• No results found

Industriële tewerkstelling in een langetermijnperspectief

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Industriële tewerkstelling in een langetermijnperspectief"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Steunpunt WSE

1

© Steunpunt WSE – Parkstraat 45 bus 5303 – Leuven T: +32 (0)16 32 32 39 | F: (0)16 32 32 40 www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@kuleuven.be

Industriële tewerkstelling in een langetermijnperspectief Arbeidsmarktflits 116 | 4 juli 2013

In beleidskringen wordt de laatste jaren steeds meer aandacht geschonken aan de industrie en haar rol in de creatie of het behoud van welvaart. Europa zette de re-industrialisatie op de 2020-agenda en in Vlaanderen wordt versneld werk gemaakt van een Nieuw Industrieel Beleid. In het themanummer ‘Indu- strie en industriële tewerkstelling in Vlaanderen’ van het tijdschrift Over.Werk (2013/2) wordt deze be- leidsagenda uitvoerig besproken en aangevuld met visieteksten van betrokken actoren over de toekomst van de industrie in Vlaanderen. Daarnaast bevat het nummer ook bevindingen uit recent onderzoek over de industrie en brengen we de industriële tewerkstelling in kaart. We gaan onder meer na welk traject de Belgische en Vlaamse industrie de voorbije decennia heeft afgelegd. De voornaamste evoluties vatten we in deze arbeidsmarktflits samen.

Evolutie van de industrie in België (1970-2011)

In figuur 1 verdelen we de Belgische tewerkstelling in drie grote sectorgroepen – de industrie, de dien- stensector (met private en publieke diensten) en de bouw – en bekijken we hun evolutie over de periode 1970-2011. De totale tewerkstelling geven we weer met de stippellijn. We nemen 1970 als referentie (in- dex=100). Zo komen de sterk uiteenlopende evoluties meteen tot uiting. Terwijl de tewerkstelling in de dienstensector er met ruim 80% op vooruit is gegaan, is de industriële tewerkstelling ongeveer gehal- veerd tussen 1970 en 2011. Dit terwijl de totale tewerkstelling in België in deze periode met ruim 20%

gestegen is. De Belgische industrie telde in 1970 nog 1 155 000 werkenden. In 2011 waren dat er nog maar 540 000. Het aandeel van de industrie in de totale tewerkstelling daalde zo van 31,8% in 1970 naar 11,9% in 2011.

Figuur 1. Evolutie tewerkstelling naar sectorgroep (index 1970=100) (België, 1970-2011)

Bron: EU KLEMS Database (Bewerking Steunpunt WSE) 0

20 40 60 80 100 120 140 160 180 200

1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010

Industrie Diensten Bouw Totaal

(index: 1970=100)

(2)

Steunpunt WSE

2

© Steunpunt WSE – Parkstraat 45 bus 5303 – Leuven T: +32 (0)16 32 32 39 | F: (0)16 32 32 40 www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@kuleuven.be

In figuur 2 stellen we vast dat de zes grootste industriële sectoren een daling van de tewerkstelling ken- den. Toch verliep deze daling niet overal volgens hetzelfde patroon. In de textielsector was de daling het meest uitgesproken. In deze sector waren in 1970 nog 220 000 mensen aan het werk. De textiel was daarmee, samen met de metaalsector, de industriële sector met de hoogste tewerkstelling. In 2011 waren er nog maar 30 000 mensen actief in de textielsector (daling van 86,3%). De metaalsector daalde van 220 000 naar een kleine 100 000 werkenden over de periode 1970-2011 (-56,4%), al is de tewerkstelling er sinds eind jaren ’90 relatief stabiel. Bij de vervaardiging van machines en toestellen gingen er even- eens vele jobs verloren. Begin jaren ’70 telde de sector nog zo’n 150 000 werkenden. In 2011 waren dit er nog maar 69 000 (-53,2%). In de voedingsindustrie daalde de tewerkstelling tussen 1970 en begin jaren ’90 van 137 000 naar een kleine 100 000 werkenden. Opvallend is dat de tewerkstelling er sinds- dien relatief constant bleef. De chemische nijverheid kan men evenmin een sector in verval noemen, al lag de tewerkstelling er anno 2011 (72 000) wel lager dan in 1970 (84 000). Al bij al bleek de chemie qua tewerkstelling de voorbije veertig jaar een redelijk stabiele sector. Ook de automobielsector (vervaardi- ging van transportmiddelen) kende van 1970 tot begin jaren 2000 een relatief stabiele tewerkstelling, die rond de 70 000 personen schommelde. Vanaf 2000 gingen er evenwel veel banen verloren, met als ge- volg dat er in 2011 nog maar 43 000 werkenden geteld werden. Met de recente gebeurtenissen bij Ford Genk in het achterhoofd kunnen we hier nog een verdere daling verwachten.

