• No results found

Breda Heilaardreef 21

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Breda Heilaardreef 21"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Breda

Heilaardreef 21

Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven

Lina de Jonge MA

Erfgoedrapport Breda 188

ISSN: 2210-9552

(2)

2

COLOFON

Titel: Heilaardreef 21 Erfgoedrapport Breda 188 Auteurs: L. de Jonge MA Kaarten: L. de Jonge MA

Eindredactie en autorisatie: drs. F.J.C. Peters

Veldwerk en uitwerking: J. Harmanus, L. de Jonge MA, drs. J.H. Nollen, S. Vedder Senior archeoloog: drs. J.H. Nollen

ISSN: 2210-9552

© Gemeente Breda, 2016 Directie Ontwikkeling Afdeling Ruimte Postbus 90156 4800 RH Breda

(3)

3

Inhoud

1 Inleiding ... 4

2 Ligging en aard van het terrein ... 5

3 Landschappelijke gegevens en historische context ... 6

4 Archeologische achtergronden ... 7

5 Doelstelling ... 9

6 Werkwijze en resultaten ... 12

7 Conclusie en aanbeveling ... 15

8 Literatuur... 18

Bijlage 1. Sporenlijst Bijlage 2. Vondstenlijst

Bijlage 3. Aardewerkinventarisatielijst Bijlage 4. Allesporenkaart

(4)

4

1 Inleiding

In opdracht van Schots Makelaardij heeft de Afdeling Ruimte van de gemeente Breda in november 2015 een Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P) uitgevoerd aan de Heilaardreef 21 te Breda. Het IVO-P is uitgevoerd naar aanleiding van de wijziging van het

bestemmingsplan en de toekomstige bouw van een woning, waarbij bodemverstorende werkzaamheden zullen plaatsvinden die dieper gaan dan 0,30 meter onder maaiveld.1

Het plangebied ligt in een zone van middelhoge archeologische verwachting op de Archeologische Beleidskaart Breda. Door de nieuwbouw kunnen eventueel aanwezige archeologische sporen of vondsten verstoord worden. Het is dan ook van belang de archeologische verwachting nader te toetsen en eventuele archeologische sporen en vondsten in kaart te brengen.

Abeelding 1. Het plangebied voor aanvang van het archeologisch onderzoek in november 2015.

Administratieve gegevens

Provincie Noord-Brabant

Gemeente Breda

Plaats Breda

Toponiem Heilaardreef 21

Objectcode BR-428-15

Noordcoördinaten RD 110.113 / 399.735, 110.148 / 399.751 Zuidcoördinaten RD 110.127 / 399.705, 110.143 / 399.712

Kaartblad 50 B

Onderzoeksmeldingsnr. 3979194100 Opdrachtgever Schots Makelaardij

Bevoegd gezag Gemeente Breda

Uitvoerder Gemeente Breda, Afd. Ruimte

Senior archeoloog drs. Joeske Nollen Veldarcheoloog Lina de Jonge MA

Veldtechnicus John Harmanus en Stefan Vedder (stagiair Saxxion)

1 Craane en Peters 2015a.

(5)

5

2 Ligging en aard van het terrein

Het plangebied ligt ten westen van het centrum van de stad Breda aan de Heilaardreef 21 op het perceel PCH00 P 2680. Het gebied wordt begrensd door de Heilaardreef in het oosten en de

Warmoezenierstraat in het noorden. Bij aanvang van het onderzoek was het terrein in gebruik als tuin met gras, bosschages en bomen. Het totale oppervlakte van het plangebied bedraagt 936 m2.

Abeelding 2. Het plangebied op de huidige topografie.

(6)

6

3 Landschappelijke gegevens en historische context

De geomorfologische kaart in Archis3 laat zien dat het plangebied is gelegen op een dekzandrug.

Leenders heeft dit kaartbeeld gespecificeerd en situeert het plangebied op de lage dekzandrug

‘Princenhage - Centrum’.2 Deze lage dekzandrug ligt ingeklemd tussen het beekdal van het ‘Beekje bij Heilaar’ in het westen en het beekdal van de ‘Kerkloop’ in het oosten. Het plangebied is dus gelegen op een hoger gelegen deel van het landschap. Op deze dekzandrug zijn in de middeleeuwen de bolle akkers in het centrale akkergebied van Princenhage gelegen.

De bodem in het plangebied bestaat uit hoge zwarte enkeerdgronden. De grondwatertrap is VII met een gemiddelde hoogste grondwaterstand van > 80 centimeter onder maaiveld, en een gemiddeld laagste grondwaterstand van > 120 centimeter onder maaiveld. Deze combinatie van bodemsoort en grondwatertrap betekent dat er in het plangebied sprake is van vrij matige zandbouwlandgronden.3 Op circa 75 meter ten oosten van het plangebied hebben Rooze & Eimerman de linie uit het beleg van Breda door Spinola in 1624-1625 gesitueerd.4

Op de kadastrale minuut uit 1824 is in het plangebied geen bebouwing aanwezig en is er alleen sprake van een perceelgrens.

