• No results found

“Hij bewoog zich over het veld als een auto zonder winterbanden op een besneeuwde B-weg”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“Hij bewoog zich over het veld als een auto zonder winterbanden op een besneeuwde B-weg”"

Copied!
65
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Hij bewoog zich over het veld als een auto zonder winterbanden op een besneeuwde B-weg”

Een kwantitatieve inhoudsanalyse van landelijke en regionale geschreven nabeschouwingen

Door: Steven Houkes

S1436155 Begeleider: Dr. T.A.C. Witschge Tweede lezer: Prof. Dr. H.B.M. Wijfjes Master Journalistiek Rijksuniversiteit Groningen

Studiepad radio en televisie

13-10-2013

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding 3

Hoofdstuk 1: Theoretisch kader 8

1.1: De sportjournalist 8

1.2: Sport en commercie 12

1.3: Objectiviteit en ethiek binnen de journalistiek 15

1.4: Definities van objectiviteit 18

1.5 Framing 21

1.6 Etnocentrisme 23

Hoofdstuk 2: Methodologie

2.1: Doelstelling 25

2.2: Inhoudsanalyse 26

2.3: Sample 27

2.4: De waarnemingsmethode 29

Hoofdstuk 3: De resultaten

3.1: Regionale kranten 35

3.2 Citaten in de regionale kranten

3.2.1: Citaten in het Dagblad van het Noorden 40

3.2.2: Citaten in de Tubantia 42

3.3 Verdeling van woorden in de regionale kranten 43

3.4 Frames 51

Conclusies 58

Bibliografie 61

(3)

Inleiding

Het is 2 juli 2010. Het Nederlands elftal heeft net in de halve finale van het WK voetbal van Uruguay gewonnen. Na de wedstrijd was het tijd voor het vaste interview met een aantal Oranjespelers. Rafael van der Vaart, Nigel de Jong en Wesley Sneijder zijn te gast. Omdat er maar twee extra stoelen staan, vraagt van Gelder aan Sneijder om bij hem op schoot te komen zitten. Leuke televisie natuurlijk. De spelers van Oranje lijken vrienden van Van Gelder en hij hemelt hen in de studio op. Dit doet hij als interviewer voor de NOS, maar ook tijdens

wedstrijden als radioverslaggever voor het programma ‘langs de lijn’, van Radio 1.

Van Gelder is binnen de sportjournalistiek geen uitzondering in zijn aanpak. Als Mart Smeets Lance Armstrong interviewt, benadrukt hij herhaaldelijk dat hij hem een grote held vindt. En als hij verslag doet van een wedstrijd uit de Amerikaanse basketbalcompetitie, de NBA, schildert hij LeBron James af als een soort halfgod. Als Willem Vissers in de

Volkskrant een wedstrijdverslag schrijft over ‘El Classico’, de topper in Spanje tussen FC Barcelona en Real Madrid, weeft hij zijn eigen mening over Lionel Messi duidelijk door het artikel. In de Telegraaf zal Jaap de Groot nooit een slecht woord schrijven over Johan Cruijff.

Hoewel al deze stukken persoonlijke opvattingen van journalisten bevatten, verschijnen ze niet op de opiniepagina.

Voor sportverslaggeving lijken binnen de journalistiek duidelijk andere regels te gelden dan voor verslaggeving over binnenlandse, buitenlandse, economische of politieke zaken. Van de journalistieke routine ‘afstand bewaren’, één van de vier routines die horen bij het presenteren van nieuws, beschreven door José van Dijck in Communicatie. Werking, Invloed, lijkt geen sprake.

1

Vooral de verslaggeving over de grootste en meest beschreven Nederlandse sport, voetbal, is vaak opmerkelijk anders van vorm. Waar journalisten

1 José van Dijck, “De Nieuwsmakers. Kenmerken van de Professionele Informatieoverdracht.” Communicatie.

Werking, Invloed. Jo Bardoel en Jan Bierhoff, eds, 2002. 85-107. Werking, Invloed, eds. Jo Bardoel en Jan

Bierhoff (Groningen: Wolters-Noordhoff, 1993) 101.

(4)

normaliter door collega-journalisten en het publiek bewust en onbewust geacht worden zich te houden aan de vier professionele journalistieke routines van José van Dijck – hoor en

wederhoor, vermelden van bronnen en feiten, scheidingen van meningen en feiten en bewaren van afstand - lijkt het soms of zij binnen de sportjournalistiek vrijuit hun gang kunnen gaan en een ‘carte blanche’ van hun opdrachtgevers hebben gekregen om te breken met de

ongeschreven wetten van de journalistiek.

Het radioverslag van Van Gelder op de NOS lijkt bij tijd en wijlen wel een ode aan bepaalde spelers of een heel team en de wedstrijdverslagen van Robert Missét of Willem Vissers in de Volkskrant lezen vaak eerder als proza dan als journalistiek. Gerenommeerde publieke media als Radio 1 en de NOS, en dagbladen als NRC Handelsblad en de Volkskrant - media die erom bekend staan het streven naar objectiviteit hoog in het vaandel te hebben - lijken dit streven in de sportverslaggeving volledig of in ieder geval grotendeels los te laten.

Het voorbeeld van Van Gelder is wellicht nog onschuldig, maar de discussie rond de vraag wat de taken van een sportjournalist zijn, is pas echt losgebarsten naar aanleiding van wat nu bekend staat als de ‘Lancegate’.

2

Uit een onderzoek van het USADA, het

Amerikaanse antidoping agentschap, van oktober 2012 is gebleken dat zevenvoudig Tour de France-winnaar Lance Armstrong vanaf 1999 een uitgebreid dopingprogramma op poten heeft gezet. Niet alleen hij, maar de hele US Postal ploeg heeft jarenlang bloeddoping gebruikt zonder ooit gepakt te worden. Tot dit jaar dus. Een veelgehoorde vraag, zeker met betrekking tot de geloofwaardigheid van de sportjournalistiek, luidde: hoe heeft de

sportjournalistiek de renners hiermee weg laten komen? Heeft geen enkele journalist iets gemerkt van het gebruik van doping? Zo nee, hebben ze wel goed opgelet? Zo ja, waarom heeft niemand iets gezegd?

2 Op www.denieuwerporter.nl is de volledige discussie terug te vinden.

(5)

Wat duidelijk naar voren komt uit deze voorbeelden, is dat de taken van sportjournalistiek niet hetzelfde zijn als van een andere specialistische tak binnen de journalistiek zoals

economische of politieke journalistiek. Waar de laatste twee zich vooral richten op de taak als

‘waakhond’, richt de sportjournalistiek zich meer op het vermaken van het publiek die sport tot zich nemen als vorm van recreatie. Socioloog en oud-roeier Ruud Stokvis noemt het daarom ook ‘mediasport’: “De sportactiviteiten komen via de media tot het publiek en zij nemen er kennis van bij wijze van recreatie. Mediasport heeft dan ook voornamelijk een recreatieve functie.”

3

Bovendien is sportjournalistiek veel positiever ingesteld dan doorsnee journalistiek, en richt zich meer op het creëren van helden.

4

Hierdoor komt er vanuit de sportjournalistiek veel minder onthullingen en ontmaskeringen dan bij de doorsnee journalistiek.

Ook vooraanstaand wetenschapper op het gebied van onderzoek naar objectiviteit,

Michael Schudson, heeft zich over sportjournalistiek uitgelaten. In zijn beargumentering heeft hij het over andere takken (zoals buitenlandcorrespondenten), maar ook over

sportjournalistiek. Wat interessant is in zijn beargumentering is dat hij een onderscheid maakt tussen over hoe nationale en lokale pers berichten over sportteams:

“Where news organizations cater to the local rather than the national audiences, as is decidedly the case in the American press, they are ethnocentric with the respect to their own city or region.

In the rare cases where American news organization is designed with a national audience in mind –USA TODAY- sports reporting operates by an objectivity norm, but ordinarily sports reporters openly favor local teams.”

5

3 Ruud Stokvis, “Een Genre in Beweging. De Ongemakkelijke Verhouding Tussen Sport en Journalistiek,” in:

Journalistieke Cultuur in Nederland. (Jo Bardoel et al. (eds.) Amsterdam University Press: Amsterdam (2002),

191.

4 Gary Whannel, Media Sport Stars: Masculinities and Moralities (London: Routledge, 2002) 5.

5 Schudson, Michael, “The Objectivity Norm in American Journalism,” Journalism. Theory, Practice and

Criticism 2 2 (2001) 164.