Figuur 2. Evolutie tewerkstelling in belangrijkste industriële sectoren (België, 1970-2011)

Bron: EU KLEMS Database (Bewerking Steunpunt WSE)

Evolutie van de industrie in de gewesten (1995-2011)

Voor de tewerkstelling in de gewesten hebben we een consistente tijdreeks vanaf 1995. In figuur 3 wer- ken we opnieuw met een index (1995=100) om de evolutie van de industriële tewerkstelling en de toege-

0 50 000 100 000 150 000 200 000 250 000

1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010

Metaal Textiel en kleding

Verv. machines en toestellen Verv. dranken voeding en tabak

Chemie Verv. transportmiddelen

(n)

(3)

Steunpunt WSE

3

© Steunpunt WSE – Parkstraat 45 bus 5303 – Leuven T: +32 (0)16 32 32 39 | F: (0)16 32 32 40 www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@kuleuven.be

voegde waarde voor het Vlaams en Waals Gewest uit te zetten. Daarbij vallen in eerste instantie de di- vergerende patronen op van beide indicatoren. Dat de toegevoegde waarde, ondanks een daling van de tewerkstelling, toch steeg, was enkel mogelijk dankzij een toename van de arbeidsproductiviteit.Dit toont aan dat de stelselmatige afbouw van de tewerkstelling in de industrie niet per definitie de teloorgang van de sector hoeft te betekenen.

Figuur 3. Industrie: evolutie tewerkstelling en (bruto) toegevoegde waarde (index 1995=100) in het Vlaams en Waals Gewest (1995-2011)

Noten: De evolutie van de (bruto) toegevoegde waarde wordt gemeten volgens constante prijzen.

Bron: HERMREG (Bewerking Steunpunt WSE)

Het Vlaams Gewest kende van 1995 tot 2001 een beperkte daling van de industriële tewerkstelling. Van- af dan ging de tewerkstelling sterker omlaag, waardoor er in 2011 20% minder mensen aan het werk waren in de Vlaamse industrie dan in 1995. In Wallonië was er een kleinere daling van de tewerkstelling (-13%). Bovendien kende ze een sterkere relatieve toename van de toegevoegde waarde. De Waalse industrie heeft zich de laatste jaren dus beter weten stand te houden. Al moeten we erop wijzen dat het Waals Gewest van lagere startniveaus vertrok en in 2011 nog steeds lagere niveaus kende dan het Vlaams Gewest. Zo was anno 1995 21,2% van de Vlaamse werkenden actief in de industrie (469 500 personen). In Wallonië ging dat slechts om 15,4% (161 100 personen). In 2011 lagen deze aandelen dichter bij elkaar, maar kende Vlaanderen nog steeds een hoger percentage industriële werkenden (14,3% ten opzichte van 11,4%). In absolute aantallen telde de Vlaamse industrie in 2011 376 000 wer- kenden vergeleken met 139 500 in de Waalse industrie.

Door haar sterkere afbouw van de tewerkstelling en kleinere procentuele groei van de toegevoegde waarde kunnen we niettemin stellen dat de Vlaamse industrie de afgelopen tien jaar een minder parcours aflegde dan de Waalse industrie. Dit kunnen we onder meer verklaren vanuit de sectorale samenstelling.

