• No results found

Lectoraat innovatieve maatschappelijke dienstverlening

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lectoraat innovatieve maatschappelijke dienstverlening"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

niEuwS hogER SoCiAAL-AgogiSCh ondERwijS 6 3

S o C i A L E i n T E R V E n T i E - 2 0 0 8 - j A A R g A n g 1 7 , n u m m E R 4 L i A VA n d o o R n

n i E u w S h o g E R S o C i A A L - A g o g i S C h o n d E Rw i j S

L E C T o R A AT i n n o VAT i E V E

m A AT S C h A p p E L i j K E d i E n S T V E R L E n i n g

Het lectoraat Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening – een initiatief van het Oranje Fonds, de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers en Hogeschool Utrecht – richt zijn focus op de ethische dilemma’s waar sociale professionals in hun werk mee te maken krijgen en de wijze waarop zij hun morele oorde- len vormen. Via de programmering van onderzoeks- en ontwikkelpro- jecten wordt het thema morele oordeelsvorming de komende jaren in de schijnwerpers gezet.

Sociale professionals werken in toenemende mate wijkgericht, ambulant of outreachend. Ze gaan naar mensen toe, ze komen bij hen thuis, ‘achter de voordeur’. Ze mengen zich in de problemen die zich afspelen in de frontlijn van de samenleving (Van der Lans, 2008).

Werken in de frontlinie is sterk beladen met waardeconflicten. De contacten die deze professionals onderhouden met cliënten en hun

sociale netwerken, zijn vaak com- plex, moreel geladen en potentieel conflictueus. Ze begeven zich op de precaire gebieden waar veel beleidsmakers en andere professio- nals vaak gemakshalve – of uit handelingsverlegenheid – maar een paar reactiewijzen vertonen: ze kij- ken weg en doen niets of ze vellen meteen harde oordelen en dreigen met sancties. Sociale professionals zoeken naar tussenoplossingen in het grijze gebied tussen vrijwillig- heid en dwang. Dat is een diffuus terrein, waarin ze voor uiteenlo- pende dilemma’s worden gesteld.

Ze zoeken naar antwoorden op ethische vragen waar de samenle- ving mee worstelt, zonder dat die samenleving hen concrete handrei- kingen biedt voor hoe te handelen en vanuit welk moreel kader (Tonkens, Uitermark en Ham, 2006). Zo mengen professionals zich bijvoorbeeld steeds vaker in het domein van de opvoeding.

Hoe maken ze hun inschattingen over wat goed of slecht opvoeden

is? In de Wet op de jeugdzorg is de definitie van kindermishandeling verruimd: kindermishandeling is niet langer beperkt tot fysiek geweld – dat je kunt bewijzen via forensisch onderzoek of een dok- tersattest – maar strekt zich nu ook uit tot de vage categorie van ‘ver- waarlozing’. Wanneer is er sprake van verwaarlozing? De wettekst is er niet duidelijk over en de menin- gen verschillen. Maar we verwach- ten wel van professionals dat zij er opvattingen over hebben en besluiten wanneer ingrijpen nodig is.

Sociale professionals in de frontli-

nie hebben impliciet de plicht tot

moraliseren gekregen, maar niet

het maatschappelijk mandaat en

de normatieve kaders die daarvoor

nodig zijn (Tonkens e.a., 2006). Ze

worden voor vrijwel onoplosbare

dilemma’s gesteld. Ze gaan het

aan, maar ervaren ook veel twijfels

en onzekerheden. En ze lopen frus-

traties op van de wijze waarop zij

Lia van doorn is lector Innovatieve Maatschappelijke

Dienstverlening bij het Kenniscentrum Sociale

Innovatie van de Hogeschool Utrecht.

(2)

6 4

niEuwS hogER SoCiAAL-AgogiSCh ondERwijS

S o C i A L E i n T E R V E n T i E - 2 0 0 8 - j A A R g A n g 1 7 , n u m m E R 4

dat doen. Ze koersen vooral op

eigen intuïtie en ervaringen.

Moraliseren is daardoor vaak wille- keurig, weinig reflectief en oncon- troleerbaar. Ze kunnen ook maar weinig op routine handelen. Elke situatie is uniek en er zijn nauwe- lijks blauwdrukken voor ‘hoe te handelen’. De routines moeten langzaam worden ontwikkeld. Dat gebeurt in relatieve stilte. Tenzij het misgaat en er doden vallen. Dan worden professionals die zich in wespennesten hebben gewaagd, aan de schandpaal genageld, voor de rechter gedaagd en persoonlijk aansprakelijk gesteld.

