Vraag nr. 174 van 26 maart 1999
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Lokale werkgelegenheidsconvenants – Evaluatie In maart 1998 werd aan de gemeenten een uitnodi- ging verstuurd waarin werd gepeild naar hun inte- resse om een lokaal tewerkstellingsconvenant af te sluiten. Dit aanbod paste in de toenemende aan- dacht van OCMW's en gemeenten voor opleiding en tewerkstelling van risicogroepen via SIF+ (Soci- aal Impulsfonds), WEP+-plannen (Werkervarings- plan), de uitbouw van de plaatselijke werkgelegen- heidsagentschappen (PWA), ... Ook de federale mi- nister van Tewerkstelling verleent haar medewer- king.
1. Welke gemeenten toonden interesse voor een lokaal tewerkstellingsconvenant ? Waar werd dit convenant reeds afgesloten ? Waar is een convenant in voorbereiding ?
2. Hebben deze gemeenten andere specifieke ver- wachtingen geformuleerd naar de Vlaamse overheid voor een lokaal tewerk- stellingsbeleid ? Welke ? Speelde het beleid hierop reeds in ?
Antwoord
1. Tot op heden hebben reeds 21 gemeenten (bij- lage 1) een convenant ondertekend. Verder zijn er nog 93 gemeenten (bijlage 2) die positief hebben gereageerd. In de meeste van deze ge- meenten zijn de onderhandelingen reeds opge- start en zullen ze leiden tot het ondertekenen van het convenant. Daarnaast beraden nog 41 gemeenten (bijlage 3) zich over de zaak.
In totaal hebben 93 gemeenten in aanvang ne- gatief gereageerd. Deze reacties zijn niet nood- zakelijk definitief negatief. Integendeel, een aantal van deze gemeenten gewaagt van een vernieuwd contact naar aanleiding van de ver- ruiming van het convenant met engagementen van Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) en PWA.
Met de overige gemeenten heeft de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsop- leiding (VDAB) nog geen contact gehad. Som- mige subregionale tewerkstellingsdiensten (STD) hebben er immers voor geopteerd om eerst die gemeenten aan te spreken die er vol- gens hen het meeste baat bij hebben.
2. Heel wat gemeenten reageerden dus zonder meer positief. Een aantal gemeenten had in het begin bezwaren tegen de afwachtende houding van RVA en PWA's om deel te nemen aan het convenant. Door het overleg tussen de Vlaamse en de federale overheid en het daaruit voort- vloeiend akkoord van 11 december 1998 zijn deze bezwaren echter achterhaald. De direc- teurs van de RVA hebben trouwens de opdracht gekregen elk convenant waarvan de bijlage con- form de formele tekst van het convenant is op- gesteld, mee te ondertekenen.
Daarnaast vonden onder meer 13 centrumste- den het convenant vernieuwend, maar ze von- den ook dat het nog niet ver genoeg ging. Het beperkte zich volgens hen te veel tot het aspect tewerkstelling, meer bepaald het begeleiden van moeilijke doelgroepen, en bevatte geen elemen- ten betreffende de lokale economie. Tevens stel- den zij, en met hen een aantal kleinere gemeen- ten, dat de Vlaamse regering bijkomende mid- delen ter beschikking moest stellen om dit con- venant te verwezenlijken. De Vlaamse regering stelt echter het principe voorop de middelen via de dotatie van de VDAB ter beschikking te stel- len. In de opstartfase deed de VDAB reeds een investering van ruim 30 miljoen om de gemeen- ten toe te laten haar de databanken op lokaal niveau aan te bieden. Ook op het vlak van per- soneel staat vooral de VDAB in voor de beman- ning van de centrale loketten voor tewerkstel- ling die eigen zijn aan het convenant.
Men kan verder niet voorbijgaan aan het feit dat sommige gemeenten die werkelijk geïnte- resseerd zijn in het afsluiten van dergelijk con- venant, ook op personeelsgebied in staat zijn de nodige inspanningen op te brengen.
Naast het convenant steunen de Vlaamse en de federale overheid nog verschillende initiatieven.
Zo zijn er bijvoorbeeld verschillende stelsels van gesubsidieerde arbeidsplaatsen, het WEP of de sociale werkplaatsen.
Het convenant is trouwens meer resultaat- dan middelengericht : het beoogt een optimalisering van de afstemming van de bestaande financie- ringsstromen en van de verschillende initiatie- ven. Een efficiëntere inzet van middelen moet op korte termijn dan ook kunnen leiden tot een besparing en eventueel tot het opzetten van extra initiatieven.
Ondertussen zijn reeds 3 centrumsteden tot de ondertekening van een convenant overgegaan (Leuven, Antwerpen en Genk) en zijn er in Aalst, Hasselt, Kortrijk en Gent convenants in de maak. Ook Turnhout en Mechelen staan niet
negatief tegenover het convenant.
(Bovenvermelde bijlagen liggen ter inzage bij het Algemeen Secretariaat van het Vlaams Parlement, dienst Schriftelijke Vragen – red.)
