• No results found

Telkens weer sprak Hij met hen over het Koninkrijk van God.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Telkens weer sprak Hij met hen over het Koninkrijk van God."

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 322: Handelingen 1:3 t/m 26]

In de vorige uitzending hebben we in de eerste verzen van Hand.1 gelezen dat Lucas nadrukkelijk zegt dat de Here Jezus: Gedurende de 40 dagen na Zijn kruisiging, van tijd tot tijd bij de apostelen is geweest en hun op allerlei manieren heeft bewezen dat Hij leefde (vs.3). Daarna wordt meegedeeld:

Telkens weer sprak Hij met hen over het Koninkrijk van God.

Het ‘koninkrijk van God’ is een ruim begrip dat zowel de heerschappij van God (op aarde), het Messiaanse vrederijk, als de heerlijkheid die dat met zich meebrengt, omvat. Door het verzoenende sterven van de Here Jezus is deze heerlijkheid toegankelijk geworden voor de gelovigen, Gods heerschappij is in hun leven al begonnen en bovendien is Jezus de Messias, de Christus, die in Gods rijk regeert. Daarom wordt de verkondiging van het Evangelie ook wel de verkondiging van het Koninkrijk Gods genoemd.

Handelingen 1 vers 4:

Tijdens een van deze ontmoetingen zei Hij dat zij Jeruzalem nog niet mochten verlaten: Wacht eerst op wat de Vader beloofd heeft, zei Hij. Ik heb al verteld wat er zal gebeuren.

Waarschijnlijk tijdens de laatste ontmoeting met Zijn leerlingen geeft Jezus hen het bevel Jeruzalem niet te verlaten, maar te wachten op de vervulling met de Heilige Geest. Handelingen 1 vers 5:

Johannes doopte met water, maar over enkele dagen zullen jullie met de Heilige Geest gedoopt worden.

De belofte van de Vader is de vervulling met en de doop in de Heilige Geest De Heilige Geest was in het OT al door de HERE beloofd (door de profeten Jesaja, Ezechiël, Joël en Zacharia). Johannes de Doper had geprofeteerd dat Hij die na hem kwam, belangrijker was dan hij en, ook zou dopen met de Hei- lige Geest en met vuur (Luc.3:16). De leerlingen van Jezus waren tot op dat moment niet gedoopt in de Heilige Geest, omdat Jezus nog niet was verheer- lijkt (Joh.7:39). Pas na de hemelvaart kon de Here Jezus de Heilige Geest uit- storten over Zijn discipelen. Jezus had al eerder over deze belofte gesproken in Joh.14, 15 en 16. Het is belangrijk om er op te wijzen dat hier niet gespro- ken wordt over een doop met water. Het gaat nu om de doop met de Heilige Geest.

(2)

De doop met de Heilige Geest in een éénmalige gebeurtenis en lijft een mens (als gelovige) in, in het lichaam van Christus, Zijn Gemeente. Niet te verwar- ren met de vervulling van de Heilige Geest, wat een steeds weer terugkerende opdracht is (Ef.5:18). Bij het lezen van Hand.2 gaan we er meer over lezen.

Handelingen 1 vers 6:

Terwijl zij zo bij elkaar waren, vroegen zij Hem: Here, gaat U nu van Israël weer een vrij land maken, met een eigen koning?

Al lange tijd hadden de leerlingen van Jezus de hoop dat Jezus het Koninkrijk Gods op aarde zou vestigen en dat Hij als Messias uit het huis van David Israël zou verlossen van zijn vijanden. Nu Jezus is opgestaan uit de doden en hun geboden heeft Jeruzalem niet te verlaten, zien zij dit als een aankondiging van de nieuwe tijd (Joël 2 en 3). Deze nieuwe tijd begint bij het herstel van ‘het koningschap van Israël’ en loopt uit op ‘het volledige herstel’ (Hand.3:21).

