• No results found

Weergave van Ten geleide: het onderzoek van kastelen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Weergave van Ten geleide: het onderzoek van kastelen"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bouw - juist omdat het gedocumenteerd is. Uitgangspunt zal altijd moeten zijn, dat het in Nederland uitermate zeldzame pri- maire authentieke materiaal niet alleen zichtbaar en beleefbaar moet zijn voor het publiek, maar ook altijd raadpleegbaar moet zijn als een archivalisch (her)interpreteerbaar gegeven. Welke archivaris zou toestaan dat zijn originele middeleeuwse oorkon- den aan de papiervernietiger worden meegegeven, omdat de tekst al in een oorkondenboek is gedrukt?

In het verlengde van het thema Nederhemert past het verslag van de discussie over kasteelruïnes die bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed gevoerd is. Een soortgelijk, reeds gereconstru- eerd geval binnen het Gelderse is kasteel Waardenburg waarover een boek verscheen dat hier besproken wordt. De volgende recensie gaat over het Valkhof, een casus waar de Nijmeegse bevolking zich voor reconstructie heeft uitgesproken maar waar de auteur om een andere benadering vraagt.

Eén van de weinige Nederlandse ruïnes, die sinds de late 19de eeuw is behandeld als een te behouden en te consolideren object, is de ruïne van het kasteel Valkenburg in Zuid-Limburg. Aan de geschiedenis van de consolidatie en het aan het object verrichte onderzoek is het artikel gewijd van Tom Bauer. Het maakt dui- delijk hoe men in de vorige eeuw ook bij de consolidatie van de ruïne er naar gestreefd heeft alle deelherstellingen en invullingen zo historisch verantwoord mogelijk uit te voeren en hoe dit pas de laatste jaren is veranderd. Het artikel maakt ook duidelijk hoe erosie kan optreden, niet eens in de eerste plaats aan het object zelf als wel aan de documentatie van eerder verricht onderzoek, waarvan gedeelten zoek zijn geraakt en andere onderdelen nog niet zijn gepubliceerd. Een hierbij opgetreden omissie wordt goedgemaakt door het artikel van Jörg Soentgerath, dat op basis van het bewaard gebleven materiaal een bouwhistorische analyse geeft van één van de belangrijkste, grotendeels in fundament en gedeeltelijk in opgaand werk bewaard gebleven vleugels van het kasteel. De analyse van dit bouwdeel maakte ook deel uit van het nog ongepubliceerde, in de jaren zeventig uitgevoerde arche- ologische en bouwhistorische onderzoek. De door Soentgerath voorgestelde datering komt in hoofdlijnen overeen met de resul- taten van dat onderzoek. Met name de datering van de aanleg van de zaal kan ook op basis van het in 1972-1976 uitgevoerde stratigrafische onderzoek wellicht wat scherper worden geda- teerd in de periode van circa 1320-‘40.

Namens de redactie, H.L. Janssen

1 Zie bijvoorbeeld H.L. Janssen, ‘Medieval Castle Research in the Netherlands’, Château Gaillard 23. Etudes de castellologie médi- évale. Bilan des recherches en castellologie, Caen 2008, 237-251 en H.L. Janssen en W. Landewé (eds.), Middeleeuwse Kastelen in veel- voud. Nieuwe studies over oud erfgoed, Wijk bij Duurstede 2009.

2 H.L. Janssen, Het kasteel centraal. Een integrale benadering van een materieel object, Utrecht 1992, 12 (Oratie Rijksuniversiteit Utrecht).

Kastelenonderzoek omvat vele disciplines en benaderingswijzen, variërend van de rol en betekenis van kastelen in de bestuurlijke, militaire en economische organisatie van middeleeuwse vorsten- dommen tot de studie van het materiële object zelf door middel van de archeologische, bouwhistorische of architectuurhistori- sche disciplines. Hoewel het kastelenonderzoek in Nederland eigenlijk nooit het onderwerp is geweest van breed opgezette onderzoeksprogramma’s, is er toch gedurende het laatste decen- nium, een groot aantal nieuwe studies verschenen op vele van deze terreinen.1

Het is vanzelfsprekend dat het Bulletin vooral een vehikel is voor de disciplines die zich bezighouden met het eigenlijke materiële object: de bouwhistorie, de architectuurgeschiedenis en in iets mindere mate de archeologie. In deze aflevering staat van deze categorie vooral het onderzoek van kasteelruïnes cen- traal, maar ook duikt hier een voor het kastelenonderzoek relatief nieuwe benaderingswijze op, de iconologische, in Nederland vooral vertegenwoordigd door A.J.J. Mekking, emeritus-hoogle- raar te Leiden en voormalig redactielid van Bulletin KNOB.

