• No results found

10 7~:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "10 7~:"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UilDE

7~:

J. Schalker:

WAAROM GEEN TROEPEN NAAR INDONESIË?

M. Joesoel:

DE NATIONALE REVOLUTIE IN INDONESIË F. Baruch:

HET SOLIDARISME Wetensch. Bureau der C.P.N.:

DE BETEKENIS DER VRUCHTWISSELING S

J.

Rutgers:

NATIONALISATIE

J.

A. N. Knuttel:

HET NEDERLANDSE VOLKSKARAKTER, 111

(2)

POLITIEK

marxistisch

maandblad

Cultuur

NIEUWE REEKS

le JAARGANG No. }

0

OCTOBER 11946

POLITIEK EN CULTUUR

verschijnt eenmaal per maand, voorlopig in afleveringen van 32 !blad-zijden, en is eèn voortzetting van P. en C. verschenen in de jjaren 1936 tot 1940 onder redactie van Mr.

A.

S. de LEEUW

t.

K. cBEU-ZEMAKER

t

en J. W. DE GROOT (Dr. G. W. KASTEIN)

t

REDACTIE

F. Baruch, H. Gortzak,

A.

F. Mellink, hist. drs. en Eva Tas, hist. dra. Secr.

STUKKEN

voor de redactie aan de secretaresse, Leidschestraat 25, Amsterdaam-C vóór de 10de van iedere maand.

REDACTIERAAD

Ir. S. J. Rutgers, Theun de Vries, B. S'. Polak> arts,. Dr. N .Kof, J. Bot, arch., Mevr. B. van den Muyzenberg- Willemse, Mr. M. D.

Proper, J. van Santen, G. Geelhoed.

ADMINISTRATIE

Uitgeverij Pegasus, Leidschestraat 25, Amsterdam-C. - Tel. 35957 Postrekening no. 173 127

ABONNEMENTSPRIJS

Franco per post

f

2.- per halfjaar,

f

4.- per jaar. Men abonneert zich tot wederopzegging voor een gehele jaargang.

L 0 S S E N U M M E R S 35 Cent

verkrijgbaar bij de boekhandel, kiosken en onze ÄÇJenten.

(3)

Waarom

.

?

geen troepen naar

lndones~~

do&

J.

Schalker

In de pers, in de Eerste en Tweede Kamer, voor de radio en op het speciale congres van de P. v. d. A., stond het vraagstuk Indonesië gedurende de algelopen weken in het middelpunt van de belangstelling.

Hoe komt men uit de impasse in Indonesië, zal het tot een gewapend conflict komen en hoe zal de formule luiden, die de oplossing moet brengen? Ziehier de vragen, waar het om gaat.

De moeilijkheid daarbij is om tot de formule te komen, die aan de wensen van de Indonesiërs voldoet en tevens de goedkeuring van Nederland heelt. Moeilijk is dit voor diegenen, die ook nog naar anderen hebben te luisteren dan naar de groepen, die werkelijk de belangen van het Nederlandse en Indonesische volk vertegenwoordigen.

Makkelijk voor diegenen, die consequent de strijd voeren voor de vernieuwing van de wereld, voor de vooruitgang en het socialisme.

Voor de laatsten is er slechts één formule, die duidelijk en aanvaardbaar is: vrijheid en onafhankelijkheid voor het Indonesische Volk, het scheppen van de voorwaarden, die het Indonesische Volk de mogelijkh7id bieden zijn nationaal· democratische revolutie te volvoeren. · _ Maar het zij reeds bij voorbaat vastgesteld, dat diegenen, die thans de regerings· verantwoordelijkheid dragen, tot de eerste categorie behoren, die liever luistert naar de wensen van enkele ,.machtigen der aarde" dan rekening te houden met de belangen van beide volkeren. ·

Alle manipulaties van de zijde der Nederlandse regering in de algelopen periode, hebben tot niets anders geleid, dan tot een verdieping van de kloof tussen Neder· land en Indonesië. Noch de conferenties in Indonesië tussen van Mook en de regering van de Indonesische Republiek, noch de conlerentie op de Hoge Veluwe, noch de marionetten-conferentie van Malino hebben resultaat opgeleverd, omdat bij al deze besprekingen in de eerste plaats werd uitgegaan van de belangen van een kleine groep Nederlanders en geen rekening werd gehouden met de redelijke eisen van de Indonesische republiek.

Het probleem Indonesië is thans in een beslissend stadium gekomen. De komende weken zullen laten zien, of men we;'kelijk de weg wil gaan, die In het belang der beide volkeren is, of dat wij een periode tegemoet zullen gaan, die ons volk zal doen terugvallen tot de jaren 1940- '45. En wij zullen het laatste zien ge beu· ren, wanneer de politiek van vertraging, van verdeeldheid zaaien in Indonesië niet onvoorwaardelijk wordt losgelaten.

Kan men daarop rekenen, gezien de huidige politieke verhoudingen en de samen· stelling van de nieuwe regering?

Wij menen dit ernstig te moeten betwijfelen op grond van de gebeurtenissen der laatste weken. Er zijn vele momenten aan te wijzen, die al diegenen die het ernstig menen met de belangen van het Nederlandse volk alarmeren en tot grotere activiteit aansporen.

In het korte bestek van dit artikel willen wij er twee noemen, die wel de belang· rijkste zijn:

1e. De samenstelling van de Commissie Generaal. 2e. Het sturen van troepen naar Indonesië.

De communisten hebben zowel in de Tweede als Eerste Kamer hun bezwaren te dien aanzien kenbaar gemaakt. Ten aanzien van de Commissie hebben zij gevraagd w i e er gaan en w e I k e i n s t r u ct i e zij hebben. Hoe de instructie luidt weten we nog niet, maar de namen der leden kennen wij nu wel, en die voorspellen niets goeds ten aanzien van de inhoud van de instructie. Wij achten

(4)

de samensteiling van deze commissie van dien aard, dat zij een werkelijke oplos· · sing in den zin zoals- die door het Indonesische en Nederlandse volk wotGt ~

gewenst eerder in de weg zal staan, clan haar te vergemakkelijken. Deze samen· stelling is het bewijs voor wat wij hierboven gezegd hebben, dat het moeilijk is voor een regering die ook nog andere belangen moet verdedigen dan uitsluitend die van het Nederlandse volk, om tot een oplossing van het Indonesische vraagstuk te komen, en zij onderstreept de critiek, die wij in de Eerste en Tweede Kamer gebracht hebben.

Wij hebben echter vóór het zenden van de commissie gestemd, omdat wij elke stap ondersteunen, die er toe kan leiden, dat de onderhandelingen met de Republiek Indonesië weer worden opgenomen en omdat wij vertrouwen hebben in de krachten der nationaal-democratische revolutie in Indonesië, die zeker weerstand zullen weten te bieden tegen elke reactionnaire druk.

De tweede belangrijke zaak, die hiermede nauw verband houdt, is die waarover zo druk gediscussieerd werd: is het zenden van troepen tegelijkertijd met het vertrek van de Commissie Generaal niet een belemmering voor een vreedzame oplossing?

Door alle bladen vanaf Trouw tot aan het Vrije Volk toe werd deze vraag met "neen' beantwoord, waarbij alleen de argumenten hier en daar wat verschilden, maar allen waren het erover eens, dat de troepen er heen moesten om orde en rust te herstellen.

De beantwoording van déze vraag is o.i. beslissend voor die van de volgende: Zijt gij voor een vreedzame oplossing in Indonesië, ja of neen?

Ja, dan moet men ophouden te veinzen dat men voor een vreedzame c-plossing en samenwerking met de Republiek Indonesië is. Het zenden van troepen lijkt op het geval van den bankbediende, die men op een stoel vastbindt, met een revolver in de hand om de sleutel van de brandkast vraagt, terwijl men hem een deel van de buit belooft als hij "vrijwillig" de sleutel te voorschijn haalt. Want het zenden van troepen kan door de Indonesiërs, welke uitleg men er ook aan geeft, alleen gezien worden als een bedreiging, als een pressie bij de onderhandelingen die straks zullen plaats vinden. Het optreden van de Nederlandse troepen" waar· over talloze berichten zijn binnengekomen, is niet van dien aard, dat de Indonesiërs daardoor groot vertrouwen hebben gekregen in hun vreedzame bedoelingen. Het Parool schreef op 4 September hierover:

"Binnenkort verdwijnen de Engelse troepen. Hoe men verder over onze troepen denke moge, het staat vast, dat vanaf het ogenblik, dat Nederlandse en Javaanse soldaten tegenover ·elkaar staan, de overeenstemming vele

malen moeilijker wordt en de aanleidingen tot wrijvingen vele malen tal· rijker. Het is nu eenmaal zo, dat de Indonesiërs in onze troepen een

machtsinstrument zien van een belanghebbende die zij niet volledig ver· trouwen. Aan de andere kant zal het meer moeite kosten om conservatief ingestelde Nederlandse officieren binnen de perken van hun instructie te houden, wanneer de Engelse legerautoriteiten er niet meer zijn." Het is duidelijk, voor diegenen, die een "4E!rkelijke oplossing in Indonesië ver· langen, bestaat er maar één alternatief: Stopzetting van de troepentransporten, onderhandelen op de basis van volkomen gelijkwaardigheid, stopzetten van alle vijandelijkhèî:len. Dan eerst is de sfeer geschapen, waarin men over redelijke voorstellen over en weer kan discussiëren.