Afbeelding 3. Het plangebied geprojecteerd op het fysisch landschap volgens Leenders (2006).

2 Leenders 2006.

3 https://archis.cultureelerfgoed.nl/

4 Rooze en Eimermann 2004.

(7)

7

4 Archeologische achtergronden

Binnen het plangebied zijn voor zover bekend nog geen archeologische onderzoeken uitgevoerd. In de direct omgeving van het plangebied is dit wel het geval.

Op een perceel ten zuiden van het plangebied is in 2008 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd.5 Hierbij is een perceleringsgreppel uit de nieuwe tijd aangetroffen.

Op het perceel direct ten zuiden daarvan is in 2015 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd.6 Hierbij zijn voornamelijk recente verstoringen aangetroffen en daarnaast één paalspoor uit de late

middeleeuwen of nieuwe tijd.

Op circa 300 meter ten noordwesten van het plangebied zijn een tweetal proefsleuvenonderzoeken uitgevoerd.7 Hierbij zijn sporen van de linie uit het beleg door Frederik Hendrik in 1637, diergraven, en spiekers aangetroffen.

Op circa 150 meter ten zuiden van het plangebied zijn een proefsleuvenonderzoek en een opgraving uitgevoerd.8 Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn op het oostelijk terrein één of meerdere

huisplaatsen uit de Volle Middeleeuwen aangetroffen (Cluster A). Op het westelijk terrein zijn mogelijk sporen van belegeringswerken uit de 17de eeuw aangetroffen (Cluster B). De archeologische

opgraving heeft op het westelijk terrein (cluster B) weinig nieuwe informatie opgeleverd over

greppelsystemen die daar tijdens het inventariserend veldonderzoek zijn aangetroffen. In het oostelijk deel bleek cluster A echter een hoge archeologische waarde te hebben. Hier werd een boerenerf uit de 12de eeuw aangetroffen met een bootvormig hoofdgebouw. Deze zijn tot op heden nog maar weinig aangetroffen in Breda. Opvallend was de geïsoleerde ligging, wellicht een ontginningshoeve, waardoor alle omliggende structuren en al het aangetroffen vondstmateriaal te relateren was aan één bewoningsfase. Ten aanzien van de bewoningsgeschiedenis van Breda-West is het 12de eeuwse erf van grote waarde, aangezien hier tot op heden nog maar weinig bewoningssporen uit de Volle Middeleeuwen zijn opgegraven.

Ten noorden van het plangebied ligt de zone van Breda-West, waar in het kader van de realisatie van een nieuwe woonwijk, bedrijventerreinen, voetbalstadion en spoorlijnen veel archeologische

onderzoeken zijn uitgevoerd. Het grootste gedeelte van de resultaten van deze onderzoeken is bij elkaar gebracht in de publicatie Bredase Akkers Eeuwenoud.9 Het onderzoek in Breda-West heeft uitgewezen dat het gebied een rijke bewoningsgeschiedenis heeft gekend. Het gebied blijkt vooral vanaf de brons- en ijzertijd tot en met de middeleeuwen vrij intensief en mogelijk vrij continu bewoond te zijn geweest.

5 onderzoeksmelding 29377, BR-062B-08.

6 onderzoeksmelding 65447; BR-062-15.

7 onderzoeksmeldingen 50047 en 50576, BR-315-12.

8 onderzoeksmeldingen 5575 en 5822, BR-062-03/04.

9 Koot en Berkvens 2004.

(8)

8

Afbeelding 4. Onderzoeksmeldingen, Vondstmeldingen, Waarnemingen en Archeologische Monumenten uit Archis3.

(9)

9

5 Doelstelling

Archeologisch onderzoek in West-Brabant is tot voor kort vrijwel uitsluitend gericht geweest op de ontwikkeling van de laatmiddeleeuwse stadskernen. Onderzoek naar de plattelandsbewoning uit het verleden is pas sinds 1995 van de grond gekomen. Ten westen van Breda is sinds 1998

archeologisch onderzoek uitgevoerd waarbij de bewoning in relatie tot het landschap centraal staat. Er wordt gekeken naar nederzettingsdynamiek en het ontstaan van het cultuurlandschap.

In de omgeving van Breda kunnen archeologische sporen en vondsten worden aangetroffen uit het paleolithicum tot en met het neolithicum, maar deze worden niet op grote schaal aangetroffen.

Archeologisch onderzoek in de nabije omgeving heeft uitgewezen dat het dekzandlandschap van Breda-West vanaf de bronstijd (circa 2000 v.Chr.) vrij intensief bewoond is geweest. Hierbij is tevens een nieuw beeld ontstaan van de bewoning in de ijzertijd (500 v. Chr. tot begin van de jaartelling), Romeinse tijd (begin van de jaartelling tot circa 400 na Chr.) en vroege middeleeuwen (450-1050 na Chr.). Achterliggend doel van het onderzoek is het zo compleet mogelijk onderzoeken van enkele dekzandruggen in het landschap waardoor een duidelijk beeld gevormd kan worden van de

bewoningsgeschiedenis, de ontwikkeling van de bewoning in de regio en het gebruik van de ruimte in al zijn aspecten op deze landschappelijke eenheden.

