• No results found

De stoomboot Apollo · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De stoomboot Apollo · dbnl"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De stoomboot Apollo

bron

De stoomboot Apollo. F.G.L. Holst, Amsterdam ca. 1850 (vierde, verbeterde en vermeerderde druk)

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_sto004stoo02_01/colofon.php

© 2011 dbnl

(2)

Voorberigt.

Daar de drie eerste drukken dezer Stoomboot zoo spoedig zijn uitverkocht, heb ik dadelijk tot eene herdruk besloten, en dezelve niet alleen verbeterd, maar met een aantal nieuwe Liederen vermeerderd. Met kleine veranderingen in sommigen te maken, kunnen zij gemakkelijk bij Bruiloften tot ieders oogmerk dienen; de zedigste woorden en de vrolijkste wijzen zijn hierbij in acht genomen.

Gebruik dezelve verders aan uwe vrolijke tafels, zoo ze zijn, doch dat zij de saus mogen wezen uwer vreugde, is de wensch van den

Uitgever.

(3)

3

Trouwbelofte.

Wijze: Wie heeft de muitzucht perk gesteld? enz.

Thans stemmen wij met blij geluid, Hoezee!

Het lied voor Bruidegom en Bruid, Hoezee!

Elk vult zijn glas tot aan den rand, En roept in volle vreugd ontbrand:

Hoezee, hoezee, hoezee!

Maar 't Huwlijk is geen kleine zaak, O neen!

De keuze is geen zoo ligte taak, O neen!

Wij keuren dus geen Huwlijk goed, Voor dat je ons eerst belijd'nis doet,

O neen, o neen, o neen!

Het trouwen komt soms duur te staan, O wee!

En 't hinkend paard komt achteraan, O wee!

Dan baat geen weenen, baat geen klagt, 't Is alles dan te laat bedacht,

O wee, o wee, o wee!

Spreek Bruîgom! meent ge 't wel opregt, Zeg ja, Wat gij aan 't Bruidje hebt gezegd? Zeg ja,

Belooft gij ons, voor 't lieve kind Altijd te zijn de trouwste vrind?

Zeg ja, zeg ja, zeg ja!

Belooft gij trouw in lief en leed? Zeg ja!

Wat u op aarde ook tegentreedt? Zeg ja!

Belooft ge als waardig echtgenoot, Haar trouw te zijn tot in den dood,

Zeg ja, zeg ja, zeg ja!

Mijn vrienden! gij hebt het gehoord, Hoezee!

De brave Bruîgom houdt zijn woord, Hoezee!

Maar nu komt aan de Bruid de beurt, Dan eerst zij 't Huwlijk goedgekeurd;

Dan is 't hoezee, hoezee!

Spreek Bruid! waart gij tot de echt gezind? Zeg ja!

Hebt gij den Bruîgom steeds bemint? Zeg ja!

Erkent ge uw man tot voogd en heer, Als Eva Adam deed weleer?

Zeg ja, zeg ja, zeg ja!

Belooft ge op 's levens kronkelpaân, Zeg ja, Hem altijd liefd'rijk bij te staan? Zeg ja!

Belooft ge hem uw liefde en trouw, Zoo als het voegt aan de edele vrouw,

Zeg ja, zeg ja, zeg ja.

(4)

Mijn vrienden! gij hebt het gehoord, Hoezee!

Ook 't Bruidje gaf aan ons haar woord, Hoezee!

Wij zijn dus met dat woord voldaan, En 't Huwlijk door ons toegestaan,

Hoezee, hoezee, hoezee!

Geluk dan, vrienden! met uw doel, Hoezee!

Ons hart blijft bij uw heil niet koel, Hoezee!

Wij drinken dus den beker uit, Op 't heil van Bruidegom en Bruid,

Hoezee, hoezee, hoezee!

Het minnen.

Wijze: Iö vivat!

Wij zingen vrij, Wij zingen blij, Het minnen steeds ter eer, Het minnen doet ons vrolijk zijn, Bij 't plengen van den nectar wijn,

O Minnegoôn!

Daal van uw troon, Zie gunstig op ons neêr.

Zweef in deez' kring, Steeds onderling, En schiet uw pijlen uit;

Want waar gij uwe pijlen schiet, Daar zijn wij onder uw gebied,

Daar is het vreugd, En 't al verheugd, Met Bruidegom en Bruid!

De minnarij, En vreijerij,

Zijn voorsmaak van het zoet;

Dat men in de echten staat geniet;

Die ons de vrucht van 't minnen biedt;

Want wat wij doen, Een kus of zoen Smaakt boven alles goed.

Iö vivat!

Dit druivennat,

Zij niet vergeefsch geplengd!

Wij klinken allen van rondom, En volgen Bruid en Bruidegom,

Wijl elk met lust, Zijn buurvrouw ) kust, Haar buurman ) kust, En 't minnen hulde brengt.

(5)

5

Lof des huwelijks.

Wijze: Colijn een brave boerenzoon.

Vriendschap! o ja, 'k vereer uw doel, Geen baatzucht kan die ooit verwinnen!

En toch blijft gij in invloed koel, Bij 't heilgenot van 't huwlijksminnen;

Hier mengelt ge u met liefde in een;

Verhoogt, verfijnt u de een door de ander, Natuur uw zegepraal verscheen, Toen ge 't eerste paar bond aan elkander.

Drukt ons de last van tegenspoed, Wij schroomen vaak bij onze vrinden,

Maar bij een vrouw, die liefde voedt, Is altijd hulp en troost te vinden;

Haar traan verteedert onze smart;

Haar lach weet onzen moed te sterken;

Zoodat gij allen rampspoed tart, En ons met dubb'len moed doet werken.

Ja, zuivre Huwlijksmin! gij zijt De bron van heil voor 't menschlijk leven;

Het hart, dat rein aan u zich wijdt, Is 't hoogst geluk op aard gegeven;

Gij voert ons langs bebloemde paân;

Schoon rondom ons de doornen groeijen;

Gij stuurt op 't veiligst rustpunt aan, Schoon ook de levensstormen loeijen.

Zegenwensch.

Wijze: Wien Neêrlandsch bloed, enz.

Gods dierbre zegen kroont uw echt, O thans gehuwde liên!

Den band, nu plegtig zaâmgelegd, Moogt gij begunstigd zien Met voorspoed, welvaart en geluk,

Met zegen uur op uur,

Leeft vrij van onheil, ramp en druk Door 't liefdrijk Albestuur. bis.

Uw woning zij 't volmaakt tooneel Van ongestoorde vreugd, Tevredenheid uw zalig deel,

Leeft steeds in God verheugd.

Smaakt, dierbre Twee! van zorgen vrij, Het allerwenschlijkst goed,

O edel Paar! dan juichen wij Met een verblijd gemoed. bis.

(6)

Al de uwen deelen in uw lot;

Dat u Gods liefde biedt, Zij danken met u voor 't genot;

Dat gij daardoor geniet;

Uw heil, is onzer aller heil;

Dit zweert u thans ons hart;

Gods liefde zonder maat of peil;

Weer' alle levenssmart. bis.

Het genot.

Wijze: Mijn zuster heeft een vrijer.

't Genieten doet ons zingen, Niets kan ons hart bedwingen,

Dit zij u wellekom, O Bruid en Bruidegom!