-Men kan dan wel beweren, dat de troepen die weggestuurd worden een vreedzame '-taak hebben, dat zij de '-taak van de Engelsen over moeten nemen, om de republiek Ie helpen bij haar moeilijkheden.

Maar het valt toch niet meer te ontkennen, dat in Indonesië gevochten wordt tegen de T.R.I., het leger van de Republiek. Wanneer dit niet het geval zou zijn, dan behoefde Gen. Majoor Forman niet te zeggen, dat hij: "er in toestemt - in afwachting van de completering der wapenstilstandsplannen - de geallieerde troepen opdracht te geven hun a c I i v i I e i t I e b e p e r k e n tot het hand· haven van hun stellingen en verder alleen op te treden ter zelfverdediging" (de "Tijd" van Maandag 2 September).

Wat voor activiteit ontplooiden deze troepen dan voordien?

De Nederlandse troepen gaan weg om de Republiek te helpen orde en rust te vestigen? Maar waarom vecht men dan tegen de T.R.I., al en toe zelfs met de hulp van Japanners, terwijl men gekomen is om deze te likwideren? Men behoeft voor het herstel van orde en rust in Indonesië niet tegen de T.R.I. te vechten. De T.R.I. heelt de taak van de geal.lieerden wat betrelt de gebieden waar zij de macht uitoefent (en dat is het overgrote deel van Java en Sumatra) officieel

(5)

overgenomen. l:n het zou onze taak zijn, de

T.R.I.

daarbij te steunen, desnoods met wapens en om de strijd van de T.R.I. tegen rampokkers .en anderen, die tegen de Republiek zijn, mogelijk te maken. En niet om de T.R.I. te beoor· logen, waardoor zij niet haar volle kracht kan werpen op deze "taak. Wanneer men werkelijk van plan is om de republiek te helpen, stuurt men geen leger. Dan stelt men het leger van de republiek zelf in staat zijn opdracht naar behoren te vervullen.

Schreef het Vrije Volk niet:

"Voorzover berichten een oordeel wettigen, kunnen wij aannemen - en wij nemen het gaarne aan - dat het optreden van de geregelde republi· keinse troepen in het algemeen correct is en dat de behandeling van geïnterneerde Nederlanders zo goed is als de omstandigheden het toelaten"? Wat weerhoudt ons er dan van, om deze geregelde troepen te ondersteunen in hun taak?

Laten wij ronduit zeggen dat men op het ogenblik bezig is, een militaire actie te ontwikkelen, die ten doel heelt, om planmatig, uitgaande van West-·Java, geheel Java militair te bezetten en daardoor de waarborgen te scheppen voor de bezitters van de olie·, rubber- en suikeraandelen, dat zij straks weer hun bezittingen kunnen overnemen.

Daarom protesteert de Republiek Indonesië zeer terecht tegen het zenden van troepen. Daarom is bij voorbaat (afgezien van andere factoren) het optreden van de Commissie-Generaal in een kwaad daglicht komen te staan (al hopen wij, ·dat

zij succes zal hebben). Daarom zijn wij communisten tegen het zenden van troepen naar Indonesië. Niet zoals Trouw schrijft, omdat de communisten overal tegen zijn, maar omdat we voor iets zijn, waar Trouw tegen is.

Wij zijn er vóór, dat Nederland tot overeenstemming komt met de Indonesische republiek, wij zijn er voor, dat de Republiek Indonesië de vrijheid en onalhan· kelijkheid krijgt, waar zij recht op heelt; wij zijn er voor, dat vrede en vriendschap tussen het Indonesische en Nederlandse volk .zo snel mogelijk tot stand komt; wij zijn er voor, .dat de economische betrekkingen tussen Nederland en Indonesië zo snel mogelijk opgenomen worden, betrekkingen, die voor beide volkeren hun vruchten zullen afwerpen en ons bij de wederopbouw van ons land enorme diensten zullen bewijzen.

Dit alleen is het beláng van beide volkeren. En of daarbij de belangen van enkele tientallen suikermagnaten geschaad worden, interesseert ons geen zier.

Reeds nu heeft de angst van enkele Nederlanders om iets te verliezen in Indonesië lot gevolg, dat de ln.donesische Republiek haar economische betrekkingen met an· dere landen v·ersterkt. De Amerikanen zijn zeer actief en hebben reeds '(ele con· Iraeten met de republiek afgesloten. Men kan dit de republikeinse regering niet euvel duiden. Voor haar is het bestaan van de Republiek lndonesia een feit en zij doet alles om de republiek ook economisch te versterken. Door de politiek der Neder· landse regering was het daarentegen niet mogelijk die betrekkingen met Nederland in goede banen te leiden. Welnu, dan doen zij zaken met anderen, met Amerika en Brits Indië.

En bij het gehele vraagstuk van de troepen-uitzending moet m11n één ding duidelijk voor ogen houden, hetgeen ook door den Indonesischen Minister van Defensie, Sjariloedin, met nadruk gezegd is, n.l.: "dat de Indonesische onafhan-kelijkheid nooit door een Nederlands leger omver geworpen zal kunnen worden". Een gewapend conflict in Indonesië zal alleen tot gevolg hebben, dat de kans op goede betrekkingen tussen Nederland en Indonesië als gelijkwaardige partners voor goed verkeken is.

Wanneer men de zaak bekijkt van de zijde van diegenen, die een werkelijke op· lossing wensen, spreken alle argumenten tegen het zenden van troepen. Daarbij is er nog één argument, dat voor ons als Nederlanders geldt.

Een geweldpolitiek ten aanzien van Indonesië wordt door de overgrote meerder· heid van ons volk afgewezen. De stemming onder de soldaten is tégen de uitzen· ding naar Indonesië. De Nederlandse soldaten wensen voor het merendeel geen': oorlog met de Indonesiërs, doch vrede en vriendschap.

Tienduizenden Hollandse jongens, waarvan het grootste de"el bewust hunkert naar een vreedzame oplo56ing in Indonesië, zullen tegen hun wil en die van hun ouders naar Indonesië worden gestuurd.

Duizenden leven op het ogenblik in dezelfde spanning als in de dagen der be:r:et· ting, toen wildgeworden Nazi's razzia's in steden en dorpen hielden op "vrijwil·

(6)

I

lige'' arbeidskrachten voor Duitsland. En oók nu weer zijn Nederlanders onder· gedoken, die menen te moeten weigeren aan een onrechtvaardige zaak mede \e werken. Duizenden lopen met de gedachte rond straks wanneer zij aan de beur\ zijn, hetzelfde te doen. Heeft men zich in Den Haag wel eens afgevraagd, welke krachten de maàtregelen van de regering wakker roepen 7 Nu kan men

natuurlijk door allerlei straffe maatregelen ervoor zorgen dat de jongeris toch op de boot komen die hen naa' Indonesië zal brengen (wij denken hierbij aan de maatregelen die getroffen zijn, toen de Klipfontein vertrok). Maar dit neemt niet weg, dat men, wanneer men ,zich van zijn verantwoordelijkheid tegenover het Nederlandse volk bewust is, met deze stemmingen rekening dient te houden, en dat men niet vreemd moet opkijken, wanneer deze krachten tot uitbarsting komen. Men zal rekening moeten houden met het feit, dat het Nederlandse volk niets wil weten van een oorlog tegen de Indonesiërs, die voor hun vrijheid vechten.

Deze ontstemming, deze onrust onder een g~oot deel van ons volk, het is een waarschuwing aan onze regerin9, het is de instructie, die aan de Commissie· Generaal moet worden medegegeven.

Maar de regering is doof. Nog op het Indonesisch Congres van de P. v. d. A.

verklaarden zowel oud-minister Logemann als minister Jonkman, dat het zenden van troepen· noodzakelijk is.

