijd dat geweest is. Het beste aanknopingspunt biedt spoor 7, dat waarschijnlijk uit de volle middeleeuwen (ca. 1000-1200 AD) dateert. Diverse Hessens-Schortens- scherfjes tonen echter aan dat er ook in de vroege middeleeuwen (ca. 500-1000 AD) in de buurt (of op deze plek) gewoond is. Mogelijk moeten de kleine paal- spoortjes aan deze periode worden toegeschreven.

Twee greppels geven meer houvast omtrent hun datering. Deze greppels lopen min of meer oost-west. De zuidelijke greppel (S4) heeft een breedte van 3,8 15-17. Paalsporen 1,2 en 3, mogelijk met vroegmiddeleeuwse ouderdom.

18-20. Bermgreppels S4 (boven) en S6 (benden). De lange sleuf die er doorheen loopt is de oude rioleringssleuf.

(20)

meter, de noordelijke greppel (S6) heeft een breedte van 2,75 meter. Daar- tussen ligt een strook van 3,5 meter. Twee parallelle greppels met een smalle strook ertussen zou kunnen wijzen op een functie als bermsloten. Historisch kaartmateriaal toont aan dat dit inderdaad het geval is: na georeferentie blijkt de ligging van de strook grond tussen beide greppels inderdaad overeen te komen met de ligging van een weg.

De greppels hebben geen homogene vulling, maar bestaan in beide gevallen uit drie parallelle stroken. De middelste strook is de lichtste, de stroken aan de buitenzijde lijken qua kleur op elkaar. Het zou dus goed kunnen dat we in wezen naar drie fasen van dezelfde greppel kijken. Dat zou ook het verschil in breedte kunnen verklaren. Er zijn echter geen coupes door de greppels gezet, omdat ze behouden bleven. Op grond van de beperkte steekproef van het vondstmateriaal is er geen duidelijke fasering te maken. In de zuidelijke greppel bevat de zuide- lijkste fase weliswaar alleen middeleeuws steengoed, terwijl de noordelijke fase daarnaast ook faience, een dunne pijpensteel en een ijzeren gesp heeft opgele- verd, maar dat wil op zich niet zeggen dat de greppel in oorsprong middeleeuws is. In de noordelijke greppel zijn de “buitenbanen” als één spoor behandeld om- dat ze aansluiten waar de binnenste lichte baan ophoudt en het onderscheid

6 6

4 15 14 13

10, 11 12 9 7, 8

5

3 1 2

21. De bermsloten S4 en 6, in rood geprojecteerd op de gegeorefereerde situatie van vóór 1725.

Duidelijk is dat de weg exact tussen beide sloten in ligt. Vergelijk met afbeelding 7 en 8.

22. Vlakdekkende rijen kui- len in het noordelijk deel van werkput 1. Rechts de houten woningen aan de Deventerweg.

(21)

tussen de buitenste vullingen daar niet te maken is. Het vondstmateriaal is nogal divers: het oudste materiaal is Karolingisch Pingsdorfaardewerk32, te dateren tussen 850 en 925, en een middeleeuwse Siegburgscherf (14e-15e eeuw). Het jongste aardewerk is een (vroeg?) 18e-eeuwse pijpensteel.

Dit stukje weg maakt deel uit van de westelijke enkweg, de weg dus die langs de westelijke rand van de Zutphense Eng liep. Deze weg vormde vanaf de 16e eeuw de grens tussen de Antoniskamp en de Gasthuiskamp, en werd opgeheven in 1725 bij de aanleg van de Deventerweg. Vreemd is wel dat de weg op deze plek niet de hoogtelijnen volgt, maar een stukje de enk op gaat. Daar vormt hij dus de grens tussen twee (relatief hoog gelegen) kampen.