In de late middeleeuwen en nieuwe tijd neemt de hoeveelheid activiteiten – en de archeologische overblijfselen daarvan – toe. Voor de gemeente Breda zijn naast de sporen uit de bronstijd tot en met de vroege middeleeuwen ook de sporen uit de late middeleeuwen (de periode van stadsontwikkeling), de sporen verbonden aan de Nassaus en de sporen uit de Spaanse tijd van groot belang.

Het landschap waarin de mensen gedurende de bewoningsperiode woonden is op diverse wijzen ingericht en gebruikt. De nalatenschap van deze inrichting en het gebruik daarvan geeft ons weer de mogelijkheid inzicht te krijgen in het leef- en denkpatroon van de bewoners gedurende de late prehistorie en de middeleeuwen. De vraagstellingen bij dit thema beslaan een breed geheel, van nederzetting tot begravingen. Het doel is een beeld te creëren van het leven in de regio Breda. De aandacht bij het onderzoek naar het natuurlijke landschap is met name gericht op de niet door de mens beïnvloede omgeving c.q. die aspecten van de natuur die uiteindelijk het menselijk handelen hebben beïnvloed. Bij dit onderzoeksthema staat de ontstaanswijze van het gebied centraal. Er kan namelijk naast de landschappelijke ligging van de vindplaatsen ook een beeld verkregen worden van de ruimere regio.

Het inventariserende veldonderzoek heeft tot doel op een snelle, maar betrouwbare wijze inzicht te verschaffen in de aanwezigheid van archeologische relicten in het plangebied door middel van proefsleuven. Bij het onderzoek zijn de volgende gebiedsgerichte onderzoeksvragen leidend:

 Kan de vindplaats worden aangesloten bij de resultaten uit Breda-west?

 Wat is de aard, datering, omvang en kwaliteit van de aangetroffen vindplaats(en)?

 Wat is de locatie van de aangetroffen vindplaats(en), zowel horizontaal als verticaal?

 Wat kan er gezegd worden over de bodemkundige gaafheid van de bodem in het plangebied?

 Kunnen de aangetroffen sporen in een groter kader worden geplaatst (zie ook de vragen hieronder die zijn voortgekomen uit de onderzoeken van Breda-West)?

 Hoe is de bodemopbouw en de fysische geografie in het gebied (tevens eventueel door middel van boringen in kaart te brengen)?

 Zijn er sporen uit het paleolithicum of mesolithicum aanwezig?

 Zijn er sporen uit het neolithicum, de bronstijd, ijzertijd of Romeinse tijd aanwezig?

 Zijn er sporen van ontginning aanwezig?

 Is er sprake van een esdek en wat is de ontwikkeling en datering hiervan?

 Zijn er sporen die wijzen op middeleeuwse oorsprong van de bewoning?

 Zijn er sporen van oudere infrastructuur aanwezig?

 Is er bebouwing aanwezig?

 Zijn er aanwijzingen voor activiteiten uit de Tachtigjarige oorlog? Zijn er sporen van een legerkamp, of omwalling?

 Zijn er nog andere (bewonings)sporen?

 Wat is de waarde van de aangetroffen sporen?

(10)

10

Naast deze specifieke onderzoeksvragen dient aandacht te worden besteed aan onderstaande onderzoeksthema’s en vraagstellingen die vanuit het totale archeologisch onderzoek in Breda-West zijn vertaald. Het onderzoek betreft een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) ter plaatse van de

voorgenomen zone met bodemingrepen. Bij het onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen richtinggevend:

Landschap

 Hoe zag de paleogeografie er uit? Wat is de geomorfologische achtergrond van het huidige landschap? Wat is de hydrologische ontwikkeling in het gebied?

 Welke ontwikkelingen van het landschap en het milieu vonden gedurende deze periode plaats en welke invloeden hadden deze op het leefmilieu van de mens?

Bodem

 Tot op heden bestaat nog geen compleet beeld van de bodemopbouw in het centrum van Breda. Dit is onder andere het gevolg van het feit dat in de loop van de late middeleeuwen de mens op grote schaal het natuurlijk landschap heeft aangepast door middel van ophogingen.

Enerzijds lijkt het landschap een belangrijke rol gespeeld te hebben bij het uitkiezen van de oudste nederzettingskern van Breda, anderzijds heeft men aan het eind van de 13e eeuw en het begin van de 14e eeuw op grote schaal de natuurlijke loop van de Mark teruggedrongen ten behoeve van uitbreiding en verdichting van de middeleeuwse kern. Ook bij de aanleg van de stadsverdediging lijkt het reliëf en landschap een belangrijke rol gespeeld te hebben.

Informatie over de exacte wisselwerking tussen het natuurlijk landschap en de ontwikkeling en inrichting ligt op veel plaatsen in het bodemarchief opgeslagen.

