• No results found

Kansarmoedetraject

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Kansarmoedetraject"

Copied!
82
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bachelorproef Professionele Opleidingen Studiegebied Sociaal-Agogisch Werk Academiejaar 2017 - 2018

Kansarmoedetraject in Lokerse basisscholen

Ondersteuningsrol van het Huis van het Kind

Bachelorproef aangeboden door Nele Dillen tot het behalen van de graad van Bachelor in Gezinswetenschappen Bachelorproefbegeleider: Kristien Nys

(2)
(3)
(4)
(5)

Bachelorproef Professionele Opleidingen Studiegebied Sociaal-Agogisch Werk Academiejaar 2017 - 2018

Kansarmoedetraject in Lokerse basisscholen

Ondersteuningsrol van het Huis van het Kind

Bachelorproef aangeboden door Nele Dillen tot het behalen van de graad van Bachelor in Gezinswetenschappen Bachelorproefbegeleider: Kristien Nys

(6)
(7)

ABSTRACT BACHELORPROEF 2017 - 2018

Opleiding: Bachelor in de Gezinswetenschappen

Voornaam Naam

Student: Nele Dillen

Bachelorproefbegeleider Kristien Nys

Titel bachelorproef Kansarmoedetraject in Lokerse basisscholen Ondersteuningsrol van het Huis van het Kind

Abstract publiceren

 Ja Neen

Kern- / trefwoorden bachelorproef:

Huis van het Kind, basisonderwijs, kansarmoede, inleeftraject, Pygmalion-effect

Korte samenvatting bachelorproef:

Het Huis van het Kind (HvhK) Lokeren zet al sterk in op de meest kwetsbare Lokerse gezinnen. Een armoedetraject voor het onderwijs is evenwel nieuw voor het HvhK Lokeren. Samen met de cel Flankerend Onderwijsbeleid van de stad Lokeren, het Lokaal OverlegPlatform basisonderwijs Lokeren en Samenlevingsopbouw vzw begeleidt het HvhK Lokeren in schooljaar 2017-2018 een Lokerse basisschool in het eerste trajectjaar van ‘Kansen voor Kinderen’. Tijdens dit drie jaar durend begeleidingstraject willen ze samen met leerkrachten op zoek gaan naar een manier waarop zij zelf een verschil kunnen maken voor kinderen in armoede. Het eerste trajectjaar zet in op inleving, voor het tweede schooljaar kiest de school een thema waarin ze verder begeleid en ondersteund wordt. In het derde schooljaar staat de integratie van het kansarmoedebeleid in de schoolwerking centraal.

Nagaan hoe het HvhK Lokeren door het traject ‘Kansen voor Kinderen’ stappen zet in haar ondersteuningsrol voor onderwijsactoren vormt de centrale probleemstelling in deze bachelorproef. We vertrekken vanuit de focus op (kinder)armoede en betrekken daarbij ook het gezinsperspectief. We volgen de praktijk van het piloottraject op en verbinden het met concepten uit de literatuur. Zo komen we tot enkele verandervoorstellen voor het HvhK Lokeren om haar traject te optimaliseren en verder te zetten.

In een eerste invalshoek onderzoeken we het thema (kinder)(kans)armoede vanuit een sociologisch perspectief. We vinden verschillende armoededefinities terug, met elk hun eigen indicatoren om armoede meetbaar te maken. Hoewel dit tot andere concrete armoedecijfers kan leiden, is de trend duidelijk: de (kinder)armoedecijfers in Vlaanderen verbeteren niet duurzaam. Opgroeien in een kansarme situatie is meer dan moeten rondkomen met een beperkt inkomen. Kansarmoede heeft impact op verschillende levensdomeinen die nauw met elkaar verstrengeld zijn, en heeft impact op de ‘binnenkant’ van een persoon

(8)

in kansarmoede. Armoede wordt (mee) veroorzaakt en bestendigd door de manier waarop we onze samenleving organiseren. Hoe een school naar armoede kijkt, beïnvloedt mee haar beleid. Dit schoolbeleid heeft ook een invloed op de kansarme leerlingen. We denken hierbij o.a. aan het Pygmalion-effect. Een eerste verandervoorstel voor ‘Kansen voor Kinderen’ is dan ook om naast het intensieve, langlopende traject in te zetten op een kortere ‘bewustwordingssessie’ in elke Lokerse basisschool met focus op het Pygmalion- effect en een getuigenis van een ervaringsdeskundige.

In de tweede invalshoek verbreden we ons perspectief naar gezinnen in armoede. Een kind kan immers niet losgezien worden van zijn gezin en opgroeien in armoede laat wel degelijk zijn sporen na bij kinderen en ouders. Daarom pleiten we ervoor dat een school de ouders betrekt bij de schoolloopbaan van hun kinderen en inzet op goede communicatie en ouderparticipatie, dit alles vanuit een krachten-benadering en een respectvolle houding. Met het tweede verandervoorstel spelen we in op vragen vanuit de pilootschool om een gezamenlijk huiswerkbeleid uit te werken. We hebben hierbij extra aandacht voor ouderbetrokkenheid.

In de derde invalshoek focussen we op kansarmoede en onderwijs. Onderzoek toont dat kinderen in kansarmoede een moeilijker schoolparcours afleggen. In de literatuur detecteren we enkele factoren die bepalend zijn in de schoolloopbaan van een kind uit een kansarm gezin. Deze factoren bevinden zich op het niveau van: (1) de individuele leerkracht, (2) de relaties tussen de verschillende schoolbetrokkenen, (3) het schoolklimaat en -beleid, (4) het onderwijsdomein en (5) de levensdomeinen buiten het onderwijs.

Inlevingsvermogen, leefwereldoriëntatie en relatievorming door goede communicatie met en participatie van ouders en kinderen uit gezinnen in armoede komen als sleutelbegrippen naar boven. Het stemt ons dan ook hoopvol dat er in de lerarenopleiding op verschillende gebieden al aandacht is voor ‘omgaan met diversiteit’. Daarnaast zijn er op beleidsniveau enkele initiatieven genomen die inspelen op factoren in het ruimere onderwijsdomein en erbuiten. Ons derde verandervoorstel beoogt meer samenwerking tussen onderwijs en welzijn in Lokeren vanuit de verbindende functie van het HvhK Lokeren. De ontwikkeling van een signalenkaart kansarmoede voor het onderwijs, aangepast aan de Lokerse context, kan een middel zijn om deze samenwerking concreet te maken.

We zijn ons ervan bewust dat het kinderarmoedeprobleem met het traject ‘Kansen voor Kinderen’ en onze verandervoorstellen niet opgelost zal raken. Het is wel een belangrijke stap die ook andere actoren uit het beleid en het werkveld kan inspireren om (pro)actief te blijven inzetten op de bestrijding van kinderarmoede.

Referentielijst:

Ameye, Y., & Vanspauwen, P. (2000) Huiswerk in de basisschool? Leuven: Garant.

Fontaine, P. et al. (2008). Kinderen in armoede: Status quaestionis van het wetenschappelijk onderzoek voor

België. Geraadpleegd op 3 januari 2018, via

https://lirias.kuleuven.be/bitstream/123456789/442434/1/Eindrapport+IGOA_NL_def.pdf

Janssens, A., & Trimbos, D. (2014). Een eerlijke kans: Basisonderwijs voor kinderen in kansarmoede. Tielt:

Uitgeverij Lannoo nv.

Sleurs, W. (2008). Een nieuw profiel voor de leraar kleuteronderwijs en lager onderwijs Hoe worden leraren daartoe gevormd? Informatiebrochure bij de invoering van het nieuwe beroepsprofiel en de basiscompetenties voor leraren. [Brochure] Brussel: Departement Onderwijs en Vorming.

Vanobbergen, B. (2016). Spelen in zwarte sneeuw: Fragiel manifest tegen kinderarmoede. Tielt: Uitgeverij Lannoo nv.

E-mailadres: nelepieter@advalvas.be

(9)

Voorwoord

Er was eens een toverfee.