Slechts de heer Palar durfde te zeggen, wat velen ook in de P. v. d. A. denken: "Nederland zal de bewijzen moeten aandragen van zijn goede bedoelingen, bij voorbeeld door omtrent de troepenzendingen overleg te plegen met de Indone-sische Republiek. '

Waarop Logemann antwoordde:

"Het zou heel gelukkig zijn, wanneer wij als gebaar, de uitzending van troepen mochten staken. Er is ook hier te lande weinig entheusisme voor de uitzending", en dan liet hij volgen: • "De troepen gaan thans voor een zeer groot gedeelte om de reeds aanwezige troepen gelegenheid te geven uit te blazen (Waarvan? schr.) en bovendien verdwijnen de Britse troepen ultimo November onherroepelijk. Wij moeten hun taak overnemen."

Wat die taak is hebben wij boven reeds uiteengezet.

De resolutie, die op dit congres werd aangenomen, werd een compromis tussen het standpunt van den heer Palar en de regering. Op het punt van de troepen• zendingen zegt zij geen duidelijk "neen". Er wordt verklaard:

"dat ten spoedigste rr,aoet worden bevorderd het afsluiten van een wapenstilstand op in overleg te bepalen voorwaarden en dat de uitzending van troepen uil Nederland dienovereenkomstig moet worden "geregeld'."

Wij willen wel duidelijk zijn.

Men kan van ons communisten niet verwachten dat wij iets zouden doen, dat ingaat tegen de belangen van het werkende volk.

Men kan van ons communisten niet verwachten, dat wij maatregelen zouden steunen die de consequentie inhouden, dat men straks tegen onze vrienden in Indonesië, die om de voltooiing van hun nationale revolutie vechten, het vuur zal openen.

Wij menen, dat de verwerkelijking van de onafhankelijkheid en. vrijheid van Indonesië ook voor het Nederlandse volk een belangrijke stap zal zijn naar de verwerkelijking van een betere maatschappij. Deze weg naar de ,bevrijding van ons land van het kapitalisme werd onder meer geblokkeerd door het koloniael systeem van de Nederlanders in Indonesië, door het feit, dat het Nederlandse volk het lndonisische Volk onderdrukte. Wanneer deze steen zal zijn verwijderd op de wijze zoals wij communisten dat voorstaan, openen zich ook voor he\ Nederlandse werkende volk grotere perspectieven in zijn strijd om een betere maatschappij, zijn strijd voor de vernietiging van kapitalisme en imperialisme. Om al deze redenen, "Trouw", zijn de communisten en met hen het vooruit-strevende deel van het Nederlandsche volk tegen de uitzending van troepen naar Indonesië. Zij vergroten immers het gevaar van een oorlog, die volgens prot Logemann een langdurige oorlog zal worden. En die oorlog kan geen ander doel hebben, dan dat het koloniale systeem na korter of langer tijd weer zal worden ingevoerd.

Wij laten ons niet In slaap sussen door mooie woorden en beloften, doch wij

blijven klaarwakker bij de harde feitenl ·

(7)

I

De

Nationale ·Revolutie

Binnen- en buitenlandse factoren

door

M.

Joesoej

Indonesië

Dat Indonesië op dit ogenblik de voorpost vormt in de strijd tegen het imperialisme, is al vaker gememoreerd. Voor de oorlog genoot de Indonesische vrijheids· beweging slechts in bescheiden mate de aan.dacht van de wereldpers. Het is bekend, dat de nationale beweging in India over een rijker ervaring beschikt dan die van Indonesië en ook in vele opzichten een groter diepgang heeft. De natio·· nale bewegingen in Birma en Malakka hebben tijdens de oorlog een totaal illegaal verzet ontketend; alle belangrijke politieke partijen waren in deze landen in een gemeenschappelijk ondergronds front verenigd, terwijl in Indonesië de strijd gedeeltelijk onder- en gedeeltelijk bovengronds is gevoerd. Hoe komt het dan, dat de Indonesische nationale beweging in staat is geweest dadelijk na de oorlog in de voorste rij te komen?

De verklaring dient in de eerste plaats gezocht te worden in de voor Indonesië gunstige ontwikkeling der objectieve factoren. Japan, dat een groot gebrek aan manschappen en materiaal had, heeft geen moeite ·gespaard om de Indonesiërs en in het bijzonder de weke gedeelten der nationale beweging voor zijn eigen oorlogsdoeleinden te mobiliseren. Bij gebrek aan een eigen koloniaal apparaat heeft het meer dan tot dan toe het geval was de Indonesiërs geplaatst op de hoge administratieve en technische posten. G~brek aan troepen heeft het er toe genoopt de Indonesische jongeren vertrouwd te maken met de moderne wapenen. Deze noodzakelijke concessies werden opgediend als de zegeningen van de politiek van een leidend Aziatisch broedervolk. Nationalistische leuzen, met vaak een anti-westers en chauvinistisch karakter, die de brute militair-fascistische onderdrukking moesten bemantelen, hebben grote groepen van Indonesiërs uit de politieke apathie van het koloniale systeem gehaald. Meer dan eens is het gebeurd, dat de wapens van het nationalisme, waarvan de Japanners zich hebben bediend, tegen hen zelf zijn gekeerd. De opstand der dienstplichtigen in Kediri, die van Blitar, Tasikmalaja en lndrapoera, de opstanden op Sumatra en West-Borneo tijdens de bezetting zijn hiervan de getuigen. Deze gebeurtenissen moeten ongetwijfeld gezien worden ook als verdiensten van leiders als Soekarno en Hatta, die. binnen de door de bezetting gestelde perken en in samenwerking met de illegale strijders de vrijheidswil hebben levendig gehouden. Terwijl in de andere door Japan bezette landen de gezamenlijke ondergrondse nationalisten de bezettende macht en alles wat daaraan vastzat vogelvrij verklaarden, maakten de legale en illegale strijders van Indonesië onderlinge afspraken. Deze houding is ingegeven door de relatieve zwakte van de vooroorlogse nationale beweging, waarvan de leiding in handen was van meer rechtse groeperingen, die door de behoudzuchtige politiek van Colijn-Welter verwachtingen zijn gaan koesteren van een eventuele Japanse opdrin-ging. Als gevolg hiervan is het niet verwonderlijk, dat de strijd door deze groepen bovengronds werd gevoerd, omdat de linkse groeperingen, die in de andere koloniale landen leiding hebben gegeven aan het georganiseerde illegale front, door de Digoel-politiek van de G.G., die Mussert in zijn paleis ontving, ·mee-dogenloos waren onderdrukt.

(8)

achtergelaten apparaat. Het ongecoördin·eerde optreden en de wem1ge consolu·l-datie in de eerste levensdagen van de Republiek, die een gunstig werkterreinn vormde voor provocateurs van allerlei slag, zijn hiervan het gevolg.

In Malakka daarentegen heeft het anti-Japanse front in de periode van 15 Augus·;· lus tot de landing van de Britse troepen op 5 September het land volledig onderor zijn controle gehad. ,

Een ander nadeel is de gunstige voorwaarde, die door de anti-fascistische gezind-l-held van na de oorlog wordt geschapen voor de imperialistische propaganda, als zouu ,de Republiek een Japans maaksel zijn. Het was echter eveneens een hlstorischee onvermijdelijkheid, dat al gauw de ondergrondscha strijders de leiding haddenn in de nationale revolutie, die in de Republiek zijn uitdrukking vond. Gen.1. Christison had de toestand juist beoordeeld, toen hij na zijn landing op Java dee verwachting uitsprak, binnen twee à drie maanden de werkelijke leiders vann Indonesië te zullen ontmoeten. Het eerste kabinet van President Soekarno was doorr mannen als Soebardjo e.a. werkelijk te zwaar belast met Japanse en buitenlandsee agenten in de ware zin van het woord. Reeds uit het politieke m~nifest van dee Republikeinse regering van 1 November van het vorig jaar bleek duidelijk dee invloed van Sjahrir, die sedertdien de grondslag is '·geworden van de Indonasischee buitenlandse politiek. Tien dagen later, tijdens de zware gevechten in Soerabaja,1, vormde Sjahrir een kabinet. ._

Eenmaal de leiding in handen van de progressieve vleugel, is de Republiek inn staat gebleken alle stormen van binnen en buiten te doorstaan. Drie gunslign objectieve factoren werkten de kracht van de nationale revolutie in Indonesië in1 de hand. .