 Archeologisch onderzoek naar het gebruik en de functie van beekdalen in het verleden heeft tot nu toe op kleine schaal plaats gevonden. Om beter inzicht te verkrijgen in de relatie en interactie tussen mens en beekdalen is het van belang de bodemopbouw en processen van bodemvorming in beekdalen beter in kaart te brengen.

 De hoger gelegen dekzandruggen zijn van oudsher geliefde plaatsen voor de mens om zich te vestigen. De ontwikkeling van cultuurlagen en esdekken is een belangrijk onderdeel van het archeologisch onderzoek. Op basis van deze ontwikkelingen kan een beter inzicht worden verkregen in het gebruik, de functie en betekenis van het landschap voor de mens.

 In Breda komen niet alleen pleistocene zandgronden voor die worden aangeduid als het Hoge, in het noordelijke deel van Breda komen holocene afzettingen voor, het Lage. In dit deel van Breda komen moeren (veengebieden), dalletjes, dijken, beemden en donken voor.

Vooral de beemden zijn een kenmerkend onderdeel van het Lage en werden als grasland werden in het verleden extensief gebruikt als hooilanden en voor het weiden van vee. De functie van en de relatie tussen het Lage en de mens is nog niet intensief onderzocht.

Flora/fauna

 Wat was de aard van de begroeiing van het landschap gedurende de periode late prehistorie tot en met de middeleeuwen en welke invloeden had deze op de leefwijze van de mens?

 Welke wilde dieren kwamen in de vrije natuur in de omgeving van de nederzetting en de nederzetting zelf voor, zowel op het land als in het water en welke invloed hadden deze op de leefwijze van de mens?

 Welke gedomesticeerde dieren kwamen in de omgeving van de nederzetting en in de

nederzetting zelf voor, zowel op het land als in het water en welke invloed hadden deze op de leefwijze van de mens?

 Het verkrijgen van informatie over de lange termijnontwikkeling van de vegetatie in de regio;

de verhouding tussen de gebruikte en niet-gebruikte ruimte; de agrarische economie; de voedseleconomie; het gebruik van ruimte in huizen en op erven.

Bewoning / Nederzetting

 Zijn er nederzettingssporen op het terrein aanwezig en welke datering hebben zij? Geef, indien mogelijk, een fasering binnen de nederzetting.

 Hoe is de bewoning gestructureerd – losse erven of geconcentreerde bewoning? Is het mogelijk complete erven op dit terrein uit enige periode te onderzoeken?

 Wat is de verklaring voor de locatiekeuze ten opzichte van het ‘natuurlijke’ landschap en indien mogelijk het cultuurlandschap?

 Welke relatie is er te leggen tussen eventueel in tijd opvolgende elementen in het landschap (bv nederzettingssporen en begravingen uit uiteenlopende perioden)?

(11)

11

 Is er een koppeling mogelijk tussen de archeologische en de historische gegevens en archieven en welke relevantie of betekenis heeft dit?

Verkaveling

 Zijn er sporen van verkaveling in het terrein, en zo ja wat is de aard en de wijze van aanleg van de verkaveling (sloten, greppels, afrastering, etc.)?

 Wat is de vorm van de verkaveling en omvang van de omgrensde percelen, zowel binnen als buiten een eventuele nederzetting?

 Welke relatie is er te leggen tussen de perceelgrenzen en de vroegste kadasterkaarten?

 Waarvoor zijn de kavels gebruikt?

Infrastructuur

 Komen er in het gebied sporen van paden, wegen en voorden voor en welke relatie hebben deze tot het onderzoeksgebied?

 Komen er in het gebied waterbeheerstructuren voor zoals dijken, gemalen, stuwen en (afwatering)sloten en welke relatie hebben deze tot het onderzoeksgebied?

 Wat is de relatie tussen de gebouwen en de diverse elementen van de infrastructuur?

 Wat is de relatie tussen de vormen van infrastructuur en de historische gegevens over paden en wegen?

Vestingbouw

 Zijn in het onderzoeksgebied sporen van vestingbouw of linies (onverstoord) aanwezig?

 Welke fasen uit de vestingbouw zijn op het terrein aanwezig?

 Zijn de sporen van vestingbouw te koppelen aan de vestingkaarten (uitgave gemeente Breda 2008)?

Complextype/Ensemble

 Hoe kan de locatie beschreven worden in termen van ensembles van sporentypen en - clusters? Het gaat erom ensembles te typeren opgebouwd vanuit de meest enkelvoudige vorm tot de meest samengestelde vorm. Deze getypeerde (representatieve of juist

uitzonderlijke) ensembles hebben de functie van bouwsteen in de beschrijving van de aard van het gehele complextype.

 Het verkrijgen van inzicht in de lange termijnontwikkeling van de bewoning in de regio en daaraan gerelateerd het gebruik van de ruimte.

