• No results found

Advies betreffende de impact van het project ‘Randzones’ te Kinrooi op het functioneren van de Maasvallei als Important Bird Area

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Advies betreffende de impact van het project ‘Randzones’ te Kinrooi op het functioneren van de Maasvallei als Important Bird Area"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Advies betreffende de impact van het project

‘Randzones’ te Kinrooi op het functioneren van de

Maasvallei als Important Bird Area

Nummer: INBO.A.2011.141

Datum advisering: 2 februari 2012

Auteurs: Koen Devos & Marijke Thoonen

Contact: Lon Lommaert (lon.lommaert@inbo.be)

Kenmerk aanvraag: Afspraak op de Vlaamse Overleggroep van 9 november

2011

Geadresseerden: Agentschap voor Natuur en Bos

T.a.v. Els Martens en Ward Verhaeghe Centrale diensten

Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel

els.martens@lne.vlaanderen.be ward.verhaeghe@lne.inbo.be

Cc: Agentschap voor Natuur en Bos

(2)

AANLEIDING

De ontginningsmaatschappij Steengoed cvba wil na de ontginning van een zand- en grindvoorraad in de Maasvallei te Kinrooi een deel van de terreinen en hun omgeving herinrichten met het oog op een verhoging van de veiligheid en natuurlijkheid in de vallei. Hiertoe werd het project ‘Randzones’ uitgewerkt in overleg met de betrokken partijen.

Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) onderzocht in een eerder advies (INBO.A.2011.70) de meerwaarde van het project ‘Randzones’ voor het Natura2000 netwerk en de realisatie van de instandhoudingsdoelen op vraag van de Vlaamse Regering. Tegelijkertijd werd een uitbreiding van het habitatrichtlijngebied ‘BE2200037: Uiterwaarden van de Limburgse Maas met Vijverbroek’ voorgesteld vanuit het functioneren van de Maasvallei als habitatrichtlijngebied.

Gezien de Maasvallei ook aangewezen werd als Important Bird Area (IBA) wil de Vlaamse Regering aanvullend nagaan wat het effect van het project ‘Randzones’ is op het functioneren van het gebied als IBA.

VRAAGSTELLING

Wat is het effect van het project ‘Randzones’ op het functioneren van de Maasvallei als Important Bird Area?

1. Voor welke criteria werd de Maasvallei aangeduid als IBA? 2. Voor welke criteria is de Maasvallei actueel van belang als IBA?

3. Welke elementen uit het project Randzones hebben een effect op het functioneren als IBA?

4. Versterken of verzwakken deze elementen het functioneren als IBA?

TOELICHTING

1.

Het project ‘Randzones’

Het projectgebied is gelegen in de gemeente Kinrooi, deelgemeente Kessenich in het uiterste noordoosten van de provincie Limburg.

(3)

Legende

Projectgebied Randzones Habitatrichtlijngebied

Figuur 1: Afbakening van het projectgebied Randzones (blauwe lijn) en het habitatrichtlijngebied met deelgebied 11, Boterakker (rode lijn).

Na voltooiing van de winning zal het projectgebied ‘Randzones’ heringericht worden met het oog op uitbreiding van de natuurwaarden. Hierbij staan drie doelstellingen voor natuur voorop:

• De realisatie van het minimum structuurareaal (MSA) van 25 ha voor het habitattype wilgenvloedbossen (habitatcode 91E0_sf), waardoor een goede lokale staat van instandhouding bereikt kan worden.

• De realisatie van een grote, aaneengesloten oppervlakte glanshavergraslanden (habitatcode 6510_hu). De habitatkwaliteit en oppervlakte moet zo zijn, dat geschikt broedhabitat gecreëerd wordt voor kwartelkoning.

• De aanleg van ondiepe waterzones onder een helling van 1/20 voor de ontwikkeling van vegetaties van eutrofe wateren (habitattype 3150) (figuur 2) langsheen de

(4)

nieuw op te spuiten landmassa’ s over een breedte van 20 meter en een lengte +- 1000 meter. Van deze uitbreiding profiteren de Europees beschermde soorten bever, bittervoorn, kleine modderkruiper, rivierdonderpad en rivierrombout. Deze oevers met helofytenvegetaties en waterplantenvegetaties maken daarnaast deel uit van het leefgebied van meer algemene soorten.