Zij toverde op het moment dat haar vriendin afstudeerde één doos vol applaus,

twee dozen met lachende strikjes eromheen, drie dozen met kwetterende zoentjes,

vier dozen gevuld met feestvreugde.

Toen had ze nog vijf dozen over en wist niet meer wat ermee te doen.

Geef hier, zei de studente, ik vul ze wel.

En zij vulde de eerste doos met dank en de tweede met dank en ook de derde, de vierde, de vijfde.

Wat jammer, glimlachte ze, dat ik niet nog méér dozen heb.

Nu de laatste woorden van deze bachelorproef (bijna) geschreven zijn, voel ik me vooral dankbaar voor alle kansen die ik kreeg.

Dank aan Nele Bulens om me te begeleiden tijdens mijn praktijkverdieping bij Huis van het Kind Lokeren.

Dank aan de partners van het traject Kansen voor Kinderen en aan de directie en het team van basisschool Veertjesplein dat ik hun piloottraject centraal mocht zetten. Hopelijk draagt deze bachelorproef een steentje bij aan de verderzetting ervan.

Dank aan Kristien Nys voor de kwaliteitsvolle begeleiding van deze bachelorproef.

Dank aan alle mensen voor en achter de schermen van het HIG die de studie Gezinswetenschappen mogelijk maken.

Dank aan mijn medestudenten voor het delen van hun mooie levensverhalen, de samenwerking en de ondersteuning onderweg. We houden contact!

Dank aan mijn familie, vrienden en collega’s voor het warme nest, de ruimte en de steun (of de lekkere cakejes, hé Tijs 😊) die me hielpen bij deze studie. Jullie zagen en hoorden me de voorbije drie jaar heel wat minder, daar komt snel verandering in!

Dank aan Jonas en Lore die hun mama drie jaar moesten te delen met haar studieboeken. Dank je om gewoon jezelf te zijn, me te blijven uitdagen en me mee te laten genieten van jullie avonturen.

Dank aan Pieter voor je relativeringsvermogen, je bemoedigende woorden, je extra zorg tijdens mijn studeerdagen, je genadeloze verbeterwerk en uiteraard voor nog zo veel meer ...

(10)

Inhoudstafel

ABSTRACT BACHELORPROEF 2017 - 2018 ... 7

Inhoudstafel ... 10

Inleiding ... 13

Praktijkgerichte probleemverkenning ... 15

1.1 Kinderkansarmoede in Lokeren ... 15

1.2 Betrokken partners ... 17

1.2.1 Dienst Samenleving stad Lokeren ... 17

1.2.1.1 Cel Flankerend onderwijsbeleid ... 17

1.2.1.2 Brugfiguren ... 18

1.2.1.3 Huis van het Kind Lokeren ... 19

1.2.2 LOP ... 21

1.2.3 Beleidsgroep leerkrachten ... 22

1.2.4 Samenlevingsopbouw vzw... 22

1.2.5 Lokerse leerkrachten ... 23

1.3 Traject Kansen voor Kinderen ... 23

1.3.1 Doel en opbouw traject ... 23

1.3.2 Traject in de pilootschool in schooljaar 2017-2018 ... 24

1.4 Besluit praktijkgerichte probleemverkenning ... 26

Theoretische analyse uit drie invalshoeken ... 29

2.1 Eerste invalshoek: een sociologische kijk op (kans)armoede ... 29

2.1.1 Armoede: een definitie ... 29

2.1.2 Buitenkant en binnenkant van armoede ... 31

2.1.3 Kinderarmoede ... 32

2.1.4 Armoede als maatschappelijk fenomeen ... 34

2.1.5 Armen zelf aan het woord over armoede ... 36

(11)

2.1.6 Besluit: wat leert deze eerste invalshoek ons? ... 38

2.2 Tweede invalshoek: opgroeien in (kans)armoede ...40

2.2.1 Gezinnen in armoede ...40

2.2.2 Ouders in kansarmoede over opvoeden ...40

2.2.3 Ouders in armoede over onderwijs ...42

2.2.4 Maatschappelijk kwetsbare kinderen over onderwijs ...44

2.2.5 Impact van opgroeien in armoede ...44

2.2.6 Besluit: wat leert deze tweede invalshoek ons? ... 45

2.3 Derde invalshoek: (hoe) krijgt (kans)armoede een plaats in het onderwijs? ... 46

2.3.1 Schoolloopbaan van kinderen uit kansarme gezinnen ... 46

2.3.2 Factoren die de schoolloopbaan van kinderen uit kansarme gezinnen mee bepalen .... 47

2.3.3 Aandacht voor kansarmoede in de lerarenopleiding ... 51

2.3.4 Aandacht voor kansarmoede en onderwijs in het Vlaamse beleid ... 64

2.3.5 Besluit: wat leert deze derde invalshoek ons?... 65

Veranderingsgerichte strategieën ... 67

3.1 Bewustwordingssessie kansarmoede... 67

3.1.1 Kadering van dit verandervoorstel ... 67

3.1.2 Voorstellen voor verandering ... 68

3.2 Huiswerkbeleid ... 69

3.2.1 Kadering van dit verandervoorstel ... 69

3.2.2 Voorstellen voor verandering ... 70

3.3 Signalenkaart kansarmoede ... 72

3.3.1 Kadering van dit verandervoorstel ... 72

3.3.2 Voorstellen voor verandering ... 73

Conclusie ...75

Literatuuroverzicht ... 79

(12)
(13)

13

Inleiding

De stad Lokeren telt een groot aantal kansarme kinderen: volgens de kansarmoede-index van Kind en Gezin telt Lokeren in 2016 12,6% kinderen in kansarmoede, wat ongeveer gelijk is aan het Oost- Vlaamse en Vlaamse gemiddelde (resp. 12,1% en 12,8%). Veel van deze kinderen lopen school in Lokeren. Vanuit haar decretale opdracht inzake gelijke onderwijskansen, is het thema

‘kansarmoede’ dan ook een terugkerend agendapunt op de vergaderingen van het Lokerse LOP BaO (Lokaal OverlegPlatform basisonderwijs). Zo was er onder meer de vraag van leerkrachten naar concrete manieren om met kinderen in armoede om te gaan. Niet alleen het LOP, ook andere Lokerse actoren volgen deze thematiek mee op.

Binnen de Dienst Samenleving van de stad Lokeren situeren zich onder meer het Lokerse Huis van het Kind (HvhK) en de cel Flankerend Onderwijsbeleid (FLOB) met de Lokerse ‘brugfiguren’. Beiden zetten ze in op samenwerking. Waar de brugfiguren vooral link leggen tussen de scholen, gezinnen en de buurt, focust het Huis van het Kind op samenwerkingsverbanden tussen verschillende actoren inzake opvoedingsondersteuning.

Om vanuit hun opdracht bij te dragen aan de bestrijding van kinderkansarmoede hebben het LOP BaO Lokeren, de cel FLOB, het Huis van het Kind en Samenlevingsopbouw vzw samen een traject opgezet voor basisscholen. Het doel van dit ‘Kansen voor Kinderen’ traject, is om samen met de leerkrachten op zoek te gaan naar een manier waarop de leerkrachten zelf een verschil kunnen maken voor kinderen in armoede. De globale opbouw van dit drie jaar durend traject werd voorgesteld op de algemene vergadering van het LOP BaO van 1 juni 2017. Tijdens het eerste jaar van het traject ligt de nadruk vooral op inleving. Het tweede jaar zet in op methodieken op maat van de school. In het derde jaar wordt het thema in het schoolbeleid van elke deelnemende school geïntegreerd.

Alle Lokerse basisscholen (onafhankelijk van het aantal indicatorleerlingen) kregen de kans om op het traject in te tekenen. Eén Lokerse basisschool ging in het schooljaar 2017-2018 op dat aanbod in. Deze concrete pilootcase vormt het onderwerp van deze bachelorproef. Van daar uit formuleren we verandervoorstellen voor het traject ‘Kansen voor kinderen’, en dit zowel voor de instap van andere scholen in het traject, als voor het vervolgtraject van deze pilootschool voor de komende twee jaar.