Bij het herstellen van ‘het koningschap aan Israël’ dachten zij aan het herstel van de nationale onafhankelijkheid onder leiding van de door God gezalfde koning (Messias) uit het huis van David (Ezech.37 en Micha 4).

Handelingen 1 vers 7:

Dat hoeven jullie niet te weten, antwoordde Hij. Mijn Vader beslist hoe en wanneer bepaalde dingen gebeuren.

De Here Jezus ontkent niet dat het koningschap aan Israël zal worden her- steld. Ook het NT ziet uit naar een koningschap van Jezus Christus op aarde, waarbij Hij en de gelovigen uit Israël en de heidenen, de wereld zullen rege- ren (Openbaring 20 en Dan.7). Maar, deze heerschappij zal pas beginnen met de wederkomst van de Here Jezus (Hand.3:21 en Matth.24:23).

Wanneer de wederkomst van de Here Jezus zal plaatsvinden is iets dat de Vader Zelf zal bepalen (Matth.24 en 2 Petr.3).

Toen Zijn leerlingen Jezus vroegen of Hij in die tijd het koningschap aan Israël zou herstellen, was Zijn antwoord dat het op dat moment geen onderwerp was van gesprek. Handelingen 1 vers 8: Maar als de Heilige Geest op jullie neerkomt, zullen jullie kracht ontvangen om de waarheid over Mij te ver- tellen aan de mensen in Jeruzalem en ook in Judea en Samaria, en zelfs tot in de verste uithoeken van de wereld.

De leerlingen van Jezus krijgen geen antwoord op de vraag: Wanneer? Zij moeten alleen voldoen aan de opdracht van Jezus.

(3)

Daartoe zullen zij ‘kracht ontvangen’. Uitdrukkelijk noemt de Here Jezus Jeru- zalem en vervolgens geheel Judea als de plaats waar de verkondiging van het Evangelie moet beginnen. Het heil is in de eerste plaats bestemd voor de Jo- den (Rom.1 en 2). Dan volgt het gebied van de half-Joodse, half-heidense Samaritanen en tenslotte ‘tot in de verste uithoeken van de wereld’. Deze laatste uitdrukking is afkomstig uit een profetische belofte in Jes.49:6.

Deze opdracht geldt vandaag nog steeds. Aan alle volgelingen van de Here Jezus wordt deze persoonlijke opdracht gegeven: Ga er op uit om alle vol- ken tot Mijn leerlingen te maken (Matth.28).

Het is een zaak en taak van alle gelovigen in Christus om het Woord van God in de wereld te verbreiden. Het is niet te delegeren aan een klein groepje

‘specialisten’. Als u of jij een belijder en volgeling van de Here Jezus Christus bent, heb ik een vraag voor u. Bent u betrokken bij de verkondiging van het evangelie? Ondersteunt u een zendeling of een radioprogramma met gebed en/of financiën?

Om het evangelie te verbreiden, heeft een volgeling van Jezus kracht nodig.

Dat is dan ook Zijn belofte: jullie zullen kracht ontvangen. Bij getuigen (en ook bij alle andere dingen) hebben gelovigen de leiding van de HERE nodig.

Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente van Christus om vandaag het Woord van God te zaaien, maar daartoe heeft zij in zichzelf geen kracht of vrijmoedigheid. Die is er alleen door en in de Heilige Geest. Het is de Heilige Geest die door een persoon, een kerkdienst of een radioprogramma werkt.

Stellen christenen zich open voor de werking van de Heilige Geest?

Natuurlijk kan een individuele gelovige of een bepaalde kerk of gemeente niet iedereen op de wereld bereiken. Laten we in onze eigen omgeving beginnen (ons eigen ‘Jeruzalem’) en mogelijk leidt de HERE de weg verder. Gods Woord en het getuigenis van Christus moet naar de verste uithoeken van de wereld. Dat is Gods bedoeling: iedereen moet het horen! Wat is uw getuigenis over Christus? Handelingen 1 vers 9:

Nadat Hij dit gezegd had, zagen zij hoe Hij omhoogging in de lucht tot een wolk Hem aan het gezicht onttrok.

