• No results found

Ter beschikking stellen van bosbouwkundig teeltmateriaal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ter beschikking stellen van bosbouwkundig teeltmateriaal"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ter beschikking stellen van bosbouwkundig teeltmateriaal in

Vlaanderen

Karen Cox, Kristine Vander Mijnsbrugge en Bart De Cuyper

Voor een gezonde ontwikkeling en goede groei van bosaanplantingen is de kwaliteit van het uitgangsmateriaal belangrijk. In Vlaanderen is echter het aanbod aan uitgangsmateriaal van bepaalde inheemse boomsoorten beperkt, terwijl de vraag ernaar stijgt. Een gevolg is het gebruik van onbekende, onaangepaste herkomsten. Aan dit probleem wordt gewerkt door het inventariseren van zaadbestanden en plusbomen, in opdracht van de afdeling Bos en Groen. Deze zoektocht richt zich sinds juni 2000 op de soorten: Zwarte en Grauwe els (Alnus glutinosa Gaertn. en A. incana (L.) Moench), Ruwe en Zachte berk (Betula pendula Roth en B. pubescens Ehrh.), Haagbeuk (Carpinus betulus L.), Gewone esdoorn (Acer

pseudoplatanus L.), Zomer- en Winterlinde (Tilia platyphyllos Scop. en T. cordata Mill.).

Daarnaast zijn er nog de autochtone zaadbronnen en bestanden, bestemd voor de productie van teeltmateriaal van de categorie “van bekende origine”. Dit teelmateriaal zal voor ecologische doeleinden gebruikt worden. Een aantal van deze zaadbronnen en bestanden zal bestaan uit boom- en struiksoorten die niet certificaatplichtig zijn, maar die facultatief kunnen gecertificeerd worden (vastgelegd in het subsidiebesluit).

Plusboom van Ruwe berk in Itegem.

Zaadbestanden

Na een eerste globale beoordeling van het bestand a.d.h.v. uiterlijke kenmerken wordt nagegaan of er een minimum van 50 oogstbare bomen van goede kwaliteit aanwezig zijn. Bovendien moet het bestand voldoende geïsoleerd zijn van minderwaardige bomen waar vermenging mee kan ontstaan. Daarna gebeurt de detailopname: 4 cirkelvormige proefvlakken (r = 15 m) per ha. Op deze manier wordt ± 25 % van de totale oppervlakte bemonsterd. Van elke boom wordt hoogte en omtrek gemeten om opperhoogte en boniteit te bepalen. Ook wordt de takvrije stamlengte en de aanwezigheid van onvolkomenheden zoals gaffelvorming, vorstscheuren, waterlot, knobbelvorming en draaigroei genoteerd. Al deze elementen worden opgenomen in een aanvraagformulier ter erkenning van het bestand.

Tot nu toe werden 5 zaadbestanden van Zwarte els gevonden en erkend als uitgangsmateriaal voor de productie van teeltmateriaal van de categorie “geselecteerd”. Een aanvraag voor erkenning werd ingediend voor een bestand van Ruwe berk (bosreservaat De Drie Eiken, Meerdaalwoud).

$ T $ T $ T $ T $ T

Neer Hoxenter Bemden Hoog Hoxent

Duiverlsbroek Noord, Centraal en Zuid

8 0 8 16 Kilometers

provinciegrenzen $

Tlocaties van zaadbestanden van Zwarte els

N

Autochtone zaadbronnen en bestanden

Op basis van de inventaris van autochtone bomen en struiken(Maes et al., 1998; Maes et al., 2000; Opstaele, 2001; Rövekamp et al.,1999; Rövekamp et al., 2000; Rövekamp et al., 2000)

worden locaties gekozen met een hoge score voor autochtoniteit en abundantie. Ter plekke wordt het aantal individuen geteld (liefst > 30) en wordt de oogstbaarheid en de mogelijkheid tot kruisbestuiving met allochtone populaties in de buurt beoordeeld.

Plusbomen

De selectie van een plusboom start met een globale beschouwing (Van Langenhove et al., 2000). Vervolgens wordt een aantal eigenschappen beoordeeld d.m.v. het toekennen van cijfers (zie tabel 1). Hoever de spil doorloopt wordt ook genoteerd, samen met het aantal gaffels. Tenslotte worden van elke plusboom dendrometrische gegevens verzameld: omtrek, diameter, totale boomhoogte, hoogte van het takvrije stamgedeelte, hoogte van de kroonaanzet en hoogte waarop de kroon zijn maximale breedte bereikt.

In totaal werden 153 plusbomen geselecteerd. Het zijn vooral Haagbeuken (45), Zwarte elzen (40) en berken (29). Van Gewone esdoorn werden reeds 19 exemplaren geselecteerd door Van Langenhove et al. (2000). Samen met de huidige 10 plusbomen geeft dit een totaal van 29 Gewone esdoorns. Met deze soorten kan men starten met de aanleg van klonale zaadtuinen.