(6)

Het lijkt alsof de sportjournalistiek binnen de journalistiek een status aparte heeft. Het zou dus zo kunnen zijn dat ook op dit moment in Nederland men zich niet geheel aan de regels houdt. Ik wil gaan onderzoeken of dat, net zoals in Amerika volgens Schudson, de regels van objectiviteit in de Nederlandse sportjournalistiek worden losgelaten, met name bij de regionale kranten. Dit doe ik door middel van een case study, waarin ik onderzoek hoe regionale en lamdelijke kranten berichten over voetbalwedstrijden. Vervolgens vergelijk de resultaten.

Relevantie van journalistiek

Journalistiek wordt door wetenschappers beschreven als één van de belangrijke factoren binnen een goedwerkende en vrije democratie. Journalistiek is er geweest sinds mensen het belang van het delen van informatie over henzelf en anderen erkennen.

6

Volgens McNair is de journalistiek onmisbaar in een democratie, maar wil het goed bijdragen aan een

democratie, dan zal de journalistiek moeten voldoen aan de volgende vier normatieve taken.

Ten eerste, journalistiek moet een bron van informatie zijn waardoor het publiek zich goed geïnformeerd in een discussie kan mengen. Ten tweede, journalistiek moet als een waakhond dienen, die degenen die aan de macht zijn aan de kaak stelt. Ten derde, journalistiek fungeert als een brug tussen publiek en politiek. Dit is tweezijdig; enerzijds informeert de journalistiek het publiek, anderzijds representeert de journalistiek het publiek. Tot slot moet de

journalistiek als actief deelnemer in politieke discussies fungeren, waarin ze ook hun standpunten/meningen ventileren.

7

Volgens de wetenschap speelt objectiviteit een belangrijke rol binnen de journalistiek, objectiviteit is essentieel voor het goed uitvoeren van journalistiek. In het proces van

6 Karin Wahl Jorgenson and Thomas Hanitzsch, “Introduction: On Why and How We Should do Journalism”, in

The Handbook of Journalism Studies, Karin Wahl Jorgenson Hanitzsch (eds.) (New York and London:

Routledge, 2010) 3.

7 Brian McNair, “Journalism and Democracy”, in The Handbook of Journalism Studies, Karin Wahl Jorgenson

and Thomas Hanitzsch (eds.) (New York and London: Routledge, 2010) 239-240.

(7)

professionalisering werd het het besef over objectiviteit steeds meer van belang. Walter Lippman, één van de grondleggers van onderzoek naar en woordvoerder van het ideaal van objectiviteit, vindt dat in het proces van professionalisering de drang naar objectiviteit van journalisten centraal staan in hun beroep.

8

De beschikbare wetenschappelijke literatuur over objectiviteit en ethiek in de

journalistiek (Schudson; 2001, Ward; 2004 , Kovach en Rosenthiel; 2007, Van Dijck; 1993) zullen dienen als theoretisch raamwerk voor de scriptie. Ik zal Ward vooral gebruiken als standaard voor wat hijzelf ‘traditionele objectiviteit’ noemt.

9

Ook Kovach en Rosenthiel zullen dienen als kader van eigenschappen waaraan journalistiek moet voldoen. Ik zal Van Dijck’s journalistieke routine van afstand bewaren gebruiken om te onderzoeken of de Nederlandse sportjournalistiek zich hieraan houdt. “The Objectivity Norm in American Journalism” van Schudson zal ik gaan gebruiken om uit te leggen hoe de norm van objectiviteit is ontstaan.

8 Michael Schudson en Chris Anderson, “Objectivity, Professionalism, and Truth Seeking in Journalism”, in The

Handbook of Journalism Studies, Karin Wahl Jorgenson Hanitzsch (eds.) (New York and London: Routledge,

2010) 92.

9 Stephen J.A. Ward, The Invention of Journalism Ethics. The Path to Objectivity and Beyond. (Montreal and

Kingston: McGill-Queen’s University Press, 2004) 19.

(8)

Hoofdstuk 1: Theoretisch kader

1.1: De sportjournalist

Zoals gezegd is er binnen de Nederlandse wetenschap een aantal mensen die beweren dat sportjournalisten minder objectief zijn dan hun collega’s, omdat sportjournalistiek vooral als vermaak moet dienen (Stokvis, 2002) Volgens Stokvis is hier een goede reden voor. Stokvis verdeelt de geschiedenis van de Nederlandse sportjournalistiek in vijf fases.

10

Gedurende deze fases verandert de verhouding tussen de journalist en de sporter. In de 19

e

eeuw is de sport en de verslaggeving erover gering: het is vooral een wereldje voor sportliefhebbers onder elkaar.

Hierin was het beroep van journalist nog in ontwikkeling, maar omdat dit nog meer gold voor de professionalisering van sportbeoefening was de journalist degene ‘boven’ de sporter stond.

11

In de tweede fase nam het publiek bij sportwedstrijden steeds meer toe, en werd er voor het eerst besloten om een sportredacteur aan te wijzen (Toon Abspoel van De Telegraaf).

Toch was de journalist nog degene die zich moest conformeren aan de sportbestuurders.

12

In de derde fase zag de sportjournalist zich vooral als pedagoog, en gingen sportjournalisten behalve het alleen commentaar geven ook evenementen analyseren. Toch bleven de journalisten ‘boven‘de sporters staan. De journalisten wilden de sporters niet op een harde manier interviewen, maar dit was vooral omdat zij niet veel waarde aan de antwoorden hechtten.

13

Dit leek te veranderen in de vierde fase, waarin de journalisten toenadering zochten tot de sporters. De journalisten zagen de sporters niet meer als sportjongens en -meisjes. De sporter kwam centraal te staan. Voor het eerst beseften de sportjournalisten dat

10 Ruud Stokvis, “Een Genre in Beweging: De Ongemakkelijke Verhouding tussen Sport en Journalistiek”, in:

Journalistieke Cultuur in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press (2002) 190-207.

11 Stokvis, “Een Genre in Beweging,” 193-195.

12 Ibidem, 195-196

13 Ibidem, 198.

(9)

een belangrijke functie van de sportjournalistiek was om het publiek ook te vermaken.

Hierdoor werd de afstand tussen de sportjournalist (van vooral de Telegraaf dus) een stuk kleiner.

14

In de laatste fase, die van ‘starkissers’, zijn de rollen omgedraaid: de sporter, met name de voetballers, hebben een heldenstatus aangenomen en journalist staat nu ‘onder’ de sporter en doet er alles aan om niet uit de genade te vallen. Stokvis haalt Hans Kraay Jr. aan in zijn beschrijving van een sportjournalist in deze periode. Volgens hem is “een groot aantal voetbaljournalisten een “starkisser”. Het enige waar ze in geïnteresseerd zijn, is de banen open houden naar de bron van de vedetten. De vedetten worden niet aangepakt. Veel journalisten hebben een aanspreekpunt in het elftal.”

15

Deze houding tegenover de sporters lijkt ten koste te gaan van de objectiviteit van de sportjournalisten. Succesvolle sporters worden niet hard aangepakt door journalisten, die bang zijn te worden verbannen. Volgens wielercommentator Theo Koomen heeft mede door de te zachte aanpak van de sportjournalisten de dopingperikelen binnen het wielerwereldje zo welig kunnen tieren: ”Wij hebben niets gedaan om het te verhinderen en wij doen er nog steeds niets of bitter weinig om de ingekankerde en voortwoekerende kwaal van doping te

bestrijden. (…) Als wij dit maar zonder genade, zonder aanzien van persoon hadden gedaan (…) dan zou de ezel van de moderne wielerbeweging nooit zoveel slachtoffers hebben gemaakt.”

16

Deze uitspraak is nog steeds van deze tijd, gelet op waarom Lance Armstrong zo lang met dopinggebruik heeft kunnen wegkomen zonder dat er een wielerjournalist achter is gekomen.

Tussen alle andere specialistische journalisten, zoals bijvoorbeeld rechtbankjournalisten of politiek journalisten, en een sportjournalist is binnen de journalistiek een groot verschil ontstaan. Eigenlijk is een sportjournalist, net als bijvoorbeeld een rechtbankjournalist, iemand

14 Ibidem, 200.

15Ibidem, 201.

16 Ibidem , 202.

(10)

met een bepaalde specialisatie. Deze journalisten hebben privileges waardoor ze dichtbij het vuur mogen komen om vervolgens het publiek hiervan op de hoogte te brengen. Of zoals David Rowe het verwoordt:

“In principle, sports journalists are no different from those with any other assigned ‘round’ or

‘beat’. Court reporters relate the events of important trials; law reporters address difficult legal issues; police reporters go to crime scenes and get unattributable briefings from the constabulary;

business reporters watch the share market, and sport reporters get the best seats at the biggest games, inform others of what happened, and are meant to use this privileged vantage point to expose the hidden workings of the sports machine.”

17

Zo op het eerste gezicht is er dus geen onderscheid tussen de verschillende journalisten, maar zoals binnen elk bedrijf is er een bepaalde hiërarchie binnen de takken van journalistiek.