Vanuit de opleiding Gezinswetenschappen zal deze bachelorproef oog hebben voor het bredere gezinsperspectief. Kinderen maken immers deel uit van het gezin. Wie bij wil dragen aan kinderkansarmoedebestrijding moet dan ook de link leggen naar de gezinscontext van elk kind.

Michel Vandenbroeck (2014) verwoordt dit uitdagend als: “Kinderarmoede bestaat niet. ... Het gaat immers niet over arme kinderen, maar wel om kinderen van arme ouders.”. Ook bij getuigenissen van mensen die opgroeiden in kansarmoede hoor je de link tussen kind, ouders en school terugkomen.

In ‘Een eerlijke kans. Basisonderwijs voor kinderen in kansarmoede’ getuigt Sam als volgt: “Zorg voor kinderen die in kansarmoede leven, betekent eigenlijk dat de school zorgt voor de verbinding tussen het kind, zijn sociale context, de ouders met hun geschiedenis en de visie van de school (of de individuele leerkracht).” (Janssens, & Trimbos, 2014, p. 32)

In het eerste deel van deze bachelorproef geven we meer omkadering en duiding bij de casus, het traject ‘Kansen voor kinderen’. We vertrekken van een globaal beeld van kinderkansarmoede in

(14)

14 Lokeren, daarna situeren we alle betrokken trajectpartners om tot slot de opbouw van dit traject te beschrijven.

In het tweede deel onderzoeken we het thema kinderkansarmoede vanuit drie invalshoeken. De eerste, sociologische invalshoek staat stil bij definities en effecten van (kinder)armoede, bekijkt armoede als een maatschappelijk fenomeen en gaat na hoe mensen in kansarmoede zich verenigen om hun stem te laten horen in het armoededebat. In de tweede invalshoek plaatsen we het kind bewust in een ruimere gezinscontext: wat betekent het om op te groeien in een kansarm gezin? We bekijken dit vanuit onderzoek waarin ouders en kinderen uit kansarme gezinnen zelf bevraagd zijn, om hun stem mee te kunnen nemen in onze analyse. De derde invalshoek focust op onderwijs en kinderen uit kansarme gezinnen. Vanuit de ontnuchterende cijfers die tonen dat kinderen uit kansarme gezinnen meer risico lopen op een moeilijkere schoolloopbaan, gaan we op zoek naar factoren die hierin een bepalende rol spelen. Met deze factoren in het achterhoofd bekijken we wat leraren meekrijgen in hun opleiding, en welke initiatieven in verband met onderwijs en armoede het Vlaamse beleid vooropstelt.

Het derde deel formuleert drie mogelijke verandervoorstellen voor het traject ‘Kansen voor Kinderen’ die onderbouwd zijn door inzichten uit de drie invalshoeken. Het eerste voorstel betreft een bewustmakingssessie voor basisscholen over kansarmoede, met aandacht voor het Pygmalion- effect en een getuigenis van een ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting. In het tweede voorstel suggereren we een mogelijke methodiek voor het uitwerken van een huiswerkbeleid voor de Lokerse pilootschool. Het derde voorstel bespreekt de optie om een aangepaste Lokerse signalenkaart en -bundel voor kansarmoede te ontwikkelen, naar het voorbeeld van andere steden.

(15)

15

Praktijkgerichte probleemverkenning

1.1 Kinderkansarmoede in Lokeren

In Vlaanderen worden er verschillende definities voor armoede, kansarmoede en kinderarmoede gehanteerd, met elk een eigen set aan criteria of indicatoren. Verdere verduidelijking hiervan vindt u in deel 2.1.1.

In deze bachelorproef staat de link tussen kinderarmoede en onderwijs centraal. Daarom gebruiken we de omschrijving van kinderarmoede die ook door de betrokken partners wordt gehanteerd, namelijk via de SES-indicatoren (sociaal-economische status) die Agodi (Agentschap voor Onderwijsdiensten) (z.d., z.p.) verzamelt en publiceert. Om elk kind gelijke onderwijskansen te geven heeft een school recht op extra middelen en ondersteuning in verhouding tot het aantal leerlingen dat voldoet aan deze SES-indicatoren. De volgende indicatoren bepalen de sociaal- economische status van de leerlingen:

1. De thuistaal van de leerling 2. Een studietoelage ontvangen

3. Het hoogst behaalde opleidingsniveau van de moeder

Onderstaande tabel geeft voor elke Lokerse basisschool een beeld van het percentage indicatorleerlingen en van de onderliggende bepalende indicatoren voor het schooljaar 2015-2016 (Agentschap voor Onderwijsdiensten, z.d., z.p.).

Deze cijfers van Agodi tonen dat er in Lokeren zes basisscholen zijn met meer dan 65%

indicatorleerlingen. Dit zijn ook de scholen waar de stad Lokeren met het brugfigurenproject (zie deel 1.2.1.2) extra op inzet.

In 14 van de 18 Lokerse scholen is minstens één leerling op vijf SES-indicatorleerling. Dit betekent dat deze leerlingen een groter risico vertonen op vroegtijdig schoolverlaten. Kinderen hebben 20%

meer kans om vroegtijdig de school te verlaten als hun moeder maximaal lager secundair onderwijs afgewerkt heeft (Vlaams Ministerie van Onderwijs, z.d., z.p.).

(16)

16 Naam van de school Aantal

leerlingen

Aantal lage opleiding moeder

Aantal schooltoelage

Aantal indicator- leerlingen

% Indicator- leerlingen

GO! basisschool De Bloemenhof Lokeren

168 134 124 159 95%

GO! basisschool De Bloemenhof Lokeren

82 54 53 67 82%

Vrije Lagere School - Onze- Lieve-Vrouw College

306 173 198 235 77%

GO! basisschool De Springplank Lokeren

337 179 211 254 75%

Vrije Basisschool - Bengel 206 97 114 143 69%

Vrije Kleuterschool Duizendvoet

219 110 115 149 68%

Vrije Basisschool - Veertjesplein

333 102 110 148 44%

GO! basisschool De Rozen_Lokeren

219 66 53 83 38%

Vrije Basisschool 188 22 51 58 31%

Gemeentelijke Basisschool - Spoele

522 101 103 155 30%

Vrije Basisschool Boskesschool

257 32 58 67 26%

Gemeentelijke Basisschool - Eksaarde

322 44 48 71 22%

Vrije Basisschool - Sint- Lodewijkscollege

249 19 41 52 21%

Vrije Basisschool - Dol-fijn 176 17 23 36 20%

Vrije Basisschool - Heiende 248 27 30 39 16%

Gemeentelijke Basisschool - Staakte

447 26 49 66 15%

Vrije Basisschool - Oudenbos 181 13 5 17 9%

Vrije Basisschool - Dol-fijn 22 2 2 2 9%

12,47% van de kinderen van Lokeren worden geboren in een kansarm gezin, t.o.v. 11,77% in heel Oost-Vlaanderen volgens cijfers over het jaar 2015 die provincie Oost-Vlaanderen verzamelt (Oost- Vlaanderen, z.d., z.p.). T.o.v. het totaal aantal private huishoudens is 3,9% van de Lokerse huishouden een éénoudergezin. Daarvan gaat het in ongeveer 83% over een huishouden met een alleenstaande moeder, in 17% over een huishouden met een alleenstaande vader. Deze aandelen wijken nauwelijks af van het Oost-Vlaamse gemiddelde (4,1%; 82,5% en 17,5%). In Lokeren is 4,19%

van de gezinshoofden werkloos (t.o.v. 3,55% in Oost-Vlaanderen) en zijn er 99 leefloners en 19 equivalente leefloners met een gezin ten laste.