Hallo, Hallo, Hallo, Hallo, ) bis.

Bij ons gaat 't altijd zoo. ) bis.

Laat ons te zamen juichen, 't Genieten dank betuigen,

Het past op 't Bruiloftsfeest, Weest daarom blij van geest.

Hallo, Hallo, enz.

't Genieten is een zegen, Op alle onze aardsche wegen,

Bevrijdt ons van veel smart, En is een troost voor 't hart.

Hallo, Hallo, enz.

Dus lustig in 't Genieten, Dat bant de zielsverdrieten,

En is men Man en Vrouw, Wat zegen door den trouw.

Hallo, Hallo, enz.

God schenke dan zijn zegen, Op 't goed zoo mild verkregen,

En onze zorg en vlijt Zij het Genot gewijd.

Hallo, Hallo, enz.

De glazen vol geschonken, En allen leêg gedronken,

Het plengen van den wijn, Zal het Genieten zijn;

Hallo, Hallo, Hallo, Hallo, ) bis Bij ons gaat 't altijd zoo. ) bis

(7)

7

Welkom aan tafel.

Wijze: Wie heeft de muitzucht perk gesteld? enz.

WELKOM AAN TAFEL.

Weest welkom, Vrienden! aan deez' disch, ha ha!

Waar thans de vreugde praesis is, ha ha!

Wij weten nu van zorg noch pijn, Maar willen eens regt vrolijk zijn,

Ha ha van falderala. bis.

SMAKELIJK ETEN.

Weest niet beschroomd maar tast vrij toe, ha ha!

Eet dapper en drinkt blij te moe, ha ha!

Eet smaaklijk zelfs en kust elkaâr, Ter eere van dit jonge Paar,

Ha ha van falderala.

AAN DEN BRUIDEGOM.

Wel Bruîgom! blijf nog lang gezond, ha ha!

En eet vooral uw buik goed rond, ha ha!

Zoo gij wilt zien een lieve spruit, Dan gaat 't er wel met werken uit,

Ha ha van falderala.

AAN DE BRUID.

Ja, Bruidje! u is 't ook gegond, ha ha!

Al zet gij nog zoo'n preutschen mond, ha ha!

Nog binnen 't jaar is 't vreugd in top, Als gij speelt met uw Huwlijkspop,

Ha ha van falderala.

MIDDELEN VAN BESTAAN.

De middelen van uw bestaan, ha ha!

Daar mag een glaasje vol op staan, ha ha!

Wij wenschen u een matig deel, 't Is ongezond wat al te veel,

Ha ha van falderalla.

DE VRIENDSCHAP.

Komt Vrienden! klinken we in 't rond, ha ha!

En wenschen met een gulle mond, ha ha!

Dat na dit groen, hun zilver, goud, Elk met dit Paar eens bruiloft houdt,

Ha ha van falderala.

[Komt, vrienden! opgeruimd van zinnen]

Wijze: Wie op de grens wil blijven wonen.

Komt, vrienden! opgeruimd van zinnen, Zingt allen welkom aan den disch!

't Is tijd den aanval te beginnen,

(8)

De wapens genomen en fiks in de weer;

(9)

8

Toont eensgezind, en dat gij zijt Helden, Heldinnen, tot vechten bereid, Niet stil gestaan, niet stil gezeten,

Een grage maag bij 't gul onthaal, Doet ons hier aan dit Bruiloftsmaal, Elkander welkom heeten. bis.

Ja. Bruid en Bruidegom! wij allen Staan vaardig om met heldenmoed Den vijand dapper aan te vallen,

Gij ziet ons al in vuur en gloed, Ten strijd, ten strijd! klinkt het in 't rond, Lustig, wij willen, want wij zijn gezond,

't Bruiloftsgeregt staat reeds bereid, Bravo! wij helden beginnen den strijd, Geen onzer die hier zal vergeten,

Dat we aan een bruiloftstafel zijn, Waar wij bij 't plengen van den wijn, Elkander welkom heeten. bis.

Hulde.

Wijze: Partant pour la Syrië.

Komt, Vrienden! laat ons zingen, En helder in de weer,

Als ware Feestelingen, Het Jonge Paar ter eer.

Ziet de Verloofden juichen, Laat ons door maatgeluid Ook onze lof betuigen

Aan Bruidegom en Bruid.

Wij spannen ook de snaren, En wenschen uw geluk, Dra gaat het bootje varen, Dat u het hart verrukt;

Veel heil, o jonge lieden!

En steekt gij af van reê, Laat dan de zorgen vlieden,

En veel geluk op zee.

Verloofden! allen zingen Als Bruid en Bruidegom, Het alles lacht u tegen,

En heet u wellekom;

Uw Ouders en uw Vrinden Zijn in verrukten geest, 't Viert al, als eensgezinden,

Uw blijde Bruiloftsfeest.

(10)

Wilt dus geen onbeil vreezen, Nog in het Entrepôt, Moet gij geduldig wezen,

De wetten zijn alzoo, Juicht dan in welbehagen;

Als Bruidegom en Bruid, Want na deez' blijde dagen

Is al het vreijen uit.

Dan is het Bruigom trouwen, En Bruidje luistert wel, En trouwen is hier houën;

En lang geen kinderspel;

Daar dient dus op geschonken, Geklonken van rondom, En 't glas ter eer gedronken,

Van Bruid en Bruidegom!

[Wiens hart voor 't reinst genoegen gloeit]

Wijze: Wien Neêrlandsch bloed.

Wiens hart voor 't reinst genoegen gloeit, Die zoekt een lieve vrouw,

Waaraan hij zich standvastig boeit, Door reine min en trouw;

Hij zoekt met opgeruimd gemoed, Een voorwerp zijner waard, Want niets is toch op aard zoo zoet,

Dan wel te zijn gepaard. bis.

Viert vrolijk dan het minnend paar, Dat hart aan harte sluit,

En klinkt de bekers tot elkaâr, Voor Bruidegom en Bruid!

Dit uur, dat onze wensch voldoet, Is wel een feestdronk waard, Want niets is toch op aard zoo zoet,

Dan wel te zijn gepaard. bis.

Leef, Bruigom! leef in liefde en vreugd, Met 't Bruidje uw vriendin,

Dat duurzaam zich uw hart verheugd In 't heil der huwlijksmin;

Zorg eer een jaar ten einde spoedt, Dat ge ook iets jongs vergaart, Want zulke vruchtjes zijn wis zoet,

Voor die in vreugde paart. bis.

Bloei voor het heil van uw bestaan, De welvaart bovenal,

Uw echtstam winne duurzaam' aan, Door spruitjes zonder tal;

Zoo speel bij u een blijden stoet Van telgjes uwer waard, En 't hart zegt u, niets is zoo zoet,

Dan wel te zijn gepaard. bis.

(11)

10

Dat vuurmand, wieg en kinderstoel, Eerlang het huis versier,

En gij roept in het drukst gewoel,

‘Is dat een leven hier!’

En met een opgeruimd gemoed, Blijft gij elkander waard, En smaakt bij lief en leed het zoet,

Van wel te zijn gepaard. bis.

Wiens hart voor 't jeugdig Paar dus gloeit, Voor vreugde vatbaar is,

En 't heil aan deze Twee steeds boeit, Sta op aan dezen disch. -

Hij neemt den feestkelk en klinkt blij Met Bruidegom en Bruid,

En drinkt op beider welzijn vrij Hem tot den bodem uit. bis.