Zowel journalisten als sportjournalisten zelf vinden dat sportjournalisten een mindere reputatie hebben dan hun collega-journalisten. Bovenaan staan binnen de journalistiek vaak de serieuze onderwerpen, zoals politiek en economie. Onderaan staan de minder serieuze onderwerpen, zoals entertainment en human interest, blijkt uit een diepte-interviews onder Britse journalisten.

18

(Uit dit onderzoek zal blijken dat de sportjournalisten juist gebruik maken van het human interest frame.) Hoewel het sportkatern een populair onderdeel is en daardoor goed verkoopt, zit het in de hiërarchie dichterbij entertainment dan bij de politiek, omdat het zich meer richt op lichamelijke inspanning dan op “de hersens.”

19

De sportjournalistiek heeft dus te maken met tegenstrijdige autoriteiten, en moet aan drie verschillende eisen voldoen. Ten eerste, moet een journalist voldoen aan de literaire eisen van de journalistiek. Ten tweede, moet de journalist voldoen aan de eisen van de commercie. Ten

17 David Rowe, Sport, Culture, and Media: An Unruly Trinity (Open University Press: Maidenhead, 2004, 2nd ed.) 40-41.

18 M. Salwen en B. Garrison, “Finding their Place in Journalism: Newspaper Sports Journalists’ ‘Professional Problems,’” Journal of Sport & Social Issues, 22 1 (1998), 98.

19 Rowe, Sport, Culture and the Media, 41.

(11)

derde moet de journalist voldoen aan de eisen van de (sport)lezer. De sportjournalist wordt, qua literair niveau, daarom vaak gerekend onder de lagere klassen binnen de journalistiek door mediabedrijven zelf, omdat ze moeten voldoen aan het relatief lage opleidingsniveau van de sportlezer, aan de andere kant moet hun verhaal boven het alleen vertellen van het

evenement. De sportjournalist is een dus wat schizofrene tak binnen de journalistiek:

“Sporting discourse is riven with a contradiction between, on the one hand, the universalism of the Olympian ideal of sport as transcending the routine struggles of everyday life and as unifying its participants in the disinterested celebration of disciplined physical prowess. On the other hand, is posited the intrinsically competitive nature of sport and its amenability to use as a basis for the assertion of hierarchical divisions of class, nation, region, race, gender and so on. The sports journalist must negotiate a path between these conflicting reference points, paying particular attention to competing professional norms of objectivity and advocacy, while also being conscious if the relatively low occupational status of his/her journalistic specialism.”

20

De tegenstrijdige eisen zorgen er voor dat de sportjournalistiek een unieke positie inneemt binnen de journalistiek. Sportjournalisten geven zelf ook toe dat zij een aparte tak binnen de journalistiek zijn, aldus een ondervraagde journalist:

“Sport journalists are a breed apart, it’s a very specialist area, sport fans don't suffer fools, you need to know what you’re talking about(…) If you’re giving information you’ve got to be on the ball, you’ve got to get it right, because you can guarantee if you don’t get it right

somebody will pick it up. It only has to happen a couple of times and you get known as the person who gets it wrong, who can’t get it right. So you have to live and breathe it, you have to be armed always with facts. ”

21

20 David Rowe, Modes of Sport Writing, 97-98.

21 Citaat van ‘Alan,’ in: David Rowe, Sport, Culture and Media, 42.

(12)

Sportjournalisten leven vaak in hun eigen afgeschermde wereldje, waarin alles om sport draait. Een goed voorbeeld is hiervan is de NOS. Het is tekenend dat de sportredactie wel in hetzelfde gebouw als de nieuwsredactie zit, maar dan wel op een andere verdieping.

Sportjournalistiek en commercie

Zoals gezegd wordt er binnen de sportjournalistiek aan verschillende kanten getrokken.

Commercie is één van die belangrijke invloeden op sportjournalistiek. Sportjournalistiek en commercie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Commercie gaat een steeds

belangrijkere rol innemen binnen de media en kan de onafhankelijkheid, één van de eisen van Ward, van een journalist aantasten. De commercialisering van de media begon oorspronkelijk in Verenigde Staten in de jaren ’30 van de negentiende eeuw werd daar de zogenaamde

‘penny press’ ongekend populair. Doordat de prijs zo laag was en de onderwerpen gericht waren op de wensen van de lezer - een hoog human interest gehalte – konden mensen uit alle lagen van de bevolking nieuws tot zich nemen. Maar, omdat de producent wel haar krant wilde verkopen werd inhoud, de informatie vermengd met entertainment. Zo werd het nieuwe fenomeen infotainment geboren. Halverwege de negentiende eeuw werd, mede door de toenemende populariteit van de Amerikaanse infotainment geëxporteerd naar Europa en vervolgens naar de rest van de wereld. De vorm van de penny press werd door vele Europese kranten overgenomen.

22

Ook in Nederland is deze vorm van commerciële media terug te vinden. De krant de Telegraaf is daar de duidelijkste exponent van.

Aan het eind van de jaren ‘90 van de twintigste eeuw kwam daar nog bij dat de media van een nationale aangelegenheid werd uitgebreid naar een globale commerciële media markt.

Technologische ontwikkeling is een van de oorzaken, met de komst van het internet is het voor grote mediabedrijven makkelijk en goedkoop om hun informatie te verspreiden. Zo is er

22 Daya Kishan Thussu, News as Entertainment. The Rise of Global Infotainment (London: Sage, 2007) 17-18.

(13)

een globale oligopolie in de entertainmentindustrie ontstaan, die duidelijk hun implicaties hebben voor de inhoud van informatie.

23

De oligopolie verplaatst zich ook naar Nederland zo zijn onlangs de rechten van het uitzenden van de beelden van de Eredivisie verkocht aan FOX, onderdeel van News Corporation waarvan mediamagnaat Rupert Murdoch aan het roer staat. NRC Media, eigenaar van het NRC Handelsblad en NRC Next, werd in 2010

overgenomen door investeringsmaatschappij Egeria. Daarom is het logisch om naar de ontwikkeling van de relatie tussen commercie (sport)media te kijken.

Eigenlijk begon in de jaren ‘20 van de twintigste eeuw de herverdeling van de commerciële macht al: “The 1920s marked the complete establishment of oligopolistic, corporate capitalism as America’s political economic system. Advertising became primary form of competition.”

24

Door het toenemende belang van de commercie, vonden er

belangrijke nieuwe trends plaats binnen de kranten in deze periode. Ten eerste was er een afname van ‘hard nieuws’, de nadruk lag steeds meer op sensatie.

25

Sport is een perfect onderwerp dat binnen dit plaatje past. Ten tweede nam het percentage van

‘gestandaardiseerde’ artikelen van persbureaus binnen een krant toe om zo de kosten te drukken. Dit gold ook voor sport. Ten derde nam het belang van politieke partijdigheid af.

Sport is een ‘veilige’ tak binnen de journalistiek. Op deze manier beledig je zo min mogelijk mensen, waardoor het lezerspubliek toeneemt.

26

Alles stond dus in het teken van zoveel mogelijk lezers bereiken om zo de inkomsten te doen laten stijgen.

Al snel had dit zijn weerslag op de sportverslaggeving. Sportjournalisten gingen sport romantiseren om aan de eisen van de lezer te voldoen. Veel sportjournalisten neigden de sporthelden te vereren en zetten hen neer als halfgoden.

27

Het ging zelfs zo over dat de meeste

23 Robert McChesney, Rich Media, Poor Democracy (New York: New Press)78-79.

24 Robert W. McChesney, “Media Made Sport: A History of Sports Coverage in the United States,” Media,

Sports,& Society, (Lawrence A. Wenner ed.) London:Sage, 1989, 55.

25 Ibidem., 56.

26 Ibidem., 57.

27 Idem.

(14)

honkbalteams in de Verenigde Staten journalisten op hun loonlijst hadden staan. Dit fenomeen is het begin van de openlijk partijdige en niet objectieve ‘homer’ manier van commentaar geven binnen het honkbal, wat tegenwoordig nog steeds bestaat.

De komst van de televisie in de jaren ’50 veranderde de positie van sportjournalistiek definitief. Sport begon een zeer lucratieve business te worden. Wederom begon deze trend in de Verenigde Staten.

28

Hier begonnen televisienetwerken uitzendrechten van de teams en competities te kopen, om ze vervolgens aan adverteerders door te verkopen. De eerste van de Amerikaanse sporten die hier van profiteerde was de National Football League (NFL).

Tijdens een rustmoment van een footballwedstrijd kon er een commercial gedraaid worden.

De grote netwerken waren hier zeer in geïnteresseerd en begonnen massaal American football uit te zenden.