 Inzicht krijgen in de begrenzing en het karakter van de bewoningssporen; inzicht krijgen in de ruimtelijke en chronologische relatie tussen bewoningssporen uit verschillende perioden;

vraagstukken omtrent continuïteit en discontinuïteit in bewoning beantwoorden; inzicht krijgen in de functie en het gebruik van zones in het landschap, bijvoorbeeld de situering van “site” en

“off-site”, nederzetting en grafvelden, dekzandrug en beekdal.

Op basis van het archeologisch onderzoek dient uitspraak te worden gedaan over de eventuele aanwezigheid van archeologische relicten in het plangebied. Daarbij dient voldoende inzicht te worden gegeven in de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van de mogelijk aanwezige bewoningssporen op de betreffende locatie (aard, ouderdom, omvang, gaafheid, conservering) teneinde tot een waarde stelling te kunnen komen, op basis waarvan vervolgens een selectieadvies opgesteld wordt. In dit advies kunnen maatregelen voor vervolgonderzoek en eventueel behoud worden opgenomen. Het definitieve selectiebesluit is voorbehouden aan het bevoegd gezag, de afdeling Ruimte van de gemeente Breda.

(12)

12

6 Werkzaamheden en resultaten

Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op dinsdag 17 november 2015. In overleg met het bevoegd gezag (sr. KNA-archeoloog dhr. Peters) is de proefsleuf enkele meters korter dan gepland in het Programma van Eisen, omdat op de geplande locatie nog bosschages en bomen aanwezig waren.

Er is 19 meter in plaats van 25 meter in de lengte aangelegd, over een breedte van 4 meter. In totaal is er 76 m2 archeologisch onderzocht, dat is 8 % van het totale oppervlakte van het plangebied.

Bij de aanleg van het vlak is laagsgewijs verdiept met een mobiele kraan met gladde bak, op zoek naar het archeologisch niveau of de onverstoorde natuurlijke ondergrond.

Het vlak is gefotografeerd en vervolgens ingemeten met een Robotic Total Station. Het meetsysteem is via hoofdmeetpunten binnen het plangebied nauwkeurig gekoppeld aan het Rijksdriehoeksnet. De hoofdmeetpunten werden ingemeten door een landmeter van de gemeente Breda. De vlakhoogtes en de maaiveldhoogtes zijn om de vijf meter gemeten. Om de tien meter is een profielkolom over een breedte van een meter gedocumenteerd om de bodemopbouw binnen het plangebied in kaart te brengen. Alle sporen zijn gecoupeerd, gedocumenteerd en afgewerkt. Vondsten zijn verzameld.

Tijdens het onderzoek is gewerkt conform het Programma van Eisen (2015-32) en de KNA 3.3.

Afbeelding 5. Locatie van het plangebied en de proefsleuf op de huidige kadastrale kaart.

(13)

13

6.1 Resultaten

Bodemopbouw

Het natuurlijke dekzand lag circa 50 tot 70 centimeter onder maaiveld op een niveau tussen 2,70 tot 3,09 m + NAP. Het lichtgele dekzand bestond hier uit matig siltig zand met veel roestvlekken.

Sommige delen van de proefsleuf, ter hoogte van voormalige bosschages, was het dekzand sterk doorworteld. De wortels hebben ter plaatse het proces van podzolering veroorzaakt, waardoor het zand hier lichtgrijs wit van kleur was. In het zuiden (profiel 1) van de proefsleuf werd het dekzand afgedekt door twee licht humeuze opgebrachte pakketten (S 990 en S 991) van 10 en 30 centimeter dik, en een doorwortelde bouwvoor (S 999) van circa 40 centimeter. In de twee noordelijke profielen wordt het dekzand direct afgedekt door de bouwvoor.

Afbeelding 6. Profiel 1 in werkput 1.

Sporen en vondsten

Tijdens het inventariserend veldonderzoek zijn er zeven spoornummers uitgedeeld aan vier paalkuilen, een zone met spitsporen, een mogelijk karrenspoor en een greppel.

Paalkuilen 001, 002, 003 liggen ten zuiden van greppel S 004. De kuilen meten slechts 10 centimeter diepte en hebben een donkergrijs geel gevlekte vulling. Mogelijk staan deze paalkuilen in relatie met de greppel. Er is geen structuur te onderscheiden.

Paalkuil 007 ligt geïsoleerd in het midden van de proefsleuf, heeft een diepte van 24 centimeter en een homogene donkergrijs lichtgrijze vulling.

De functie en datering van de vier paalkuilen blijft vooralsnog onbekend. Vermoedelijk dateren de sporen uit de nieuwe tijd (1500 – heden) op basis van de vulling en de scherpe aftekening in het vlak en de doorsnede.

In het zuidelijke deel van de proefsleuf is een noordoost-zuidwest georiënteerde greppel (S 004) gedocumenteerd. In het vlak had de greppel een breedte van 2,1 meter en het had een diepte van 30 centimeter (onderkant op 2,25 m + NAP). De ligging en oriëntatie van de greppel komen min of meer overeen met de perceelgrens, zoals deze op de kadastrale minuut van 1824 staat weergegeven (afb.