Figuur 2: Profiel van de gewenste ondiep waterzones.

Uitgaande van wat actueel aanwezig is, de abiotische randvoorwaarden en gekarteerde potenties, werden gedetailleerde habitatdoelen geformuleerd. Voor het projectgebied werd een kaart met gewenste natuurstreefbeelden uitgewerkt, geënt op deze drie kerndoelstellingen voor natuur voor het project ‘Randzones’ (figuur 3).

(5)
(6)

2.

Important Bird Area ‘s

Het IBA programma van Birdlife International is een wereldwijd initiatief en heeft als doel het identificeren en beschermen van een netwerk van gebieden, nodig voor de bescherming van vogels op wereldschaal. Voor meer informatie verwijzen we naar

http://www.birdlife.org/action/science/sites/index.html.

Een aantal criteria voor aanwijzing als IBA bouwen voort op bestaande, internationale juridische instrumenten, zoals de Europese Vogelrichtlijn. Deze verplicht de Lidstaten tot aanduiding van speciale beschermingszones. Bepaalde criteria voor aanwijzing als IBA (criteria C1 tot C7, bijlage 1) zijn dus gelijk aan de criteria voor aanwijzing als speciale beschermingszone.

De C-criteria van het IBA-programma kregen een juridische erkenning als een ‘wetenschappelijke referentie’ door een uitspraak van het Europees gerechtshof tegen de Nederlandse overheid (Heath & Evans, 2000).

De IBA-inventaris van 1989 werd door het Europees hof gebruikt als basis voor de mate waarin lidstaat Nederland zijn verplichting tot aanduiding van SBZ’ s heeft volbracht. Dit voor zowel de aanduiding van de meest geschikte terreinen als de oppervlakte ervan. De inventaris van IBA ’s uit ’89, was de enige informatie beschikbaar voor de aanduiding van de meest geschikte SBZ-V ’s1.

2.1.Aanduiding van de Grensmaas als IBA

De Grensmaas en haar vallei is van internationaal belang voor doortrekkende en overwinterende watervogels en werd als dusdanig ook aangeduid als IBA (tabel 1). De totale oppervlakte werd bepaald op 2.653 ha. Het gaat grosso modo om de volledige vallei tussen Kessenich in het noorden en Stokkem in het zuiden (met de winterdijk als begrenzing). De belangrijkste biotopen binnen dit gebied die van belang zijn voor watervogels zijn de Maas zelf, de grindplassen en de resterende uiterwaarden (graslanden). Afhankelijk van de soort kunnen deze als rustgebied en/of foerageergebied functioneren.

De aanduiding als IBA gebeurde op basis van het zogenaamde 1%-criterium (criterium C3, bijlage 1). Dit betekent dat in het gebied regelmatig 1 % van de totale biogeografische populatie van één of meerdere soorten watervogels voorkomt. Midden de jaren ’90 werd de 1%-norm overschreden voor tafeleend (Aythya ferina). Sindsdien wordt de 1 %-norm voor tafeleend echter niet meer gehaald. Verschuivingen in de

watervogelgemeenschap als gevolg van lokale, nationale en internationale

ontwikkelingen hebben er evenwel toe geleid dat momenteel twee andere soorten voldoen aan het 1 %-criterium, met name kolgans en krakeend (tabel 2).

Tabel 1: Overzicht van de gegevens van de IBA Grensmaas en criteria voor aanmelding.

IBA code International/National name Oppervlakte (ha) Criteria

24 Grensmaas 2.653 C3

1

(7)

Tabel 2: Jaarlijkse maximumaantallen van overwinterende kolgans, krakeend en tafeleend in de IBA Grensmaas van 2006 tot 2010. Aantallen die de 1 %-norm overschrijden zijn weergegeven in groen.