29

Hier lag dan ook de basis van wat tegenwoordig de grootste en meest

lucratieve sport is in de Verenigde Staten. Er vond dus een wisselwerking plaats: de netwerken zagen sport als een manier om geld te verdienen door zendtijd te verkopen aan adverteerders. Door de toename van zendtijd werd sport steeds populairder, waardoor de zenders de advertentietijd weer tegen een hogere prijs konden verkopen.

Een ander element waaraan de sportjournalistiek niet aan ontsnapt is, wat ik noem, de

‘AP-isering’ van de journalistiek. Dit houdt in dat een groot percentage van de verschenen artikelen van kranten bestaat uit artikelen die zijn geschreven door persbureaus. Dit komt mede doordat de druk op (met name) krantenjournalisten toeneemt door de afnemende financiële middelen.

30

In Nederland is dat ook het geval. Om een voorbeeld te geven: in mei 2013 werden bij de NDC media groep (waaronder ook het Dagblad van het Noorden valt) een derde van de arbeidsplaatsen geschrapt. In drie jaar tijd is al de helft van de werknemers ontslagen. Volgens Lewis, Williams en Franklin, die onderzoek hebben gedaan naar de

28 Ibidem., 58.

29 Ibidem., 58.

30 Justin Lewis, Andrew Williams en Bob Franklin, “A Compromised Fourth Estate? UK News Journalism,

Public Relations and News Sources,” Journalism Studies, 9 1 (2008), 1.

(15)

invloed van PR en (de herkomst van) nieuwsbronnen, leunen journalisten zwaar op

persbureaus en staat de onafhankelijkheid van de journalistieke onafhankelijk ter discussie.

31

Het lijkt er op dat vooral de regionale kranten in Nederland hier last van hebben.

Objectiviteit en ethiek binnen de journalistiek

De verhouding tussen objectiviteit en sport is minstens net zo complex als het begrip objectiviteit zelf. Er lijkt echter wel een algemene consensus in de academische wereld dat binnen de sportjournalistiek objectiviteit minder relevant is dan binnen de andere

specialistische takken binnen de journalistiek.

32

David Rowe onderscheidt vier verschillende niveaus van objectiviteit binnen de sportjournalistiek. De categorie ‘hard news’ is de vaak wat ‘droge’ beschrijving die in de krant staat de dag na een voetbalwedstrijd. Deze is vaak nog het meest objectief.

33

Een andere categorie is die van ‘soft news’. In deze categorie komt het element van vermaak naar boven. Daarom zijn sommige stukken biografisch en voorzien van humor.

34

De minst objectieve categorie is die van ‘orthodox rhetoric’. Deze stukken zijn vaak columns, bijvoorbeeld die van Bert Wagendorp of Peter Middendorp in de Volkskrant, of van Jaap de Groot in de Telegraaf. De auteur schrijft bewust subjectief, en probeert de lezer van zijn gelijk te overtuigen.

35

De laatste categorie is die van ‘reflexive analysis’. Deze vorm plaatst de sport in een breder maatschappelijk kader. De auteur erkent het universele viering van sport, maar erkent ook dat rivaliteit in sport een belangrijke factor is. Er zijn auteurs die bewust een kant, een voetbalclub kiezen om te supporten. Een mooi voorbeeld is het boek A Season with Verona van de Brit Tim Parks, waarin de auteur een jaar lang met de (extreem-

31 Ibidem, 1.

32 Rowe, “4 Modes of Sports Writing,” 99.

33 Ibidem, 100.

34 Ibidem, 102.

35 Ibidem, 104.

(16)

rechtse) supporters van voetbalclub Hellas Verona meereist. De mate van objectiviteit binnen de (sport) journalistiek kan dus nogal uiteenlopen.

Om de vraag, in hoeverre sportjournalistiek zich onderscheidt van de doorsnee journalistiek als we ervan uitgaan dat het vermaken van het publiek binnen de

sportjournalistiek een grote(re) rol speelt, te beantwoorden wil ik gaan onderzoeken of het loslaten van de regels van objectiviteit uitzondering of een alledaags gebruik is. Dat is echter moeilijk om uit te leggen. Het concept van objectiviteit in de journalistiek is namelijk vanaf de oorsprong een ambigu begrip. Zo zijn er verschillende definities van objectiviteit. Daarom is het van belang om vast te stellen welke definitie van objectiviteit ik hanteer voor deze scriptie.

Over het ontstaan van de definitie van objectiviteit zijn twee uiteenlopende

opvattingen. Volgens Chalaby is objectiviteit een Anglo-Amerikaanse uitvinding, die in de 19e eeuw zijn oorsprong vond.

36

In de 19

de

eeuw begon de journalistiek zich in de Verenigde Staten steeds verder te professionaliseren. De oplages groeiden. Professionele journalisten wilden zich afscheiden (Boundary work). Er ontstonden verenigingen, er kwamen afspraken.

In deze tijd heeft de journalistiek haar eigen gespecialiseerde en autonome ‘veld’ gecreëerd, door middel van het creëren van eigen waarden en normen, zoals objectiviteit en neutraliteit, haar eigen schrijfstijl en haar eigen taalkundige eigenschappen. Mede door deze ‘uitvinding’

van objectiviteit, zoals Chalaby dat noemt, hebben Britse en Amerikaanse journalisten het moderne concept van journalistiek vorm gegeven.

37

Chalaby schrijft het ontstaan van het concept van objectiviteit met name toe het de uitvinding van de telegraaf. Door het gebruik van de telegraaf was het noodzakelijk om korte, bondige en feitelijke berichten door te sturen.

36 Jean K. Chalaby, “Journalism as an Anglo-American Invention: A Comparison of the Development of French and Anglo-American Journalism, 1830s–1920s,” European Journal of Communication (1996), 303-326.

37 Chalaby, “Journalism as an Anglo-American Invention,” 303-326.

(17)

Bovendien dienden de berichten waardevrij te zijn, zodat ze aanvaardbaar waren voor alle partijen en bondgenoten.

38

Volgens vooraanstaand wetenschapper op het gebied van objectiviteit, Michael Schudson

39

is dit een misvatting. Als de telegraafberichten zo kort en bondig waren, waarom schreven de kranten nog in een prozaïsche stijl en is niet alle partijdigheid verdwenen uit de krantenberichten? Schudson meent dat niet de telegraaf, maar de toenemende

onafhankelijkheid van journalisten ten opzichte van hun partijdige werkgevers een rol speelt in het ontstaan van de objectiviteitsnorm. De toenemende discussie over objectiviteit in het werkveld droeg daar ook aan bij. Tevens veranderde de politieke houding van de

samenleving: partijloyaliteit werd minder populair. Bovendien bepaalden mensen hun stem tijdens verkiezingen op basis van ratio in plaats van partijpropaganda. Objectiviteit tijdens verkiezingen werd belangrijker (onder ander door nieuwe, Australische-stijl

stemformulieren). Schudson meent dat doordat de politiek objectiever werd, deze tendens ook doorsijpelde naar de journalistiek.

40

Er zijn landen waar de objectiviteitsnorm niet zo strik word gevolgd als in Amerika.

Volgens Hampton is objectiviteit in Groot Brittannië niet zo vervlochten in de geschiedenis van de journalistiek als in de Verenigde Staten. Objectiviteit in Groot-Brittannië wordt meer in het algemeen aangenomen dan daadwerkelijk uitgevoerd. Objectiviteit wordt hier tot slechts een bepaalde hoogte omarmd door journalisten.

41

In GB is de norm van objectiviteit nooit zo geïntegreerd geraakt in de journalistiek als in de VS. In principe hebben alleen de BBC en persbureaus Reuters de norm overgenomen. Vooral bij de Britse kranten is het goed te zien dat objectiviteit anders werd geïnterpreteerd dan in de VS. Waar in de VS een

journalist zich strikt hield aan het doorgeven van feiten en de ‘waarheid’, zagen journalisten

38 Zie Donald L. Shaw, “News Bias and the Telegraph: A Study of Historical Change, ” Journalism Quarterly 44 (1967), 2-12, en James Carey, Communication and Culture (Boston: Unwin Hyman ,1989).

39 Michael Schudson, “The Objectivity Norm in American Journalism,” Journalism 2 2(2001) 159.

40 Ibidem., 161.

41 Mark Hampton, “The ‘Objectivity’ Ideal and Its Limitations in 20

th

-century British Journalism,” Journalism

Studies 9 4 (2008), 483.

(18)

in het begin van de 20

e

eeuw in GB geen contradictie in het weergeven van de waarheid en het commentaar geven op politieke principes. Sommigen schreven zelfs zonder enige schaamte voor openlijk partijdige bladen.