Volgens Luc.24:50 leidde Jezus Zijn leerlingen na het laatste gesprek naar de Olijfberg.

(4)

In de veertig voorafgaande dagen was Jezus steeds plotseling verschenen en verdwenen, nu voer Hij op naar de hemel terwijl zij het zagen.

Er is sprake van een duidelijke parallel met 2Kon.2, waar Elisa ook ziet dat Elia wordt opgenomen. Ook in die geschiedenis is sprake van een overdracht van de geest van Elia. De ‘wolk’ die Jezus aan hun ogen onttrok, verwijst vooral naar de wederkomst van de Here die op dezelfde wijze, op de wolken zal plaatsvinden. In het OT zijn het vaak wolken die de heerlijkheid van God verbergen (Ex.13 en 19, en 1 Kon.8). Ook nu is het een wolk waarin de Here Jezus lichamelijk wordt opgenomen. In Joh.17:5 had Jezus al gebeden:

Vader, laat Mij nu bij U terugkomen om de eer en de heerlijkheid te ontvangen die Ik voor het ontstaan van de wereld al had. Zo is de Here Jezus teruggekeerd naar Zijn Vader in de hemel en daar zit Hij aan Gods rechterhand. Terwijl de leerlingen dit alles zien gebeuren, verschijnen er plot- seling twee engelen bij hen. Ze zien er uit als mannen, en zij hebben een be- langrijke boodschap.

Handelingen 1 vers 10 en 11:

Terwijl zij nog naar de lucht tuurden, stonden er plotseling twee mannen bij hen, met witte kleren aan. Galileeërs, zeiden zij, wat staat u toch naar de lucht te kijken? Jezus is in de hemel opgenomen. Maar Hij zal net zo terugkomen als u Hem hebt zien weggaan!

De engelen zeggen de volgelingen van Jezus dat zij niet moeten blijven staan kijken naar de hemel waarheen de Heiland is opgenomen. De scheiding tus- sen hen en de Here Jezus is niet definitief, want Hij zal terugkomen zoals Hij hen heeft verlaten, op de wolken, maar dan met alle heerlijkheid, macht en majesteit die Hem in de hemel door de Vader is geschonken. De plaats waar Jezus is opgevaren (de Olijfberg), speelt ook een rol bij Zijn wederkomst.

Zacharia 14 vers 4:

Op die dag zullen Zijn voeten staan op de Olijfberg, ten oosten van Jeru- zalem. En de Olijfberg zal in tweeën splijten. Er zal een buitengewoon groot dal ontstaan dat van het oosten naar het westen loopt, want de ene helft van de berg zal naar het noorden wijken en de andere naar het zui- den.

(5)

De verwachting van Jezus’ wederkomst heeft een belangrijke plaats in de prediking en het geloofsleven van de vroege gemeente en dat zou het ook vandaag moeten hebben. Laten we ons eigen hart op deze verwachting on- derzoeken.

Ondertussen moeten de leerlingen van Jezus zich uitstrekken naar de komst van de Heilige Geest die Hij hun zal zenden. Daarnaast moeten zij zich voor- bereiden op de Grote Opdracht die Hij hun heeft gegeven (vs.8).

De engelen noemen hen hier ‘Galileeërs’, omdat zij allemaal afkomstig waren uit Galilea. Handelingen 1 vers 12:

Daarop gingen zij van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. Dat was een kwartier lopen.

De plaats waar Jezus ten hemel voer, was de Olijfberg die ten oosten van Je- ruzalem ligt. Vandaar keerden de leerlingen terug naar de stad. Volgens Luc.24:52: met grote blijdschap. Van de Olijfberg naar Jeruzalem was een kwartier lopen. Het geeft aan dat de Olijfberg niet meer dan 2000 el (ongeveer 800 m) van de stadsgrens was verwijderd (Num.35:5). Daarom ook moet de Olijfberg tot de stad worden gerekend. Volgens Ex.16:29 mochten de Joden op de sabbat de plaats waar zij waren niet verlaten. Ze moesten dan ook bin- nen de afstand van een sabbatsreis van de tempel verblijven.