Vogelsoort 1% totale

populatie 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010

kolgans 10.000 4.274 10.272 10.286 6.894

krakeend 600 623 808 507 616

tafeleend 3.500 905 884 503 463

Daarnaast bedraagt het totaal aantal overwinterende watervogels regelmatig meer dan 20.000 individuen, waarmee ook het criterium C4 voor de aanduiding als IBA gehaald wordt (tabel 3).

Tabel 3: Jaarlijkse maximumaantallen van overwinterende watervogels in de IBA Grensmaas van 2006 tot 2010.

Norm 2006/2007 2007/2008 2008/2009 2009/2010

Totaal aantal

watervogels > 20.000 19.100 24.200 23.400 24.060

Momenteel wordt een update en herziening van de IBA 's in Vlaanderen gepland. Voor de Grensmaas worden de nieuwe gegevens in rekening gebracht.

De Grensmaas kan gezien worden als een grensoverschrijdend wetland dat voor veel watervogelsoorten één functioneel geheel vormt (met veel uitwisseling over de landsgrenzen heen). In dit geval is het aangewezen om IBA ’s (en SBZ ’s) ook grensoverschrijdend af te bakenen. Dit zou impliceren dat voor nog meer soorten het 1%-criterium wordt gehaald (waaronder wellicht ook tafeleend). Het Nederlandse deel van de Grensmaas werd in het verleden echter (nog?) niet aangeduid als IBA.

3.

Soorten van Bijlage I van de Vogelrichtlijn

Alhoewel niet aangemeld als SBZ in het kader van de Vogelrichtlijn, komen in het gebied vogelsoorten tot broeden van bijlage I van deze richtlijn. Concreet gaat het in het gebied ‘Randzones’ om de soorten vermeld in tabel 4. De aanwezigheid van deze soorten kan eventueel ook als bijkomend criterium gelden voor aanduiding als IBA (criterium C7). Tabel 4: Soorten van Bijlage 1 van de Vogelrichtlijn.

Soort Aanwezig in Randzones

porseleinhoen

kwartelkoning X

visdief X

4.

Toetsing van het project ‘Randzones’ aan het functioneren van de

Grensmaas als IBA

(8)

deelgebieden die beïnvloed worden door het project ‘Randzones’ (Dragrasaplas - Koole Greent en Vissenakker – Houbenhof).

Volgende maatregelen hebben potentieel een impact op de aanwezigheid van watervogels: het netto verlies aan open water op de Koole Greent plas, het aanleggen van ondiepe waterzones, het creëren van een mesofiel graslandcomplex, het stopzetten van de grindwinning, ingrepen met betrekking tot de landrecreatie en het beperken/weren van de waterrecreatie. De toetsing van deze ingrepen of maatregelen (in tabel 5) gebeurt op twee vlakken: (1) zijn er gevolgen voor de functie als foerageergebied en (2) zijn er gevolgen voor de functie als rustgebied?

Verlies open water Koole Greent plas.

Het project Randzones betekent netto een beperkt verlies aan oppervlakte open water in de Koole Greent plas, hetgeen kan leiden tot een verminderde aantrekkelijkheid voor watervogels. Hoe kleiner een wateroppervlakte, hoe gevoeliger voor verstoring van op de oevers en het water. Verstoringsafstanden bedragen bij overwinterende watervogels al vlug 300 tot zelfs 500 meter (afhankelijk van de soort en de omstandigheden), zie ondermeer Platteeuw & Beekman (1994). Daarom is het aangewezen milderende maatregelen te nemen om die verstoring beperken. Het verlies aan open water betekent ook minder foerageergebied voor viseters. De Koole Greent plas is een belangrijke pleisterplaats voor futen en aalscholvers. Mogelijk is bij deze soorten een afname te verwachten.

Aanleg ondiepe waterzones.