[Komt, vat nog eens de glazen aan]

Wijze: De wereld is in rep en roer.

Komt, vat nog eens de glazen aan, Daar dient nog eens een toast gedaan;

Voor Bruidegom en Bruidje; bis.

Maar zacht, de tijd is opgeknapt, En heden zijn zij juist gestapt

Voor 't eerst in 't huwlijksschuitje. bis.

Geluk met 't feest van uwen trouw, Geluk, o jonge Man en Vrouw!

Komt, laat ons nog eens klinken, bis.

Al wat we u wenschten was gemeend, En 't was ons goed, hier zaâm vereend,

U 't welzijn toe te drinken. bis.

Hoe bar natuur zich dan ook tooit, O vrienden! o vergeet het nooit,

Elk jaargetij geeft bloemen; bis.

'k Heb daartoe slechts dit jeugdig Paar, Ons blij bijeenzijn met elkaâr,

U als bewijs te noemen. bis.

Geliefden! stapt dan 't bootje in, Bij reine trouw en huwlijksmin,

Hebt gij geen storm te vreezen, bis.

Al is de vaart soms vol met ijs, Met haar maakt gij behouden reis,

Wat weer het oog moog' wezen. bis.

Al is het dat het soms wat waait, Zoodat het bootje in 't ronde draait,

Gij hebt geen kwaad te schroomen; bis.

Zit zuivre liefde en trouw aan 't roer, Wie ooit in hun gezelschap voer,

Is 't altijd wel bekomen. bis

(12)

Komt, Echtelingen! zoo in zee;

Wij gaan met onze wenschen meê, Dat niets uw vreugde store)bis.

God hoede u voor elk gevaar, Opdat na vijf en twintig jaar,

Wij 't alles wel nog hooren. bis.

Aan de wijn.

Wijze: Wien Neêrlandsch bloed, enz.

Dat Bagchus thans geprezen zij, De beker in de hand,

Komt, Vrienden! zingen, juichen wij, In deez' verrukten stand;

Vloei' thans het edel druivennat, In 't zuiver kristallijn,

Vivat die edele bruiloftsschat, Vivat, vivat de Wijn! bis.

De Wijn maakt hart en zin verheugd;

Schenkt ons een blij gemoed, Geeft aan een bruiloftsmaaltijd vreugd,

En kruidt er de overvloed;

Waar Wijn ontbreekt is 't koud en stijf;

Daar kan geen leven zijn, Dat Bagchus dus in eere blijv'.

Vivat, vivat de Wijn! bis.

Juicht vrienden dan en klinkt in 't rond;

Zingt Bagchus gaaf ter eer, Elk zet het glaasje aan den mond,

Dat elk het ommekeer';

Die Bagchus eert, die Bagohus dient, Mag op een bruiloft zijn,

Vivat, hij is ons aller vriend, Vivat, vivat de Wijn! bis.

Een kus.

Wijze: Van Pierlala.

't Is feest, 't is feest, geen grooter vreugd, Dan in een bruiloftszaal,

Daar is men vrolijk en verheugd, Bij Hijmens zegenpraal;

Daar ziet men Amor op den troon, En wat is daar de zegekroon?

Een kus, zegt Pierlala, ja, ja, Een kus, zegt Pierlala.

(13)

12

Elk zingt en juicht er vrij en blij, Denkt aan geen zorg of pijn, 't Is alles boert en jokkernij,

't Is alles vrolijk zijn;

Men klinkt en drinkt, o welk een vreugd!

Maar wat maakt ons het meest verheugd?

Een kus, zegt Pierlala, ja, ja, Een kus, zegt Pierlala.

Een kus, zegt Pierlala met regt, Een kus is wellekom, Dîe oude weet wel wat hij zegt.

Niet Bruid en Bruidegom?

Komt kussen wij dan in het rond, Biedt links en regts elkaâr den mond, Dat smaakt, zegt Pierlala, ja, ja,

Dat smaakt, zegt Pierlala.

En daarop fiks het glas gevat, En tot den bovenrand Gevuld met edel druivennat,

Tot Vriendschaps onderpand;

Want bij het kussen past den wijn, Op kussen moet gedronken zijn, Ja, ja, zegt Pierlala, ja, ja,

Ja, ja, zegt Pierlala.

[Komt, vrienden! Komt een zang gewijd]

Wijze: Wien Neêrlandsch bloed, enz.

Komt, vrienden! komt een zang gewijd, Aan 't Feest der Huwlijkstrouw, Ons past een lied der vrolijkheid,

Een lied voor Man en Vrouw;

Komt héffen we eerst de glazen op, En drinken met elkaâr,

De eerste feestdronk zij gewijd, Aan 't jonggehuwde Paar. bis.

DAMES ALLEEN.

Geluk, o Bruid! met 't feestlijk uur, Dat u den echtkrans bood, In der gehuwden vrouwenrei

Zoo schoon een plaats ontsloot;

O smaakt de vreugd die 't Huwlijk biedt, Nog jaren met elkaâr,

Dan opent zich een blij verschiet Voor u, gelukkig Paar! bis.

HEEREN ALLEEN.

Geluk, o Bruîgom! met deez' dag, Die zoo veel heils u bood, Het feest, dat elk u groeten mag

(14)
(15)

13

O deel, o smaakt te zaâm die vreugd, Nog jaren met elkaâr,

Dat niets ontbreke aan de vreugd Van u, gelukkig Paar. bis.

KOOR.

Komt, Vrienden! komt, gehuwd of vrij, Stemt allen in dit lied,

Voor Jonggehuwden zingen wij, Wiens beê is deze niet?

‘Des Hemels beste zegen zij

‘Uw deel nog menig jaar, Dat wenschen en dat bidden wij,

Voor u, gelukkig Paar! bis.

[Waarde Bruîgom! lieve Bruidje!]

Wijze: De Schoorsteenveger.

Waarde Bruîgom! lieve Bruidje!

Gij zijt thans te zaâm gepaard, In het vrolijk huwlijksschuitje

Hebt gij uwen plaats aanvaard?

Nu maar gezwind, met goede wind, Het zeil ten top gehezen, En stuurt gij eensgezind de boot, Dan is de zielvreugd voor u groot,

Gaat in vreê, nu in zee,

En wij juichen zaâm hoezee. bis.

Bruigom! zijt vooral voorzigtig, Want gij hebt het roer in hand, Uwe taak is zeer gewigtig,

Stuur uw boot dus met verstand, O, dat geen klip, uw oog ontglip,

Dan hebt gij niets te vrezen, Ja, stuur en zeil nu zoo 't behoort, Met uw geliefde vrouwtje voort,

'k Zing hoezee! wijl ge in vreê, Met het vaartuig gaat in zee. bis.

Bruidje! gij hebt vast besloten, Om met hem op reis te gaan, Gij zijt te zaâm nu togtgenooten,

Hoor dus Bruid! mijn raad ook aan;

Blijf jonge vrouw! uw Man getrouw, Dit moet uw hoofddoel wezen,

Maak u den naam van vrouw thans waard, Waaraan veel pligten zijn gepaard,

Dan zult gij, altijd blij, Juichen op deez zeilpartij,

(16)

[Nu, vrienden! komt de vreugd tot stand]

Wijze: Hoezee, voor hun die 't Vaderland.