Handelingen 1 vers 13 en 14:

In de stad aangekomen, gingen zij meteen door naar de bovenverdieping van het huis waar zij elkaar altijd ontmoetten: Petrus, Johannes, Jako- bus, Andreas, Filippus en Thomas, Bartholomeüs, Mattheüs en Jakobus (de zoon van Alfeüs), Simon de Zeloot en Judas, de zoon van Jakobus.

Voortdurend baden zij eensgezind met elkaar, samen met de vrouwen die met Jezus waren meegekomen, zijn moeder Maria en zijn broers.

Nadat de leerlingen in Jeruzalem waren aangekomen ‘gingen zij naar de bo- venverdieping van het huis waar zij elkaar altijd ontmoetten’. Waarschijnlijk naar de bovenzaal die vermoedelijk op het platte dak van het huis was ge- bouwd. Wel vaker werd op het dak van een huis een ruimte als gastenverblijf ingericht of geschikt gemaakt als zaal voor bijeenkomsten. Mogelijk is de ge- noemde bovenverdieping dezelfde als die waar de Here Jezus met Zijn leer- lingen het Pascha vierde (Luc.22).

(6)

De toevoeging waar zij elkaar altijd ontmoetten wijst ook in die richting. De lijst van de 11 apostelen is gelijk aan die van Luc.6 (uitgezonderd Judas Iska- riot). Judas, de zoon van Jacobus, wordt in Matth.10:3 Thaddeüs genoemd.

Simon de Zeloot was voordat hij volgeling van de Here Jezus werd lid van de religieuze partij van de Zeloten, een Joodse groepering die zo nodig met ge- weld de komst van het Messiaanse rijk dichterbij wilde brengen.

Deze elf volgelingen van Jezus volhardden met elkaar in gebed. Zij baden on- getwijfeld om de vervulling met de Heilige Geest die de Here Jezus hun be- loofd had. Luc.24:53 vertelt dat zij niet alleen in de bovenzaal baden, maar ook voortdurend in de tempel God loofden. Dit laatste heeft dan betrekking op de vaste gebedstijden tijdens het morgen- en avondoffer. Bij hen waren de vrouwen die Jezus vanaf Galilea waren gevolgd en hadden gediend en Zijn begrafenis hadden verzorgd, zoals Maria van Magdala, Johanna, Salomé, Maria, de moeder van Jacobus en Joses (Josef), Maria van Klopas, de moe- der van de zonen van Zebedeüs, de zuster van Maria de moeder des Heren, Susanna en nog anderen.

Ook bij hen was Maria, de moeder van Jezus, die bij het kruis stond toen haar Zoon stierf (Joh.19). Tenslotte noemt Lucas de broers van Jezus. Dat waren Jacobus, Josef, Simon en Judas (Matth.13 en Marcus 6) die tijdens Jezus’ le- ven niet in Hem hadden geloofd (Joh.7). De Here Jezus was na Zijn opstan- ding speciaal aan Jacobus verschenen (1Kor.15:7). Deze Jacobus werd later de leider van de gemeente te Jeruzalem (Gal.2:9).

Handelingen 1 vers 15 t/m 18:

Op een van die dagen ging Petrus staan om te spreken. Er waren op dat moment ongeveer 120 mensen bijeen. Vrienden, zei hij. Wat er over Judas in de Boeken staat, moest gebeuren. Door David heeft de Heilige Geest gezegd hoe het met hem zou aflopen. Judas heeft de mensen die Jezus gevangen wilden nemen, de weg gewezen. Hij was een van ons en had dezelfde opdracht als wij. Met het geld dat hij voor zijn verraad had gekregen, werd een stuk grond gekocht. Zelf viel hij languit voorover en zijn buik scheurde open en al zijn ingewanden kwamen eruit.