(17)

17 Nog volgens de Oost-Vlaamse cijfers was 14,7% van de Lokerse inwoners in 2016 bij geboorte niet- Belg (t.o.v. 11,21 % in Oost-Vlaanderen) en 6,27% van de Lokerse inwoners zijn niet-Belg (t.o.v. 6,03

% in Oost-Vlaanderen). De grootste groepen niet-Belgen in Lokeren komen uit de Maghreblanden, Oost-Europa en Turkije. Dit maakt dat wellicht ook anderstaligheid of meertaligheid een gegeven is in deze gezinnen. Kind en Gezin publiceert in haar jaarrapport ‘Het Kind in Vlaanderen’ (2016) geen cijfers per gemeente, wel per provincie. Uit hun jaarverslag 2016 blijkt dat in 22,9% van de Oost-Vlaamse gezinnen de taal tussen moeder en kind niet het Nederlands is. Volgens de statistieken van de studiedienst van de Vlaamse Regering voor 2015 is de thuistaal in Lokeren in 14,8% van de gezinnen met kinderen in het kleuteronderwijs niet het Nederlands. In gezinnen met kinderen in het lager onderwijs is dit 13,7%.

Met deze cijfers in het achterhoofd kunnen we stellen dat de meeste scholen in Lokeren in mindere of meerdere mate te maken krijgen met kansarme kinderen. Dit gaf mee aanleiding om een extra traject rond kinderarmoede voor alle Lokerse scholen op te zetten, namelijk “Kansen voor Kinderen” (zie deel 1.3)

1.2 Betrokken partners

1.2.1 Dienst Samenleving stad Lokeren

De Dienst Samenleving en het Sociaal Huis vormen samen de Afdeling Welzijn van stad Lokeren.

De Dienst Samenleving groepeert een aantal deelwerkingen: de coördinator van het Huis van het Kind, die eveneens de kinderwelzijnsconsulent van stad Lokeren is, de coördinator Flankerend Onderwijsbeleid, de brugfiguren, de jeugdwelzijnsconsulent, de integratieambtenaar en de vluchtelingenconsulent. De burelen van deze dienst zijn gevestigd in het centraal gelegen sport- en jeugdcomplex.

1.2.1.1 Cel Flankerend onderwijsbeleid

De cel Flankerend Onderwijsbeleid (FLOB) van de stad Lokeren maakt deel uit van de Dienst Samenleving en bestaat enerzijds uit twee brugfiguren en anderzijds uit een consulent Flankerend Onderwijsbeleid.

Het decreet flankerend onderwijsbeleid geeft volgende definitie:

“Onder flankerend onderwijsbeleid wordt verstaan, het geheel van acties van een lokale overheid om, vertrekkende vanuit de lokale situatie en aanvullend bij het Vlaamse onderwijsbeleid, een onderwijsbeleid te ontwikkelen in samenwerking met de lokale actoren.”

In het flankerend onderwijsbeleid staat gelijkekansenonderwijs centraal. Het wil lokaal een antwoord geven op vragen of behoeften van leerlingen en hun ouders, van de scholen zelf of van andere organisaties in het onderwijsveld.

(18)

18 Het FLOB in stad Lokeren zet in op de volgende onderwerpen (Dienst Samenleving stad Lokeren, 2017):

1. Gelijke onderwijskansen via brugfiguren (zie deel 1.2.1.2)

2. Lokeren profileren als onderwijsstad o.a. door overlegmomenten als het LOP, het

Netwerk onderwijs, door de infoavond ‘op stap naar het secundair onderwijs’, door ouders te ondersteunen bij het invullen van de aanvraag voor een studietoelage ...

3. Spijbelgedrag en ongekwalificeerde uitstroom tegengaan o.a. door een folder voor schoolverlaters, door organisatie van de techniekacademie ...

4. Scholen ondersteunen via projecten o.a. door spel- en bewegingsmateriaal te voorzien in scholen met hoog percentage SES-leerlingen, sessies LIFT en STOP 4-7 i.s.m. CKG Het Open Poortje, taal- en spelstages voor anderstalige kleuters ...

5. Een sociale mix op school nastreven o.a. door samenwerkingsverband ‘School in Zicht’

(overstap naar kleuterschool)

6. Een brede leer- en leefomgeving stimuleren o.a. door het subsidiereglement Brede School 7. Geletterdheid, levenslang leren en overgang naar de arbeidsmarkt stimuleren o.a. door

betere bekendmaking aanbod volwassenenonderwijs, door linken tussen bedrijven en onderwijs bijvoorbeeld voor stages ...

1.2.1.2 Brugfiguren

Lokeren stelt sinds 2007 brugfiguren te werk. De brugfiguur zet in op gelijke onderwijskansen voor alle leerlingen. Stad Lokeren kiest ervoor om de vijf scholen met het hoogst aantal indicatorleerlingen (zie tabel in deel 1.1) extra te ondersteunen (één school ervan kiest er zelf voor om geen beroep te doen op het aanbod van extra ondersteuning door de brugfiguren). De brugfiguren stimuleren en faciliteren acties en projecten met betrekking tot ouder- en buurtbetrokkenheid, kleuterparticipatie, taalstimulering en diversiteit op school. Door samen met het schoolteam in te zetten op extra initiatieven tracht de brugfiguur ouders meer en beter te betrekken bij de schoolloopbaan van hun kinderen. Dit doen ze door de communicatie tussen de school en de ouders te verbeteren, de kloof tussen de leefwereld van de kinderen en de school te verkleinen en te werken aan een betere samenwerking tussen de ouders en de leerkracht (Stad Lokeren, z.d., z.p.).

Deze vier scholen worden momenteel door de Lokerse brugfiguren extra ondersteund:

• Vrije kleuterschool Duizendvoet

• Basisschool De Madelief (GO!)

• Basisschool De Tovertuin (GO!)

• Vrije Basisschool Bengel

Het concrete takenpakket van de brugfiguren wordt samengesteld op maat van de noden van de school in overleg met de directie en het schoolteam. Enkele voorbeelden van activiteiten van de brugfiguren zijn: schoolpoortmomenten, open klasmomenten, infoavonden, aanwezigheid op oudercontacten en koffiemomenten, enz.

(19)

19 1.2.1.3 Huis van het Kind Lokeren

In het decreet houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning (2013) staat volgende algemene bepaling over de Huizen van het Kind: “Een Huis van het Kind is een lokaal samenwerkingsverband tussen actoren met het oog op de realisatie van de doelstellingen en principes, vermeld in dit decreet.” De drie grote pijlers in hun taakstelling zijn (1) preventieve gezondheidszorg, (2) (preventieve) opvoedingsondersteuning en (3) bevordering van ontmoeting en sociale cohesie.

Op het vlak van preventieve gezinsondersteuning zorgt elk Huis van het Kind voor universele dienstverlening en voorziet een basisaanbod op vlak van preventieve gezinsondersteuning voor elk gezin en elk kind.

In artikel 11 van het decreet staan de volgende specifieke doelen en aandachtspunten voor de Huizen van het Kind:

1. Aanbod maximaal toegankelijk maken voor en afstemmen op noden van alle gezinnen

2. Aandacht voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen 3. Aanbod ontsluiten voor professionals

4. Faciliteren van zorgafstemming

Het traject “Kansen voor Kinderen” van het Huis van het Kind Lokeren past vooral in dit tweede aandachtspunt.

Het intern jaarverslag (2016) van de stad Lokeren geeft een overzicht van hoe zij hun Huis van het Kind vorm geven. De stad Lokeren nam het initiatief voor het opstarten van een HvhK in 2014. Op 31 oktober 2014 volgde de erkenning van het HvhK Lokeren door de Vlaamse overheid, vanaf 2015 ontvangt de stad Lokeren ook Vlaamse subsidies voor haar HvhK. In mei 2015 nam de stad Lokeren een nieuwe kinderwelzijnswerker in dienst. De kinderwelzijnswerker heeft twee grote kerntaken:

de coördinatie van de opstart van het samenwerkingsverband HvhK en het kinderarmoedebeleid.

Gezien in Lokeren kinderarmoedebeleid geïntegreerd is in de werking van het HvhK worden de middelen die stad Lokeren ontvangt vanuit het decreet lokale kinderarmoedebestrijding (vanaf 2016 geïntegreerd in een aanvullende dotatie bij het Gemeentefonds) ook via het HvhK besteed.