8). Vondsten, die uit de vulling van de greppel zijn verzameld, dateren het spoor in de nieuwe tijd.

Langs de greppel lag een zone met spitsporen (S 005), die circa 10 centimeter onder het vlak reikten.

Deze sporen staan in verband met de ontginning van het gebied.

Spoor 006 is een lang, smal en ondiep spoor (8 centimeter breed, 4 centimeter diep) dat parallel loopt aan greppel S 004. Mogelijk is het een karrenspoor, maar het zou ook natuurlijk van aard kunnen zijn.

Verstoord (S 999)

Esdek (S 990)

(14)

14

Afbeelding 7. Links de zone met spitsporen en rechts greppel S 004.

Afbeelding 8. Een projectie van de proefsleuf op de kadastrale kaart van 1824 met de ligging van de greppel in het rood.

Tijdens het inventariserend veldonderzoek zijn er twee vondstnummers uitgedeeld aan 25 fragmenten bouwmateriaal, keramiek, glas, metaal, slakken en vuursteen. De meeste vondsten zijn gedaan in de vulling van de greppel, de overige vondsten zijn verzameld uit de bouwvoor tijdens de machinale aanleg van het vlak. Een overzicht van alle vondsten staat weergegeven in bijlage 2 en 3.

Alle vondsten dateren uit de nieuwe tijd.

(15)

15

7 Conclusie en aanbeveling

In opdracht van Schots Makelaardij heeft de Afdeling Ruimte van de gemeente Breda op 17 november 2015 een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd aan de Heilaardreef 21 te Breda. Er is één proefsleuf aangelegd. Het natuurlijke dekzand bevond zich op 2,70 tot 3,09 m + NAP, circa 50 tot 70 centimeter onder het maaiveld. De aangetroffen sporen dateren allen uit de nieuwe tijd, en staan vermoedelijk in relatie met de ontginning van het gebied. De aangetroffen greppel komt overeen met een perceelgrens die op de kadastrale minuut van 1824 staat weergegeven. In de vulling van de greppel zijn vondsten aangetroffen, die dateren uit de nieuwe tijd.

7.1 Beantwoording onderzoeksvragen

In deze paragraaf zullen de gebiedsspecifieke onderzoeksvragen die in het PvE zijn weergegeven worden beantwoord. De aanwezige archeologische dataset kon de algemene onderzoeksvragen uit hoofdstuk 5 niet beantwoorden.

 Kan de vindplaats worden aangesloten bij de resultaten uit Breda-west?

De vindplaats sluit niet direct aan bij de resultaten uit Breda-West. Wel zijn daar ook spitsporen en greppels aangetroffen, die overeenkomen of parallel lopen met de

perceelgrenzen van de akkers die op de kadastrale minuut van 1824 staan weergegeven.

Echter komen deze sporen van akkerbewerking en ontginning in grote delen van Breda voor, en zijn niet specifiek voor deze vindplaatsen.

 Wat is de aard, datering, omvang en kwaliteit van de aangetroffen vindplaats(en)?

Er zijn een greppel, spitsporen en paalkuilen uit de nieuwe tijd aangetroffen. Het betreft sporen van akkerbewerking en ontginning van het gebied.

 Wat is de locatie van de aangetroffen vindplaats(en), zowel horizontaal als verticaal?

De vindplaats is aangetroffen op 50 tot 70 centimeter onder maaiveld, op circa 2,70 tot 3,09 m + NAP. De sporen bevinden zich met name in de zuidelijke helft van de proefsleuf. De greppel loopt buiten de grenzen van het opgegraven vlak door in noordoostelijke en zuidwestelijke richting.

 Wat kan er gezegd worden over de bodemkundige gaafheid van de bodem in het plangebied?

Volgens de bodemkaart bevinden zich hoge zwarte enkeerdgronden in het plangebied. Er is echter geen 50 tot 100 centimeter dik esdek aangetroffen in het plangebied, wat kenmerkend is voor dit type bodem. In het zuiden van de proefsleuf zijn twee fasen van antropogene ophoging met humeuze grond aanwezig op het dekzand. Er is geen sprake van een inspoelingshorizont. De ophogingspakketten zullen in de nieuwe tijd zijn opgebracht. In het noorden van de sleuf wordt het dekzand direct afgedekt door de modern geroerde bouwvoor.

 Hoe is de bodemopbouw en de fysische geografie in het gebied (tevens eventueel door middel van boringen in kaart te brengen)?

De natuurlijke ondergrond bestaat uit lichtgeel matig siltig dekzand met veel roestvlekken. Het dekzand wordt direct door een A-horizont afgedekt; in het zuiden door twee humeuze

ophogingslagen, in het noorden direct door de bouwvoor.

 Kunnen de aangetroffen sporen in een groter kader worden geplaatst?

De aangetroffen sporen verschaffen informatie over akkerbewerking en ontginning in de nieuwe tijd.