Zo is de textiel- en automobielindustrie veel omvangrijker in Vlaanderen dan in Wallonië. Deze twee sec- toren hebben het de laatste jaren hard te verduren gekregen in heel West-Europa. Doordat de Waalse

75 100 125 150

1995 2000 2005 2010

Vlaams Gewest: tewerkstelling Vlaams Gewest: toegevoegde waarde Waals Gewest: tewerkstelling Waals Gewest: toegevoegde waarde (index: 1995=100)

(4)

Steunpunt WSE

4

© Steunpunt WSE – Parkstraat 45 bus 5303 – Leuven T: +32 (0)16 32 32 39 | F: (0)16 32 32 40 www.steunpuntwse.be | steunpuntwse@kuleuven.be

industrie zich hier minder op toelegde, heeft ze amper geleden onder deze evolutie. Mogelijk speelt ook het effect van het Waalse Marshallplan dat in 2005 van start ging. Al zien we dat de relatieve verbetering van de Waalse industrie al een aantal jaren vroeger aanving. Dit blijkt vooral uit de lijnen met betrekking tot de industriële toegevoegde waarde: de in het Waals Gewest gecreëerde toegevoegde waarde steeg al vanaf 2002 sterker dan de Vlaamse.

In het crisisjaar 2009 zien we in beide gewesten een forse terugval van de industrie, waarbij de toege- voegde waarde procentueel sterker daalde dan de tewerkstelling. De daling in productie werd immers deels opgevangen door werknemers minder uren te laten werken of door gebruik te maken van het stel- sel van tijdelijke werkloosheid. Vooral in de automobiel- en metaalsector werd de afbouw van het ar- beidsvolume in eerste instantie opgevangen door dergelijke maatregelen.

Afsluitend willen we bovenstaande analyses enigszins nuanceren aangezien het hier gaat om ‘directe’

jobs in de industrie, met name de tewerkstelling die in de industrie zelf gecreëerd wordt. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de ‘indirecte’ tewerkstelling die de industriële activiteit genereert bij andere sectoren. Bovendien wordt ook de afbouw van de industriële tewerkstelling de facto ‘overschat’ door de tendens van de industrie om zich te richten op haar kerntaken en om ondersteunende activiteiten af te stoten. De rol van de industrie voor de economische activiteit en de tewerkstellingscreatie is met andere woorden nog niet uitgespeeld.

Verder lezen

Neefs, B. & Herremans, W. 2013. Industriële tewerkstelling in een langetermijnperspectief: een onom- keerbare trend? Over.Werk. Tijdschrift van het Steunpunt Werk en Sociale Economie, 23(2), 45-55. Leu- ven: Steunpunt Werk en Sociale Economie.

Themanummer ‘Industrie en industriële tewerkstelling in Vlaanderen’, Over.Werk. Tijdschrift van het Steunpunt Werk en Sociale Economie, 23(2). Over.Werk is te verkrijgen bij Uitgeverij Acco. Abonnees van Over.Werk kunnen de artikels eveneens raadplegen op de website van het Steunpunt WSE.

Boie Neefs Wim Herremans

Steunpunt Werk en Sociale Economie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Plaatselijke Openbare Bibliotheek, Speelhof 15, 3840 BORGLOON - Technische dienst, Kernielerveld 4, 3840 BORGLOON. - Dienst Toerisme Stroopsite, Stationsplein 8, 3840 BORGLOON -

Niet enkel uitstroom van ouderen, maar ook uitstroom door jobmobiliteit.. Overige

Met een groeiritme van 2,1% in het tweede kwartaal van 2011 komt de geraamde totale tewerkstelling in de tertiaire sector op 939 000 werknemers, wat een eind hoger is dan voor

Het grootste paritair comité dat behoort tot de sectorgroep metaal is dit voor de arbeiders in de metaal-, machine- en elektrische bouw (PC 111): in dit PC zijn 152 600

Het debat rond de impact van tijdelijke tewerkstel- ling vertrekt meestal vanuit de hypothese dat tijde- lijke werknemers benadeelde werknemers zijn: tij- delijke werknemers

Op lange termijn heeft de sociale tewerkstelling eenduidig positieve effecten op het welzijn van deze werknemers: hun menselijk kapitaal verhoogt door hun toegenomen werkervaring en

Mannen die voltijds flexibel werken verhogen voor een aantal taken hun eigen aandeel op een aan- zienlijke wijze ten opzichte van mannen die vol- tijds overdag werken. Het gaat hier

Van het totale aantal werkenden met een buitenlandse nationaliteit blijkt in 2015 ongeveer één op de tien tewerkgesteld als dienstenchequewerknemer (10,2% voor