De laatste serie sporen is een vlakdekkende reeks kuilen. Deze kuilen met een formaat van ca. 1,5 x 3 meter liggen in haaks op de Deventerweg georiënteerde rijen met de lange zijden tegen elkaar aan. Ze worden op het oude sporenniveau van elkaar gescheiden door smalle ongestoorde zandstrookjes. De functie van de kuilen is niet geheel duidelijk. Ze doen sterk denken aan de boomplantkuilen die bv. op de Looërenk onderzocht werden.33 Hier werd de juiste interpretatie verkregen door middel van cartografische gegevens. De zone met deze versto- ringen kwam namelijk precies overeen met de ligging van een bosperceel op kaartmateriaal uit 1887 en 1911. Op ouder (1846, 1852) en jonger kaartma- teriaal ontbreekt dit bosje. Waarschijnlijk is hier naaldhout aangeplant dat na een aantal decennia geoogst is. De kuilen zijn gegraven om de doorworteling van de penwortels te vergemakkelijken. Arbeidskosten speelden daarbij amper een rol. Dit proces is ook wel beschreven34, en we weten dat er in Zutphen tussen 1880 en 1900 vrijwel alleen met lokaal grenenhout werd gewerkt in de bouw. De vraag is natuurlijk of er langs de Deventerweg ook zo’n productie- bosje heeft gelegen. Daarvoor is het goed om eerst te kijken naar het vondst- materiaal in de kuilen. Wat als eerste opvalt is dat er véél vondstmateriaal in deze kuilen zit. Het spectrum omvat diverse kleipijpen, waarvan de jongste een zgn. mosterdlepel is van het merk Melkmeid. Dit merk (nr. 180) ontstaat in 1860 maar loopt door tot 1920. Op grond van de vorm van de pijp kunnen we echter stellen dat de pijp tussen 1860 en 1880 geproduceerd moet zijn door de familie Prince.35 Fragmenten van een steengoed mineraalwaterkruik en een

32 Een kenmerkend klinkend hard baksel van bolpotjes met omgeslagen rand.

33 Bouwmeester, Fermin & Groothedde 2008, p. 367-370.

34 Zie bv. Pleyte 1885, aangehaald in Van der Kleij 2003, 5.

35 Duco 2003, 24, 137, 207

23-25. Scherp dateerbaar aardewerk uit de kuilenrijen: links pispotten uit ca. 1880, in het mid- den een kommetje uit 1896 en rechts een kleipijp (melkmeid) uit 1860-1880.

(22)

schoteltje met goudluster van Europees porselein zijn minder strak te dateren, maar het industrieel witte aardewerk is juist weer zeer strak te dateren. Resten van bijvoorbeeld drie identieke pispotten van Petrus Regout uit Maastricht dragen beeldmerk 52: de letters P.R., te dateren rond 1880.36 Een kommetje met beeldmerk 90 (Petrus Regout met sfinx op rechthoekig kader) is op grond van de inkeping boven de letter U exact te dateren in 1896.37 In de vulling werd overigens ook ouder materiaal gevonden, zoals grijsbakkend aardewerk en Siegburger steengoed uit de 14e-15e eeuw. De metaalvondsten zijn ook goed dateerbaar, maar omdat ze met metaaldetectors zijn verzameld in deze zone in losse grond bieden ze wat minder houvast. Tot de munten horen bijvoorbeeld een zilveren Groschen van koning Wilhelm uit Pruisen (de latere keizer Wil- helm I) uit 1868 en een zilveren kwartje van de Nederlandse koning Willem II uit 1849. Een vork met het merkje Prima Alpacca lijkt echter ook uit één van de kuilen te komen en zou dan de jongste vondst kunnen zijn. hoewel alpacca (een nikkel-koper-zinklegering) vanaf ca. 1840 veelvuldig werd toegepast, lijkt deze vork uit de jaren ‘20 of ‘30 van de 20e eeuw te dateren. Op grond van de vele overige vondsten zouden de kuilen echter van rond 1900 moeten dateren, en het lijkt er dus op dat deze vork toch uit een bovenliggende laag komt. Op een 1907 uitgegeven atlas staat het perceel echter niet aangegeven als bosland.

De verkenning voor deze kaart vond echter plaats in 1879 en 1882.38 Ook op ouder kaartmateriaal (1843-184539, 1844-4640) is hier geen bosperceel te zien.

Dat geldt ook voor vroeg 20e-eeuws kaartmateriaal (1910), waarbij echter wel de kanttekening moet worden gemaakt dat er op deze kaart alleen onderscheid wordt gemaakt tussen bouwland (in dit geval akkerland en land met bebou- wing) en onbebouwd land (weiland en bos). Er is hoe dan ook geen aanwijzing gevonden dat er op dit perceel in de historische tijd ooit bos heeft gestaan, en de kuilen moeten dus een andere oorsprong hebben. Misschien was dit stuk grond (op de rand van de enk) drassiger dan de rest en is daarom de ondergrond gebroken. Een andere mogelijkheid is dat hier zand gewonnen is.