Gebeurtenissen als het gezinsdra- ma in Roermond of de Savanna- zaak werden in de media sterk uit- vergroot. Ze staan in het geheugen gegrift van veel sociale professio- nals. Dat kan gemakkelijk leiden tot handelingsverlegenheid. Als werkers bij hun morele oordeels- vorming onvoldoende worden ondersteund, bestaat het risico dat ze uit zelfbehoud, uit vrees om uit te glijden en op het schavot te belanden, eerder zullen wegkijken van problemen dan erop af te gaan. Dat ze de moeilijkste cliënten en de lastigste dilemma’s links laten liggen.

Daar komt bij dat frontliniewerkers over het algemeen doeners zijn. De praktijk vraagt om snel handelen:

ze zien een probleem en zoeken meteen een oplossing. Er is weinig bedenktijd. Die slagvaardigheid is hun kracht, maar het is ook een valkuil als het gaat om het ethische aspect van hun werk. Want dan is juist reflectie nodig, het afwegen van belangen en het overdenken van de keuzen die gemaakt kun-

nen worden, zodat professionals weloverwogen besluiten kunnen nemen, beargumenteren en ver- antwoorden, voor zichzelf, voor de cliënt en zijn sociale omgeving, binnen de eigen organisatie en tegenover de buitenwereld.

Zachte kanten

Het domein van de morele oor- deelsvorming heeft de afgelopen decennia relatief weinig aandacht gekregen. In de organisaties waar sociale professionals werken is er meestal weinig oog voor.

Managers worden in beslag geno- men door interne regelgeving, fusies, reorganisaties, financierings- problemen of personeelstekorten.

Ze hebben vaak amper tijd om zich te verdiepen in de manier waarop hun medewerkers hun beroep nu precies uitoefenen. Bovendien beschouwen managers het omgaan met morele dilemma’s vaak als een onderdeel van het professionele handelen waar de professional zelf verantwoordelijk voor is. Voor zover er op organisa- tieniveau al aandacht is voor ethi- sche kwesties, krijgt dit meestal vorm via gedragsregels en klach- tenreglementen. Er worden tech- nisch-instrumentele oplossingen voor aangedragen. Daarmee wordt voorbijgegaan aan de kern van de professionaliteit. Want morele oor- deelsvorming zit in zaken die niet zo gemakkelijk op de geijkte manieren te managen zijn. Het zit verscholen in de zachtere kanten van het werk. En het is complex:

het aanspreken van ouders op de opvoeding van hun kinderen laat zich meestal niet vatten in één gedragsregel. Bij het omgaan met

dilemma’s komt het er vooral op aan dat sociale professionals een reflectieve grondhouding hebben en verder ontwikkelen. Dat ze ruimte krijgen om hun dilemma’s te articuleren, te expliciteren en aan reflectie te onderwerpen.

Bijvoorbeeld via intervisie of inter- collegiale toetsing. Echter, in de praktijk wordt daar meestal weinig tijd voor vrijgemaakt. Over all lijkt het domein van de morele oor- deelsvorming uit het blikveld van instellingen verdwenen. Misschien omdat we er zo weinig raad mee weten.

Beroepsverenigingen besteden in de regel wel aandacht aan ethiek via het opstellen van beroepscodes en tuchtrechtspraak. Echter, voor professionals bieden deze codes in de dagelijkse praktijk, in het con- tact met cliënten, niet altijd vol- doende houvast. Ook binnen de wereld van onderwijs en weten- schap staat het thema morele oor- deelsvorming in de regel niet hoog op de agenda. Er is relatief weinig praktijkgericht onderzoek voorhan- den dat professionals concrete handvatten biedt bij hun ethisch handelen. De veronachtzaming van het omgaan met morele dilemma’s in de beroepspraktijk is extra pro- blematisch voor professionals in de frontlinie omdat zij in een omge- ving werken met een relatief hoge

‘dilemmadichtheid’. Er valt een wereld te winnen door sociale innovatie juist op dit thema te rich- ten.