Kenmerk Score Verklaring van score

1 Recht (met het blote oog

geen afwijking zichtbaar)

2 Bijna recht (afwijking <10 %

van stamdiameter op 1,3 m)

3 Iets krom (afwijking <25 %

van stamdiameter op 1,3 m) Stamvorm

4 Krom (afwijking >25 % van

stamdiameter op 1,3 m)

1 Recht (met het blote oog

geen afwijking zichtbaar)

2 Bijna recht (afwijking <10 %

van stamdiameter op 1,3 m)

3 Iets krom (afwijking <25 %

van stamdiameter op 1,3 m) Spilvorm

4 Krom (afwijking >25 % van

stamdiameter op 1,3 m) 1 Fijn 2 Matig fijn 3 Matig zwaar Takdikte 4 Zwaar 1 Tussen 60 en 90° 2 Tussen 30 en 60° Takstand 3 <30° 1 Geen 2 Vrijwel geen 3 Matig Waterlotvorming 4 Veel 1 Geen 2 Licht Draaigroei 3 Sterk 1 Geen 2 Vrijwel geen 3 Matig veel Knobbelvorming 4 Sterk 1 Geen 2 Weinig Vorstscheuren 3 Veel

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap

AMINAL Afdeling Bos en Groen

40 0 40 Kilometers N Haagbeuk U berk T Zwarte els 8 Legende: U U U U U U U U U U U U U U U U U U U U U U U U U U U U U U U U UUUU UUUUUU UU T T T T T T T T T T T T T T T T T T T T T T T T T T T TT 8 8 88888888 8 8 8 8 8 8 8 8 8888 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8 8

De locaties van de plusbomen van Zwarte els, Haagbeuk en berk.

Zaadbestand “Hoog Hoxent” van Zwarte els in Hechtel-Eksel.

Tabel 1: Scoresysteem van een aantal te beoordelen kenmerken bij de selectie van plusbomen.

Locaties van de zaadbestanden van Zwarte els in Limburg.

Toekomstperspectieven: - Soortidentificatie van de plusbomen van berk o.b.v. de morfologie en de methode van Lundgren et al. (1995); - Aanleggen van zaadtuinen;

- Nakomelingschaptesten en herkomstproeven; - etc.

Autochtone Haagbeuken in Heuvelland.

Referenties:

Lundgren, L. N., Pan, H., Theander, O., Erksson, H., Johansson, U. & Svenningsson, M. (1995). Development of a new chemical method for distinguishing between Betula pendula and Betula pubescens in Sweden. Canadian Journal of Forest Research 25: p. 1097-1102.

Maes, N. & Rövekamp, C. (1998). Oorspronkelijk inheemse bomen en struiken in Vlaanderen. Een onderzoek naar autochtone genenbronnen in de Ecologische Impulsgebieden. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos en Groen, Brussel. Maes, N. & Rövekamp, C. (2000). Oorspronkelijk inheemse bomen en struiken in het Regionaal Landschap Vlaamse Ardennen. Een onderzoek naar autochtone genenbronnen. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos en Groen, Brussel. Opstaele, B. (2001). Autochtone bomen en struiken in de houtvesterijen Leuven en Hasselt. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos en Groen, Brussel.

Rövekamp, C. & Maes, N. (1999). Oorspronkelijk inheemse bomen en struiken in Vlaanderen. Een onderzoek naar autochtone genenbronnen in de Regionale Landschappen West-Vlaamse Heuvels, Vlaamse Ardennen en de Houtvesterijen Hechtel en Bree. Ministerie van deVlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos en Groen, Brussel.

Rövekamp, C. & Maes, N. (2000a). Oorspronkelijk inheemse bomen en struiken in het Regionaal Landschap West-Vlaamse Heuvels. Een onderzoek naar autochtone genenbronnen. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos en Groen, Brussel. Rövekamp, C., Maes, N., & Zwaenepoel, A. (2000b). Oorspronkelijk inheemse bomen en struiken en cultuurwilgen in de Vlaamse Vallei. Een onderzoek naar autochtone genenbronnen in Gent en omgeving. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Bos en Groen, Brussel

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tegen deze beslissing kan, overeenkomstig artikel 52 en volgende van het decreet betreffende de Omgevingsvergunning van 25 april 2014 (OVD) en artikel 73 en volgende van

Onderwerpen die niet op de agenda staan kunnen niet door de algemene vergadering in behandeling genomen worden, tenzij twee derde van alle werkende leden

Omdat de larven leven van afgestorven bomen, zijn de dieren onschadelijk voor onze tuinen en bossen.. Je kan het vliegend hert gemakkelijk herkennen omdat er geen andere kever

Niet enkel de vele inschrij- vingen maar ook de reacties achteraf stimuleren ons om het werk met veel enthousi- asme voort te zetten en we kijken al uit naar een volgen- de actie

Deze winter hebben we twee zaadtuinen van winterlinde aangelegd om veel en vitaal zaad te produceren met een autochtone herkomst.. De moederbomen van deze zaadtuinen zijn

Bij de bomen en struiken zijn het doorgaans niet de soorten, maar de autochtone populaties van de soor- ten die worden bedreigd.. Ook dit is verlies aan

•ZDMII mijn rned8Werk8Is dlezk:h een 81bij81_gesl8egdedegven de

Stichting Bronnen, Centrum voor de Verspreiding van Inheemse Houtige Gewassen, houdt zich niet alleen bezig met het onderzoek naar en de lokalisatie van autochtone genen bronnen in