Ten noorden van de verstoringen houdt de waarneming grotendeels op. Ter plekke van de kruising is de grond al omgewoeld vanwege een verontreiniging.

In het resterende deel zijn nog vier extra kijkgaten gegraven om de potentie van de rest van het tracé te onderzoeken. Deze waarnemingsgaten waren 1,4 meter breed, ca. 3,6 meter lang en ca. 1,4 meter diep.Tot de aanlegdiepte van het riool bleek de grond opgebracht te zijn. Niet verwonderlijk, aangezien de rest van de Van Achteveltstraat als een soort opgehoogde dijk uitsteekt boven het omliggende land. Ten noorden van de straat ligt het beekdal van de Polbeek.

36 Polling 1997, 24-25.

37 Polling 1997, 12, 35.

38 Grote Historische Atlas Gelderland +- 1905.

39 Historische Atlas Achterhoek, Liemers Rijk van Nijmegen =/- 1843-1845.

40 Grote Historische Atlas van Nederland, 3 Oost-Nederland 1830-1855.

(23)

5 Losse metaalvondsten

Deel van het onderzoek is metaaldetectie. De meeste van de vondsten die ge- daan zijn, zijn echter niet aan grondsporen te koppelen. De vondsten kunnen soms echter wel wat zeggen over de locatie, en anders in ieder geval over de stad Zutphen. Ook in de laagte ten noorden van de Van Achteveltstraat werden eerder metaalvondsten gedaan, zoals een beslagstuk in de vorm van een ko- ningskop.41 Dergelijke beslagen met koningskoppen worden in Engeland wel vaker gevonden en worden doorgaans in de 14e eeuw gedateerd. Stylistisch zou dit exemplaar echter eerder 13e-eeuws zijn. Waarschijnlijk heeft het stuk deel uitgemaakt van een stijgbeugel.42 Een follis van Constantijn 1, in 317 gesla- gen in Trier, die eerder gevonden werd bij het tracé dat nu onderzocht is, kan waarschijnlijk wel echt aan de locatie gekoppeld worden. De volgende lijst is overigens niet uitputtend.

Munten

Tijdens het project werden de nodige munten gevonden. De oudste munt die werd gevonden is een 15e eeuwse halve plak, mogelijk van Kampen. Van de

41 vondst Danny Rouwenhorst, ongepubliceerd.

42 Griffiths 1989, Clark 1995, 70.

26, 27. Beslagstuk in de vorm van een koningskop (links voor behandeling met vaseline, rechts erna), daarnaast een Romeinse follis van keizer Constantijn I uit 317 na Chr.

28-32. Halve plak, Batenburgse en Zeeuwse duit, Silbergroschen Wilhelm I en kwartje Willem II.

(24)

vier duiten die werden gevonden komt de oudste uit Holland (1604-1605), een ander uit de vrije heerlijkheid Batenburg, geslagen tussen 1616-162243 en het derde exemplaar uit Zeeland, geslagen in 1790. Van een Utrechtse duit is weinig meer te zeggen dan dat hij uit de 18e eeuw dateert.

Uit de 19e eeuw dateren twee zilveren munten. Een kwartje van koning Wil- lem II is geslagen in 1849. Een Pruisische zilveren Groschen (groot) uit 1868 is geslagen op naam van Wilhelm I. Wilhelm I was koning van Pruisen, mar werd in 1870 keizer van Duitsland. Andere 19e-eeuwse munten zijn een Belgisch 2- centimesstuk (jaartal onleesbaar) en verder hele en halve Willems- en leeuwen- centen. Een verder is er een onleesbare rekenpenning, aan het type te zien uit Neurenberg, die dateert uit de 18e eeuw.

Boekbeslag

Een messing beslagje van ca. 3,5 cm lang heeft een ruitvorm met inkepingen. De hoeken zijn versierd met inkervingen, die aan veren doen denken. Het stuk heeft in het midden één bevestigingsnageltje. Daar omheen bevinden zich zes pseudo-klinknageltjes. Het gaat zeer waarschijnlijk om een centraal boekbeslag.

De datering ligt in de 16e of 17e eeuw.