Er worden een aantal zones met ondiep water gecreëerd. Dit verhoogt de

foerageermogelijkheden voor zwanen, grondel- en duikeenden. Voor

grondeleenden is een waterdiepte van maximaal 20 tot 30 cm vereist (Colwell & Taft 2000, Kirby & Chivers

1999)

. Voor een oever onder een helling van 1/20 betekent dit dat een zone van 5 m breed een waterdiepte < 25 cm heeft en dus geschikt foerageergebied voor grondeleenden zoals krakeend vormt. Duikeenden kunnen tot verschillende meters diep duiken. Tafeleenden hebben een geprefereerde duikdiepte van 1 tot 3 m, maar kunnen soms tot 5 m diep duiken (Szijj 1965, Willi 1970, Phillips 1991). De aanleg van ondiepe oeverzones kan ook de paaimogelijkheden van vissen vergroten en dus bijdragen aan een gezond visbestand (wat positief is voor visetende vogels).

Algemeen kan gesteld worden dat het ondieper maken van de grindplassen een positief effect kan hebben op pleisterende watervogels.

Creëren van mesofiel graslandcomplex

De aanleg van een graslandcomplex biedt potentieel nieuwe

(9)

kon er zich niet handhaven wegens te verregaande vegetatiesuccessie en verruiging. Uiteindelijk zal men toch moeten opteren voor een maaibeheer (na 15/08); al of niet met nabegrazing.

Ook bij de graslanden is de voorwaarde dat voldoende rust moet gegarandeerd worden. Hier dient voldoende aandacht naar te gaan bij het opstellen van een inrichtings- en beheerplan (met eventueel de optie om bepaalde wegen of paden in de kwetsbare perioden af te sluiten).

Stopzetting grindwinning

Het stopzetten van grindwinning kan als positief gezien worden voor watervogels. Verminderde menselijke activiteiten betekenen ook minder verstoring. Bovendien

zal dit leiden tot helderder water waardoor de ontwikkeling van

waterplantenvegetaties meer kansen zal krijgen (= voedselbron voor herbivore watervogelsoorten).

Ingrepen met betrekking tot de landrecreatie

In het gebied wordt een wandelpad aangelegd. Verstoringsafstanden kunnen bij overwinterende watervogels oplopen tot 300 en zelfs 500 meter (afhankelijk van de soort en de omstandigheden). Daarom is het aangewezen milderende maatregelen te nemen om die verstoring beperken. Het creëren van zones waar recreatie beperkt of geweerd wordt is positief voor overwinterende watervogels.

Beperken/weren van de waterrecreatie

De geplande boeienlijn in de Vissenakker plas komt bij voorkeur op minstens 500 meter afstand van de grens van het SBZ-H zodat de rust in het beschermde gebied kan gegarandeerd worden.

Tabel 5: Evaluatie van de effecten op de activiteiten rusten foerageren van de verschillende maatregelen uit het project randzones: ++ = een zeer positief effect, + een positief effect, +- = een verwaarloosbaar effect, - = een negatief effect, -- een zeer negatief effect.

Project ‘Randzones’

Activiteit Watervogels algemeen

Kolgans Krakeend Tafeleend

(10)

de landrecreatie Rusten +- +- +- +- Beperking/weren waterrecreatie Foerageren + +- + + Rusten ++ ++ ++ ++ CONCLUSIE

1. Voor welke criteria werd de Maasvallei aangeduid als IBA?

De aanduiding als IBA gebeurde op basis van het zogenaamde 1%-criterium. Dit betekent dat in het gebied regelmatig 1 % van de totale biogeografische populatie van één of meerdere soorten watervogels voorkomt. Midden de jaren ’90 werd de 1%-norm overschreden voor tafeleend (Aythya ferina). Sindsdien wordt de 1 %-norm voor tafeleend niet meer gehaald.

2. Voor welke criteria is de Maasvallei actueel van belang als IBA?

De Grensmaasvallei is een internationaal belangrijke pleisterplaats voor watervogels (regelmatig meer dan 20.000 watervogels aanwezig), actueel in het bijzonder voor kolgans en krakeend (soorten waarvoor de 1%-norm wordt overschreden). Het projectgebied zelf is vooral voor kolgans en tafeleend belangrijk, in mindere mate voor krakeend.