Leren van de frontlinie

Via haar onderzoeksprogramma

beoogt het lectoraat Innovatieve

Maatschappelijke Dienstverlening

(3)

niEuwS hogER SoCiAAL-AgogiSCh ondERwijS 6 5

S o C i A L E i n T E R V E n T i E - 2 0 0 8 - j A A R g A n g 1 7 , n u m m E R 4

sociale professionals te ondersteu-

nen bij hun opdracht om zich een weg te banen door het oerwoud van morele kwesties. Het program- ma poogt een bijdrage te leveren aan de versterking van de theoreti- sche basis en het opbouwen van een onderzoekstraditie op dit ter- rein. En het tracht professionals concrete handvatten te bieden bij hun morele oordeelsvorming: geen pasklare antwoorden op ethische vragen, maar veeleer werkwijzen om hun reflectieve grondhouding te versterken, om de zorgvuldig- heid bij hun oordeelsvorming te vergroten en om de toetsing en verantwoording van moreel bela- den besluiten te verstevigen. Het onderzoeksprogramma is er ook nadrukkelijk op gericht om te leren van professionals in de frontlinie.

Zij signaleren nieuwe morele vraagstukken en zoeken wegen in ethisch beladen situaties die zo nieuw zijn dat er nog geen maat- schappelijk debat over is gevoerd.

Zij zijn de voorlopers in ons gedeel- de ethisch besef: het zijn frontlinie- werkers in de dubbele betekenis.

Ze hebben goud in handen, dat meer kan worden gemunt.

Daarmee kunnen ze wellicht ook een grotere rol opeisen in de (loka- le) beleidsvorming. Het onder- zoeksprogramma, dat uitgebreider beschreven staat in de openbare les (Van Doorn, 2008), krijgt vorm in samenwerking met zorg- en welzijnsinstellingen, koepelorgani- saties, hogescholen en universitei- ten. De kennis die het oplevert, wordt verspreid naar het werkveld en geïntegreerd in het hbo-onder- wijs.

l i t e r at u u r

Doorn, L. van (2008) Sociale pro- fessionals en morele oordeel- vorming. Openbare les, juni 2008. Utrecht: Lectoraat Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening, Hogeschool Utrecht.

Lans, J. van der (2008) Ontregelen.

De herovering van de werk- vloer. Antwerpen/Amsterdam:

Augustus.

Tonkens, E., J. Uitermark en M.

Ham (red.) (2006) Handboek moraliseren. Burgerschap en ongedeelde moraal. Jaarboek TSS. Amsterdam: Van Gennep.

Ben Boog, master’s Advanced nurse practitioner of fontys university of Applied Sciences, Tilburg, p.B. 347, 5600 Ah Eindhoven and the masters of Art Education of hanze university &

nhL university, groningen, School of performing Arts, prince Claus Conservatoire, Veemarktstraat 76, 9724 gA groningen

meindert Slagter, University of Groningen, Faculty of Behavioural and Social Sciences, Grote Rozenstraat 38, 9712 tj Groningen, The Netherlands.

jacques Zeelen, University of

Groningen, Faculty of Behavioural

and Social Sciences, Grote

Rozenstraat 38, 9712 tj Groningen,

The Netherlands.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de groepen 1/2 waren het allemaal verschillende kamers van een huis (gemaakt van dozen), in groep 5-6 hadden de kinderen de wijk van de toekomst gemaakt?. Wat zijn de

Als conclusie kan worden getrokken dat in de ruimte met de klinische meubels en accessoires de psycholoog op alle vlakken het best wordt gewaardeerd en niet in de meest

Lager salaris door andere functie of minder werken: vrijwillige voortzetting pensioenopbouw. Bijdrage PFZW-regeling voor

Op het platform ‘Kansen voor alle kinderen’ vind je een overzicht van fondsen die kinderen en jongeren van 0 tot 21 jaar financi- eel kunnen ondersteunen, bijvoorbeeld als het gaat

De omgeving van jongeren die in 2017 voor het eerst jeugdhulp met verblijf kregen verschilt van de referentiegroep zonder jeugdzorg in de zin dat hun ouders vaker een lagere

Bovendien zijn er verschillende algemene websites waar veel informatie te vinden is over Nederland (inclusief onze omgangsvormen) en gericht op diverse doelgroepen, zoals

De subsector maatschappelijke hulp en dienstverlening heeft de meeste opleidingen van alle subsectoren in Gedrag & Maatschappij.. 23 procent van het aantal opleidingen uit de

Uw eigen Hart hebt U ontsloten in de gave van uw Zoon ten eind.. Zichzelf heeft Hij gegeven prijs voor allen, hoe