Het Nederlandse koloniale stelsel vond voor de oorlog zijn centrum op Java en1 Sumatra. Beide eilanden vormden het voornaamste exploitatieterrein van het buiten--landse kapitaal en daar was ook de kern van het koloniale bestuur gevestigd.!. Vooral Java met zijn .dichte bevolking vormde het reservoir voor het arbeidslegerr op· de Westerse ondernemingen en de gouvernementsinstellingen. Nu heeft eenss een Franse deskundige in koloniale bestuursaangelegenheden, Prof. Bousquet, helt Nederlandse imperialisme om twee redenen gelukgewenst: ten eerste dat de Javanenn het zaéhtste volk der aarde zijn en juist op Java de macht van de N.l. regering~ is geconcentreerd. Hij maakte de, onheilspellende opmerking, dat indien JavH bewoond . werd door Atjehèrs, Kabylen of Sikhs, Nederland nooit dit eiland zouJ kunnen beheersen. Ten tweedé de ·'aanwezigheid van een Chinese middenstand! als neutrale of loyale groep tussen de. Indonesiërs en het vreemde bestuur. Hijj

s~elde vast dat zij een belangrijke socialè, economische en intellectuele ·kracht!

vormden, die weinig door het inheemse nationalisme is besmet, terwijl in Tunis" India en Indo-China de middenstand inheems is,· en de nationale beweging daaruat haar intellectuele kader betrekt.

laat de professor en zijn Engelse collega's zich ,9elukkig prijzen, dat het Engelse! en Franse imperialisme niet in dezelfde mate de gevolgen van deze geografi&che em

maatschappelijke factoren in hun koloniën hebben gekend als het Nederlandse. Deo lafheid van het koloniale regime in een botsing met een machtiger tegenstander· hebben de Javanen het duidelijkst beleefd; de. bezetting heelt Java maatschap•• pelijk en geestelijk het diepst omwoeld. De Republiek begon niet in Atjeh, maar teo Batavia en met de ontwapening der Japanners ging de Javaanse jeugd voor. Deo Republikeinse beweging heeft het Nederlandse imperialisme het hardst getroffen in1 zijn voornaamste bolwerk. Ook het tweede voordeel, het ontbreken of de zwakte· van de inheemse middenstand, verandert nu steeds sterker. in het nadee\ van het imperi;:~lisme. De Republiek, die vooral haar kracht moet putten uit de massa van de koloniaal en feodaal onderdrukte boeren en werkers, kreeg hierdoor een radicaal karakter, waarbij de nationale revolutie hand in hand gaat met een sociale revolutie, die naar buiten een grote strijdbaarheid demonstreert en naar

binnen gericht is tegen de feodale resten, die opzettelijk in het leven war.en gehouden en tegen de economische overheersing van een kleine bovenlaag, die het kenmerk is geweest van de vooroorlogse verhoudingen. He! is toch tekenend! dàt na een jaar van intimidatie en hernieuwde beloften de N.l. regering nog geen ftont,heeft kunnen vormen met. één socia.le groep in de Indonesische s.amenleving op Java en Sumatra, om met haar een loyale politiek van verlich.te voogdij te voeren.

Indonesië was een kolonie van een kleine mogendheid, die voor, tijdens en na .de oorlog .sterk afhankelijk was van de grotere broers Ónder de imperialisten. Berooid als ze was van alle machtsapparaat, was ze voortdurend beducht dat de groleo met de crè~e van d,e koloniale wereld zo~;~den ·weglopen. Tijdens de. oorlog werd~n

(9)

"

in Amerika vaak stemmen gehoord om de koloniale landen die daarvoor in aan-merking. komen na een bepaalde overgangstijd onafhankelijk te ·verklaren, naar het voorbeeld van de Philippijnen. (Een gematigd concept van voor de oorlog, naar het Philippijnse voorbeeld, de petitie Soetardjo, is door de Ned. regering en het Parlement verworpen). Ook andere minder prettige stemmen kon men er ver· nemen, n.l. om Indonesië onder een trusteeship te plaatsen van belanghebbende mogendheden, met Nederland als mandataris. Naar aanleiding van deze klanken; heelt minister Van Kleflens een duidelijker verklaring van die zijde willen uitlokken door te zeggen, dat hij vreesde, dat het bestuur van de wereld in handen zou geraken van de groten. Het antwoord van Cordell Huil was voor het Nederlandse kolonialisme weinig bemoedigend. "De Verenigde Staten bedanken

er

voor om iedere ochtend voor het ontbijt de les gelezen te krijgen betrellende hun bedoe· lingen met de kleine landen". Volgens Engers: "Indië in de branding", zou hij dit letterlijk gezegd hebben. Huil voegde hieraan toe, "dat zulks in het bijzonder niet gewaardeerd werd van een zegsman van een koloniale mogendheid, die niet in slaat was zelf· haar koloniale bezit te verdedigen en voor de he'rovering ervan voornamelijk aangewezen was op de Verenigde Staten". Inderdaad werd dit in die kringen als iets heel pijnlijks gevoeld. "Trouw", dat de terugkeer van de Nederlandse troepen zag als een machtsdemonstratie, sprak er al in Augustus voordat er wat bekend was van de Republiek, zijn bezorgdheid over uit, dat de Indonesische bevolking Nederland overwonnen zag ·terugkomen in het "kielzog der geallieerden". Oe "Nieuwe Eeuw" schreef in die dagen, dat de plaats en de positie van het Koninkrijk der Nederlanden duidelijk was. "Het is een der aarde· planeten die zijn rondedans danst rond de zon der Angelsaksische mogendheden". Ondanks dit astronomische gelank is de houding der bovengenoemde mogend-heden rampzalig geweest voor het Nederlandse imperialisme. Prof. Schermerhorn heelt een rake opmerking gemaakt toen hij zei, dat Nederland een half jaar te laat is bevrijd en Indonesië een jaar te vroeg. Dat dit is geschied is te wijten aan de stelselmatige vrees van Churchill om een tweede front in Europa te vormen, waarover lngersoll nu een boekje heeft opengedaan. Anderhalve maand na de uitroeping van de Republiek landde gen. Christison met twee duizend man in Batavia. Hij en Van Mook konden onder die omstandigheden niets anders doen dan met de Indonesische president te onderhandelen, de heftige campagne van de personen van ,,Indië in nood' ten spijt. De eerste sanctie aan de Republiek was hierdoor gegeven. De tegenwerking van Australië en de non-interventie politiek van de Verenigde Staten zijn verder beslissend geweest voor de ontwikkeling van de Republiek in zijn eerste dagen.

Dat de Republiek kwam te staan tegenover een relatief sterk verzwakt imperialisme van een kleine mogendheid, die bovendien voor een krachtiger Britse interventie afwisselend in Singapore en in Londen vertogen moest gaan houden, was de derde gunstige factor voor het slagen van de nationale revolutie in Indonesië.

' ' Z o reageerde in een uiterst critieke periode het Nederlandse volk door zijn exponenten, de diverse regeringen en de Nederlandse kolqniale samen· leving, op de noodlottige gang der gebeurtenissen in deze Indische tragedie - steeds traditioneel in zijn handelen, steeds achter de leiten aan, nooit realistisch, nooit de situatie beheersend en aan de gebeurtenissen leiding gevend.'

(Prof. Mr. W. F. Wertheim in: "Nederland op den tweesprong").

(10)

Het

solidarisme

door F.

Barud:h

Wanneer men het principiële verschil tussen alle voorstellen tot sociaal·economhl· sche en meer algemeen maatschappelijke hervormingen, voortkomende uit socialisis· tische en niet-socialistische kring, kort wil aanduiden, dan zou men kunnen zeggeen dat de eersten tot doel hebben, het ideaal·. van de arbeidersbeweging, heet Socialisme, naderbij te brengen en het leven van het kapitalistische stelsel llte bekorten. Terwijl alle voorstellen tot hervorming die uit het andere kamp kome!\11, juist tot doel hebben, het leven van dit stelsel te verlengen.

Vanuit dit standpunt moet men de katholieke leer van het solidarisme of andeiS genaamd van het corporatieve stelsel beschouwen. Voor den marxistischen onder• zoeker van de moderne geschiedenis zal het geen verwondering wekken, dat de:a leer na het falen en de volledige compromittering van het fascisme meer op dt

voorgrond is komen te staan. Laten wij hieraan direct toevoegen, om go·edkopi! critiek te voorkomen, dat dit historische verband leggen, nog niet betekent, d1t fascisme en corporatief stelsel door ons vereenzelvigd worden. Wij constatertn slechts, dat zowel de staatkundige ideeën van het fascisme als van het solidarismt, evenals de ideeën van andere hervormers (zoals b.v. die van den Engelsen cor· servatleven politicus Boothby) voortgekomen zijn uit dezelfde bron: het vervd van het kapitalisme.