3. Welke elementen uit het project Randzones hebben een effect op het functioneren als IBA?

Volgende maatregelen hebben potentieel een impact op de aanwezigheid van watervogels: het netto verlies aan open water op de Koole Greent plas, het aanleggen van ondiepe waterzones, het creëren van een mesofiel graslandcomplex, het stopzetten van de grindwinning, ingrepen met betrekking tot de landrecreatie en het beperken/weren van de waterrecreatie.

4. Versterken of verzwakken deze elementen het functioneren als IBA?

Het project ‘Randzones’ omvat overwegend (potentieel) positieve maatregelen ten aanzien van overwinterende watervogels, met name de aanleg van ondiepe waterzones, het stopzetten van grindwinning en het creëren van bijkomende graslanden (mits geschikt beheer). Daartegenover staat het netto verlies aan open water in de Koole Greent plas. Dit kan een negatief effect hebben door verlies aan foerageergebied (vooral voor visetende soorten) en een grotere gevoeligheid voor verstoring. Het is daarom aangewezen om milderende maatregelen te nemen die de kans op verstoring beperken, zoals het weren van waterrecreatie en het vrijwaren van gevoelige zones voor diverse vormen van landrecreatie (wandelaars, fietsers, hengelaars,…).

(11)

REFERENTIES

Colwell M.A. & O.W. Taft. (2000). Waterbird Communities in Managed Wetlands of Varying Water Depth. Waterbirds 23: 45-55

Heath M.F. & Evans M.I. (2000). Important bird areas in europe: priority sites for conservation: volume 1: northern europe. Birdlife Conservation Series, 8. Birdlife International: Cambridge.

Kirby J.S. & Chivers L.S. 1999. Key habitat attributes for birds and their assemblages in England: phase 1 species. Report to Nature Conservancy Council for England (English Nature), JUST ECOLOGY, Gloucestershire, United Kingdom.

Phillips V.E. (1991). Pochard Aythya ferina use of chironomid-rich feeding habitat in winter. Bird Study.

Platteeuw M. & Beekman J.H. (1994). Verstoring van watervogels door scheepvaart op Ketelmeer en IJsselmeer. Limosa 67: 27-33.

Szijj J. (1965). Ökologische Untersuchungen an Entenvögeln (Anatidae) des Ermatinger Beckens (Bodensee). Die Vogelwarte 23:24-71.38: 118-122.

Van den Bremer L., van Turnhout C.A.M., van Roomen M. & Voslamber B. (2009). Natuurontwikkeling in uiterwaarden: hoe reageren trekkende en overwinterende watervogels. Levende Natuur 110: 231-234.

Van Turnhout C., van der Weide M., Kurstjens G. & Leuven R. (2006). Natuurontwikkeling in rivieruiterwaarden: hoe reageren broedvogels? De Levende Natuur 108 (2): 52-57.

(12)

BIJLAGEN

Bijlage 1

Overzicht van de criteria uit de categorie ‘Europese Unie’ (C-criteria) gebruikt voor de identificatie van Important Bird Areas.

Category : European Union Criterion C1. Species of global conservation

concern

The site regularly holds significant numbers of a globally threatened species, or other species of global

conservation consern. C2.

Concentrations of a species threatened at the European Union level

The site is known to regularly hold at least 1% of a flyway population ofa species threatened at the EU level (listed on Annex I and referred to in Article 4.1 of the EC Birds Directive).

C3.

Concentrations of migratory species not threatened at the European Union level

The site is known to regularly hold at least 1% of a flyway population of a migratory species not considered

threatened at the EU level (as referred to in Article 4.2 of the EC Birds Directive) (not listed on Annex I).

C4. Congregatory - large congregations

The site is known to regularly hold at least 20.000 migratory waterbirds and/or 10.000 pairs of migratory seabirds of one or more species.

C5. Congregatory - bottleneck sites

The site is a 'bottleneck' site where at least 5.000 storks (Ciconiidae) and/or at least 3.000 raptors (Accipitriformes and Falconiformes) and/or 3.000 cranes (Gruidae) regularly pass on spring or autumn migration. C6. Species threatened at the European

Union level

The site is one of the five most important in the European region (NUTS region) in question for a species or

subspecies considered threatened in the European Union (i.e. listed in Annex I of the EC Birds Directive).