Nu, vrienden! komt de vreugd tot stand, Het vaartuig is zeilvaardig,

Nog weinig tijds, en 't gaat van land, Dat is een glaasje waardig;

Triumf! aanvaart met frisschen moed, De flesschen en de glazen,

't Is noodig dat men dit nog doet, ) bis.

Voor de aftogt wordt geblazen. ) bis.

Komt, vat te zaâm de glazen aan, Ja laat ons vrolijk klinken, O, dan wordt aller wensch voldaan;

Als wij zoo juichend drinken;

Leegt, vrienden! leegt nu met elkaâr, De volle vreugdbocalen,

En 't is ter eer van 't jeugdig Paar, ) bis.

Dat wij 't hoezee herhalen. ) bis.

[Vrienden! laat ons vrolijk zijn]

Wijze: Zonder liefde, zonder wijn.

Vrienden! laat ons vrolijk zijn, En deez' disch versieren, Bij het drinken van den wijn,

En het bruiloft vieren, Voegt geen trietsche treurigheid,

Nog angstvallig wroegen, Waar men bloem en palmen spreidt,

Woont een zoet genoegen.

Bruid en Bruîgom! jeugdig Paar!

Door de min vereenigd, Hebt gij voor het Echt-Altaar,

Uwe smart geleenigd, Wij wenschen u veel geluk,

In uw huw'lijksdagen, Dat u nimmer ramp of druk

Reden geeft tot klagen.

Dat uw heil, gezegend Paar!

Eerlang moog' vergrooten, Met een telgje binnen 't jaar,

Uit uw echt gesproten;

Leeft voor God, geliefde Twee!

Hij blijve u behoeden, Voor ellende, smart en wee,

En voor tegenspoeden.

(17)

15

[Zingt nu vrolijk, lieve vrinden!]

Wijze: Lijsje sliep in 't bosch en lommer.

Zingt nu vrolijk, lieve vrinden!

Op dit blijde feestgetij,

Die zich aan deez' disch bevinden, Daar deez' dag zoo heuglijk zij;

Voor de jonge Echtgenooten, Voor het Paar dat is getrouwd,

Dat is getrouwd, Nu bruiloft houdt,

Helpt mij deze vreugd vergrooten, Komt zingt met mij,

Komt zingt met mij, Helpt mij, blijde vriendenrei!

Brave Bruîgom! aardig Bruidje!

Gij zijt o zoo'n nobel Paar!

Wij wenschen u een aardig spruitje, En dat nog wel binnen 't jaar.

Hoe zal 't Bruidje dan doudijnen, Het zal haar wel handig staan,

't Zal snoepig staan, Het zal wel gaan, Is ze niet gewend aan kleinen,

Dit leert wel ras, Dit leert wel ras,

De baker komt toch 't eerst te pas.

Zie hoe vriendelijk het Bruidje Lacht haar lieve Bruîgom toe, Bruîgom, ook zoo'n snakig guitje,

Is niet minder blij te moê.

Hebt geduld, het zal ras wezen;

Nu komt, lieve! daar ge op wacht, Daar gij op wacht,

Het Bruidje lacht,

De vreugd is uit haar oog te lezen, Vermaak u maar,

Vermaak u maar,

Smaak vele vreugde met elkaâr.

Hoor, wij zullen niet mankeeren;

Als wij komen 't kindje zien, U daarmeê te feliciteeren,

Onze hartenwenschen biên, Dan zal Bruîgom kraamheer wezen;

't Bruidje kraamvrouw, o dan zal;

O ja dan zal, Mij dunkt het al,

Uw vreugde zijn ten top gerezen, Wij wachten veel,

Wij wachten veel, Lekkere muisjes en kaneel.

(18)

[Wat is 't een troost in onze dagen]

Wijze: Goeden avond, mijn lieve Roosje!

Wat is 't een troost in onze dagen, Daar vele klagen,

Van oude zeden die vergaan, Dat nog het ouderwetsche trouwen

Zijn stand blijft houden, Met elke mode blijft bestaan;

DieAMORverstaat toch wel aardig zijn zaak, Steeds heeft hij voor knapen en meisje vermaak, En och! och! en zoo leep is die snaak. bis.

Alweêr een Bruidegom en Bruidje, Die 't Huwlijksschuitje Niet meer verliezen uit het oog;

Daar staan zij klaar, om op de baren;

Der zee te varen,

Waar reeds zoo menig overtoog.

Kom, vrienden! kom wenschen wij zegen en vreê, En voorspoed en welvaart en alles hun meê, Want och! och! en zij gaan over zee. bis.

Vaart vrolijk voort, o lieve menschen!

Al onze wenschen Verzellen u op uwen togt, En voelt gij nu en dan een stootje,

Het Huwlijksbootje

Zij nimmer door een storm bezocht.

Maar ik vrees niet, dat iets in 't varen u stoort, Want liefde en vriendschap gaan met u aan boord, En och! och! en dan gaat het wel voort. bis.

Zoo moge u 't wel vereende leven, Al 't goede geven,

Dat een alleen niet smaken kan;

Men zegt, daar is geen heil op aarde, Zoo hoog van waarde,

Als 't zoet genot voor vrouw en man.

'k Geloof het, want zijn u reeds velen vooruit, Er staan alweêr anderen gereed voor de schuit;

En och! och! en zij zien er naar uit. bis.

Wij wenschen, dat gij 't zoo mogt vinden, Geliefde Vrienden!

En steeds verheugd zijn in uw lot;

Dat ge eenmaal leunende op een krukje, Nog 't Huwlijksjukje

Moogt prijzen om zijn zoet genot.

En juichen, omgeven van welvaart en vreugd, Ter eere vanAMOR, die 't harte verheugd, En och! och! en van grijsheid en jeugd. bis.

(19)
(20)

[Wie zag ooit vrolijk vriendenmaal]

Wijze: Wien Neêrlandsch bloed, enz.

ZAMEN.

Wie zag ooit vrolijk vriendenmaal, Waar niet gezongen wierd, Vooral wanneer bij 't gul onthaal,

Men hooge feesten viert;

Komt stellen wij dan tot begin, Op Hollands maatgeluid, Den hartelijken Feestzang in,

Voor Bruidegom en Bruid. bis.

HEEREN.

Door ons dan, zij deez' eerste zang U, Bruîgom! toegewijd, Wij wenschen, dat gij u nog lang,

In 't heilrijkst lot verblijdt, Geniet al wat de Huwlijkstrouw

Veraangenamen kan,

Zoo wordt uw Bruid de blijdste vrouw, Gij een gelukkig Man. bis.

DAMES.

Ook wij, wij voeren onzen pligt Zoo goed wij kunnen uit,

Deez' zang wordt dus door ons gerigt Tot U, o lieve Bruid!

Geniet steeds duurzaam en geheel Wat 't Echtgeluk vergroot, Zoo zij 't gezegendst lot uw deel,

Met uwen Echtgenoot. bis.

ZAMEN.

En nu ten slot, o Vriendenschaar!

't Aloud gebruik betracht, Den beker tot het waardig Paar,

Welmeenend toegebragt;

Welaan dan, Dischgenooten! kom, Schenk in en drink eens uit, Op 't heil van Bruid en Bruidegom,

Van Bruidegom en Bruid. bis.