De theorie van het solidarisme is het eerst aangeduid in de Pauselijke enc~iet "Rerum Novarum", die in 1891 verscheen.

In deze encycliek, die zich speciaal richtte tegen de opkomende moderne vak-verbonden op socialistische grondslag, wordt het bestaan van klassen niet ontkenc. Maar, zegt deze encycliek, uit het Evangelie moet de Kerk de beginselen putter, die de klassenstrijd kunnen bijleggen en verzachten .. Zij moet tevens organet scheppen voor het verbeteren van de toestand der arbeiders. Door wederzijd; overleg moeten de belanghebbende partijen de sociale rechtvaardigheid verwe' kelijken. Daarvoor is nodig een ordening van het economische leven, gericht OJI

algemene stoffelijke welvaart.

In de modernere encycliek "Ouadragesimo Anno" wordt dit dan verder uitge·· werkt. Ordening moet er komen. Maar, de staat moet niet .almachtig a\\es cen-traliseren, doch overlaten aan de lagere organen, wat door deze beter behartig{ kan worden (het z.g. subsidiariteitsbeginsel). Er moeten bedrijfschappen komer die alle O!!dernemers en arbeiders van een bedrijfstak omvatten, die alle voor komende sotiale en economische vraagstukken in onderling overleg, volgens het

beginsel der sociale gerechtigheid en doordrongen van naastenliefde moetev oplossen.

De bezitloosheid moet door vermogensvorming worden opgeheven. De bezitter moet zorgen, dat zijn bezit sociaal juist wordt gebruikt. De belegger is moree verplicht, zo te beleggen, dat de productie van nuttige goederen wordt vergroo: en de werkloosheid wordt verminderd. De staat mag pas ingrijpen, wanneer dt bezitter zîjn zedelijke verplichtingen verzaakt .

. Een toelichting op deze encycliek verscheen tijdens de bezetting van de hanc van dr. mr. Angelino O.F.M., onder de titel "Richtlijnen voor Maatschappelijk Herstel". Terloops wijzen wij er op, dat deze toelichting op het aan het Nazi· stelsel officieel vijandelijke corporatieve stelsel, ongehinderd door Rauter en Seys! lnquart, aedrukt en verspreid kon worden.

(11)

n.l. niet uit, dat hij zonder in botsing te komen mel godsdienstige leerstellingen, het recht heeft, crilisch Ie slaan legenover deze meningen.

Hij heeft daarvoor alle reden, wanneer hij slechts in het oog houdt, dat men elementen van de solidaristische gedachtengang zeer duidelijk terug kan vin_den in de verkiezingsprogramma's van de Partij van de Vrijheid en van de beide overige rechtse partijen. Dit is overigens slechts een bevestiging van de stelling van pater Angelino en zij bewijst, dat de Katholieke theorie door bepaalde mach-tige groepen van het groot-kapitaal gezien wordt als een mogelijke grondslag voor hun toekomstige politiek.

*

Het katholieke plan tot ordening van de maatschappij gaat in tegenstelling tot de marxistische theorie van de gedachte uit, dat .,kapitaal", ,.ondernemer" en ,.arbeid" evenwijdige belangen hebben, die slechts door een nieuwe vorm van samenwerking ten volle tot hun recht komen.

Pater Angelino schrijft:

,.Doordat in de maatschappij kapitaal en arbeid samenwerken, ontstaat er meer rijkdom dan aanwezig zou zijn wanneer beiden gescheiden bleven. Dan werden immers de mogelijkheden op het gebied van productie niet ten volle verwezenlijkt. Beide behoren dus als regel uit de samenwerking meer terug te ontvangen dan zij er in gestoken hebben."

Deze stelling wordt misschien nog duidelijker, wanneer wij de zaak omkeren. Vol-gens de corporatieve opvatting zouden dus "kapitaal" en "arbeid" beiden rijkdom voortbrengen, ook al blijven zij "gescheiden". Maar minder dan wanneer zij samenwerken.

Wij moeten echter constateren, dat in het geheel geen rijkdom wordt voortgebracht, wanneer "kapitaal" en "arbeid" gescheiden blijven. In de meeste gevallen is juist het omgekeerde het geval. Een stilliggende kolenmijn (wier voorraad niet-gedolven kolen en installaties kapitaal vormen) gaat in waarde achteruit door verval en het verouderen van de installaties. Hetzelfde geldt voor elke fabriek, voor rubber-plan'tages, enz. enz. Anderzijds zouden de goudvelden van Zuid-Afrika of de kolenmijnen van Zuid-Limburg voor de mensheid volstrekt geen waarde hebben of enigerlei kapitaal vormen, wanneer er geen arbeiders gevonden konden worden, om het goud of de kolen naar de oppervlakte te halen. Een fabriek voor het vervaardigen van bontjassen, gebouwd in het centrum van de Sahara-woestijn zou om soortgelijke redenen minder waard zijn dan oud roest. Geen enkele kapitalist zou bereid zijn aandelen te kopen van een maatschappij die het plan heeft opgevat om op dezelfde verlaten plek een fabriek te bouwen voor het vervaardigen van - laten we zeggen - rijwielen of scheepsmotoren. Om de eenvoudige reden, dat de nodige arbeiders niet gevonden kunnen worden (om niet te spreken over de afwezigheid van elke mogelijkheid tot afzet). Maar dezelfde kapitalisten zijn wel bereid, om geld voor te schieten voor het bouwen van een nieuwe kolenmijn in Limburg, omdat ze weten dat de nodige arbeiders wèl gevonden kunnen worden en de afzet van de producten volgens menselijke berekening verzekerd is. Deze simpele voorbeelden illustreren slechts het feit, dat de mogelijkheden tot voortbrenging van nieuwe waarden niet "onvolledig" (zoals de solidaristische theorie beweert), maar in het geheel niet verwezenlijkt worden, zolang er aan een voorhanden grondstof of productiemiddel geen arbeid te pas komt.

De kapitalist kan derhalve ook slechts nieuwe waarde aan zijn kapitaal toevoe9en, door arbeiders aan dit kapitaal, d.w.z. deze productiemiddelen te werk te stellen. Niettegenstaande de foutieve theoretische grondslag van de solidaristische ziens-wijze, zou men. natuurlijk vol kunnen houden, dat kapitalist en arbeider toch gemeenschappelijke belangen hebben.

Ook deze stelling wordt door de socialistische arbeidersbeweging afgewezen. En wel om twee redenen.

Ten eerste omdat in het kapitalistische stelsel niet de behoefte van de serneenschap bepaalt, wat voortgebracht moet worden, maar het winstbelang van den kapitalist. Hierin staat de socialistische opvatting niet alleen. Angelino beaamt deze stelling. Zelfs ,.Trouw" schreef in bezettingstiJd eens:

,.Men produceert datgene wat men met winst verkopen kan. Het kan echter zeer wel zijn, dat uit een oogpunt van algemeen belang dit bedrijf niet wenselijk is."

(12)

l:n de eveneens conservatieve Ëngelse econoom Carr verklaart In zijn boek ,.Conditions of Peace":

,.De productie bepaalde ... wat zou worden geconsumeerd. Dit geschiedde binnenlands door de consument te bewegen bepaalde artikelen te kopen (cadeaustelsel, reclame); internationaal: door alleen uit een ander land te importeren als dat land bepaalde exportartikelen wilde opnemen in ruil daarvoor ... Dit is een om· kering van wat moet geschieden, n.l. dat de consument uitmaakt, wat geproduceerd moet worden."

De belangrijkste consument is evenwel de arbeider. Hij komt dus reeds om deze reden voortdurend in botsing met de belangen van den kapitalist.

De tweede nog belangrijker reden voor de afwijzing van de bewering dat kapitalist en arbeider gemeenschappelijke belangen hebben komt voort uit de economische verhouding van den een tot den ander. Het solidarisme zegt, dat de arbeider belang heeft bij de welvaart van zijn bedrijf. Dit is natuurlijk in zekere zin juist. De arbeider heeft echter geen belang bij de winst van den kapitalist. Maar onder onze verhoudingen hangt de ,.welvaart" van het bedrijf niet af van de hoeveelheid producten die het voortbrengt of van de maatsc~appelijke nuttigheid van deze producten, doch van de winst die er mee gemaakt kan worden. De zojuist genoem· de prol. Carr beweert dan ook (om de gedachte van de beweerde gemeen· schappelijke belangen kracht bij te zetten), dat zowel arbeider als kapitalist belang hebben bij hoge prijzen voor de goederen, die in ,.hun" bedrijf worden voort· gebracht.