C7. Other ornitological criteria

The site has been designated as a Special Protection Area (SPA) or selected as a candidate SPA based on

ornitological criteria (similar but not equal to C1-C6) in recognized use for identifying SPAs.

Bijlage 2

Overzicht van de status en ecologische vereisten van de internationaal belangrijke watervogelsoorten langs de Grensmaas

Kolgans – Anser albifrons

De Kolgans broedt in de Siberische laaglandtoendra. Overwinteren gebeurt in onze contreien waar ze het grootste deel van de tijd vertoeven op graslanden om te foerageren. Beperkt wordt gefoerageerd op pas ingezaaide graanculturen, maïsakkers en oogstresten van aardappelen en suikerbieten. De seizoensgemiddelden van de laatste 5 winters (oktober - maart) langs de Grensmaas bedragen gemiddeld zo’n 2800 ganzen per maand aan de Vlaamse zijde. Piekaantallen kunnen oplopen tot meer dan 10.000. Zoals voor de meeste ganzensoorten is er een sterke binding met de traditionele overwinteringsplaatsen. Gekende gebieden binnen de Maasvallei zijn Heppeneert, Bichterweerd, Houbenhof, Klauwenhof en de Maasbocht bij Kotem. Slaap- en rustplaatsen zijn aanwezig op de plas van Bichterweerd en Kerkeweerd.

(13)

Krakeend – Anas strepera

In de winter overwinteren in Vlaanderen broedvogels uit koudere klimaatzones. In de Maasvallei zijn allerlei waterpartijen aanwezig, geschikt als rust- en foerageergebied: kanalen, beemden, broeken en plassen. Krakeend overwintert op verschillende plassen langs de Maas met de grootste aantallen de laatste jaren op Bichterweerd en Negenoord.

Voedsel bestaat uit moeras- en waterplanten die in de bovenste waterlaag verzameld worden. Gezien krakeend al grondelend foerageert, zijn zones met een waterdiepte > 25 cm ongeschikt voor de soort. Echt diepe plassen met weinig ontwikkelde oevervegetatie worden gemeden. Een voldoende goede waterkwaliteit zodat is nodige zodat weelderige onderwatervegetaties kunnen ontwikkelen.

Herhaalde of langdurige menselijke verstoring (waterrecreatie, wandelaars op oevers,…) op < 300 m van foeragerende of rustende vogels heeft een negatief effect.

Tafeleend – Aythya ferina

Tafeleend vertoont een algemene stijgende trend in broedvogelpopulatie. De in Vlaanderen overwinterende tafeleenden zijn vooral afkomstig uit Oost- en centraal Europa. Een deel van onze broedvogels zal hier blijven en een ander deel overwintert zuidelijker. Tafeleend maakt gebruik van ondiepe en voedselrijke zoetwaterplassen om te foerageren en is overwegend herbivoor.

De tafeleend is ’s winters aanwezig op rivieren, kanalen en grote waterplassen. Foerageren gebeurt ’s nachts op kleinere plassen en kanalen waar de soort overdag niet of nauwelijks te zien is. Ze duiken tot op een diepte van 2 meter naar allerlei plantaardig of dierlijk materiaal, maar er wordt ook gegrondeld.

Bijlage 3

Wintermaxima van watervogelsoorten op Vissenakker - Houbenhof en de Dagrasaplas - Koole Greent, 1999/00 tot 2010/11

Gebied Soortnaam 1999 -00 2000 -01 2001 -02 2002 -03 2003 -04 2004 -05 2005 -06 2006 -07 2007 -08 2008 -09 2009 -10 2010 -11 Vissenakker -Houbenhof Roodkeelduiker 1 Vissenakker -Houbenhof IJsduiker 1 Vissenakker -Houbenhof Dodaars 2 11 5 7 5 5 5 3 4 2 3 8 Vissenakker -Houbenhof Fuut 101 43 85 74 100 88 147 78 40 105 531 421 Vissenakker -Houbenhof Roodhalsfuut 1 Vissenakker -Houbenhof Aalscholver 37 51 38 229 80 54 26 35 132 18 71 112 Vissenakker -Houbenhof Grote Zilverreiger 1 3 Vissenakker

