Algemene Rekenkamer
BEZORGEN Lange Voorhout 8
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Postbus 20015
Staten-Generaal 2500 EA Den Haag
T 070—3424344
Binnenhof 4
070—3424130
2513 AA Den Haag E vooriichting©rekenkamer.ni
w www.rekenkamer.nI
DATUM 6 juni 2014
BETREFT Beantwoording vraag Tweede Kamer over het Rapport bij de Nationale verklaring 2014
Geachte mevrouw Van Miltenburg,
Hierbij bieden wij u het op 4 juni 2014 vastgestelde antwoord op de door de Vaste Commissie voor de Rijksuitgaven gestelde vraag over het Rapport bij de Nationale verklaring 2014 (bijlage bij Kamerstuk 33 942, nr. 1).
Algemene Rekenkamer
drs. Saskia J. Stuiveling, president
dr. Ellen MA. van Schoten RA, secretaris
1814-2014
UW KENMERK —
ONS KENMERK 14003725 R
BIJ LAGE
..,
Beantwoording vragen Tweede Kamer bij het Rapport bij de Nationale verklaring 2014 (bijlage bij Kamerstuk 33 942, nr. 1)
Antwoorden Algemene Rekenkamer bij vragen1 van de Tweede Kamer over , het Rapport bij de Nationale verklaring 2014 (bijlage bij Kamerstuk 33 942, nr.
1)
Vraag 1
Op welke terreinen loopt Nederland het risico van ondoeltreffende en ondoelmatige besteding van Europees geld?
Wij denken dat Nederland risico loopt bij de meerjarig gef1nancierde programma’s. Voor de komende programmaperiode (2014-2020) gaat het dan met name om de Europese structuur- en investeringsfondsen: het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij.
Lidstaten moeten in een Partnerschapsovereenkomst aangeven hoe zij de middelen uit de Europese Structuur- en Investeringsfondsen inzetten die voor de periode 2014-2020 beschikbaar zijn. De Nederlandse Partnerschapsovereenkomst is begin maart voor goedkeuring ingediend bij de Europese Commissie. De operationele programma’s per fonds kunnen pas daarna worden goedgekeurd.
De goedkeuring van de Partnerschapsovereenkomst en de operationele programma’s door de Europese Commissie vindt dus pas plaats nadat het geld begin december 2013 via het Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2014 — 2020 werd verdeeld onder de lidstaten. Doordat het geld vervolgens ‘moet’ worden uitgegeven omdat dit van tevoren zo is verdeeld, bestaat volgens de Algemene Rekenkamer een inherent risico op
ondoelmatige en ondoeltreffende besteding.
De vraag van de Tweede Kamer is hier exact weergegeven zoals deze aan de Algemene Rekenkamer is voorgelegd aan de formulering is niets veranderd.