Hij vergeet daarbij echter, dat wij hier niet te maken hebben met de subjectieve belangen van een individuele arbeider, die misschien door werkloosheid wordt bedreigd, wanneer ,.zijn" bedrijf geen winst meer kan maken. Wij hebben hier te maken met .de objectieve belangen van de arbeidersklasse. En die vereisen juist zo laag mogelijke prijzen, omdat door het algemene prijspeil en niet door de prijzen van het speciale product van een individueel bedrijf, de koopkracht van het loon wordt bepaald. De fout van de solidaristische zienswijze ligt in haar subjectiviteit. Het zijn niet alleen de verhoudingen in een bepaald bedrijf, die de levensomstandigheden van den arbeider bepalen, maar de verhoudingen in het maatschappelijk geheel. In de maatschappij echter staan het winststreven van de kapitalisten en het streven van de arbeidersklasse naar betere levensverhoudingen als onverzoenlijke tegenstelling tegenover elkaar. En dit is de bron van alle klassenstrijd.

Maar. voortbouwende op de bedriegelijke theorie van de gemeenschappelijke belangen verklaart het solidarisme, dat

,.de arbeiders soms met minder dan hun eigenlijk zou toekomen, genoegen moeten nemen, ten einde de onderneming... niet

geheel en al te gronde te richten". (Pater Angelino) Het in evenwicht brengen van de ,.gemeenschappelijke" belangen geschiedt vol· gens de leer het best in de ,.beroe!)sstand'", waarin beiden, kapitalist en arbeider op grond van hun ,.natuurlijke solidariteit" (Angelino) georganiseerd behoren te zijn.

Aangezien zij van nature gemeenschappelijke belangen hebben, behoort volgens pater Angelino het lidmaatschap van de beroepsstand verder verplicht te zijn. Ver· volgens verklaart hij, dat door de instelling van de beroepsstanden (of bedrijl· schappen) de tegenstelling van aröeider en kapitalist ,.in beginsel" wordt opgeheven!

(13)

Wanneer b.v. de ,.grillige'' meerderheid van de betrokkenen, d.w.z. de arbeiders, hogere lonen zouden eisen, dan zou de ,.ordenende" leiding deze eis kunnen afwijzen, onder verwijzing naar de gemeenschappelijke belangen. Staking zou in dit stelsel wettelijk verboden zijn.

Deze consekwentie ligt in het corporatieve stelsel opgesloten en is dan ook in het program van de K.V.P. vervat.

Maar daarmede is het autoritaire karakter van het corporatieve stelsel nog niet ten volle omschreven. Men zou b.v. kunnen zeggen, dat de ar-beiders ook door stakingsverbod niets tekort zouden komen, omdat zij hun vertegenwoordigers in de bedrijfschappen op democratische wijze kiezen. Daar staat echter tegenover, dat in het corporatieve stelsel in feite ook hiervan niets ter-echt kan komen. Want ook de arbeidersvertegenwoordigers in de bedrijfschappen moeten aan bepaalde voor· waarden t.a.v. hun maatschappelijke en politieke opvattingen voldoen. (Men zie hier-voor Romme, ,.Nieuwe Grondwetsartikelen"). Voldoen zij niet aan deze hier-voorwaar· den, m.a.w. zijn zij geen gewillige werktuigen van de kapitalistische klasse, dan zijn zij ook niet verkiesbaar. Door de uitschakeling van de vakvereniging, V!!n de directe invloed der arbeiders, door het eventueel verplichte lidmaatschap van de bedrijfschappen en tenslotte door het zorgvuldig bepalen van de meest geschikte ,.arbeidersvertegenwoordigers" in de bedrijfschappen, door het verbod van staking

en de publiekrechtelijke organisatie van de bedrijfschappen, zijn aldus voldoende veiligheidsmaatregelen getrol/en, om het overwicht van de kapitalisten in de bedrij/schappen ten allen tijde te verzekeren.

De vraag is tenslotte nog, welke gevolgen het corporatieve stelsel voor de onder-nemers zelve heelt. Een der verhoopte gevolgen is volgens Angelino de beëin· diging van de concurrentiestrijd. Het bedrijfschap opgebouwd volgens de opvat-tingen van het corporatieve stelsel, zal evenwel het natuurlijke machtsoverwicht van de grote ondernemers bestendigen en versterken. De staat, ·die hiertegen zou kunnen optreden, mag immers geen voogdij over het bedrijfschap uit· oefenen, hij moet volgens pater Angelino ,.de zelfstandigheid der beroepsgenoten onaangetast laten". Hier wordt dus vastgehouden aan de fictie, dat de ,.zelfstan· dige beroepsgenoten" in het bedrijfschap onafhankelijk van hun economische betekenis invloed kunnen uitoefenen. Hij vergeet, dat de economische macht van den groten ondernemer in het bedrijfschap eveneens tot een grotere invloed zal leiden. Ook hier zou de groot-industrieel tegenover den kleinen ondernemer, de groothandelaar tegenover den winkelier staan. En juist omdat de zelfstandige machtsontplooiing van de klein·e ondernemers door eigen organisatie niet in het stelsel van het solidarisme past, zal het tot bestendiging en versterking van de macht der monopolies moeten leiden.

Terwijl het corporatieve stelsel dus doortrokken is van een anti-democratische, autoritaire geest, er op ·berekend om een einde te maken aan de zelfstandige machtsontplooiing zowel van de arbeiders als van de kleine ondernemers en zelf-standigen, geelt het de grote ondernemers juist alle middelen in de hand, om hun positie tegenover arbeiders en kleine zelfstandigen te verbeteren. Aan de klassenstrijd wordt, voor wat de arbeiders betreft, door wettelijke middelen ge· poogd een einde te maken. De klassenstrijd der ondernemers tegen de arbeiders gaat ongehinderd door. Elke eis tot verbetering van de sociale positie der arbeiders kan onder verwijzing naar de niet bestaande "natuurlijke solidariteit" van den president der Koninklijke Olie of van de Unilever met den arbeider in zijn bedrijf,

Ierzijde worden gelegd. ·

De arbeiders zijn aan handen en voeten gebonden in het corporatieve stelsel, beroofd van hun middelen om aan ~un eisen kracht bij te zetten en overgeleverd· aan de opvattingen van ,.naastenliefde", gerechtigheid en maatschappelijke moraal van den ondernemer.

Hoe wankel deze grondslag is, weten wij natuurlijk uit eigen ervaring. Het Por· tugese voorbeeld, waar de ideeën van het Solidarisme sinds jaren in de practijk zijn gebracht, kan ons echter laten zien, hoe het in de practijk werkt. Daarover stellen wij ons voor, bij een passende gelegenheid een en ander mede te delen.

*

(14)

een instelling van de katholieken.i) Dit plan beoogt in de eerste plaats om ordee-ning van het economisch leven te bewerkstelligen. Hiermede zullen wij ons-thanns niet bezig houden. Wij zullen slechts de vraag stellen, welke gevolgen de toepas1S· sing van dit plan voor de arbeiders en de massa der kleine ondernemers ZOI)U

hebben.

Het bedrijfschap vormt evenals bij het plan-Vos de grondslag van dit plan. Heet bestuur van zulk een bedrijfschap wordt door de arbeiders -en ondernemers·s-organisaties, die lid van het bedrijfschap zijn, aangewezen. Maar de organisatie!!s zelve worden bij koninklijk besluit op voorstel van een eveneens in te stelle11n Sociaal-Economische Raad (S.E.R.) aangewezen. De arbeiders, wier lot geheeel in handen wordt gegeven van het bedrijfschap, hebben zodoende dus geen enkelde garantie dat de organisatie, waarvan zij lid zijn, hun belangen in het bedrijfschaJlp kan behartigen. De S.E.R., waarin het ondernemers-element de overhand heeltft, bepaalt immers of hun organisatie in het bestuur wordt toegel1:1ten of niet. De volgende bepaling is niet minder fnuikend. Het is o.m. de taak van he\:

beM\V-schap om de loon-· en arbeid!!voorwaarden vast te stellen. Zijn verordeninge1 hebben kracht van wet. De arbeiders, die met de vastgestelde loonvoorwaarden niEt accoord gaan, zouden geen enkel wettig middel hebben, om de voorwaarden ongedaan te maken. Het plan houdt, zonder dat dit uitdrukkelijk gezegd wordt, een verbod van staking ·in.