Het onderzoek naar de allegorische betekenis, die kastelen of onderdelen daarvan in de middeleeuwen werden toegedicht, is in Nederland sinds 1992 op gang gekomen.2 De auteurs van het eerste artikel in dit nummer (Geeske Bakker, Jan de Rode, Kees Verbogt) over het kastelenbouwprogramma van graaf Floris V van Holland tegen de West-Friezen (1282-1289), baseren zich voor de interpretatie van dit programma op het oorspronkelijke werk van Günther Bandmann, Ikonologie der Architektur (1951). Deze benadering, toegepast op kastelen, is origineel en nieuw. Hoewel de basale feiten van Floris’ onderneming bekend zijn, is de interpretatie in de zin van Bandmann in sommige opzichten een schaatsen ‘op dun ijs’, uitdagend maar ook met risico’s van gevaarlijke wakken.

Met de overige artikelen in dit kastelennummer komen we dich- ter bij het eigenlijke materiële object van het kasteel, in dit geval het verschijnsel kasteelruïne. Het artikel van Charlotte Emstede geeft op basis van de casus Nederhemert een gedegen impressie van de Nederlandse omgang met ruïnes en met name van het conflict tussen consolidatie van een ruïne als drager van belang- rijke bouwsporen en de wens tot restauratie van het gebouw met eventueel een selectie uit de bewaarde elementen temidden van een architectonische reconstructie. Voor de tweede handelwijze zijn verschillende argumenten, variërend van de wens naar een functioneel gebouw tot een voor het publiek beleefbare reminis- centie aan het oorspronkelijke monument. In de Nederlandse situatie, die van Emstede beschrijft, delft het bewaarde, authen- tieke bouwhistorische element meestal het onderspit, omdat men meent dat de waarde ervan ligt in het onderzoek en de documen- tatie en niet in het behoud van het authentieke onderdeel. Het is de vraag of deze opvatting terecht en valide is. Naar mijn mening is het een illusie te denken, dat een waardevol bouwhistorisch element van een ruïne, eenmaal gedocumenteerd, vernietigd kan worden - bijvoorbeeld ten behoeve van een constructieve her-

Ten geleide: het onderzoek van kastelen

558574 KNOB 2-2010 Bw.indd 49

558574 KNOB 2-2010 Bw.indd 49 10-05-2010 11:03:2710-05-2010 11:03:27

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De keuze voor deze potentiële maalsoorten zal overigens naar verwachting heel behoorlijk zijn, omdat er dan altijd tenminste één potentiële maalsoort is die gebruikt kan worden

Dit Herlaar wordt in 1298 voor het eerst in schriftelijke bronnen genoemd als Dirk van Herlaar, nota bene een vazal van de Utrechtse bisschop, zijn huis openstelt voor

Zijn zoon Willem III wist vervolgens zijn diepe aversie tegen de constitutionele monarchie niet onder stoelen of banken steken, maar zou zich niettemin schikken in het lot van

Dönszelmann, 2018) en het proefschrift over Doeltaal-Leertaal gaan in op de theoretische onderbouwing van de didactiek en van het intensieve professionaliseringstraject dat elke

Een aanbeveling voor de onderwijspraktijk zou dus kunnen zijn dat docenten leeracti- viteiten aanbieden die passen bij de schrijf- aanpak van de leerlingen: voor leerlingen die

Om niet alleen te vernemen hoe leerlingen het oefenen en toetsen van gespreksvaardig- heid zien maar ook hun docenten, hebben we enkele weken na de afronding van de toetsaf-

De onderzoeksvraag luidde: Vertonen leerlingen uit groep 8 van het basisonderwijs die instructie hebben gekregen in specifie- ke genrekenmerken meer en andersoortige

Dit onder- zoek onderstreept dus niet alleen (opnieuw) het belang van de juiste ondersteuning en instructie wanneer men studenten samen tek- sten laat verbeteren, maar toont