Kledingaccessoires

Het oudste kledingaccessoire is waarschijnlijk een 15e-eeuwse geribbelde ring- broche. Dergelijke broches bestonden uit een ring waaromheen een angel was gevouwen. Ze dienden om kleding bijeen te houden. In de vlakbij gelegen Van der Capellenlaan werd ook een ringbroche met een dergelijke ribbelversiering gevonden. Wat aan dit exemplaar echter opvallend is, is de geringe diameter ervan, minder dan 2 cm (ter vergelijking, het eerder genoemde exemplaar heeft een diameter van ca. 4 cm). Ook is de ring onderbroken. Dat kan corrosie zijn van de toch al dunnere plaats waar de angel bevestigd heeft gezeten. Het zou dus ook kunnen dat het feitelijk om een gesp gaat.

Een messing gesp met D-vorm is nog in het bezit van zijn ijzeren angel. Door de vergankelijkheid van ijzer in vergelijking met messing worden dergelijke gespen vaak zonder angel gevonden. Dit exemplaar heeft een opvallende, dieper lig- gende rechte zijde. De beugel heeft een angelrust. De datering is niet helemaal duidelijk, maar het gaat in ieder geval om postmiddeleeuwse gesp. Een beugel met haakpunt heeft deel uitgemaakt van een schoengesp uit de 17e of 18e eeuw.

43 Verkade 35.5

33. Boekbeslagje.

34-36. Middeleeuwse ringgesp, beugel met haakpunt en gesp met ijzeren angel, links de bovenkant met angelrust, rechts de onderkant.

(25)

Een kledinghaakje dateert uit de 16e eeuw. Het stuk heeft een trapeziumvor- mige beugel en een afgebroken haakje. In het ronde medaillon in het midden staat (slecht leesbaar) in gotische letters IHS, naar de Griekse spelling van de naam van Jesus, ΙΗΣΟΥΣ. Vanaf de 16e eeuw werd het monogram echter ook anders uitgelegd, waarbij de èta als een H werd gelezen. Het werd het handels- merk van de Jezuïeten, die zich in het Latijn Societas Iesu noemden. De Jezuïeten kregen in 1542 voet op Nederlandse bodem, waar ze tot 1773 actief bleven (later is de beweging weer nieuw leven in geblazen). De IHS werd naar analogie van hun eigen naam uitgelegd als Iesu Humilis Societas, maar ook als In Hoc Signo (Vinces), Iesum Habemus Sociem, Iesus Hominum Salvator, In Hoc Salus, Iesus Hortatur Sanctorum).44 Of de kledinghaak daarmee ook aan een Jezuiet heeft toebehoord is onzeker. Wel zeker is dat dergelijke kleidinghaakjes vaker worden gevonden.

Knopen zijn er in vele vormen gevonden. De oudste zijn twee kleine 17e-eeuw- se ringoogknoopjes met een rozetversiering. Er zijn vier uniformknopen gevon- den. De eerste is een zeer gesleten bolle knoop met twee kruisende kanonnen.

Deze werden tot de Tweede Wereldoorlog gedragen door de artillerie. Een an- dere bolle knoop toont een posthoorn die alleen aan de onderzijde is omwik- keld. Deze werd gebruikt door de P.T.T. Een bijna identieke (jacht)hoorn vin- den we op de knopen van de Garde Jagers, maar deze is ook aan de bovenzijde omwikkeld. De derde knoop is een klein messing knoopje met een restant van verzilvering. Het toont een gekroond schild met de Nederlandse leeuw, geflan- keerd door de letters SS. Deze knopen werden tussen 1910 en 1945 gedragen door de Staats Spoorwegen. De knoop is gemaakt door de firma Parree & Zn., waarschijnlijk in de jaren ‘30. De vierde uniformknoop draagt alleen een Ne- derlandse leeuw en werd gebruikt door de infanterie.

Een holle knoop met ringoogje is glad en zal door een burger gedragen zijn.

Een platte knoop met vier gaatjes is van de Rotterdamse firma Domhoff. Deze firma werd in 1860 opgericht, maar de knoop is duidelijk jonger. Verder zijn er nog een drukknoopje met een stervormige decoratie en een stuk van een manchetknoop.

Een laatste type kledingasccessoire is de nestel. Hiervan werd één koperen exemplaar gevonden. Nestels dienen als uiteinden van veters.