[Een voerman, jong van dagen]

Wijze Partant pour la Syrië.

Een voerman, jong van dagen, Zag overal in 't rond, Of hij niet voor zijn wagen,

Een aardig vrachtje vond.

(21)

Er ging van alle kanten Wel volks genoeg voorbij, Hij liet ze lanterfanten,

En sprak geen vracht voor mij,

(22)

Maar wijl hij zonder schroomen, Geduldig staat en wacht, Ziet hij een meisje komen,

Zoo lief, zoo schoon, zoo zacht!

Met innig zielsverblijden Gaat hij naar 't meisje heen, Spreekt: ‘wilt gij met mij rijden?’

Het meisje schudt van neen.

Nu toont hij haar den wagen, In zulk een beste staat, Die haar zoo zacht zou dragen,

Hoe ver de reis ook gaat.

Zijn rossen die daar springen, Zoo rap, zoo snel ter vlugt, Hij toont haar alle dingen,

Het meisje zwijgt, maar - zucht.

Hij spreekt van 't jaargetijde, Voor 't reizen zoo gepast, Van wegen, wederzijde,

Met schoonheên opgetast;

En bij die praat van 't reisje;

Drukt hij haar handje zacht, Wat zegt nu 't lieve meisje?

Het meisje zwijgt maar - lacht.

Hij zweert, dat bij gevaren, Of nakend ongeval, Zijn trouw haar zal bewaren,

Zijn hand haar hoeden zal;

Hij smeekt zoo lang, zoo teeder, Haar gunst af en genâ, En zwijgt nu 't meisje weder,

Neen, zachtjes zegt zij - ja.

Thans stijgt zij naar zijn bede, In 't voertuig dat haar wacht, Zij met haar gids te vreden,

De voerman met zijn vracht;

Verheugd begint het reisje, En ik, - of 't helpen mogt, Wensch voerman en wensch meisje

Geluk op hunnen togt.

[Waar toch is men meer verheugd]

Wijze: Waar toch vindt men meerder vreugd?

Waar toch is men meer verheugd Dan bij eene huwelijksvreugd?

Pret, pret, altijd pret, Vrolijk wezen, Als bij dezen,

Pret, pret, altijd pret, Is voor ons thans eene wet.

(23)

19

Vreugde zonder wederga;

Is de toon die ik thans sla, Tra la la la la,

'k Roer voor 't paartje, Thans mijn snaartje, Tra la la la la,

Is de toon die ik thans sla.

Lieve Bruid en Bruidegom!

'k Wensch je, o zoo'n groote som, Tra la la la la,

Van wat jaren, Die u baren Pret, pret, altoos pret, Op het reine huwlijksbed.

Ja, wie droes had dat geloofd, U te zaam te zien verloofd?

Tra la la la la,

Nu, 'k wil wenschen, Lieve menschen!

Pret, pret, jeugdig Paar!

En een kleintje binnen 't jaar.

't Huwlijksbootje kiest haast zee, 'k Weet de wensch van alle Twee,

Tra la la la la, Dat in 't schuitje Haast een guitje Meê, meê, medevaart, 't Grootste heil voor u op aard.

Weet zoo waar, o vriendenrei!

't Jeugdig Paar dat schommelt blij, Tra la la la la,

Op de baren, Bij het varen,

Tot men eens de reê aanschouwt, Waar men immer bruiloft houdt.

[Die 't Huwlijk mint, die 't Huwlijk mint]

Wijze: Iö vivat!

Die 't Huwlijk mint, die 't Huwlijk mint, Die mint een rein genot,

Al had men huis en hof en goud, 't Is min als men niet is getrouwd, Die 't Huwlijk mint, die 't Huwlijk mint,

Die vindt een heerlijk lot.

De Huwlijksband, de Huwlijksband' Is goed in vreugd en leed, Daar deelt men elken zegen zaâm,

(24)

Is goed in vreugd en leed.

(25)

20

Komt, zegt het ons, komt zegt het ons, Die Huwlijksvreugd geniet,

Had ge ooit een zoeter vreugd op aard?

Dan die, die u het Huwiijk baart?

Komt, zegt het ons, komt zegt het ons, Is zij de beste niet?

Ja, zegt het ons, ja, zegt het ons, Die deze vreugd nog mist,

Weet gij een wensch u meerder waard, Dan eenmaal goed te zijn gepaard?

Doch neen, ik vraag te veel van daag, Wijl elk het antwoord gist.

Stemt dan een snaar, voor 't jeugdig Paar, Hun zij dit lied gewijd,

Dat God hun Echt met zegen kroon, Steeds liefde in hun midden woon;

Dan heet deez' echt, met 't grootste regt;

Een aardsche zaligheid.

[Wie is er, die, verblijd van geest]

Wijze: Wien Neêrlandsch bloed.

Wie is er, die, verblijd van geest, Niet gaarn zijn lofzang uit, Op dit zoo vreugdevolle feest,

Van Bruidegom en Bruid!

Het Paar, dat hier ons oog ontmoet, Is wel dien lofzang waard, Het blijve in voor- en tegenspoed

Lang voor elkaâr gespaard. bis.

Geniet, o Bruidegom en Bruid!

Op aard het grootst geluk, Dat niets ooit uw genoegen stuit,

Bevrijd van ramp en druk, Treedt 't huwlijksbootje vrolijk in,

't Voert u langs effen baan, De opregte trouw en huwlijksmin

Strooi rozen langs uw paân. bis.

Leef vergenoegd, gezond en blij, Veel jaren zamen voort, Dat elken dag gezegend zij,

Uw heilstaat ongestoord;

Het Huwlijksheil vermeer uw vreugd, Schoon zij uw lot op aard,

En blijft tot loon van uwe deugd, Te zamen lang gepaard. bis.

(26)
(27)

21

[Heft aan het hooge feestgezang]

Wijze: De Konning leev'!

Heft aan het hooge feestgezang, Dat wij het vrolijk zingen, Het rolt en galmt hier zonder dwang,

In deze blijde kringen,

't Bevat de beê van heil en vree, ) bis.

Voor deze ondertrouwde twee. ) bis.

Gods gunst zij steeds, o Bruidegom!

Nabij op al uw wegen,

Uw woning steeds een heiligdom, Van echtelijken zegen,

Uw heul en troost als ongeval, ) bis.

U met haar slagen treffen zal, ) bis.

En wij, wij wenschen, lieve Bruid!

Dat God oók u geleide, En u door menig lieve spruit,

De moedervreugd bereidde;

Uw huisgezin, uw vreugd en troost, ) bis.

Daar gij herleeft in 't jeugdig kroost. ) bis.

Het Bruidje leeft, de Bruîgom leeft, Een aantal blijde jaren,

Dit bidden wij, dat God hen geeft, En hun in voorspoed sparen;

Zoo leeft gij dan als Man en Vrouw, ) bis.

Gelukkig door de Huwlijkstrouw. ) bis.

[Iö vivat!]

Wijze: Iö vivat!

Iö vivat!

Iö vivat!

Heil zij dit vriendenfeest,

Men vraag naar ouderdom noch jeugd, Elks hart zij open voor de vreugd,

Io vivat! enz.

Wijk zorg en smart, Ontwijk ons hart, Wijk kommer ver van hier.

Men kenne in deez' Bruiloftszaal Geen andere spraak dan jubeltaal,

Wijk zorg en smart, enz.