 Zijn er sporen uit het paleolithicum of mesolithicum aanwezig?

Er zijn geen sporen uit deze periode aangetroffen.

 Zijn er sporen uit het neolithicum, de bronstijd, ijzertijd of Romeinse tijd aanwezig?

Er zijn geen sporen uit deze periode aangetroffen.

 Zijn er sporen van ontginning aanwezig?

Er is een perceelgreppel aangetroffen.

(16)

16

 Is er sprake van een esdek en wat is de ontwikkeling en datering hiervan?

Er is geen sprake van een esdek.

 Zijn er sporen die wijzen op middeleeuwse oorsprong van de bewoning?

Er zijn geen sporen uit deze periode aangetroffen.

 Zijn er sporen van oudere infrastructuur aanwezig?

Er zijn sporen van oudere infrastructuur aangetroffen.

 Is er bebouwing aanwezig?

Er is geen bebouwing aangetroffen.

 Zijn er aanwijzingen voor activiteiten uit de Tachtigjarige oorlog? Zijn er sporen van een legerkamp, of omwalling?

Er zijn geen sporen aangetroffen, die in verband gebracht kunnen worden met activiteiten uit de Tachtigjarige oorlog.

 Zijn er nog andere (bewonings)sporen?

Er zijn spitsporen en paalkuilen gedocumenteerd.

 Wat is de waarde van de aangetroffen sporen?

De informatiewaarde van de aangetroffen sporen is laag. De waardering van de vindplaats wordt in paragraaf 7.2 nader toegelicht.

7.2 Waardering van de vindplaats

Er is een vindplaats aangetroffen, die te plaatsen is in de archeologische complextypes economie en infrastructuur (percelering/verkaveling) en agrarische productie en voedselvoorziening.10 Conform de criteria van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 3.3 (KNA 3.3) is de vindplaats gewaardeerd:

Archeologische waarderingstabel Heilaardreef 21, Breda; Gemeente Breda

Waarden Criteria Scores

Hoog Midden Laag

Beleving Schoonheid nee

Herinneringswaarde nee

Fysieke kwaliteit Gaafheid 2

Conservering 2

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 1

Informatiewaarde 1

Ensemblewaarde 1

Representativiteit n.v.t.

1. De criteria schoonheid en herinneringswaarde zijn alleen van toepassing op archeologische vindplaatsen die nog zichtbaar zijn in het landschap. Hier is dat niet het geval daarom is de belevingswaarde niet van toepassing op het onderzochte terrein.

2. De criteria gaafheid en conservering krijgen een middelhoge score De sporen die zijn aangetroffen waren goed geconserveerd maar vooral vanwege de geringe ouderdom.

3. De criteria zeldzaamheid en informatiewaarde krijgen een lage score. De sporen hebben weinig informatie opgeleverd over de bewoningsgeschiedenis van het plangebied.

Op 19 november 2015 heeft de gemeente Breda een selectie besluit genomen.11 Hierin is de bovenstaande waardering opgenomen en is het gehele plangebied vrijgegeven voor wat betreft archeologie.

10 www.archis.cultureelerfgoed.nl

11 Craane en Peters 2015b.

(17)

17

De directe omgeving van deze vrijgegeven zone kent een middelhoge archeologische verwachting en dient bij voorgenomen bodemingrepen archeologisch onderzocht te worden. Tot slot merken we op dat dit archeologisch onderzoek geen 100% garantie geeft dat er geen archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Wanneer er bij het ontgraven van het terrein toch nog archeologische sporen aan het licht komen, dienen deze volgens de Monumentenwet 1988 binnen drie dagen te worden gemeld bij de afdeling ruimte van de gemeente Breda.

(18)

18

8 Literatuur

Centraal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie, 2013. Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) versie 3.3.

Craane, M.L. & Peters, F.J.C., 2015a. Programma van Eisen Breda, Heilaardreef 21 (2015-32), Breda.

Craane, M.L. & Peters, F.J.C., 2015b. Erfgoedbesluit Breda, Heilaardreef 21 (2015-49), Breda.

Koot, C.W. en R. Berkvens (red.), 2004. Bredase Akkers Eeuwenoud. 4000 jaar

bewoningsgeschiedenis op de rand van zand en klei (Rapportage Archeologische Monumentenzorg 102 / Erfgoedstudies Breda 1), Breda.

Leenders, K.A.H.W., 2006. Cultuurhistorische landschapsinventarisatie gemeente Breda, Breda.

Rooze, J.P.M. en C.W.A.M. Eimermann, 2005. De belegering van Breda door Spinola 1624-1625, Alphen aan den Rijn.