44 Wat resp. "Nederige gemeenschap van Jezus", "In dit teken (zult gij overwinnen)", "Wij hebben Jezus als metgezel", "Jezus redder van de mensheid", "Hierin ligt het heil" en "Jezus vermaner der heiligen / gelovigen" betekent. Overigens bestonden er ook weer parodieën op deze betekenissen die de Jezuïeten belachelijk maakten.

37-40. Kledinghaakje met IHS-monogram (16e eeuw), ringoogknoopje (17e eeuw), PTT-knoop, verzilverde knoop van de Staats Spoorwegen en een nestel.

(26)

Loodjes

Een loodje met Hebreeuwse letters heeft een diameter van ca. 1,5 cm. Aan beide zijden staat tekst. Aan de ene zijde staat KKK en daaronder Ksjr, aan de andere zijde staat LW(?)BD. KKK staat voor kehille kedousje (de heilige gemeen- te) en de naam van een stad. Dat moet een stad met een K zijn die een Joodse gemeente had. Kampen lijkt hiervoor de aangewezen kandidaat. Ksjr staat voor koosjer, het gaat dus om een vleesloodje. De letters LW(?) BD refereren moge- lijk aan de initialen van de slager.45 De datering van het loodje moet op grond van het lettertype waarschijnlijk in de 17e of 18e eeuw gezocht worden. Kam- pen had in de middeleeuwen een Joodse gemeenschap, totdat die in 1489 de toegang tot de stad ontzegd werd. In 1661 kwam er tijdelijk een kleine gemeen- schap van Portugese Joden in de stad. In ca. 1720 kwamen er nieuwe Joden in de stad, afkomstig uit Duitsland. De kans is groot dat het loodje aan deze groep is te koppelen: er waren bv. in 1796 twee Joodse slachters en zes Joodse slagers actief in de stad tegenover één niet-Joodse slager. Het is helaas niet gelukt om de naam van de slager te achterhalen, maar wel bekend is dat in 1796 één van deze slagers Davids als achternaam had, misschien een nakomeling van de man wiens initialen op het loodje staan.

Vergelijkbaar zijn twee loodjes met een Nederlandse leeuw en de letters Acc.:

accijnsloodjes voor vlees. Deze dateren waarschijnlijk uit de 19e eeuw. Een an- der loodje heeft kloppen: 2 x “G” en “ms” in gotische letters, en aan de andere zijde kruizen. Datering en functie zijn onduidelijk (zo komen gotische letters op kloppen bijvoorbeeld ook voor bij ijkmerken tussen 1845 en 1868). Toch lijkt het hier eerder om een 16e of 17e-eeuws loodje te gaan.

Een rond loodje draagt aan de ene zijde de tekst 'Zutphen' en aan de andere kant de letters V & C. Wat de betekenis van deze letters is of aan welk bedrijf het te koppelen is, is niet bekend.

45 Met dank aan Ariane Zwiers (Joods Cultureel Kwartier, Amsterdam) en Sicco Siegers.

41-44. (Waarschijnlijk 18e-eeuws) Joods vleesloodje, loodje met gotische kloppen, loodje van V&C Zutphen en gordijnloodje.

(27)

Een vierkant loodje van 27 x 27 x 2 mm heeft textielafdrukken. Dergelijke vier- kante plaatjes werden (en worden soms nog) in de zomen van gordijnen genaaid om ze strak naar beneden te houden. De ronde variant (met gaatjes of andere openingen) diende hetzelfde doel bij rokken. Het is lastig om een datering te geven omdat literatuur hierover volledig ontbreekt.

Speelgoed

Er zijn twee resten van lood-tinnen soldaatjes gevonden. De één is een cavale- rist op een paard. De soldaat draagt een 19e-eeuws uniform. Helaas ontbreekt het hoofd en het grootste deel van het paard. Van het andere poppetje is al- leen de bovenkant bewaard gebleven. Het draagt een hoed met brede rand en een geweer. Het zou een cowboy kunnen voorstellen, maar doet eigenlijk nog meer denken aan een Zuid-Afrikaanse boer tijdens de Boerenoorlogen (1880- 1881/1899-1901). De functie van een klein tinnen kikkertje (ruim 2 cm) is niet duidelijk. Het zou om een stukje speelgoed kunnen gaan.

Een laatste vondst in deze categorie is een plaatje van een mondharmonica.

Deze plaatjes worden opvallend vaak gevonden.