42

Definities van objectiviteit

Naast het verschil in mening over het ontstaan van de objectiviteitsnorm, bestaan er

verschillende definities en opvattingen van objectiviteit. Er is altijd sceptisch gekeken naar het begrip objectiviteit. Veel critici keuren de notie van objectiviteit af, meestal met het argument dat iemand toch niet objectief kan zijn. Sommige beweren dat we het woord objectief niet meer moeten gebruiken, en moeten vervangen met betrouwbaarheid, juistheid, eerlijkheid en transparantie.

43

Anderen, waarvan Walter Lippmann de bekendste is, beweren dat journalisten niet naar objectiviteit moeten zoeken, maar dat het proces van garing

professioneler en dus meer objectief moet zijn.

44

Hier volgen een paar belangrijke voorbeelden van wetenschapper die veelvuldig worden geciteerd. Deze voorbeelden gebruik ik, omdat er bij al deze voorbeelden het element van onafhankelijkheid berichten en afstand bewaren terugkomen. Het aspect van afstand bewaren staat centraal in mijn onderzoek naar de sportjournalistiek in Nederland. Bovendien zijn de zeven taken van journalistiek die Schudson beschrijft terug te vinden in de Leidraad van de Journalistiek van de RVDJ.

Schudson schrijft verschillende taken (functies) toe aan de journalistiek. Volgens Schudson heeft de democratie een kritische pers nodig. Hij beschrijft er vijf, waarbij veel parallellen zijn te trekken met de taken zoals Brian McNair ze beschrijft. Ten eerste

42 Idem.

43 Dan Gillmor, “The End of Objectivity,” Bayosphere,

44 Bill Kovach en Tom Rosenstiel, The Elements of Journalism. What Newspeople Should Know and the Public

Should Expect (Three Rivers Press: New York, 2007) 84.

(19)

“Information”, waarin de journalistiek het publiek informeert zodat zij goede politieke

beslissingen kan maken. Verder de functie van “Investigation” als controle van de macht (van met name de overheid), de functie “Social Empathy” als mediator tussen publiek en politiek, de functie van “Mobilization” waarin de journalistiek een voorstander is van een bepaald programma en een groep mensen ‘mobiliseert’ om dit programma te steunen. Tot slot, de functie van “Publicizing Representative Democracy”, waarin de journalistiek opkomt voor minderheden zonder populistisch te worden.

45

Ward erkent het belang van de informatieve taak van de journalistiek, zoals Schudson en McNair deze taak beschrijven:

“The original notion of journalistic objectivity that began to gain currency in the American journalism of the early twentieth century. At the heart of traditional objectivity lies the idea that reporters should provide straight, unbiased information. Its justification is that it enhances journalism’s informing function. Commentary and argumentation are the business of editorials and columnists not of reporters.”

46

In deze definitie van objectiviteit komt het belang van de scheiding van feit en mening heel duidelijk naar voren. Ward werkt de informatieve taak van de journalistiek zelfs verder uit. Volgens Ward is journalistiek objectief, mits het aan de volgende zes standaarden voldoet.

‘Factuality’: een verslag is gebaseerd op een nauwkeurige, begrijpelijke en geverifieerde feiten; ‘Fairness’: een verslag over controversiële onderwerpen dient gebalanceerd te worden weergegeven; ‘Non-bias’, vooroordelen, emoties, eigenbelang of andere subjectieve factoren dienen de inhoud van een verslag niet te verstoren; ‘Independence’: een verslag is het werk van een journalist die zonder angst en in vrijheid kunnen werken; ‘Non-interpretation’:

verslaggevers ventileren niet hun eigen interpretatie of meningen in een verslag; ‘Neutrality

45 Michael Schudson, Why Democracies Need an Unlovable Press (Cambridge: Polity, 2008) 12-24.

46Stephen J.A. Ward, The Invention of Journalism Ethics. The Path to Objectivity and Beyond. (Montreal and

Kingston: McGill-Queen’s University Press, 2004) 19.

(20)

and detachment’: een verslag is neutraal. Een verslag kiest geen zijde in een geschil.

Verslaggevers gaan niet te werk als voorstanders van groepen en zaken. Vooral deze standaard is een belangrijke journalistieke hoeksteen in Nederland. Deze definitie van objectiviteit komt terug in de algemene Artikelen van Leidraad voor de Raad van de Journalistiek. In artikel 1.5 van de Leidraad (“De journalist vermijdt eenzijdige en tendentieuze berichtgeving, maakt geen misbruik van zijn positie, verricht zijn werk in onafhankelijkheid en vermijdt (de schijn van) belangenverstrengeling”) zijn de punten

“fairness” en “independence” duidelijk terug te vinden.

47

De standaard van neutraliteit en ‘detachment’ (letterlijk: afscheiding) is één van de journalistieke routines van Jose van Dijck, afstand bewaren, terugkomt. De andere drie zijn hoor en wederhoor, vermelden van bronnen en controleren van feiten en het scheiden van meningen en feiten.

48

Volgens Van Dijck hoort afstand bewaren bij de professionele houding van een journalist ten opzichte van het onderwerp waarover wordt bericht. Een journalist bericht echter vaak vanuit een persoonlijke interesse. Voor Van Dijck is dat geen probleem:

“Betrokkenheid geeft juist een extra dimensie aan een verhaal, mits de journalist ook kritisch ten opzichte van de eigen interesses kan staan. Het is vaak veel moeilijker de kritische distantie te bewaren als het gaat om een partij, zaak of persoon die de journalist na aan het hert ligt dan wanneer dat niet het geval is.”

49

In het geval van dit onderzoek is het interessant te onderzoeken hoe een journalist van een regionale krant zijn distantie bewaart te opzichte van de ‘thuisclub’.

Ook in het standaardwerk van Kovach en Rosenstiel komen de elementen van afstand bewaren en onafhankelijkheid terug. Volgens Kovach en Rosenstiel is de belangrijkste taak van een journalist het publiek te voorzien van de informatie die zij nodig hebben om vrij en

47 Zie voor de gehele leidraad: www.rvdj.nl/leidraad.

48 José van Dijck, “De Nieuwsmakers,” 99-103.

49 Ibidem, 101-102.

(21)

‘self-governing’ te zijn. Om deze taak te vervullen moet de journalistiek, onder andere, aan de volgende eisen voldoen:

- “Journalism’s first obligation is to the truth - Its essence is a discipline of verification

- Its practitioners must maintain an independence from those they cover - It must serve as an independent monitor of power.”

50

In de derde eis is wederom te zien dat onafhankelijkheid wordt gezien als een van de kernaspecten van de journalistiek. Het lijkt dat deze standaard van afstand bewaren als essentieel aspect van objectiviteit wordt beschouwd. En er lijkt is een duidelijk globaal verband te zijn in wat onder objectiviteit valt binnen de internationale (Westerse)

journalistiek. Deze standaard van afstand bewaren staat daarom centraal in deze scriptie, en ik zal de artikelen die ik ga onderzoeken hier op toetsen.

1.5 Framing

Hoewel een journalist volgens Van Dijck afstand dient te bewaren van een onderwerp, kan deze wel eigen interesses hebben. Dit kan van invloed zijn op de onderwerpkeus van een journalist. Wat nog meer van invloed kan zijn is de omgeving waarin een journalist zich begeeft. Sociale omstandigheden kunnen van invloed zijn, maar ook de werkomgeving. Elk bedrijf heeft een unieke omgeving en zijn eigen beleid. Een krant dus ook. De Volkskrant en het Algemeen Dagblad zijn de twee landelijke kranten die worden onderzocht. Beiden hebben echter een heel verschillende achtergrond. De Volkskrant is een van oorsprong katholieke krant die zich later is gaan richten op hoogopgeleide mensen en wordt beschouwd als een

50 Kovach en Rosenstiel, The Elements of Journalism, 5-6.

(22)

´kwaliteitskrant´.

51

Het Algemeen Dagblad daarentegen richt zich op een zo groot mogelijk publiek en wil volgens het redactiestatuut 'een populair, betrouwbaar, onafhankelijk landelijk ochtendblad' zijn.

52

Het gevoerde beleid en andere aspecten kunnen onbewust van invloed zijn op hoe een journalist een artikel schrijft. Het al dan niet bewust kiezen van een onderwerp of het

weglaten van bepaalde onderwerpen en de aspecten die hier invloed op hebben wordt

´framing’ genoemd. Volgens vooraanstaand wetenschapper Robert Entman ontstaat framing in communicatieteksten

“from networks of professional communicators who engage in framing, defined as selecting some aspects of a perceived reality and constructing messages that highlight connections among them in ways that promote a particular interpretation.”

53

Een frame kan ook strategisch door een journalist worden gebruikt, om zo zijn boodschap een bepaalde lezing te kunnen geven. Een frame is echter geen middel om over te halen of een bewering. Een frame onderscheidt zich door:

“repeatedly invoking the same objects and traits, using identical or synonymous words and symbols in a series of similar communications that are concentrated in time. These frames function to promote an interpretation of a

problematic situation or actor and (implicit or explicit) support of a desirable response, often along with a moral judgment that provides an emotional charge.”