Websites

www.archis.cultureelerfgoed.nl

(19)

19

Bijlage 1. Sporenlijst

Put Spoor Spooraard NAP boven

Diepte (cm)

Begin periode

Eind periode

Opmerking

1 001 Paalkuil 2,58 10

1 002 Paalkuil 2,57 10

1 003 Paalkuil 2,59 12

1 004 Greppel 2,55 30 NTA NTC Op 1824

1 005 Spitspoor 2,67 12

1 006 Karrenspoor 2,81 4 Mogelijk natuurlijk

1 007 Paalkuil 2,91 24

1 950 Moedermateriaal

1 951 Moedermateriaal Podzolering door

beplanting 1 990 A-horizont

1 991 A-horizont 1 999 Bouwvoor

Bijlage 2. Vondstenlijst

Vondst

nummer Put Vlak Spoor

Spoor aard

Vul-

ling Vak Cat.

Sub nr

Aan- tal

Gew-

icht Opmerking

Begin per

Eind per

BR-428-

15.001BWM 1 1 004 GR 1 A1 BWM 8 199.9

2x passende fragm wandtegel wit, 2x fragm rode dakpan, 2x fragm grijze dakan, 2x fragm

baksteen NT NT

BR-428-

15.001CER 1 1 004 GR 1 A1 CER 13 90 NTA NTC

BR-428-

15.001GLS 1 1 004 GR 1 A1 GLS 1 4

scherf met hoeken, 90graden,

helder kleurloos NT NT

BR-428-

15.001MTL 1 1 004 GR 1 A1 MTL 3 58.1 zie subnrs

BR-428-

15.001MTL1 1 1 004 GR 1 A1 MTL 1 1 9.5 ijzer/ emaille, AFGESTOTEN NTC NTC BR-428-

15.001MTL2 1 1 004 GR 1 A1 MTL 2 1 4.8 roest, AFGESTOTEN

BR-428-

15.001MTL3 1 1 004 GR 1 A1 MTL 3 1 4.8 ijzer, fragment AFGESTOTEN BR-428-

15.001SLK 1 1 004 GR 1 A1 SLK 1 290.6 grote brok

BR-428-

15.001STN 1 1 004 GR 1 A1 STN 2 16.6

BR-428-

15.001VST 1 1 004 GR 1 A1 VST 1 13.1 afval, afslagkerntje

BR-428-

15.002BWM 1 1 999 VERST 1 A2 BWM 1 60.3 fragment grijze dakpan

BR-428-

15.002CER 1 1 999 VERST 1 A2 CER 4 12.9

BR-428-

15.002GLS 1 1 999 VERST 1 A2 GLS 1 4.1

scherf van onbekend voorwerp, waarschijnlijk fles,

helder kleurloos NT NT

(20)

20

Bijlage 3. Aardewerkinventarisatielijst

Vondst

nummer Put Spoor Spoor aard

Betrouwbaar- heid

Per begin

Per

eind Baksel Aan- tal

Ge-

wicht Wand Rand Bo-

dem Opmerking BR-428-

15.001CER

1 004 greppel Betrouwbaar NTA NTB Roodbakkend AW

2 36 1 1 passende fragmenten bord, dubbelzijdig loodglazuur met inwendig slibversiering BR-428-

15.001CER

1 004 greppel Betrouwbaar NTC NTC Industrieel 9 52 5 2 2 enkele passende fragmenten, o.a.

fragm bord, witbakkend met glazuur BR-428-

15.001CER

1 004 greppel Betrouwbaar NTB NTB Majolica 1 1 1 met uitwendig kobaltblauwe versiering (fijne lijnen) BR-428-

15.001CER

1 004 greppel Betrouwbaar NTA NTC Porselein euro 1 1 1 BR-428-

15.002CER

1 999 Ver- storing

Verstoord NTC NTC Steengoed plus

1 6 1 fragment bodem

mineraalwaterfles BR-428-

15.002CER

1 999 Ver- storing

Verstoord NTC NTC Industrieel 3 6 2 2 witbakkend met glazuur

(21)

21

Bijlage 4. Allesporenkaart

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In buurten als Ypelaar en Ruitersbos is te zien dat deze wijken op de meeste meetpunten in positieve zin boven het stedelijk gemiddelde uitkomen, maar is vooral op aspecten als het

In de omgeving van Breda kunnen archeologische sporen en vondsten worden aangetroffen uit het paleolithicum tot en met het neolithicum, maar deze worden niet op grote

In de omgeving van Breda kunnen archeologische sporen en vondsten worden aangetroffen uit het paleolithicum tot en met het neolithicum, maar deze worden niet op grote

Het bestuur is verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing dat financiële risico’s tijdig worden onderkend; ook moet de continuïteit van het onderwijs binnen de

Alle door ons verstrekte informatie is geheel vrijblijvend en uitsluitend bestemd voor geadresseerde. Alle gegevens zijn met zorg samengesteld en uit ons inziens betrouwbare

3 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt en de geluidbelasting vanwege de weg zonder toepassing van

▪ Het aantal verkopen bereikte het hoogste punt voor een vierde kwartaal sinds de start van deze meting in 2008, deze stijging is veroorzaakt door het toegenomen aantal

Koper verklaart hiermee bekend te zijn en vrijwaart verkoper voor eventuele aansprakelijkheid.. Indien er (mogelijk) asbest in het object aanwezig is zal er een asbestclausule in