-Houbenhof Blauwe Reiger 9 11 7 6 11 15 16 14 11 7 7 4

Vissenakker

-Houbenhof Knobbelzwaan 11 3 8 4 6 2 6 11 8 18 19

Vissenakker

-Houbenhof Zwarte Zwaan 1 1 1 1

(14)

Vissenakker

-Houbenhof Grauwe Gans 443 530 276 510 373 1357 1575 550 189 515 667 1320

Vissenakker

-Houbenhof Boeregans 7 10 6 8 12 6 6 5 6 7 10 7

Vissenakker

-Houbenhof Indische Gans 4 1 1 2 3 3

Vissenakker

-Houbenhof Sneeuwgans 1 1

Vissenakker

-Houbenhof Canadese Gans 5 4 2 3 9 34 6 4 4 1 9

Vissenakker -Houbenhof Kleine Canadese Gans 1 1 3 6 3 Vissenakker -Houbenhof Brandgans 1 9 2 57 302 329 402 524 564 840 1041 1140 Vissenakker -Houbenhof Roodhalsgans 1 1 1 Vissenakker -Houbenhof Magelhaengans 1 1 Vissenakker -Houbenhof Nijlgans 21 74 50 67 128 67 71 130 90 36 179 151 Vissenakker -Houbenhof Casarca 2 Vissenakker -Houbenhof Bergeend 8 6 8 19 8 2 2 11 9 12 1 10 Vissenakker -Houbenhof Ringtaling 1 Vissenakker -Houbenhof Mandarijneend 4 Vissenakker -Houbenhof Smient 366 828 339 344 557 343 1042 526 474 852 610 214 Vissenakker -Houbenhof Krakeend 4 18 16 2 6 11 2 24 53 21 Vissenakker -Houbenhof Wintertaling 133 67 81 169 30 26 66 52 14 8 20 14 Vissenakker

-Houbenhof Wilde Eend 184 604 814 1523 699 311 525 259 241 644 1070 410

Vissenakker -Houbenhof Soepeend 20 18 11 7 7 4 6 14 4 6 2 3 Vissenakker -Houbenhof Pijlstaart 3 1 1 3 Vissenakker -Houbenhof Zomertaling 1 Vissenakker -Houbenhof Slobeend 1 2 Vissenakker -Houbenhof Tafeleend 552 246 605 237 306 75 573 65 30 144 147 299 Vissenakker -Houbenhof Kuifeend 53 17 109 19 9 58 120 33 12 115 89 116 Vissenakker -Houbenhof Toppereend 2 1 3 12 Vissenakker -Houbenhof Eider 1 1 1 1 Vissenakker -Houbenhof Zwarte Zee-eend 1 Vissenakker -Houbenhof Grote Zee-eend 4 3 1 Vissenakker -Houbenhof Brilduiker 9 11 5 9 13 10 8 2 3 10 6 17 Vissenakker -Houbenhof Kokardezaagbe k 1 1 Vissenakker -Houbenhof Nonnetje 8 5 2 5 9 7 Vissenakker -Houbenhof Middelste Zaagbek 4 1 Vissenakker

-Houbenhof Grote Zaagbek 2 4 1 2 2 3 2 9 17

(15)

Vissenakker -Houbenhof Watersnip 1 54 10 2 4 Vissenakker -Houbenhof Grutto 7 1 12 2 42 12 Vissenakker -Houbenhof Wulp 1 1 3 4 Vissenakker -Houbenhof Tureluur 1 Vissenakker -Houbenhof Witgat 1 1 6 1 1 1 1 1 1 Vissenakker -Houbenhof Oeverloper 1 1 Vissenakker -Houbenhof Kokmeeuw 203 370 247 65 167 167 153 415 148 467 180 196 Vissenakker -Houbenhof Stormmeeuw 52 11 34 23 38 16 20 28 20 31 190 42 Vissenakker -Houbenhof Kleine Mantelmeeuw 2 14 1 1 1 Vissenakker -Houbenhof Zilvermeeuw 221 183 49 6 44 7 6 8 21 6 16 16 Vissenakker -Houbenhof Geelpootmeeu w 1 2 1 6 3 2 1 Vissenakker -Houbenhof Pontische Meeuw 2 5 1 1 1 4 1 Vissenakker -Houbenhof Grote Mantelmeeuw 1 3 1 1 1 2 1 Kessenich KINROOI Roodkeelduiker 1 1 Kessenich KINROOI Parelduiker 1 Kessenich KINROOI Dodaars 4 1 3 6 7 18 7 8 4 2 2 Kessenich KINROOI Fuut 134 44 68 53 91 86 204 35 66 31 43 100 Kessenich KINROOI Roodhalsfuut 1 1 Kessenich KINROOI Kuifduiker 2 Kessenich