54

De factor emotie speelt dus een rol. Soms probeert een journalist vanuit deze emotie een complex verhaal uit te leggen aan de lezer. Hierbij gaat informatie verloren, en de journalist is

51 Piet Bakker en O. Scholten, Communicatiekaart van Nederland : Overzicht Van Media en Communicatie (Amsterdam, 2007, 6

e

druk) 19.

52 http://www.kranten.com/krant.html/haagschecourant.

53 Robert Entman, Jörg Matthes and Lynn Pellicano, “Nature, Sources, and Effects of News Framing,” in The

Handbook of Journalism Studies, Karin Wahl Jorgenson Hanitzsch (eds.) (New York and London: Routledge,

2010) 176.

54 Ibidem, 177.

(23)

degene die uiteindelijk besluit welke informatie verloren gaat. En soms opereert een auteur vanuit de eigen voorliefde voor een persoon of evenement. In de sportjournalistiek is dit veel terug te vinden, veel sportjournalisten hebben van hun hobby hun beroep weten te maken. De bewondering voor sporters is gebleven, ook al is de liefhebber een professional geworden.

In een frame is een onderscheid te maken tussen een zogenaamde generic frame en een issue specific frame.

55

De laatstgenoemde zijn alleen toepasbaar bij specifieke,

gedetailleerde onderwerpen of gebeurtenissen, dat betekent dat elk onderwerp een eigen specifieke frame heeft. Generic frames overstijgen thematische beperkingen en kunnen worden toegepast op verschillende onderwerpen en gebeurtenissen. Volgens Semetko en Valkenburg bleek uit hun onderzoek naar de Europese politiek dat er vijf verschillende generic frames bestaan: conflict, human interest, economic consequences, morality en responsibility.

56

Tijdens mijn onderzoek zal ik analyseren of een artikel in één van deze frames past. Indien dit niet het geval is, zal ik zelf een nieuwe en in sommige gevallen een issue specific of een generic frame bedenken.

Etnocentrisme

In het geval van regionale kranten komt etnocentrisme vaak aan bod. Een journalist die schrijft voor een regionale krant doet dit vanuit de positie van de regionale cultuur. Volgens de universiteit van Princeton is etnocentrisme “the tendency to believe that one's ethnic or cultural group is centrally important, and that all other groups are measured in relation to one's own. The ethnocentric individual will judge other groups relative to his or her own particular ethnic group.”

57

Regionale kranten vinden hun eigen, in dit geval voetbalclubs,

55 Claes de Vreese, “News Framing: Theory and Typology,” Information Design Journal, 13 (2005): 53 56 Semetko en Valkenburg, “Framing European Politics: A Content Analysis of Press and Television News,”

Journal of Communication, 50 2 (2000): 96

57 http://www.princeton.edu/~achaney/tmve/wiki100k/docs/Ethnocentrism.html (bezocht op 16-08-2013)

(24)

belangrijker dan andere club en schrijven aan artikel met het lokale team als middelpunt. Dit betekent niet dat ze neerbuigend of minachtend naar anderen kijken, maar eerder dat mensen hun eigen cultuur als standaard nemen en zo andere culturen evalueren.

58

58 J.W. Neuliep, S.M. Hintz en J.C. McCroskey , “The Influence of Ethnocentrism in Organizational Contexts:

Perceptions of Interviewee and Managerial Attractiveness, Credibility, and Effectiveness ,” Communication

Quarterly , 53 1 (2005) :45.

(25)

Hoofdstuk 2: Methodologie

2.1: Doelstelling

Zoals besproken in de theorieparagraaf analyseren verschillende theorieën de objectiviteit van de (sport)journalistiek. De mate van objectiviteit lijkt te worden beïnvloed door een aantal factoren. Eén van de journalistieke routines van Van Dijck, afstand bewaren, die dit onderzoek specifiek toetst, lijkt niet geheel op te gaan binnen de sportjournalistiek. Ten eerste wordt onderscheid gemaakt tussen sportjournalistiek enerzijds en politieke en

economische journalistiek anderzijds. Ten tweede wordt onderscheid gemaakt tussen

landelijke en regionale sportjournalistiek. McChensey beargumenteerd dat sportjournalistiek vooral voor vermaak dient en volgens Schudson zouden de regionale kranten positiever moeten berichten over de lokale teams dan de landelijke kranten.

In deze paragraaf wordt de methode beschreven om te onderzoeken of, en zo ja in welke mate, de verschillen in objectiviteit bestaan binnen de voetbaljournalistiek in

Nederland, door middel van het analyseren van de nabeschouwingen van voetbalwedstrijden.

Ik onderzoek hoe sportjournalisten van zowel landelijke kranten (De Volkskrant en De Telegraaf als regionale kranten (Dagblad van het Noorden en de Twentsche

Courant/Tubantia) de norm van objectiviteit uitvoeren. Zo kan ik vergelijken hoe de regionale kranten berichten over hun ‘thuisteams’ en hoe de landelijke kranten berichten over deze

‘provinciale’ teams.

Deze vraag kan worden opgesplitst in de volgende deelvragen:

1. Berichten regionale kranten Tubantia en Dagblad van het Noorden positiever

en dus met minder afstand over het thuisteam dan de landelijke kranten De

Volkskrant en het Algemeen Dagblad?

(26)

2. Bericht een landelijke krant objectiever, met meer afstand en dus neutraler, over ‘provinciale’ teams en andersom? (regionale kranten over landelijke wedstrijden, Ajax-Feyenoord)

3. Ik ga onderzoeken hoe vaak de regionale kranten citaten van hun thuisteams gebruiken en welk percentage aan woorden ze besteden aan het thuisteam,. Dit vergelijk ik vervolgens met de landelijke kranten. De vraag is dan: hoe vaak en hoeveel citaten gebruikt het Dagblad van het Noorden van FC Groningen over drie seizoen in vergelijking met de landelijke kranten? (het Algemeen Dagblad en De Volkskrant) Om een kwalitatief aspect aan het onderzoek te geven ga ik ook een aantal citaten uit de artikelen lichten om een beeld te geven waarvoor de citaten worden gebruikt.

4. Hoe worden artikelen geframed? En welke frames worden gebruikt? Ik neem de literatuur van Robert Entman en Claes de Vreese mee bij deze vraag. Zij maken een onderscheid tussen een generic frame en een issue specific frame.

2.2: Inhoudsanalyse

Als methodologie gebruik ik inhoudsanalyse. Binnen de communicatiewetenschap wordt inhoudsanalyse vooral gebruikt als een onderzoekstype voor het empirisch onderzoeken van mediamateriaal met de bedoeling vragen te beantwoorden over de invloed, rol of functie van massamedia.

59

Een inhoudsanalyse wordt door de veelvuldig geciteerde socioloog Bernard Berelson als volgt gedefinieerd: “Inhoudsanalyse is een onderzoekstechniek om de manifeste inhoud van communicatie objectief, systematisch en kwantitatief te beschrijven.”

60

De definitie bestaat uit de volgende basiskenmerken: manifest betekent dat het gaat om de

59 Fred Wester, Lessen uit Lezen (Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen, 2004) 540.

60 JJ van Cuilenberg, ‘Inhoudsanalyse’, in: Sociologische Grondbegrippen. eds. P.G. Swanborn en

L.Rademaker. (Utrecht: Spectrum, 1981)

(27)

duidelijk aanwezige inhoud, en niet om de ‘onzichtbare’ betekenissen, verwijzingen en interpretaties; dit betekent dat het gaat om de inhoud die direct opvalt en voor de hand ligt.

Objectief betekent dat de observaties die worden gedaan zo nauwkeurig te beschrijven zijn, dat ze door elke zorgvuldige waarnemer kunnen herhaald worden. Systematisch betekent dat het geheel van de boodschap opgedeeld wordt in observatie-eenheden die elk afzonderlijk onderzocht worden. Kwantitatief houdt niet alleen in dat de resultaten in cijfers uit te drukken zijn, maar ook dat de steekproef groot genoeg moet zijn om er relevante uitspraken er over te kunnen doen.

61

Dit laatste aspect is voor dit onderzoek niet relevant. Omdat ik mijn onderzoek beperk tot een objectieve en systematische analyse, zal ik ook de definitie van Ole Holsti gebruiken: “Inhoudsanalyse is iedere techniek om uitspraken te doen over

communicatieboodschappen op basis van een objectieve en systematische analyse van gespecificeerde kenmerken van die boodschappen.”

62

Mijn onderzoek zal in enge zin niet kwantitatief zijn, omdat ik niet pretendeer dat ik bredere uitspraken ga doen over wat mijn onderzoek kan betekenen voor de sportjournalistiek of journalistiek in haar geheel. Mijn

‘target,’

63

het specifieke verschijnsel waar ik uitspraken over wil doen, zal de positieve of negatieve berichtgeving van kranten over voetbalwedstrijden zijn.