De gulle vreugd, Die 't hart verheugt, Daal in ons midden neêr Met feestgezang en vrolijkheid, Zij deze dag der vreugd gewijd,

(28)
(29)

22

Een lieve kus, Een lieve kus, Geeft leven aan dit feest, Een vriendlijk kusje ga in 't rond, Op elke lieve rozenmond,

Een lieve kus, enz.

Ter regter zij, Ter linker zij,

Wordt 't kusje niet veracht, O zie, hoe 't vriendlijk mondje lacht, En reeds naar 't eerbaar kusje tracht,

Ter regter zij, enz.

Nu 't brandend hart, Nu 't brandend hart, Met de edele wijn gelaafd, Komt luidt met vreugd de tafelschel, Na 't kussen smaakt een glaasje wel,

Nu 't brandend hart, enz.

[Hoe heilrijk bindt de Huwlijksband]

Wijze: Wien Neêrlands bloed, enz.

ZAMEN.

Hoe heilrijk bindt de Huwlijksband Een minnend paar aan een, Wanneer de heldre echttoorts brandt;

Vliegt alle kommer heen;

De brave man, ten allen tijd Aan deugd en pligt getrouw, Vindt steeds het loon van zijne vlijt

In de armen van zijn vrouw. bis.

HEEREN.

Dit onwaardeerbaar echtgeluk Valt, Bruîgom! u ten deel, U wacht geen knellend huwlijksjuk,

Maar zacht en zoet gestreel,

DAMES.

En welk een aangenaam verschiet Vertoont zich voor de Bruid, Als ze ongezien en onpespied

Haar gade in de armen sluit. bis.

ZAMEN.

Het blij geluk, vereenigd Paar!

Bewone uw huisgezin,

Een huwlijksspruit kroon binnen 't jaar Uw beider teedre min;

(30)

En draagt den achtbren oudernaam, Den schoonsten naam op aard. bis.

(31)

23

[O vrienden! zingt nu overluid]

Wijze: De wereld is in rep en roer.

O vrienden! zingt nu overluid, Tot lof van Bruidegom en Bruid,

Laat nu het feestlied klinken, bis.

Maar als het zingen glad zal gaan, En uit geen drooge keel ontstaan,

Dan moet men lustig drinken. bis.

De Bruîgom is een fluksche klant, Ja is niet weinig bij de hand,

Dat zal hem vreugde baren; bis.

Hij toont zich als hij kust en streelt, Een vriend van moeder Eva's beeld,

En daarom ging hij paren. bis.

Hij heeft zijn Bruidje goed gevreid, En wenschte naar de huwlijkstijd,

Hij kon niet langer dralen; bis.

En sprak, ‘mijn allerliefste bout!

Mogt ik al met u zijn getrouwd, Ei, wil den dag bepalen.’ bis.

De Bruid een maagd van de echte trant;

Is juist een kolfje naar zijn hand, Wel waard te zijn geprezen; bis.

Haar jeugd voorspelt hem vreugdestof, Dus zal zij in den huwlijkshof

Een bloeijend roosje wezen. bis.

Al keek zij zedig voor zich heen, Toen hij sprak ja, sprak zij niet neen,

Zij wilde 't wel eens wagen, bis.

De Bruidschap is nu ras gedaan, En zij gaan kompagnieschap aan,

Voor al hun levensdagen. bis.

Heil u, o Bruidegom en Bruid!

Wij wenschen allen tot besluit,

Ziet lang uw voorspoed groeijen, bis.

Mogt ge ook, o tederminnend Paar!

Een drietal zijn nog binnen 't jaar, En gij uw echt zien bloeijen. bis.

[Wiens hart voor 't reinst genoegen gloeit]

Wijze: Wien Neêrlands bloed, enz.

Wiens hart voor 't reinst genoegen gloeit, Die viert verheugd en blij

Het, feest dat de harten te zamen boeit, Al van dit Paar, met mij,

Hij stelle met mij ééns van zin, Op Hollands maatgeluid, De hartelijke feestzang in,

(32)
(33)

24

Dat lang; o teederminnend Paar!

Uw heilige echtstaat bloei, Dat liefde immer jaar op jaar,

Steeds meer het hart ontgloei;

Dien liefdeband, door God gelegd, Die 't jeugdig hart ontspruit, Wordt altijd vaster zaâm gehecht,

O Bruidegom en Bruid! bis.

Leef, Bruîgom! lang in liefde en deugd, Met 't Bruidje uw vriendin,

Tot ouders, bloedverwanten vreugd, In 't heil der Huwlijksmin.

Voor Hem is 't thans waarvoor gij leeft, O Bruidje! al zijn vreugd,

Is, dat ge hem lieve telgjes geeft, Versiert met moeders deugd. bis.

Bloei voor het heil van uw bestaan;

De welvaart bovenal;

Geen onspoed grijnst u immer aan, Geen tweedragt werkt uw val, Tien zinnen zijn er thans maar vijf,

Begrijp dit, jonge liên!

Wilt vrij de anderen buiten kijf, Altijd uw huis verbiên. bis.

Dat 't Bruidje gaauw doudijnen moet, Als 't kleintje schreeuwt van 't zuur;

En Bruîgom vaak roept weest toch zoet, Mijn kleine Tureluur!

En hierop klinkt men al te maal, Met Bruidegom en Bruid.

En drinkt den volle feestbokaal Tot op den bodem uit. bis.

[Komt dan vrienden! aangeheven]

Wijze: Helden Broeders Nederlanders!

Komt dan vrienden! aangeheven, Zingt vereend uit vrije borst, 't Huwlijksfeest wordt ons gegeven,

Dat zoo vele zorgen torscht;

Laat uw zangen davrend klinken, Nu ge u bij elkander ziet, Eens op 't jeugdig Paar te drinken,

Dit vergeet, dit vergeet de vriendschap niet, De eerste dronk zij dan voorwaar, ) bis.

Op dit blij, op dit blij vereenigd Paar, ) bis.

Blijv' vereend dan beider pogen, 't Zalig Huwlijk toegewijd, Man en Vrouw toon dit vermoogen,

Door de liefdegloed geleid, Spreidt u onder 't huwelijks lommer,

(34)

Reikt elkaâr getrouw de hand.

De tweede dronk klink dan weer luid ) bis.

Voor de Bruîgom, voor de Bruîgom en zijn Bruid. ) bis.

(35)

25

[Komt, nu helder uit de borst]

Wijze: Schilder! 'k wou mij zelf eens zien.

Komt, nu helder uit de borst Moet ons feestlied klinken, Maar van zingen krijgt men dorst,

Zangers moeten drinken.

Vult het glas tot aan den rand, Dan is 't daadlijk bij de hand,

Zie wat heerlijk schijntje, ) bis.

't Is een heerlijk wijntje. ) bis.

Ieder deel in 't vrolijk lied;

Meng zich in de kooren, Zwijgen we onze blijdschap niet!

Laat de buren 't hooren, Hoe wij op dit blij festijn, Zorgvergetend, vrolijk zijn,

Laat de feestzang stijgen, ) bis.

Niemand mag hier zwijgen. ) bis.

Heil u, Bruidje! heil en vreugd, Wenschen we u van harte, Al wat u het hart verheugt,

Wijk nooit voor de smarte.