KINROOI Geoorde Fuut 1

Kessenich KINROOI Aalscholver 29 12 14 1000 22 38 108 13 6 350 13 317 Kessenich KINROOI Grote Zilverreiger 1 1 1 1 1 1 Kessenich

KINROOI Blauwe Reiger 14 8 12 13 11 6 9 4 5 5 2

Kessenich KINROOI Knobbelzwaan 4 2 4 6 9 3 19 11 21 9 Kessenich KINROOI Zwaangans 1 Kessenich KINROOI Rietgans 1 Kessenich KINROOI Toendrarietgan s 92 45 10 1 Kessenich KINROOI Kolgans 4 26 5 288 3775 320 34 286 Kessenich

KINROOI Grauwe Gans 29 30 225 56 478 175 1210 90 1435 350 284 308

Kessenich

KINROOI Boeregans 5 7 4 3 3 2 1 1

Kessenich

KINROOI Indische Gans 1

Kessenich

KINROOI Canadese Gans 1 4 4 4 2 3

(16)

Kessenich

KINROOI Wilde Eend 354 79 123 281 343 180 226 150 163 124 102 88

Kessenich KINROOI Soepeend 2 1 6 2 1 3 1 Kessenich KINROOI Slobeend 3 10 3 5 2 Kessenich KINROOI Krooneend 1 Kessenich KINROOI Tafeleend 304 5 58 83 316 12 72 26 8 13 8 30 Kessenich KINROOI Kuifeend 90 1 7 12 52 44 70 31 19 36 59 152 Kessenich KINROOI Toppereend 2 3 Kessenich KINROOI Brilduiker 2 2 1 3 2 1 14 5 Kessenich KINROOI Nonnetje 5 3 2 1 Kessenich

KINROOI Grote Zaagbek 4 2 1 2 1 1 5

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het projectgebied is er bijgevolg onvoldoende potentiële oppervlakte aanwezig om voor het criterium minimum structuurareaal een gunstige staat van instandhouding

In het MER voor geplande windturbines in Zeebrugge, werd een eenvoudige drempel voor significante effecten gebruikt, zijnde het aantal slachtoffers dat gelijk is

Er wordt best duidelijk vermeld dat de windturbines WT 7-9 gepland worden in het telgebied ‘Polders Nieuwendamme-Nieuwpoort’, en de windturbines WT 4-6 in het

Twee van deze soorten, de driedoornige stekelbaars en de Europese paling, zijn potentiele trekvissen die een groot voordeel kunnen ondervinden van een goede verbinding

Onder terreinen met ‘effectief natuurbeheer’ zijn volgens deze documenten begrepen: de Vlaamse natuurreservaten (= aangewezen natuurreservaten), de erkende natuurreservaten,

• De inschatting van de effecten op fauna, zoals behandeld door de netwerkbeheerder, is voldoende besproken om een beslissing te kunnen nemen inzake het voorliggend

landbouwschade door overzomerende ganzen- Een eerste aanzet voor een modelmatige benadering” (Huysentruyt et al?. 1.1 Heeft het INBO telgegevens van grauwe gans uit het

Dit resulteert bij populaties wilde Canadese ganzen uit Noord-Amerika in een aandeel van 29,5% niet-broedende Canadese ganzen in een populatie (Dieter &amp; Anderson 2009).