Stad Lokeren kiest er ook voor om een fysiek Huis van het Kind uit te bouwen. Als locatie viel de keuze op het centraal gelegen sport– en jeugdcomplex. Hier zijn ook de sport –en jeugddienst met haar speel-o-theekwerking gevestigd. Het fysieke HvhK Lokeren is officieel geopend begin februari 2018.

De coördinator van het HvhK Lokeren overlegt geregeld met haar stuurgroep. Hierin is het Stadsbestuur vertegenwoordigd, samen met het Sociaal Huis, EVA vzw Gezinswelzijn en Kind &

Gezin. Daarnaast werkt het HvhK Lokeren met een netwerk van partnerorganisaties: het LOP, CLB Go!, VCLB, EVA-vzw Gezinswelzijn, Kind & Gezin, de Keerkring vzw, De Moazoart (ontmoetingscentrum en vereniging waar armen het woord nemen), Samenlevingsopbouw vzw, het Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning (CKG), en het Centrum voor Algemeen Welzijn (CAW).

(20)

20 Huis van het Kind Lokeren is zelf aanwezig op enkele overlegfora zoals het LOP en het LOK (Lokaal Overlegplatform Kinderopvang). Specifiek in het kader van kinderarmoedebestrijding neemt het HvhK deel aan het lerend netwerk kinderarmoedebestrijding, georganiseerd door de provincie Oost-Vlaanderen.

Sinds haar start in 2014 organiseert het HvhK Lokeren in samenwerking met partners uit haar netwerk verschillende initiatieven voor Lokerse ouders. Het aanbod van het Lokerse HvhK vertrekt van een breed, universeel aanbod voor alle ouders. Vanuit haar decretale doelen als een HvhK (artikel 11, zie hierboven), vanuit de realiteit van de kansarmoede gerelateerde cijfers (zie deel 1.1) in Lokeren en vanuit de koppeling van het HvhK en kinderarmoedebeleid zet het HvhK Lokeren bovendien extra in op de meest kwetsbare gezinnen. Hieronder vindt u een korte schets van de belangrijkste initiatieven, geordend volgens de drie taakpijlers.

Voor de pijler preventieve gezondheidszorg stemt het HvhK af met het consultatiebureau van Kind en Gezin (in samenwerking met EVA/VZW Gezinswelzijn). In deze samenwerking wordt extra aandacht besteed aan kansarme gezinnen, o.a. door de verdeling van luiers aan laagdrempelige vormingsmomenten rond voeding en hygiëne te koppelen. Voor bedeling van leeftijdsmelk werkt het HvhK samen met het Sociaal Huis van de stad Lokeren. Het HvhK heeft plannen om in de toekomst ook verzorgingsproducten te bedelen aan de meest kwetsbare gezinnen.

Onder de pijler opvoedingsondersteuning vallen o.a. de samenwerking in het Waas Lerend Netwerk Opvoedingsondersteuning dat twee keer per jaar een opvoedingskalender samenstelt en verspreidt naar de ouders in hun werkingsregio. Vanuit deze samenwerking participeert Lokeren samen met 5 andere Wase gemeenten (Kruibeke, Stekene, Sint-Gillis-Waas, Waasmunster en Temse), het Regionaal Welzijnsoverleg (RWO) en vzw De Keerkring in een subsidieproject in het kader van het programma voor plattelandsontwikkeling (PDPO III 2014-2020). Binnen dit project wordt een behoeftenonderzoek ‘preventieve gezinsondersteuning’ gevoerd in de zes deelnemende gemeenten. Zo willen deze gemeenten de noden en behoeften die ouders zelf aanvoelen in kaart brengen om hun gemeentelijke aanbod aan opvoedingsondersteuning erop af te stemmen (Castermans, 2016). Het HvhK Lokeren zet bij dit behoefteonderzoek extra in op het bereiken van ouders van kansarme gezinnen. Dit doet ze door aanwezig te zijn op een aantal evenementen van de stad en mensen aan te spreken, door aanwezig te zijn op oudercontacten in scholen met veel SES-leerlingen om samen met deze ouders de bevraging in te vullen, door aanwezig te zijn op het Sociaal Huis tijdens het consultatie-uur van de sociaal werkers en op de ondersteuningsavond voor het invullen van de studietoelagen. Daarnaast legt het HvhK Lokeren contact met enkele scholen en de plaatselijke Vereniging Waar Armen Het Woord Nemen met de vraag om dialoogtafels rond dit thema te organiseren.

Opvoedingsondersteuning krijgt concreet vorm in het wekelijkse spreekuur voor ouders in samenwerking met De Keerkring vzw. De doelgroep zijn gezinnen met kinderen van 2,5 tot 14 jaar.

Door het spreekuur te laten plaatsvinden in ontmoetingshuis ‘De Moazoart’ (Vereniging waar armen het woord nemen) is er specifieke aandacht voor het laagdrempelig onthaal van kansarme gezinnen.

Specifiek voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen met (jonge) kinderen werkt het HvhK samen met Samenlevingsopbouw vzw Oost-Vlaanderen (zie deel 1.2.4). Het doel daarvan is te komen tot casemanagement en het proactief bereiken en toeleiden van maatschappelijk kwetsbare gezinnen

(21)

21 met (jonge) kinderen naar maatschappelijke dienstverlening. In het project ‘Proactief Kinderrechten Garanderen’ staat werken met vrijwilligers uit diverse gemeenschappen centraal. Dit gebeurt in samenwerking met de Vereniging Waar Armen Het Woord Nemen “De Moazoart”.

Tenslotte organiseert het HvhK Lokeren cursussen ‘Triple P’ samen met CKG ’t Open Poortje. Het Triple P-project brengt positieve opvoedingsstrategieën aan om zo de ontwikkeling van kinderen te bevorderen en ongewenst gedrag aan te pakken. De coördinator van het HvhK geeft aan dat het Triple P project meer geschikt is voor kansrijkere gezinnen.

Het Hvhk Lokeren zet ook in op de derde takenpijler bevorderen van sociale cohesie en ontmoeting. Dit doet het HvhK door spelnamiddagen i.s.m. de sportdienst en de speel-o-theek van stad Lokeren. Met deze spelnamiddagen wil het HvhK spelprikkels aanbieden aan alle kinderen, zet ze in op sociale cohesie én tegelijk op ontmoetingsmomenten voor ouders van kinderen. Zo creëert het HvhK een lage drempel om kennis te maken met haar werking en aanbod. De spelnamiddagen hebben tot nu toe een groot bereik, zowel vanuit kansrijke als kansarme gezinnen.

Daarnaast zijn er lessen kinderyoga en knuffelturnen (i.s.m. EVA vzw Gezinswelzijn). Ook stelt het HvhK tijdens de Week van de Opvoeding i.s.m. haar partners een divers programma samen aansluitend bij het jaarthema. De inschrijfprijs wordt bewust laag gehouden en er geldt een verlaagd tarief voor personen met een vrijetijdspas. Tijdens de tweedehandsbeurs van de Gezinsbond zorgt het HvhK voor ontmoetingsmogelijkheden voor ouders en speelmogelijkheden voor de kinderen.

Naast deze drie pijlers zet het HvhK vanuit kinderarmoedebestrijding ook in op materiële hulp aan gezinnen met kinderen, in samenwerking met verschillende partners. De samenwerking met de Kringwinkel en speel-o-theek zorgde voor de opening van een kinderhoek met babyuitzet in de Kringwinkel (die in de toekomst wordt uitgebreid met kinderspeelgoed en –boekjes) en inzameling van speelgoed in de periode van Sinterklaas. Samenwerking met Kind en Gezin zorgt voor bedeling van luiers en in de toekomst van verzorgingsproducten voor kwetsbare gezinnen.

In 2017 startte een samenwerking met Samenlevingsopbouw voor de aanmaak van een gids om kwetsbare gezinnen wegwijs te maken in budgetvriendelijk aanbod voor kinderen, jongeren en ouders in Lokeren. Deze budgetgids zal in oktober 2018 beschikbaar zijn.