Sleutels en slotplaat

Er zijn twee sleuteltjes gevonden: een horlogesleuteltje en een klein sleuteltje dat een vlakke baard heeft. Waarschijnlijk maakte het deel uit van een meubel- stuk. Een blikken slotplaat met versiering in de vorm van baldakijnen was met twee nageltjes bevestigd, mogelijk op een kistje of kastje. Waarschijnlijk gaat het om een 19e-eeuws product.

45-47. Tinnen figuurtjes: een kikker, een “cowboy”

en een cavalerist.

48-50. Sleutel, slotplaat en dop.

(28)

Overig

Niet duidelijk is de functie van een afgebro- ken stuk van een gegoten messing lijst. Deze is rijk gedecoreerd in renaissancestijl waar- bij nog twee figuren, geplaatst in metopen, zichtbaar zijn. De bovenste is een halfliggend naakt met de armen achter het hoofd, de on- derste is een satyr. Naar schatting dateert het stuk uit de 16e eeuw.

Tot slot zijn er nog een tinnen lepel met een ovale bak, typerend voor de 18e eeuw, en een messing dop. Deze laatste is geprofileerd maar is geen schroefdop. Opvallend is dat er een klein gaatje middenin de bovenkant zit.

Het kan zijn dat hier een klein schroefoogje in heeft gezeten.

51. messing lijst met figuratieve decoratie in renais- sancestijl.

(29)

6 Conclusie

Bij de aanleg van het nieuwe riool in de ventweg langs het noordelijke deel van de Deventerweg en de Van Achteveltstraat is archeologisch onderzoek uitge- voerd. In het zuidelijke deel van het plangebied is het tracé voorgegraven tot een archeologisch vlak. Hier werden inderdaad grondsporen aangetroffen. De oudste fase bestaat uit enkele onsamenhangende kleine paalkuiltjes. Hoewel uit de meeste geen vondstmateriaal is geborgen, bevatten twee ervan handgevormd aardewerk dat vrijwel zeker als Hessen-Schortensaardewerk te determineren is. In dat geval is de kans het grootste dat deze spoortjes vroegmiddeleeuws zijn (ca. 5e-9e eeuw). Materiaal met een dergelijke datering werd eerder ook aangetroffen aan de noordzijde van de Deventerweg en de westzijde van de Van der Capellenlaan, eveneens zonder veel verdere duidelijke context. Een klein kuiltje bevatte veel houtskool, maar dit is verder niet 14C-gedateerd omdat de samenhang met de andere sporen onduidelijk blijft. Één paalspoor wijkt duide- lijk af van dit beeld. Dit is een paalspoor met een diameter van 33 cm en een restdiepte van 72 cm (oorspronkelijk moet deze paalkuil ruim een meter diep zijn geweest). Aan aardewerk werd er een kogelpotscherf aangetroffen uit de 11e of 12e eeuw, en verder onder meer verbrande leem. Er zijn geen aanwijzin- gen of deze paal uitmaakte van een grotere structuur, al kan door het gebrek aan andere van dergelijke sporen waarschijnlijk wel kan worden uitgesloten dat hij deel uitmaakte van een boerderij. Een hooimijt of iets dergelijks behoort wel tot de mogelijkheden.

In de sleuf zijn verder diverse laatmiddeleeuwse scherven gevonden, alsmede een 15e-eeuwse halve plak (zilveren munt). In het opgegraven deel is een dun esdek (plaggendek) aanwezig. Heel plaatselijk is ook nog een restje van een oude bruine akkerlaag gevonden. Op de plekken waar wel een esdek aanwezig is en geen bruine akkerlaag (in de top van het natuurlijke zand), is deze oude akker- laag waarschijnlijk verploegd en opgenomen in het esdek. Het is lastig om op grond van de waarnemingen van dit project uitspraken te doen over de datering van beide pakketten, maar op grond van eerder onderzoek is het waarschijnlijk dat de opbouw van het esdek ergens in de 13e eeuw begint.

De meest in het oog springende sporen zijn twee parallelle sloten met daartus- sen een afstand van 3,5 meter. Het blijken bermsloten te zijn, die al voorko- men op het kaartmateriaal van Van Deventer (ca. 1565). In deze periode vormt deze weg de grens tussen de Gasthuiskamp en de Anthoniskamp (naar de twee respectievelijke grondeigenaren). De weg liep voor het grootste deel rond de westrand van de enk, al liep hij op de vindplaats juist een stukje óver de enk. De weg is opgeheven in 1725, toen de Deventerweg werd aangelegd.