‘Op een van die dagen’, namelijk tussen hemelvaart en Pinksteren, nam Pe- trus het initiatief tot de verkiezing van een nieuwe twaalfde apostel.

(7)

Hier blijkt voor het eerst de belangrijke plaats die Petrus in de gemeente zal gaan innemen, een plaats die Jezus hem had toegezegd (Matth.16).

Petrus staat op en houdt een toespraak voor een groep van ongeveer 120 mensen. In totaal was de Here Jezus na Zijn opstanding al aan meer dan 500 volgelingen verschenen (1Kor.15:6). In dit verband laat het zien dat niet ieder- een van hen aanwezig was bij deze vergadering. Mogelijk waren zij nog in Ga- lilea of al naar Galilea teruggekeerd. Deze toespraak van Petrus vindt plaats voordat de Heilige Geest met Pinksteren werd uitgestort.

Wat er over Judas in de Boeken staat, moest gebeuren kan verwijzen naar de in vs.20 aangehaalde psalmverzen (Ps.69:26 en 109:8), maar ook naar de niet geciteerde profetie over het verraad van Judas, in Ps.41:10. De werk- woordsvorm het moest gebeuren spreekt over een ‘moeten’ van Godswege.

Ook Luc.22 en Joh.13 spreken bij het verraad van Judas over een beschikking van Godswege en een vervuld moeten worden van wat in de Boeken staat.

De genoemde Psalmen werden door David gedicht naar aanleiding van per- soonlijke ervaringen als koning.

Maar, de Heilige Geest inspireerde hem zodanig, dat de woorden ver uitstij- gen boven de ervaringen van David en een profetische dimensie kregen.

Woorden, die pas vervuld zou worden in het leven van de grote Koning, de Messias. Wat Petrus hier zegt over de Psalmen geldt voor de hele Bijbel. De Heilige Geest is achter de Bijbelschrijvers de eigenlijke auteur (2Tim.3:16).

Judas Iskariot was door Jezus Zelf uitgekozen als een van de 12 discipelen die Hij ook apostelen noemde. Binnen deze groep werd Judas zelfs aange- steld als beheerder van de kas, hoewel hij, naar later bleek, inkomsten weg- nam (Joh.12). Jezus had hem met de overige 11 uitgezonden om het Evange- lie te prediken en ook hem macht gegeven om zieken te genezen en demonen uit te drijven (Matth.10:1). Toch had Jezus bij de keuze van Zijn leerlingen geen vergissing gemaakt. Volgens de Bijbel (vs.16) moest een van degenen aan wie Jezus volledig vertrouwen had geschonken, Hem verraden.

In vers 18 onderbreekt Lucas de woorden van Petrus om aan Theofilus te ver- tellen wat het lot van Judas is geworden. Volgens Matth.27 verhing Judas zichzelf nadat hij de 30 zilverstukken in de tempel had geworpen.

(8)

De priesters kochten voor dit geld een akker die als begraafplaats voor

vreemdelingen werd gebruikt. Hier lezen we dat Judas voor het verradersloon een stuk grond kocht. Wat natuurlijk in feite door de priesters op naam van de al gestorven Judas is gebeurd. De dood van Judas wordt getekend als een af- schrikwekkend oordeel van God.

Handelingen 1 vers 19 en 20:

Iedereen in Jeruzalem hoorde ervan. Daarom heet dat stuk grond ook Akeldama, wat bloedgrond betekent. Dit klopt precies met wat er in de Psalmen van David staat: Verander zijn woonplaats in een woestenij en laat er nooit meer iemand wonen en Laat een ander zijn taak overnemen!

De beide citaten uit de psalmen zijn al genoemd. Ps.69 wordt vaak geciteerd in verband met het lijden van de Here Jezus. De verwensing aan de vijanden is nu aan Judas vervuld. Het stuk grond van Judas ligt braak en dient alleen als een begraafplaats voor vreemdelingen. Het tweede citaat uit Psalm 109:8, moet op het moment van uitspreken nog in vervulling gaan (vs.21). Ps.109 is het gebed van een vervolgde. De verwensing aan het adres van de belager gaat nu aan Judas in vervulling. Hij wordt definitief afgesneden uit het getal van de apostelen (vs.17), hij heeft geen deel meer in het koninkrijk van God.