1.2.2 LOP

Het Lokaal Overlegplatform (LOP) vindt haar oorsprong in het Gelijke Onderwijskansen Decreet van 2002. Het doel van het LOP is de scholen en onderwijspartners van een gemeente samen te brengen zodat ze afspraken kunnen maken om de gelijkeonderwijskansen van kinderen en jongeren lokaal te realiseren. Het LOP wil ook uitsluiting, discriminatie en sociale scheiding tegengaan.

(Agentschap voor Onderwijsdiensten, z.d., z.p.). Agodi stelt LOP-deskundigen en LOP-voorzitters tewerk die de plaatselijke LOP-vergaderingen en bijhorende werking voorbereiden, voorzitten, coördineren en opvolgen.

De Algemene Vergadering van het LOP basisonderwijs in Lokeren komt 2 keer per schooljaar samen (oktober-november en juni) en wordt voorgezeten voor de LOP-voorzitter voor Lokeren. Deze Algemene Vergadering wordt telkens voorbereid door het Dagelijks Bestuur. Daarnaast is er elk jaar ook een LOP-dag voor basis- en secundair onderwijs over één centraal thema.

(22)

22 Het HvhK Lokeren en de FLOB-consulent spreken onderling af wie aanwezig is op de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur en de Algemene Vergaderingen. Mogelijke agendapunten worden aan elkaar doorgegeven en besproken met de LOP-deskundige voor Lokeren.

Gezien haar decretale opdracht voor gelijke onderwijskansen is kansarmoede een thema dat geregeld aan bod komt op de Lokerse LOP-vergaderingen. Op de Algemene Vergadering van mei 2016 nodigde het LOP BaO Lokeren in samenwerking met Samenlevingsopbouw vzw een

‘ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting’ uit via vzw De Link . De ‘door-leefde’

getuigenis liet een diepe indruk na op de aanwezige LOP-leden. De directies gaven aan dat een dergelijke getuigenis ook zinvol zou zijn om in hun school op het teamoverleg te brengen als ‘oog- opener’ voor leerkrachten.

In het verslag van het Dagelijks Bestuur van oktober 2016 staat de intentie opgenomen om voor kinderarmoede te werken op leerkrachtniveau: “Weerhouden acties .... Op leerkrachtniveau:

bewustwording bij de leerkracht. De leerkracht blijft de spilfiguur voor de leerling en kan wel degelijk hét verschil maken (cfr. Ervaringsdeskundige Jerry)” (LOP Lokeren, 2016-2017)

Het HvhK, de FLOB-consulente en LOP-deskundige in samenwerking met Samenlevingsopbouw vzw gebruiken deze signalen uit de LOP-vergaderingen als hefboom om een breder traject ‘Kansen voor Kinderen’ uit te werken en aan te bieden aan Lokerse basisscholen die zich hierin willen engageren. Een eerste aanzet van het traject wordt gegeven op het Dagelijks Bestuur van mei 2017 dat resulteert in een concreter voorstel op de Algemene Vergadering in juni 2017 (zie deel 1.3).

1.2.3 Beleidsgroep leerkrachten

De beleidsgroep leerkrachten is in april 2017 opgestart door de Dienst Samenleving vanuit de vaststelling dat ze als dienst (vanuit cel FLOB, de brugfiguren, het HvhK) veel acties organiseren, maar weinig leerkrachten kunnen bereiken. Het bestaande overleg met het onderwijsveld richt zich immers vooral naar de directies. De beleidsgroep leerkrachten wil de kloof tussen het onderwijs en de welzijnspartners en -aanbod in Lokeren verkleinen door:

• op zoek te gaan naar een snelle, vlotte communicatie met leerkrachten

• kennis en goede praktijkvoorbeelden uit te wisselen zonder dat dit leidt tot veel werkdruk of vergaderlast

• een netwerk uit te bouwen tussen de Lokerse leerkrachten, over netten en niveaus heen De bedoeling is dat de beleidsgroep driemaandelijks samenkomt.

Een eerste concrete actie vanuit de beleidsgroep leerkrachten is de opstart van een facebookgroep voor alle Lokerse leerkrachten: “Lokerse Leerkrachten - Iedereen heeft iets in zijn mars!” (Stad Lokeren, 2017).

1.2.4 Samenlevingsopbouw vzw

Samenlevingsopbouw vzw is een sociale organisatie, erkend en gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. Ze zet zich in om de sociale grondrechten van iedereen te laten realiseren, met extra focus op maatschappelijk kwetsbare groepen. Enerzijds werken ze met groepen met gemeenschappelijke noden aan de versterking van hun rechten. Hierin staat participatie van de doelgroep zelf centraal.

Anderzijds geven ze vanuit deze groepswerking signalen door aan het beleid om zo te komen tot

(23)

23 structurele beleidsveranderingen op vlak van sociale grondrechten. In Lokeren concentreert de werking van Samenlevingsopbouw zich in het aanbod van ontmoetingshuis ‘De Moazoart’ en via het project ‘Proactief Kinderrechten Garanderen’ (Samenlevingsopbouw vzw., z.d.).

Het HvhK Lokeren werkt structureel samen met Samenlevingsopbouw vzw Oost-Vlaanderen in het project ‘proactief kinderrechten garanderen’ (zie deel 1.2.1.3) en voor het traject ‘Kansen voor Kinderen’ (zie deel 1.3).

1.2.5 Lokerse leerkrachten

In deze bachelorproef willen we ook de stem van de Lokerse leerkracht inbrengen, gezien zij de doelgroep zijn van het vooropgestelde traject. Omdat het HvhK Lokeren dit schooljaar al een grote behoeftebevraging uitvoert (zie deel 1.2.1.3) waarbij ze ook alle Lokerse schoolteams bevraagt, is het niet opportuun om ook voor deze bachelorproef een grote bevraging uit te sturen. Vandaar opteren we voor deze proef voor diepte-interviews bij drie leerkrachten. We zoeken naar een spreiding tussen scholen in het centrum van Lokeren en erbuiten, één school per net en leerkrachten kleuter- en lager onderwijs. Drie scholen zeggen oorspronkelijk hun medewerking toe, uiteindelijk kunnen we twee leerkrachten interviewen.

Naast info uit deze diepte-interviews brengen we ook opmerkingen in van het schoolteam van Veertjesplein, de basisschool die het piloottraject ‘Kansen voor Kinderen’ doorloopt (zie deel 1.3).

Deze opmerkingen vangen we op tijdens de verschillende sessies en lezen we in de evaluatieformulieren ervan.

Wij horen bij de bevraagde Lokerse leerkrachten twee grote behoeften. Ten eerste zijn de leerkrachten zich er van bewust dat er kinderen uit kansarme gezinnen in hun klas zitten en dat ze hier rekening mee (moeten) houden, maar hebben ze hier nog heel wat vragen bij, zoals: “Doe ik het goed? Reageer ik op een juiste manier, of komt mijn reactie kwetsend over? Is mijn aanpak helpend, of net extra stigmatiserend/beschuldigend?”. Ten tweede zijn de leerkrachten er zich van bewust dat het omgaan met kinderen en hun ouders uit kansarme gezinnen heel hard kan verschillen van leerkracht tot leerkracht. Ze zijn vragende partij voor meer kennis- en ervaringsuitwisseling om een gezamenlijke visie en aanpak vanuit de hele school uit te werken.

Andere opmerkingen uit de diepte-interviews en vanuit het team van Het Veertjesplein linken we in Hoofdstuk 2 aan de inzichten en concepten uit de literatuur.

1.3 Traject Kansen voor Kinderen

1.3.1 Doel en opbouw traject

LOP basisonderwijs Lokeren, FLOB, Samenlevingsopbouw vzw en het HvhK willen de komende jaren inzetten op het thema kinderarmoede. Dit willen ze doen via een traject om samen met leerkrachten op zoek te gaan naar een manier waarop zij zelf een verschil kunnen maken voor kinderen in armoede.