Zorgvuldig wordt door dit plan elke directe invloed van de arbeiders op hu1

eigen zaken geweerd. Zo is b.v. bepaald, dat de leden van het bestuur handele~

moeten zonder last of ruggespraak met de organisatie, die zij vertegenwoordiger. Daarmede wordt dus elke band tussen de vertegenwoordigers van de vakbewegii'IJ in het bestuur van het bedrij/schap en hun organisatie algesneden .Zij staan los vat hun org11nisaties en behoeven, ja, mogen geen opdrachten van hen, die zij vee tegenwoordigen, uitvoeren.

De samenstellers van het plan achtten daarmee echter nog niet voldoend! garanties aanwezig, dat het arbeiderselement uit de bedrij/schappen geweer! wordt. Alle besluiten moeten met meerderheid van stemmen worden genomer. Dit schijnt vanzelfsprekend. Voor een democratisch gekozen parlement is dat oo: zo, niet echter voor de bedrijfschappen, waar twee groepen elkaar ontmoeten de tegengestelde belangen hebben en de verhouding, waarin hun vertegenwoordiges tegenover elkaar staan, bij voorbaat vast staat. Zelfs wanneer wij verondersteller dat alle arbeidersvertegenwoordigers werkelijk het arbeidersbelang trachten

n

behartigen, dan nog hebben zij altijd de hulp van minstens één ondernemer nodi1 om hun standpunt te doen zegevieren. Immers, arbeidsvoorwaarden worden met

meerderheid van stemmen vastgesteld.

Omgekeerd hebben de ondernemers in de practijk makkelijk spel. De vakvereni·-gingen zijn immers verdeeld en gezien de ervaringen, zal wel altijd een vak·:-verenigingsvertegenwoordiger te vinden zijn, die het standpunt van de ondernemerss deelt. In de practijk komt de voorgestelde regeling dus er op neer, dat loon·-voorwaarden door de ondernemers gedicteerd worden, dat de vakbeweging~ daarbij niet geraadpleegd behoeft te worden en de direct betrokkenen, de arbeiders,;, in het geheel niets te zeggen hebben.

Het tweede punt betrelt de ondernemers. Volgens de opzet van de auteurs zal1l het bedrij/schap in de regel in twee "kamers" ingedeeld worden. Een economischee en een sociale. De sociale kamer bestaat voor de helft uit arbeiders- en voor dee helft uit ondernemersvertegenwoordigers. De economische heelt een meerderheid~ van ondernemers. Deze kamer regelt de prijzen van de producten, vraagstukken, van rationalisatie e.d. De leden worden, zoals gezegd door de organisaties aan--gewezen. Nu is het echter in de practijk zo, dat het bestuur van de ondernemers--organisaties door de groot-kapitalisten beheerst wordt. Het is dus ook natuurlijk. dat deze lieden in de economische kam'er worden afgevaardigd. Zij zullen daar dus het overwicht hebben. Dit komt er dus op neer, dat aan de grote ondernemen het wapen van de wet in handen wordt gegeven in de concurrentiestrijd tegen dE kleinen. De economische kamer kan elke door de groot-kapitalisten gewenstE maatregel tot wet verheffen, waaraan zich dan geen enkele kleine ondernemer kan onttrekken. In plaats van "ordening van het bedrijfsleven" zal het bedrijfschap dan tot taak hebben om de positie van de kleine ondernemers te ondermijnen e11 de ontwikkeling van het monopolisme te bevorde_ren.

1

(15)

Hiertegen kan men inbrengen, dat boven het bedrijfschap een S.E.R. staat, die in kan grijpen, als het de spuigaten uitloopt. Maar in deze S.E.R. Is al elk spoor van democratie zoek. Twee derden van de leden worden op voordracht van de organisaties benoemd. De rest bestaat uit deskundigen, aan te wijzen door de kroon. De practijk leert ons alweer, dat deze deskundigen krachtens hun opleiding voor het merendeel op de hand van de kapitalisten zijn. In de S.E.R. hebben dus de ondernemers zonder meer de overhand. Het parlement heeft geen enkele mogelijkheid (volgens het katholieke plan dan altijd) om invloed uit te oefenen. Daartoe is alleen de minister in staat. De minister is wel verantwoordelijk aan het parlement, maar het parlement heeft geen mogelijkheid om door de bedrijfschappen uitgevaardigde verordeningen ongedaan te maken, zodat het recht van critiek en controle door het parlement slechts "academische" betekenis heeft.

Men zal opgemerkt hebben, dat het plan volkomen in overeenstemming is met de corporatieve staatsidee.

De bedrijfschappen, evenals de S.E.R., zoals zij in dit plan van het Centrum voor

Staatkundige Vorming worden voorgesteld, zijn niet-democratische organen,

waarop het volk geen enkele invloed kan uitoefenen. Zij zijn er op berekend om de arbeidersorganisaties uit te sluiten bij het vaststellen van de lonen en overige arbeidsvoorwaarden, zij moeten de vakverenigingen "overbodig" maken en de economische strijd der arbeiders door wettelijke verordeningen verstikken, zij moeten de ondernemers de vrije hand geven.

Zij verschaffen aan de groot-kapitalisten een overwicht, dat tot versterking van het monopoliekapitaal moet leiden. Zij zijn machtsinstrumenten tegen de kleine ondernemers, de winkeliers en de boeren.

En bovenal, zijn zij (gezien de verderstrekkende plannen van de aanhangers van de corporatieve staatsidee) het begin van een grootscheepse aanval op de demo-cratische staatsinstellingen, die uiteindelijk moet leiden. tot vernietiging van de democratie, tot de instelling van een autocratisch bewind, tot de on!;jebreideld~ heerschappij van de monopolistische reactie.

~'

Cen eeuw geleden begonnen Marx en Engels hun Communistisch Manifest met de beroemde woorden over het spook, dat rondwaarde in Europa, het spook van het communisme, en hoe alle machten van het oude Europa een heilig verbÓnd hadden gesloten om dat spook uit te bannen, de Paus en de Czaar, Metternich, Guizot, enz. Thans is de toestand omgekeerd. Mililoenen wenden zich tot het Marxisme; nieuwe regeringen komen tot stand met communisten op leidende posten; een nieuw Europa verrijst. Het spook is thans de schim van de oude, stervende krachten, die het fascisme brachten en die de wereld in vuur en vlam trachten te· zetten teneinde hun voorrechten te behouden. Dat spook zullen wij uitbannen.

Het is tijd om een eind te maken aan de vrees voor samenzwering ten aanzien van het communisme. De poging om het communisme te behandelen, alsof het een soort duister complot was, de mythen en het onzinnig geklets over politie en vijfde colonnes, - het is tijd om aan deze sensatiecampagne een eind te maken èn ernstig te willen begrijpen, waarom mililoenen thans hun vertrouwen in het communisme stellen'.

(R. Palme Dutt in een lezing over "De macht van het Marxisme", gehouden bij de herdenking van de sterfdag van Marx, 14 Maart 1946).

(16)

Nationalisatie

in

de

periode van het

j_o/lonopoliek~pitaa~l

door S.

J.

Rutgers

Het systeem van vrije concurrentie heeft reeds tegen het einde van de vorigge eeuw tot dusdanige moeilijkheden en tegenstellingen geleid, dat het liberahle beginsel van geen staatsinmenging in het economisch leven moest worden lets-gelaten. De geschiedenis, vooral in Engeland, met de ongebreidelde kindeer-exploitatle in het begin van de negentiende eeuw en de fysieke uitputting dde bevolking, die tot massale afkeuring voor de militaire dienst leidde, bewezeen duidelijk het onhoudbare van de oude liberale opvattingen. Naast enkele wettelijkke regelingen over kinderarbeid, maximum werktijden en hygiënische maatregeleen in fabrieken en werkplaatsen kwam men al vroeg tot de overtuiging, dat somn-mige bedrijven, die voor de gehele kapitalistische maatschappij van belang wareen en daarbij uit hun aard een monopolistisch karakter hadden, niet aan het particulieer initiatief konden worden overgelaten. Zij werden of door wettelijke bepalingeen aan banden gelegd, of gènationaliseer.d en wel in het belang van de kapitalistischhe ontwikkeling als geheel. Daartoe behoort b.v. het spoorwegbedrijf, dat een noodd· zakelijke voorwaarde vormt voor alle andere kapitalistische ondernemingen. Waartoe een ongebreidelde particuliere exploitatie van spoorwegen leidt, leErt

vooral de ontwikkeling op dit gebied in de Verenigde Staten. Niet alleen beslisten in de periode van de onbeperkte vrije concurrentie de spoorwegtarieven over het

wel en wee, ja over het bestaan zelf van verschillende van het spoorwegvervoer afhankelijke industrieën, maar de grond- en andere speculaties van de gro·e spoorwegmaatschappijen konden bestaantie nederzettingen vernietigen en stedn in het leven roepen. Men kan nog heden langs deze spoorwegen vervallen nedr-zettingen opmerken, waar oorspronkelijk een spoorwegstation was ingericht, d.t, na aankoop van gronden door de spoorwegmaatschappij enige kilometers verdfVcp daarheen werd verplaatst. Hierdoor werd de oorspronkelijke nederzetting ve--nietigd en kon de door de spoorwegmaatschappij aangekochte gronden als woo•-wijken enorme winsten opleveren.