Daarom moet een ander zijn plaats innemen om het getal van twaalf vol te maken.

Handelingen 1 vers 21 en 22:

Iemand anders moet dus de plaats van Judas innemen. Het moet iemand zijn die al de tijd dat Jezus onder ons leefde, erbij geweest is, vanaf de dag dat Jezus in de Jordaan werd gedoopt tot Hij in de hemel werd op- genomen. Hij moet, net als wij, kunnen vertellen dat hij zelf gezien heeft dat Jezus weer leeft.

Petrus noemt de voorwaarden waaraan de nieuwe apostel moet voldoen om één van de twaalf getuigen te kunnen zijn. Daarbij gaat het erom of de nieuwe apostel een ooggetuige is geweest van Jezus’ handel en wandel en daar van- uit de eerste hand getuigenis van kan afleggen, een historisch betrouwbaar getuigenis. Daarbij is het ‘getuige’ zijn ‘van Zijn opstanding’ het belangrijkste.

De verkondiging van het Evangelie staat of valt met het feit van de lichamelij- ke opstanding van de Here Jezus (1Kor.15).

(9)

Niet voor niets beroept Paulus zich er later op, dat de Here Jezus aan hem is verschenen. Broeders die aan deze voorwaarde voldeden, waren zeker te vinden, bv. onder de 70 leerlingen die door Jezus waren uitgezonden (Luc.10). Handelingen 1 vers 23 t/m 26:

Zij stelden twee mannen voor: Jozef, die ook wel Barsabbas of Justus werd genoemd, en Mattias. Zij vroegen God in gebed: Here, U kent alle mensen door en door. Wilt U aanwijzen voor wie U kiest? Laat hij apostel worden in de plaats van Judas, die afgeweken is van zijn taak. Zij gingen erom loten wie het zou worden en het lot viel op Mattias. Voortaan was hij een van de twaalf apostelen.

Het is opmerkelijk hoe Hand.1 de vier evangeliën samenbrengt. Mattheüs be- sluit met de opstanding, Marcus met de hemelvaart, Lucas met de belofte van de Heilige Geest en Johannes met de belofte van de wederkomst.

De vier evangeliën komen samen in Handelingen, en het Bijbelboek Hande- lingen is de brug tussen de evangeliën en de brieven.

In de volgende uitzending lezen verder in Hand.2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

of ze eenvoudige medemensen waren wiens namen in ons hart gegrift staan, het maakt niet uit.. In hen laait alleszins een vonk op

Vandaag bidden we voor onze kerkgemeenschap en voor ieder van ons: dat de Heilige Geest ons opnieuw kracht mag schenken en in beweging brengen, zoals de leerlingen op de dag

Vanop het water roept Jezus naar Petrus: ‘Kom!’ Maar Petrus twijfelt aan het water en is bang voor de storm.. Hij begint meteen

omdat Hij ons door Zijn dood deze gave verdiend heeft en (ons) door Zijn voorbidding altoos bewaart. Aan wie, en in hoever de Heilige Geest gegeven wordt. De Heilige Geest wordt

„We proberen kinderen, ouders en parochie klaar te maken voor de viering van de eerste commu- nie met onder meer een ouder- avond, maar ook met vier speciale

Als Jezus de heilige Geest schenkt aan zijn leerlingen, geeft hij hen wijsheid, sterkte en liefde voor God.. Ook jou wil die goede

Bij de nieuwe techniek van celkerntransplantatie is een kind dus niet langer volledig de vrucht van twee ouders, maar voor een piepklein deeltje ook van een vrouwelijke donor.

Wees werkzaam in mij zodat mijn leven vernieuwd wordt.. Ontvlam mijn hart zodat ik getuig