Zoals aangegeven in deel 1.2.2 wordt de opbouw van het traject ‘Kansen voor Kinderen’ voorgesteld aan de algemene vergadering van het LOP BaO in juni 2017 (LOP Lokeren, 2017).

Het traject zal bestaan uit verschillende jaren. Tijdens het 1ste jaar ligt de focus op inleving, in het 2de jaar ligt de focus op instrumenten (traject op maat van de school) en het 3de jaar focust op de

(24)

24 integratie van kinderarmoede in het schoolbeleid. Het inlevingsjaar wordt verder uitgesplitst in (1) een 2u durend inlevingsspel met het hele leerkrachtenteam in het najaar; (2) een getuigenis van een ervaringsdeskundige voor het voltallige team gedurende 2u in het voorjaar; (3) een vorming voor het hele team rond het Pygmalion-effect door Samenlevingsopbouw gedurende een halve dag; (4) een begeleide dialoogtafel met het hele team in mei en (5) twee ondersteuningsmomenten van 1u om verdere focus op maat te bepalen. Scholen die willen intekenen engageren zich voor het hele traject en duiden intern twee verantwoordelijken aan om het traject mee vorm te geven op de school. Het tweede en derde jaar wordt op maat van de school uitgewerkt. Op basis van de behoeften en thema’s die de school wil aanpakken worden de juiste partners ingeschakeld.

Eén Lokerse school neemt in schooljaar 2017-2018 deel aan het traject ‘Kansen voor Kinderen’. De trajectpartners vermoeden dat de late timing waarop het aanbod bekend wordt gemaakt (juni) ervoor zorgt dat de meeste scholen hun focus reeds vastgelegd hadden. De trajectpartners nemen zich voor om tijdens de LOP-vergaderingen regelmatig terug te koppelen over het verloop van

‘Kansen voor Kinderen’ in deze pilootschool om zo andere scholen tijdig warm te maken om in schooljaar 2018-2019 deel te nemen.

1.3.2 Traject in de pilootschool in schooljaar 2017-2018

De pilootschool ‘Veertjesplein’ is een school met iets meer dan 300 leerlingen en een dertigtal leerkrachten. Het eerste overleg van de partners van het traject met de directie en zorgcoördinator leert dat de directie de gewoonte heeft om op het teamoverleg van juni een lijst met focusthema’s voor te leggen. Deze thema’s sprokkelt de directie tijdens het schooljaar vanuit signalen tijdens (functionerings)gesprekken en het teamoverleg. De leerkrachten mogen in deze lijst aanduiden welk thema hun voorkeur wegdraagt. De directie geeft aan dat 70% van de leerkrachten kozen voor de thema’s kansarmoede en meertaligheid. Tijdens de personeelsvergadering van september 2017 kwam het thema kansarmoede opnieuw ter sprake in kader van de “warmste week” van Studio Brussel. Leerkrachten geven aan dat ze zich meer bewust willen worden van hoe ze naar kansarmoede kijken, of er bepaalde vooroordelen zijn die al dan niet bewust spelen, hoe ze tegenover kansarmoede staan. Daarnaast vragen ze zich af hoe ze best omgaan met kansarmoede:

waar ze goed mee doen, en waar niet. Tenslotte hebben ze graag zicht op welke handvaten ze kunnen gebruiken. De directie geeft aan dat zij aanwezig was op het LOP overleg waarop een ervaringsdeskundige in de kansarmoede en sociale uitsluiting kwam getuigen en dat ze een soortgelijke getuigenis ook heel zinvol zou vinden voor haar team.

Hieronder bespreken we de verschillende stappen in het eerste jaar van het piloottraject (Bulens, persoonlijke communicatie, 18 oktober 2017 en Formesyn, persoonlijke communicatie, 9 november 2017). Na elke stap volgt ook een reflectie bij het leerkrachtenteam. De reflecties van de eerdere stappen worden doorgegeven aan de (externe) begeleiders van de volgende stappen, zodat ze er rekening mee kunnen houden. Waar mogelijk passen zij zich aan aan de verwachtingen van het leerkrachtenteam. Een thema waar de directie, vanuit verzuchtingen van haar team, van bij de start van het traject al aan denkt is bijvoorbeeld huiswerkbeleid.

(1) Het piloottraject ’Kansen voor Kinderen’ start op de personeelsvergadering van december. De Aanstokerij (het voormalige Centrum voor Informatieve Spelen) begeleidt ‘Uitgespeeld’, een

(25)

25 simulatiespel over armoede en uitsluiting. Na het inleefspel over kansarmoede, voorziet de Aanstokerij een nabespreking en uitwisseling van ervaringen met het team.

De Aanstokerij beschrijft ’Uitgespeeld’ als volgt op haar website (z.d., z.p.):

“'Uitgespeeld' laat de spelers ervaren wat kansarmoede is. Kansarmoede heeft niet enkel te maken met een laag inkomen, maar manifesteert zich op verschillende levensdomeinen tegelijk, zoals:

• huisvesting

• gezondheid

• consumptie

• sociaal leven

• scholing

• inkomen

De spelers ontvangen bij het begin van het spel een rolomschrijving. Op elke rolomschrijving staan 6 scores. Deze scores geven aan of een speler kansarm of kansrijk is op bovenstaande 6 levensdomeinen.

Heeft de speler bijvoorbeeld score 0 bij huisvesting, dan wilt dat zeggen dat hij dakloos is.

Tijdens het spel proberen de spelers zich te verplaatsen in en identificeren met mensen in kansarme situaties. Ze gaan verbanden zoeken tussen de verschillende levensdomeinen en leren de uitsluitingsmechanismen kennen die bepalend zijn voor kansarmoede.

De spelers proberen hun levenssituatie doorheen het spel te verbeteren. Ze moeten hun scores op de 6 levensdomeinen verhogen of op z'n minst constant houden om op een menswaardige manier te kunnen leven. Een speler zit met een onevenwicht wanneer een score op een bepaald levensdomein sterk stijgt of daalt in vergelijking met de scores op andere levensdomeinen. Armoede is immers nooit een eenvoudige zaak. Het ene domein heeft een invloed op het andere en je kan het niet los zien van elkaar.

Vaak zijn het vele samenhangende problemen die elkaar versterken. Bovendien kunnen die zowel oorzaak als gevolg zijn.

Tijdens de nabespreking bespreken we de ervaringen van de spelers, leggen we de link met de realiteit en gaan we op zoek naar manieren hoe we mensen in een kansarme situatie uit die vicieuze cirkel van armoede kunnen halen.”

(2) In de tweede stap van het traject geeft Samenlevingsopbouw vzw een halve dag vorming voor het hele team (gepland tijdens een pedagogische studiedag) over het Pygmalion-effect. Wikipedia (z.d.) omschrijft het Pygmalion-effect als volgt: “Het Pygmalion-effect, ook wel het Rosenthal-effect genoemd, is een fenomeen dat in het onderwijs kan worden geobserveerd en sluit aan bij de selffulfilling prophecy van Robert K. Merton. Het effect houdt in dat leraren, soms onbewust, verwachtingen hebben van bepaalde leerlingen. Met deze verwachtingen sturen ze impliciet de prestaties van leerlingen. Deze sturing kan zowel in positieve zin (hoge verwachtingen leiden tot betere prestaties) als in negatieve zin (lage verwachtingen leiden tot slechtere prestaties). De sturing in negatieve zin wordt ook wel het Golem-effect genoemd. De verwachtingen van leraren zijn dus essentieel voor de prestaties van leerlingen.”

Tijdens de Pygmalion-sessie krijgen de leerkrachten meer info over het experiment van Rosenthal en Jacobson (uitgevoerd in 1968) die dit Pygmalion-effect blootlegde. In dit experiment maken de onderzoekers leerkrachten wijs dat sommige kinderen uit hun klas een hoger IQ hebben dan andere.