2.3: Sample

Volgens Riffe is een sample “een deelverzameling van eenheden van de gehele populatie die wordt onderzocht.”

64

Mijn sample zal de periode van de voetbalseizoenen van de Eredivisie van de jaren 2010/2011, 2011/2012 en 2012/2013 zijn. Ik heb gekozen voor voetbal, omdat

61 Idem.

62 Idem.

63 Klaus Krippendorf, Content Analysis. An Introduction to its Methodology (London: Sage, 2013) 31.

64 Daniel Riffe, Stephen Lacy en Frederick G. Fico, Analyzing Media Messages. Using Quantative Content

Analysis (Mahwa: Lawrence Erlbaum Associates, 2005) 98.

(28)

het de grootste sport in Nederland is. Het is de sport met het meest aantal leden

65

en de sport die het meest bekeken wordt op televisie.

66

Ik heb gekozen voor de nabeschouwingen van de voetbalwedstrijden tussen Ajax en Feyenoord voor de landelijke kranten. Deze wedstrijd wordt in de volksmond ‘de Klassieker’ genoemd en is de oudste en meest bekende wedstrijd tussen twee clubteams in Nederland. Hierdoor is de kans groot, dat naast een nabeschouwing in de landelijke kranten ook een nabeschouwing in de regionale kranten te vinden zal zijn.

Voor de regionale kranten heb ik gekozen voor wedstrijden tegen Ajax, mede omdat Ajax de grootste ‘fanbase’ in Nederland heeft en daarom het vaakst wordt behandeld in regionale kranten. Dit zelfde geldt voor Feyenoord, de club die na Ajax de meeste aanhangers heeft.

67

Bovendien komen beide clubs uit grote steden, wat het ´landelijke´ karakter van de clubs versterkt. Nog een goede reden om Feyenoord te kiezen is, dat het AD in Rotterdam is gelokaliseerd. Ik kies voor de nabeschouwing, omdat deze relatief objectief zijn aangezien ze vaak een meer feitelijke beschrijving geven van de gebeurtenissen van de wedstrijd de dag er voor, hoewel een nabeschouwing niet wordt beschouwd als ´hard´ nieuws. Volgens Rowe is de nabeschouwing ontzien van het ‘newsy’ karakter en grotendeels bedoeld voor vermaak,

‘infotainment’. De nabeschouwing heeft een ‘biografische focus’, waarin de ervaringen en opinies van de sporters belangrijk zijn.

68

Toch zal ik deze vorm gebruiken, omdat het het dichtst in de buurt komt van een zo objectief mogelijke beschrijving van een evenement.

69

Ik gebruik dit sample, omdat de informatie makkelijk toegankelijk is, het is een zogenaamde

‘convenience sample’.

70

Ik zal in deze periode de nabeschouwing in de sportsectie van 4 kranten onderzoeken, De Volkskrant, Het Algemeen Dagblad, Dagblad van het Noorden en de

65 In 2011 had de KNVB 1.2 miljoen leden, bijna twee keer zoveel als de nummer 2, de KNLTB (De Koninklijke Nederlandse Tennisbond) Gevonden op http://www.nocnsf.nl/cms/showpage.aspx?id=7677.

66 In een jaar waarin een eindronde plaatsvindt (een EK of WK) is voetbal veruit het meest bekeken

programma. In 2012 bijvoorbeeld, waren van de 10 best bekeken programma’s 7 voetbalwedstrijden. Alleen een andere sport, hockey, en Boer zoekt vrouw doorbreken de voetbalhegemonie.

67 http://www.volkskrant.nl/vk/nl/10788/Eredivisie/article/detail/3256991/2012/05/17/46-procent-fan-van-Ajax-

FC-Twente-populairder-dan-PSV.dhtml.

68 David Rowe, “4 Modes of Sports Journalism,” in Journalism and Popular Culture, 102.

69 idem.

70 Riffe, Analyzing Media Messages, 99.

(29)

Tubantia. De grootte van de sample zal in totaal 144 zijn, 36 artikelen per krant, 12 artikelen per seizoen. Dit aantal is tot stand gekomen omdat de wedstrijden van de 4 clubs die ik ga onderzoeken 12 wedstrijden per seizoen tegen elkaar spelen. De artikelen hebben over het algemeen een lengte van tussen de 400 en 900 woorden, met de uitzondering van een paar artikelen met uitschieters van slechts 126 en één van 1328 woorden. In bijlage 2 is het overzicht van de wedstrijden (sample) per seizoen per krant te zien.

Ik onderzoek 12 artikelen per krant, verspreid over een periode van drie jaar, wat neer komt op 36 artikelen per seizoen, wat een totaal van 144 artikelen maakt. Ik kies zowel de thuis- als uitwedstrijden, om een representatief aantal artikelen te hebben.

2.4: De waarnemingsmethode

Mijn analyse-eenheid zal het artikel zijn, mijn teleenheden het bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden, beeldspraak en citaten. Ik zal de bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden, beeldspraak en citaten gebruiken als eenheden van coderen (vanaf nu eenheden).

Door de frequentie van de citaten en de frequentie en lading te meten van bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden en beeldspraak kan onderzocht worden of de artikelen die zijn geschreven door lokale kranten positiever zijn over hun thuisclub dan landelijke kranten.

Volgens van Dale is een bijvoeglijk naamwoord “een woord dat een kenmerk van een zelfstandig naamwoord noemt.”

71

Volgens Onze Taal “geeft een bijvoeglijk naamwoord een eigenschap of toestand aan van een zelfstandig naamwoord.”

72

In andere woorden: een bijvoeglijk naamwoord geeft een bepaalde lading aan een (zelfstandig naam)woord. Deze lading heeft een, wat Osgood “common-meaning” noemt

73

. Dat betekent dat bepaalde

71 http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=bijvoeglijk&lang=nn 72 http://onzetaal.nl/taaladvies/advies/bijvoeglijk-naamwoord

73 J.J. van Cuilenberg in: P.G. Swanborn en L.Rademaker, Sociologische Grondbegrippen, 161.

(30)

woorden voor het grootste gedeelte van de sprekers van een taal dezelfde betekenis heeft. Zo hebben “vriend” en “vrede” voor de taalgebruiker dezelfde evaluatieve betekenis: hun

“common-meaning” is positief (zie tabel 1.1).

74

Ik onderzoek hoeveel en welke eenheden worden gebruikt in een wedstrijdverslag van zowel landelijke als regionale kranten. In de vorm van een kruistabel wil ik de uitkomsten verduidelijken. Ik vergelijk bijvoorbeeld hoeveel eenheden in een nabeschouwing van het Dagblad van het Noorden worden gebruikt in een artikel over FC Groningen. Dit resultaat vergelijken ik dan met een artikel over dezelfde wedstrijd dat is verschenen in De Volkskrant.

Om dit te kunnen doen zal een verdeling aan moeten worden gebracht binnen de subjectieve eenheden . De woorden zijn in drie categorieën te verdelen: positief, negatief en neutraal. Ik volg hierbij de methode die Jan Kleinnijenhuis heeft gevolgd in zijn onderzoek naar de rol van de media bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2002.

75

Deze methode, de NET-methode, is een vorm van relationele inhoudsanalyse die linguïst Charles Osgood ook heeft gebruikt, hij noemde het de “evaluative assertion analysis.”

76

Deze methode kan een positieve of negatieve correlatie tussen twee woorden in een zin aangeven. Omdat ook het soort positieve of negatieve relatie wordt vastgelegd, kan uiteindelijk worden bekeken wat voor soort nieuws domineert. De bijvoeglijke naamwoorden worden gekoppeld aan de zelfstandige naamwoorden die van een bepaalde waarde (of richting en intensiteit) kunnen worden voorzien.

77

De waardes die zullen worden toegekend, zijn positief (+1) of negatief (- 1) De gevonden eenheden worden als volgt gecodeerd en gepresenteerd:

74 Idem.

75 Jan Kleinnijenhuis et al., De Puinhopen in het Nieuws. De Rol van de Media bij de Tweede

Kamerverkiezingen van 2002, Alphen aan de Rijn: Kluwer, 2003, 54.

76 J.J. van Cuilenberg in: P.G. Swanborn en L.Rademaker, Sociologische Grondbegrippen, 162-163.

77 Ibidem, 162.

(31)

Tabel 2.1 Common meaning woorden.

Positief Negatief

Common meaning woorden als: schitterende, prachtige, mooie, geweldige etc.

Common meaning woorden zoals: lelijke, slechte, foute, sombere etc.