Smaak 't geen uw geluk vergroot, Smaak steeds met uw echtgenoot,

Voorspoed allerwegen, ) bis.

Vreugde, heil en zegen. ) bis.

Heil u, Bruîgom! elk getij Moog uw heil vermeêren, 't Leed ga stil uw deur voorbij,

't Moog den rug u keeren;

Tegenspoed blijv' u steeds vreemd, In al wat gij onderneemt,

Dan kunt ge u steeds beiden, ) bis.

In uw lot verblijden. ) bis.

Juicht dan, Vrienden! blij van geest, Laat de juichtoon hooren, Op 't genoeglijk bruiloftsfeest,

Moet de vreugd bekooren.

Meng 't geklink der pocula, Zich in 't amicitia,

't Glas dan opgeheven, ) bis.

Moge 't Bruidspaar leven. ) bis.

[De Bruîgom leev'! de Bruîgom leev'!]

Wijze: De Koning leev'!

HEEREN.

De Bruîgom leev'! de Bruîgom leev'!

Zoo klinken stem en snaren,

(36)

Nu hij zich wil gaan paren;

God zegent hem aan 's Bruidjes zij, ) bis.

Dat zingen en dat wenschen wij. ) bis.

(37)

26

DAMES.

Blij roept ons hart: vivat de Bruid!

't Vivat zij nu gezongen, Dat alle heil zich thans ontsluit.

Haar vreugde zij voldongen;

God zegent haar aan Bruîgoms zij, ) bis.

Dat zingen en dat wenschen wij. ) bis.

ZAMEN.

Gij weet, o Paar! wat wensch het zij;

Dien wij te ontboez'men trachten, Geen vrienden, meer verknocht dan wij,

Kunt gij om u verwachten;

Ontvang dan blij het vreugdelied, ) bis.

Dat vriendschap u opregtlijk biedt. ) bis.

[Toen 't eerste Paar zich zaâm verbond]

Wijze: Femmes, voulez vous éprouver.

Toen 't eerste Paar zich zaâm verbond, In Edens bloemenhof besloten, Klonk nog geen feestbokaal in 't rond,

Want ziet, het had geen dischgenooten.

Dan 't pluimgediert' zweeg echter niet, En kwam dien echt met lof bekroonen, Ja, 't kweelde een treffend bruiloftslied,

Om 't juîchend Paar hun vreugd te toonen. bis.

't Veld was de groene bruiloftsdisch, Waarop geen kok zijn kunst deed pralen, Men vond aldaar gebraad noch visch,

Maar 't lekker ooft uit bosch en dalen.

Klaar water vloeide in plaats van wijn, Doch liefde mogt het feest bekroonen.

Men kan met weinig vrolijk zijn,

Als liefde en vreugd het hart bewonen. bis.

Lof zij nogthans deez' later tijd,

Nu wij den disch met smaak zien sieren, Men is wel eens zoo sterk verblijd,

Als groot gezelschap feest mag vieren.

Mogt Adam vrij zijn Bruîgomschap Met teugjes water mild bekroonen, Wij houden 't met het druivensap,

Om 't huwend Paar meer vreugd te toonen. bis.

U dan, die heden zijt gepaard, U willen wij ter eere klinken, Wordt niet uw wijn door ons gespaard,

Het is om op uw heil te drinken.

Doet liefde u reeds gelukkig zijn,

Ook vriendschap moge uw hart bewonen,

(38)
(39)

27

Afscheid van tafel.

Wijze Partant pour ta Syrië.

Ziedaar, getrouwe vrienden!

't Rampzalig overschot, Van groenten en gebraden,

Al stond het hier ten spot;

Geen gasten die meer strijden, Elk was een held vol eer, Gij hebt u goed gehouden, ) bis.

Legt vrij de wapens neêr. ) bis.

Maar is het al verslagen, Wat zich hier heeft vertoond, Dat wij het veld thans ruimen,

Door zegepraal bekroond.

Ja, laat ons juichend zingen, En sluiten dezen strijd, Met dank voor het genoten, ) bis.

Zoo keurig toebereid. ) bis.

Gaan wij ons nu verlusten, Een ieder naar zijn zin, Door zamen wat te kouten,

Of in het zoet der min;

Maar laat ons niet vergeten, Dat er een goed glas wijn, Op 't afscheid van de tafel, ) bis.

Nog moet gedronken zijn. ) bis.

[Komt, Feestgenooten! stemt een lied]

Wijze: Colijn een brave boerenzoon.

Komt, Feestgenooten! stemt een lied, Om uwe vreugde te verhoogen, 't Genoegen wat men thans ons biedt,

Komt ons te klaarder dan voor oogen, En wenscht het jeugdig Paar veel heil,

En hartenlust in 't Huwlijksleven, Al is de huwlijksklip soms steil,

Hun moet zij vaak genoegen geven. bis.

Men wenscht u, dat deez' blijde dag Nog vele jaren u moog streelen, En als de vriendschap iets vermag,

O mogten we in hun heil dan deelen;

De deugd versiere uw huwlijksree, En make uw trouw in 't huislijk leven, Door pligt geniet gij heil en vreê,

Blijft dan met liefde daarnaar streven. bis.

(40)
(41)

28

[Vat de vriendschaps cither aan]

Wijze: Schilder! 'k wou mij zelf eens zien.

Vat de vriendschaps cither aan, Stemt verheugd de snaren, 't Huwlijk brenge u lauwerblaân,

Zegen zij u paren;

Stapt verheugd het Huwlijk in, Liefde brengt u 't reinst gewin, Bruid en Bruîgom beiden!

Lang verbeide uw scheiden.

'k Wensch u 't reinste huwlijksheil, Jeugdige Echtelingen!

Hebt voor uw pligten alles veil, Wat u moog' omringen;

Stapt verheugd het Huwlijk in, Liefde brengt u 't reinst gewin, Bruid en Bruîgom beiden!

Lang verbeide uw scheiden.

Ouders! Broeders! Zust'rental!

Doet uw wenschen hooren, Zonder liefde niet met al,

Niets zal deze stooren.

Stapt verheugd het Huwlijk in, Liefde brengt u 't reinst gewin, Bruid en Bruîgom beiden!

Lang verbeide uw scheiden.

Welkom aan het dessert.

Wijze: Iô vivat!

Zijt wellekom, bis.

De tafel is bereid;

't Dessert is sierlijk opgezet, Dat elk met vreugd de wapens wet,

Zijt wellekom, bis.

Begeeft u aan den strijd.

Schenkt in het glas, bis.

In een verrukten stand,

En drinkt met Bruid en Bruidegom, Het hartelijke wellekom,

Schenkt in het glas, bis.

Tot aan den bovenrand.

(42)

Met heldenmoed, bis.

Nu allen in de weer!

Het is hier tafel welbereid, Waaraan gij allen welkom zijt,

Met heldenmoed, bis.

Trekke ieder thans van leer.

Zoo zingen wij, bis.

Met Bruid en Bruidegom, Verrukt met opgeruimden geest, Aan het dessert van 't Bruiloftsfeest,

Zoo zingen wij, bis.

Elkander wellekom.

[Tusschen wieg en kale kruin]

Wijze: Zoo zijn onze manieren.

Tusschen wieg en kale kruin Ligt de weg van 't leven, Al wie met ons meê wil gaan, Die moet onze manieren verstaan;

Oude manieren, } bis.