De sporenzone is aan de noordzijde begrensd door rechthoekige kuilen die in rijen vlak tegen elkaar zijn gegraven. Op de Looërenk zijn dergelijke kuilen op grond van historisch kaartmateriaal zonder te twijfel te interpreteren als bosbouwgreppels: de oerlaag is hier stuk gebroken om de grond geschikt te maken voor het telen van naaldhout. In dit geval echter tonen cartografische gegevens geen naaldhoutperceel ter plekke. Mogelijk is er grondverbetering toegepast voor iets anders, of is er zand gewonnen. Het gaat hier overigens om het noordelijkste stukje van de zandrug. Ook aan de westkant lijkt er op grond

(30)

van AHN-gegevens zand gewonnen te zijn. De oorzaak kan het ophogen van een van de spoordijken of de Deventerweg zelf zijn. De kuilen zijn echter wel te da- teren aan de hand van de vele scherven in de vulling, waaronder veel industrieel aardewerk van Petrus Regout met haarscherpe dateringen. De jongste scherf dateert uit 1896.

De oudste vermelding van de Zutphense Eng dateert uit 1273, maar dat zegt meer iets over de beschikbare bronnen dan over de werkelijke situatie. Oudere scherven tonen aan dat er in de vroege middeleeuwen ook gewoond werd op de enk, en het is zeer aannemelijk dat het gebruik terug gaat tot ver in de pre- historie (getuige bv. de vondst van een neolithische bijl elders op de enk). Ook werd op de Van der Capellenlaan een mesolithische vuursteenkern gevonden die duidelijk maakt dat er al mensen rondliepen op deze zandrug vóór er geak- kerd werd. Bij dit project is er echter geen prehistorisch materiaal aangetroffen.

(31)

7 Literatuur

Blom, M., F. van Campen, D. Eikelboom, S. Galema, R. Gresnigt, T. Hebing, G.

Janssen, G. Mensink, J. Riemens, J. Schuit, C. van de Vegte & P. van Zalk, 2002:

Korte geschiedenis van het Rozenhof- en Deventerwegkwartier, Zutphen.

Bouwmeester, H.M.P., H.A.C. Fermin & M. Groothedde, 2008: Geschapen landschap. Tienduizend jaar bewoning en ontwikkeling van het cultuurland- schap op de Looërenk te Zutphen, BAAC-rapport 00.0068. Zutphen/Den Bosch.

Clark, J., 1995: The Medieval Horse and its Equipment, Londen.

Duco, D. H., 2003: Merken en merkenrecht van de pijpenmakers in Gouda, Amster- dam.

Fermin, H.A.C., 2014: Dwars door de Zutphense Enk. Archeologische riool- begeleiding Van der Capellenlaan en Deventerweg te Zutphen, Zutphense Archeo- logische Publicaties 97.

Fermin, H.A.C., 2015: Erf op de enk. Archeologische rioolbegeleiding Linte- lostraat te Zutphen, Zutphense Archeologische Publicaties 104

Eikelboom, D. 2010: De stoomoliemolen van Heukelman, Tijdschrift “Zutphen”.

Griffiths, N., 1989: Shield-Shaped Mounts, Finds Research Group 700-1700, Da- tasheet 12, Oxford.

Harenberg, E.J., 2003: Oorkondenboek Gelre en Zutphen tot 1326, Den Haag.

Kleij, G. van der, 2003: Prehistorische grafvelden en tumuli rondom Zutphen, Zutphense Archeologische Publicaties 3.

Miedema, H.T.J., 1988: Tijdschrift ‘Naamkunde’ jaargang 20,. 46 e.v., Amster- dam.

Polling, A., 1997 (5e druk): Maastrichtse ceramiek. Merken en dateringen, Lochem.

Wartena, R., 1975: Oude en Nieuwe Gasthuis Zutphen 1625-1975, Zutphen.