De wettelijke maatregelen op spoorweggebied en de nationalisatie van spoo--wegen in verschillende landen dragen zeer ,duidelijk het karakter van maatregel61 in het belang van het kapitalisme als geheel, ten koste van de beperking ViJl

particuliere kapitalistische belangen van bepaalde groepen. van kapitalisten. Tot deze periode van nationalisatie behoren ook de gemeentebedrijven voor Iran, gas en water, welke eveneens, zij het op meer locaal gebied, een monopolistisch karakter dragen, daar in de straten van een stad slechts één stel tramrails, één st•/ buizen, enz. practisch mogelijk is. Waartoe een particulier bedrijfssysteem op de.e gebieden kan leiden, leert o.a. de geschiedenis van Londen, waar tengevol~ van de concurrentie van particuliere bedrijven op het gebied der watervoorzienirg hygiënische wantoestanden ontstonden, die zelfs tot een hevige cholera-epideme hebben geleid. Hier was het algemene kapitalistische belang wel gedwongEn maatregelen tot zelfbescherming te nemen. Ook maatregelen tot nationalisatie van gewestelijke of inter-gewestelijke electriciteitsnelten behoren tot deze categorie, want ook hier zou een particuliere maatschappij locaal een monopolistische positie innemen en door een eenzijdige tarievenpolitiek de verschillende industriebedrijven kunnen maken en breken.

Hoewel de arbeidersbeweging deze vorm van nationalisatie steeds heelt gesteun:! en zij daarbij ook rechtstreekse belangen had, vloeien de maalregelen voort uit de ontwikkeling van het kapitalisme en uit het kapitalistische belang als geheel. Wel hadden de arbeiders in deze bedrijven belang bij nationalisatie door de grotere

(17)

rechtszekerheid en grotere stabiliteit in de lonen en arbeidsvoorwaarden. Maar hun belangen werden aan de andere kant beperkt door belemmeringen in het stakingsrecht, waardoor een snelle aanpa'ssing van de lonen aan de kosten van levensonderhoud wordt bemoeilijkt. De positie van de arbeiders in gemeente· en staatsbedrijven vertoont dan ook in de latere tijd een tendens tot verslechtering, die bijv. in Nederland tot uiting komt in de levensverhoudingen van het spoorweg• personeel. Dat het niet de arbeidersbelangen waren, die' de stoot tot deze natio-nalisatie gaven, blijkt uit de omstandigheid, dat het begin ervan ligt in een tijd toen de arbeidersbeweging nog te zwak was om een overwegende invloed uit te oefenen.

Men kan niet zeggen, dat dit streven naar nationalisatie uit de eerste periode van het kapitalisme zich in een toenemend tempo heelt ontwikkeld. De aanvang leek veelbelovend en velen meenden reeds van een begin van socialisme te mogen spreken, waarbij het ene bedrijf na het andere zou worden genationaliseerd, of gemunicipaliseerd en men ongemerkt in het socialisme zou ingroeien. Deze illusie werd spoedig door de practijk verstoord, want hoewel het aantal bedrijven met een monopolistisch karakter toenam, ble,al het tempo van nationalisatie daarbij geheel ten achter, ja kwam zo goed als tbt stilstand.

*

Oorzaak van deze stilstand waren diepgaande veranderingen in het kapitalisme. De snel voortgaande, en in het wezen van het kapitalisme wortelende concen-tratie en centralisatie van het kapitaal leidde via de naamloze vennootschap en het grootbedrijf tot monopolistische samenvoegingen in trusts en reuzenconcerns. Deze nieuwe monopolies hadden niet langer een beperkt locaal-technische basis, als bijv. de gemeentebedrijven of de spoorwegen, maar een economisch maat-schappelijk karakter. Hun doel was monopoliewinsten te behalen ten koste van de niet-monopolistische bedrijven door hun prijspolitiek. Het monopolistische karakter baseerde zich in hoofdzaak op de geweldige omvang en de samenhang

der in het concern verenigde bedrijven, waardoor wel geen absoluut monopolie

werd geschapen, maar practisch toch de concurrentie van beleggingzoekend kapi-taal over langere perioden en zeer grote gebieden werd uitgeschakeld. Bovendien nam de concurrentie tussen de reuzenconcerns geheel nieuwe vormen aan. Eén van de meest werkzame vormen, waarin deze concurrentie werd gevoerd, was het gebruik maken van de Staat en zijn machtsmiddelen: internationale productie-en prijsregelingproductie-en van regeringswege, diplomatieke druk, met als uiteindelijk beslis-send middel het dreigen met oorlogen en het ontketenen daarvan. In deze nieuwe periode constateren we een vergroeien van het monopolistische grootkapitaal met de kapitalistische Staat en het onderwerpen van de leiding van de Staat aan de belangen van dit grootkapitaal.

Dit moest tot nieuwe v1lrmen van regeringssysteem en staatsbeheer leiden. Het meest consekwente voorbeeld daarvan is het Duitse nationaal-socialisme, waarbij de staatsorganen een beslissende invloed oefenden op alle belangrijke economische verhoudingen, speciaal ook op de prijsbepaling. In de daartoe geschapen hoogste economische regelingsorganen (ordening) vinden we de namen· van· de leidende liguren van de grote concerns en hun zaakwaarnemers, die door hun economische macht ook de Staat beheersen. Bij een dergelijk systeem heeft nationalisatie van bedrijven met monopolistische tendenzen een geheel ander karakter. Niet de Staat nationaliseert monopolistische bedrijven, maar de grote machtige bedrijis-concerns monopoliseren de Staat. Wanneer het daarbij tot staatsbedrijven komt, als bijv. de Göringwerken, hebben deze een geheel ander karakter aan de staatsexploitatie uit een vroegere periode. Zij vormen slechts een onderdeel van de heersende macht van het monopoliekapitaaL Deze macht is. gericht tegen de belangen van het niet monopolistische kapitaal, op welks kosten de extra-mono-poliewinsten worden verkregen en tegen de belangen van de werkenden en de verbruikers.

*

Hoewel in de niet-fascistische landen de kapitalistische ordening andere vormen aanneemt, is ook daar het uitgangspunt de heerschappij van het grote en monopo· listische kapitaal, dat zich in de internationale concurrentie mo·et handhaven door machtsontwikkeling en imperialistische oorlogen. Nationalisatie van grote bedrijven kan daarbij naast één of ander systeem van kapitalistische ordening, een rol spelen,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- aangezien de piekniveaus vanwege het grote schoolplein (buiten schooltijd) op dichterbij gelegen woningen moeten voldoen aan de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit

Het zou zelfs zo kunnen zijn dat alleen het langer in dienst zijn van een werknemer of uitzendkracht al tot hogere verwachtingen leidt, omdat zij dan immers meer ervaring binnen

graag op deze pagina, over DE HELE PAGINA, dus ook over de gekleurde balken heen, onze

In de voorkeursvariant (variant 1), waarbij het fietspad over de gehele zuidzijde van de Eeuwigelaan wordt aangelegd, heeft de fietser bij de oversteek over de Hoflaan wel voorrang

Deze locatie ligt nabij 3 andere bedrijven, waardoor niet adequaat kan worden bijgedragen aan het beheer van het landschap van het hele gebied.. In paragraaf 3.2 is aangegeven dat de

Op grond van artikel 25, derde lid, van de Gemeentewet in samenhang met artikel 10, tweede lid, aanhef en onder en g, van de Wet openbaarheid van bestuur de door het college op

Stel als raad vooraf duidelijke kaders ten aanzien van financiën en risico’s en het (strategisch) profiel. van het overheidsbedrijf waarin de gemeente

Het opstarten van de verkoop van dit perceel staat gepland als activiteit in het 4 e kwartaal van 2010.. Wethouder