Trouwe manieren, } bis.

Zoo zijn onze manieren. } bis.

Zijt gij van geen hout of steen, Monnik of geen fijntje, Mannen! Meisjes! wat je bent, 'k Weet een kunst die ge allen kent,

Oude manieren, } bis.

Flinke manieren, } bis.

Zoo zijn onze manieren. } bis.

Als men aan een tafel zit, Lief en wel te vreden,

Geeft elk Heer, kan 't met fatsoen, Aan zijn meisje een flinke zoen;

Nieuwe manieren; } bis.

Goede manieren, } bis.

Zoo zijn onze manieren. } bis.

Nu eens regts en dan eens links, Regts en links te zamen, Meisjes! houdt uw grillen thuis, Broêrs! de zaak is waarlijk pluis,

Onze manieren, } bis.

Goede manieren, } bis.

Zoo zijn onze manieren, } bis.

(43)

30

[Aangevangen]

Wijze: Unzer alter.

Aangevangen Jubelzangen Moeten zich herhalen;

Van ons zingen, Moeten dringen De echo's door de zalen;

Heil het huwlijksleven, Ons op aard gegeven, Heil die liefde, heil die trouw, Voor beiden Man en Vrouw.

Eenzaam handlen, Eenzaam wandlen, Kan het hart niet streelen,

Aan een harte, Vreugd en smarte Stadig meê te deelen;

Dat alleen kan geven, 't Zalig huwlijksleven, Heil die liefde, heil die trouw, Voor beiden, Man en Vrouw.

Met bezwaren, En gevaren,

Heeft men vaak te strijden, Om de zorgen Van den morgen, Dikwijls veel te lijden;

't Zalig huwlijksleven Zal verligting geven, Heil die liefde, heil die trouw, Voor beiden, Man en Vrouw.

Afscheid van het dessert.

Wijze: Hallo, hallo, enz.

Rijst op, o Feestgenooten!

't Is tijd om heen te gaan, Het heeft ons niet verdrooten,

Maar hoort de klokken slaan;

Nu is het tijd van scheiden, Doch tegen alle smart, Kan 't nog een teugje lijden,

Tot afscheid van 't Dessert.

Hallo, hallo, hallo, hallo!

Bij ons gaat 't immer zoo, bis.

(44)

Wij danken u, o vrinden!

Voor al die gulle vreugd;

Die ge ons deedt ondervinden;

En nog het hart verheugt.

Lang zullen wij gedenken Aan 't vriendelijk onthaal, Maar laat ons nog eens schenken;

Tot afscheid uit deez' zaal.

Hallo, enz.

Wij schonken, klonken, dronken, Bij ons gaat het aldus, Maar bij die Bruiloftsvonken;

Past ook een Bruiloftskus.

Een kusje dus voor 't leste, Zoo smaakt de laatste wijn, Voorzeker nog het beste,

En zal ons afscheid zijn.

Hallo, enz.

Afscheidslied.

Wijze: Wien Neêrlandsch bloed.

Komt, vrienden! allen opgestaan, Met een verrukt gemoed, En heffen wij den slotzang aan,

Tot onzen afscheidsgroet.

Wij zijn hier op dit Bruiloftsfeest, Zoo vrolijk en zoo blij, Als vrienden bij elkaâr geweest,

Dat dit voldoende zij. bis.

Laat ons nu denken aan den tijd, Die al ons doen gebiedt, En sluiten wij deez' plegtigheid

Thans met een afscheidslied.

Een afscheidslied op beiden toon, Verbindt de vriendschapsband, Dat dus het eind het werk bekroon,

En reikt elkaâr de hand. bis.

Waar vrienden bij elkander zijn, Zoo eensgezind en wel,

Bij 't schenken van een goed glas wijn;

Vervliegt de tijd zoo snel;

Daar zegt men met verrukten geest, Hoe men er ook om lacht, Bij 't einde van een bruiloftsfeest,

Des morgens; goede nacht. bis.

(45)

32

Dus goeden nacht, o vriendenrij!

Zoo klinkt ons afscheidslied, Dat elk dit feest gedachtig zij,

Het zijne hulde biedt! - Daarop den beker in de hand,

En klinken wij te gaâr,

Vereenigd door de vriendschapsband;

Op 't afscheid van elkaâr. bis.

[Wel man! wat heb je me daer verzonnen]

Wijze: Goeden avond, mijn lieve Roosje!

Wel man! wat heb je me daer verzonnen, En begonnen,

Ben je dan toch van daeg etrouwt?

Ik hoop dat 't leugens zellen wezen, Want ik zou vreezen,

Als dat het morgen wis jou rouwt;

Maer naer ik je plunje en tronie beschouw, Ik alles terdegen veur waerheid wel hou, En och, och! je bent in de kou. bis.

Kaik me dat jonge waif haer oogen, Wat vermogen

Zit me daer van de liefde niet in, Als ik jou nog meer wou beklaegen,

Kreeg ik wis slaegen,

Want baiden jeukt jou thans de min;

Hoe schreeuwen jou koeitjes en schaepjes om wraek, Dat jij nou jou lammetjes zelve maekt,

Och, och, waer ben jij toe geraekt. bis.

Maer, vrinden! 't heit zou motte wezen;

Je kunt het lezen,

't Staet in 't boek al op 't Stadhuis, Hoe Japik Stok Trijntje Helder,

Hans in de kelder,

Nou gaenen speulen al tot hun kruis;

Want ziet naer een maentje of naigen hiernaer;

Dan hiet men al Motje dan hiet men al Vaer, En och, och! dan kaikt men zoo raer. bis.

Hoe zel me dat waiske motte plassen, En motte wasschen,

De luijers van dat kijndergat, En om dat schaep dan groot te kriegen,

Mot jaep staet wîege, Of hij niet âers te doen en had;

En meent hij dan 's aevonds slaepen te gaen;

Dan lonkt hem dat waifke zoo hoerigjes aen, Och, man! man! wat heb je gedaen. bis.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoe heilzaam dat is voor grensoverschrijdende handelstransacties wordt in het commentaar op de gids onderstreept door verwijzing naar het Amerikaanse artikel 9 UCC, welk model

Maar ik versta het zo, dat wij door het geloof Christus aannemen, Die onze gerechtigheid is en ons tot kinderen van God maakt, zoals Johannes zegt: "Zovelen Hem

Daardoor zijn er in België vermoedelijk meer mensen die toegang hebben tot euthanasie op basis van psychisch lijden dan in Nederland.. Het positieve geluid is dat er in Nederland

En in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer, die ontvangen is van de heilige Geest,.. en geboren uit de

720 God maakt vrij In de naam van de Vader, In de naam van de Zoon, In de naam van de Geest Voor uw troon,.. Zijn wij hier gekomen En verhogen

Vanuit De Activiteit, het centrum voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs, worden instrumenten ontwikkeld waarmee leerkrachten hun onderwijs kunnen ontwerpen, uitvoeren en

Voeg voorzichtig de blokjes feta, de helft van de quinoa, de granaatappelpitjes, de rest van de appels en de quinoa, de pompoenpitten en ten slotte de stukken pompoen toe... Spoel

Natuurmonumenten liet vogelreservaat de Putten nabij Camperduin in 2015 via project Baggeren & Eilanden de Putten opknappen: er kwamen eilandjes voor vogels en er werd