+1 -1

Per artikel zijn de bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden als volgt gerangschikt:

Tabel 2.2: Bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden in “Na ruime zege is Ajax ineens weer dé titelkandidaat.” De Volkskrant, 21-01-2013.

Ajax Feyenoord

Bijwoorden en Bijvoeglijke naamwoorden

+ - + -

ruime, 1

optimaal, 1

zoveelste kansloze

fris 1

slechts 1

nipt 1

gunstige 1

hachelijk 1

interessant 1 aantrekkelijk 1 opvallende

iets meer 1

bijna nooit 1

met lef 1

enigszins 1

simpel 1

slordig 1

weinige 1

vaster 1

gemakkelijker 1

beter 1

verdiend 1

hoge 1

meer 1

extra 1

technisch 1

relatief

levende

schuivende

plaatselijke

(32)

slim 1 jonge

gemakkelijk 1

bekwaam 1

snel 1

besluitvaardig 1

sierlijk 1

verkeerde 1

betere 1

gretige 1

ziedend 1

ontstellend 1

veel te korte 1

drieste 1

Positieve 1

overdreven 1

belabberd 1

stroeve 1

meeste onderlinge

Tevreden 1

strijdende 1

te snel 1

uitstekend 1

kansloos 1

goede 1

Totaal 53 29 15 5 4

Op dezelfde manier codeer ik de metaforen

Tabel 2.3: Metaforen in “Na ruime zege is Ajax ineens weer dé titelkandidaat.” De Volkskrant, 21-01-2013.

N Ajax Feyenoord

Beeldspraak/ metaforen + - + -

1 wit morgen zwart kan zijn en overmorgen grijs

1 het voetballand van de tombola als een sneeuwstorm op een zondagavond met code oranje

1 bewoog zich over het veld als een

auto zonder winterbanden op een besneeuwde B-weg

1

Totaal 3 0 2 0 1

En zo ook de citaten

(33)

Tabel 2.4: Citaten in "Na ruime zege is Ajax ineens weer dé titelkandidaat." De Volkskrant, 21-01-2013

Ajax Feyenoord

Citaten + - + -

'Laten wij deze goede fase koesteren'

1

Totaal 1 1 0 0 0

De resultaten worden al volgt in een tabel samengebracht, waarin 1 voor de bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden staat, de 2 staat voor beeldspraak en de metaforen. 3 staat voor de citaten, die zijn opgedeeld tussen A (Ajax) en F (Feyenoord)

Tabel 2.5 Voorbeeld van het analyseren en categoriseren van bijvoeglijke naamwoorden, beeldspraak en citaten.

1 2 3A 3F tt

21-01-2013 Ajax- Feyenoord

+ - + + - + -

F A F A F A F A F A F A F A F A

Dagblad van

het noorden 2 15 6 1 0 2 1 0 0 1 0 0 0 0 0 0 28

Tubantia 0 4 0 5 0 1 0 0 0 6 0 1 0 0 0 0 17

Algemeen Dagblad

3 13 6 1 0 2 4 0 0 8 0 1 0 0 0 0 41

Volkskrant 10 24 1

1 4 0 1 1 0 0 1 0 0 0 0 0 0 52

Ik heb de zoekmachine LexisNexis gebruikt om de artikelen te vinden en om ze vervolgens te analyseren. Ik heb gezocht op de zoekwoorden “Ajax” en “Feyenoord” in de Volkskrant, op “Ajax” en “Feyenoord” in de Telegraaf, op “Ajax” en “FC Groningen” in het Dagblad van het Noorden” en zo verder, zodat ik alle categorieën heb gehad

2.5 Beperkingen

Bij elk kwantitatief onderzoek gaat er veel informatie verloren. Ik heb gekozen om te kijken naar de bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden, beeldspraak en citaten. Er vallen veel

woorden buiten deze categorieën die wel degelijk een gekleurde waarde hebben. Vanwege de

beperkte omvang van dit onderzoek heb ik bijvoorbeeld de (rang)telwoorden en

(34)

koppelwoorden niet onderzocht. Bovendien hebben woorden niet alleen maar een ‘manifeste’

betekenis zoals Berelson wel beweert.

78

Woorden zijn altijd voor interpretatie vatbaar, en zo zijn woorden door twee personen verschillend te categoriseren. Hoe categoriseer je

bijvoorbeeld “de langverwachte zege?” Langverwachte is in principe negatief, het heeft immers veel te lang geduurd voordat er een overwinning is behaald. Toch is het een zege, wat weer positief is. In dit geval heb ik langverwachte in de categorie positief geschaald, maar dat is zoals aangegeven discutabel.

Hoofdstuk 3: Resultaten

Dit hoofdstuk is gericht om op basis van kwantitatieve inhoudsanalyse tot algemene conclusies te komen over objectiviteit in de (regionale) sportjournalistiek. In het

resultatenhoofdstuk staan alle resultaten die zijn gevonden, nadat ik onderzoek heb gedaan naar vier gestelde vragen. Om deze vragen te beantwoorden heb ik 144 artikelen onderzocht van zowel regionale als landelijke kranten. In de tabellen staan een balans die weergeven of

78 J.J. van Cuilenberg in: P.G. Swanborn en L.Rademaker, Sociologische Grondbegrippen, 150.

(35)

een krant positief of negatief over een club berichten. Vervolgens worden de resultaten geanalyseerd. Dit gebeurt in vier paragrafen, gebaseerd op de vier gestelde vragen die ik het methodologiehoofdstuk heb gesteld. Deze paragrafen zijn: subjectieve woorden in regionale kranten, verdeeld in twee subparagrafen: het Dagblad van het Noorden en de Tubantia;

citaten in regionale kranten, verdeeld in twee subparagrafen: het Dagblad van het Noorden en de Tubantia; verdeling van woorden in regionale kranten, verdeeld in twee subparagrafen: het Dagblad van het Noorden en de Tubantia; en de gebruikte frames.

3.1 Subjectieve woorden in regionale kranten

De resultaten over de stelling van Schudson dat regionale kranten hun lokale team steunen en daarom positiever over hun berichten lopen nog al uiteen. De stelling van Schudson kan gedeeltelijk worden weerlegd. Uit de balansen valt op te maken dat de regionale kranten juist negatiever over de lokale teams berichten. Dit heeft vooral te maken met het feit dat regionale kranten etnocentrisch schrijven over het thuisteam. Het thuisteam staat centraal, vanuit hen wordt geschreven, wat er op kan duiden dat de regionale kranten wel degelijk op de hand van het thuisteam zijn. Wanneer een thuisteam verliest, is de regionale krant vaak kritisch. Bij Dagblad van het Noorden is dit al in de titels te zien: “Het moet beter in bekerduel”

79

en “De blik moet naar beneden”.

80

Voor de Tubantia geldt hetzelfde, titels als

“Defensieve koers FC Twente leidt tot helemaal niets”

81

en “Ineens is het grenzeloze vertrouwen weg”

82

zeggen vaak genoeg over wat de inhoud van het artikel zal zijn.

3.1.1 Subjectieve woorden in het Dagblad van het Noorden

79 Jan Mennega ‘Het moet beter in bekerduel’ Dagblad van het Noorden, 10 december 2012, Sport.

80 Jan Mennega ‘De blik moet naar beneden’ Dagblad van het Noorden, 18 maart 2013, Sport.

81 Leon ten Voorde ‘Defensieve koers FC Twente leidt tot helemaal niets’ Twentsche Courant/Tubantia, 1 oktober 2012, Sport.

82 Leon ten Voorde Ineens is het grenzeloze vertrouwen weg’ Twentsche Courant/Tubantia 16 mei 2011, Sport.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor beide trajecten geldt dat de vooruit geschoven provinciale medewerkers, de gebiedsmakelaars in de Westelijke Mijnstreek en Parkstad enthousiast zijn over de nieuwe

betreffen het ondiepe grondwater van monsterpunt Dl-2, waar het grond- water boven de keileemlaag constant gevoed wordt door zijdelings uit de stortplaats komend lekwater, verder

In deze fact sheet volgt de bespreking van de bevindingen over de achtergronden van de jeugdige en zeer actieve volwassen veel- plegers uit de periode 2003 tot en met 2005 en

Antennesysteem voor gerichtzenden of ontvangen en gevoelig voor zoowel horizontaal als verticaal gepolariseerde golven.. Zender voor in amplitude

Zet het woord dat tussen haakjes staat in de juiste

Currently, no industrial process uses a recombinant amylolytic yeast strain for starch CBP that produces both an α-amylase and glucoamylase, but the commercial pro- duction

The Department of Agriculture, like any other government department in Limpopo Province, is expected by the citizens of the Province to render services to address the needs

bij nieuwbouw, verbouw of renovatie kunnen de volgende maatregelen worden toegepast: - toepassen van een ventilatiesysteem waarbij verse lucht op de werkgang wordt gebracht; -