(32)
(33)

Veldwerk: Bert Fermin, Marjolein van der Storm, Claartje Schamp, metaalde- tectie Sicco Siegers en Erik Lammers

Restauratie: Ronald Dingshoff & Ineke Schuttelaar–Ten Veen Afbeeldingverantwoording:

Objectfoto's: Bert Fermin, Danny Rouwenhorst (26 l.) en Sicco Siegers (27) Veldfoto's: Bert Fermin en Marjolein van der Storm

Kaartjes: Diederik Rijs, Rachel Brouwer en Bert Fermin Historisch kaartmateriaal: bronvermelding bij afbeelding.

Colofon

Dit is een uitgave van de Gemeente Zutphen, Team Archeologie Auteurs: H.A.C.Fermin & D.C. Rijs

Redactie: M. Groothedde Vormgeving: H.A.C. Fermin

Titel:Grote Gasthuiser en Sint Anthoniskamp. Archeologisch onderzoek in de Deventerweg en Van Achteveltstraat in Zutphen.

45 pagina's 51 afbeeldingen

Trefwoorden: Zutphen, Deventerweg, Van Achteveltstraat, archeologie Copyright: Gemeente Zutphen

Alles uit deze uitgave mag vermenigvuldigd / openbaar gemaakt worden, maar alleen met voorafgaande toestemming van de uitgever

NUR: 682

ISBN: 978-94-91950-25-4

(34)
(35)

spoor put inter- pret vulling textuur kleur gevlekt hk opm.

1 1PK 0Zs1 BRGR - 1-

2 1PK 0Zs1 BRGR - 1-

3 1PK 0Zs1 BRGR - 0-

3 1PK 1Zs1 LBRGR - 0-

4 1Grep 0Zs1 BRGR - 1- 4 1Grep 1Zs1 LBRGR - 1- 4 1Grep 2Zs1 BRGR - 1- 5 1XXX 0Zs1 LBRGR - 0- 6 1Grep 0Zs1 BRGR - 1- 6 1Grep 1Zs1 LBRGR - 1-

7 1PK 0Zs1 BRGR - 1-

8 1XXX 0Zs1 BRGR - 1-

9 1xxx 0Zs1 LBRGR - 1-

10 1PK 0Zs1 BRGR - 1-

11 1PK 0Zs1 BRGR - 1-

12 1PK 0Zs1 BRGR - 1-

13 1PK 0Zs1 BRGR - 1-

14 1xxx 0Zs1 LBRGR - 0- 15 1xxx 0Zs1 DBRGR - 1recent?

16 1LGN 0Zs1 LBRGL - 0nat. matrix

17 1LGO 0Zs1 LGR GR 1-

18 1LGO 0Zs1 DGR GR 1-

19 1LGBV 0Zs1 GRBR GR 1-

20 1LGN 0Zs1 LGL GR 0-

21 1VSR 0Zs1 xxx xxx 0rec. kuilen algemeen 999 1STORT 0Z DBRGR - 0-

Sporenlijst

(36)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het verleden is het fokdoel voor het Gelderse Paard vastgesteld en sindsdien worden de paarden gefokt en geselecteerd op basis van dit fokdoel, uiteindelijk heeft dit geleid

besparingen zijn ook te bereiken door in plaats van schaalvergroting per bedrijf te kiezen voor samenwerking met andere boeren, bijvoorbeeld door een dure melkstal met

De organi- satie heeft zich in 2003 getransformeerd naar operationele front- en backoffices om daarmee deelnemende ondernemers nog beter van dienst te kunnen zijn. Voor 2003

Hiertoe acht men het in elk geval relevant om van tijd tot tijd in kaart te brengen: • Voor welke onderwerpen binnen het beleid voor diffusie bronnen er specifiek beleid wordt

Het door Jan Duijndam en de Initiatiefgroep Natuurbeheer in Delft opgestel- de plan om het gebied te gebruiken voor de ver- groting van het graslandareaal van de biologische

Waarnemingen op 22 oktober 2003 Veronkrui- Stevigheid Afknakkende Korreluitval ding* aren Zomertriticale Logo 7 Zomertriticale SG V60194A 7 Zomerrogge Sorom 8 Kanariezaad Cantate

‘In juni houden we rond de Pinksteren hoe dan ook Open dagen, compleet met een grote tent voor een 40-tal standhouders uit het bedrijfsleven?. De bouw gaat

Agrodis Toelatingsbeleid is doorgeslagen Ruimte chemische bestrijding DLV-Glastuinbouw Toelatingsbeleid is niet te volgen Bevorderen geïntegreerde teelt LTO-Glastuinbouw