(26)

26 De onderzoekers komen tot de constatatie dat deze zogezegd ‘hogere IQ-kinderen’ anders behandeld worden door de leerkracht. Deze leerlingen krijgen vaker het woord wanneer ze hun vinger opstaken, ze krijgen meer spreektijd eens ze aan het woord zijn, ze worden uitgebreider gecorrigeerd wanneer ze een fout antwoord geven, ze worden meer aangemoedigd, ze krijgen positievere feedback. Resultaat van dit alles is dat de kinderen, die ‘ad random’ aangeduid waren als intelligenter op het einde van de rit statistisch significant betere resultaten vertonen dan hun klasgenoten. Kortom, de verwachting van de leerkracht is werkelijkheid geworden!

(3) In de derde stap van het traject komt een kansarme Lokerse mama getuigen op een personeelsvergadering. Samenlevingsopbouw vzw kiest bewust voor een Lokerse getuigenis, eerder dan een opgeleide ‘ervaringsdeskundige in kansarmoede en sociale uitsluiting’ te laten getuigen over zijn situatie elders. Zo wil Samenlevingsopbouw voorkomen dat de Lokerse leerkrachten het verhaal kunnen afdoen als ‘Dat is een getuigenis van elders, dat is in Lokeren anders’. Samenlevingsopbouw vzw begeleidt en ondersteunt de mama die komt getuigen.

(4) Het eerste jaar van het traject sluit tenslotte af met een dialoogtafel voor het hele leerkrachtenteam, begeleid door medewerkers van het LOP, FLOB en het HvhK. Daar wordt een gezamenlijke focus gekozen voor schooljaar 2018-2019 om in het tweede trajectjaar met een werkgroep verder vorm te geven.

1.4 Besluit praktijkgerichte probleemverkenning

We stellen vast dat het HvhK Lokeren, in samenwerking met partners uit haar netwerk, al sterk inzet op het bereik van en aanbod voor de meest kwetsbare Lokerse gezinnen. Hiermee geeft het HvhK Lokeren invulling aan haar rol in het lokale kinderarmoedebestrijdingsbeleid: “De Huizen van het Kind kunnen een krachtig instrument zijn in de strijd tegen Kinderarmoede. Ze zijn immers toegankelijk voor alle gezinnen en net daardoor kunnen ze een belangrijke rol spelen in functie van gezinnen in een maatschappelijk kwetsbare positie. Het is belangrijk om in de Huizen van Kind een aanbod te creëren voor de ondersteuning van de maatschappelijk kwetsbare gezinnen. Op die manier vervullen de Huizen van het Kind een belangrijke rol in het lokale beleid en in hun strijd tegen kinderarmoede.” (Huis van het Kind, z.d.)

Een armoedetraject voor het onderwijs is evenwel nieuw voor het HvhK Lokeren, en staat centraal in deze bachelorproef. Dit nieuwe aanbod naar het onderwijs past perfect in de taakstelling van een HvhK, gedefinieerd in het decreet houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning (2013), artikel 11, 3de punt: “het aanbod eveneens te ontsluiten voor alle professionals die werken met gezinnen met kinderen en jongeren die behoefte hebben aan ondersteuning op het gebied van preventieve gezinsondersteuning”. Ook in het Vlaamse Actieplan Armoedebestrijding 2015-2019 (VAPA) van de Vlaamse Regering worden de Huizen van het Kind vermeld als plaats waar krachten gebundeld kunnen worden om meer gezinnen beter te ondersteunen. Eén van de vermelde doelstellingen is ‘Afstemmen met onderwijs’.

Dankzij de geleerde lessen uit dit piloottraject ‘Kansen voor Kinderen’ kunnen het HvhK en haar partners dit traject vanaf volgend schooljaar verder uitrollen. Zo kan het HvhK samen met het Lokerse basisonderwijs kinderarmoede verder bestrijden.

(27)

27 De centrale probleemstelling in deze bachelorproef is nagaan hoe het HvhK Lokeren door het traject ‘Kansen voor Kinderen’ stappen zet in haar ondersteuningsrol voor onderwijsactoren. We vertrekken vanuit de focus op (kinder)armoede en nemen daar het gezinsperspectief in mee.

Deze bachelorproef linkt het traject ‘Kansen voor Kinderen’ aan inzichten uit de literatuur en stelt enkele verandervoorstellen voor. Het HvhK Lokeren kan deze verandervoorstellen integreren in haar evaluatie van het eerste piloottrajectjaar. Dit zowel voor het verdere vervolg van het gestarte traject in deze pilootschool als voor de uitrol van het traject naar andere scholen.

(28)

28

(29)

29

Theoretische analyse uit drie invalshoeken

Om een antwoord te kunnen formuleren op de praktijkgerichte probleemstelling van deze bachelorproef zoeken we in dit tweede hoofdstuk naar kaders en inzichten uit de literatuur. Bij dit onderzoek nemen we drie perspectieven in. Eerst bekijken we het thema (kinder)(kans)armoede vanuit een sociologisch perspectief. Vanuit onze opleiding tot gezinswetenschapper plaatsen we in de tweede invalshoek de armoedeproblematiek binnen het bredere systeem van gezinnen in armoede. De derde invalshoek focust op kansarmoede en onderwijs. De gevonden theoretische concepten linken we waar het kan aan de praktijk, namelijk via de sessies uit het piloottraject

’Kansen voor Kinderen’ (zie deel 1.3), via de diepte-interviews die we afnamen bij twee Lokerse leerkrachten (zie deel 1.2.5) en via het bredere aanbod van het HvhK Lokeren en haar partners (zie deel 1.2.1.3). Deze voorbeelden uit de praktijk volgen telkens net na een theoretische concept in een aparte kader ‘Link met casus’.

2.1 Eerste invalshoek: een sociologische kijk op (kans)armoede

In de literatuur bestaan verschillende omschrijvingen van armoede, kansarmoede, kinderarmoede, kwetsbare gezinnen, elk vanuit een andere focus en met een eigen set aan criteria of indicatoren. In een traject over kinderarmoede is het zinvol om te starten met verschillende omschrijvingen en mogelijke indicatoren van (kinder)(kans)armoede. Daarna onderzoeken we in dit deel mogelijke maatschappelijke oorzaken van de kloof tussen arm en rijk en welke impact maatschappelijke tendensen hebben op deze kloof. We bekijken hoe de gehanteerde kijk op armoede het beleid en de acties inzake armoedebestrijding beïnvloedt. Tenslotte schetst dit deel hoe mensen in armoede zich verenigen en zo hun eigen visie op armoede bekendmaken.

2.1.1 Armoede: een definitie

Armoede gaat verder dan een gebrekkig (gezins)inkomen of te beperkte financiële middelen. Het is meer dan gezinnen die elke maand waakzaam moeten zijn om budgettair rond te komen. Door het beperkte budget moet een gezin in armoede telkens weer keuzes en afwegingen maken wat kan leiden tot stress en frustratie. (Onverwachte) extra uitgaven zijn voor mensen zonder reserves vaak onoverkomelijk en dreigen hen (dieper) in armoede te laten terechtkomen. Een netwerk dat in moeilijke periodes kan inspringen maakt een groot verschil. Het tekort aan financiële middelen hangt vaak samen met andere domeinen: werk, huisvesting, gezondheidszorg, mogelijkheden op gebied van onderwijs of vrije tijd. Deze domeinen spelen vaak op elkaar in, zijn met elkaar verstrengeld en versterken elkaar. Als je één draadje in het kluwen probeert te volgen, zie je vaak dat er andere draden aan vast hangen.

Deze tekorten op verschillende domeinen leiden in de meeste gevallen ook tot sociale uitsluiting:

mensen in armoede hebben minder kansen om deel te nemen aan verschillende levensdomeinen van de maatschappij. Hierdoor worden mensen maatschappelijk kwetsbaarder: ze komen meer in aanraking met de negatieve, controlerende, sanctionerende kant van de maatschappelijke instellingen dan met het ondersteunende aanbod. Toch is dit geen pleidooi om alle mensen in armoede over één kam te scheren en te veronderstellen dat armoede sowieso leidt tot gezondheids- of leerproblemen. Kortom, we moeten er alert voor zijn om niet stigmatiserend om te gaan met deze samenhang (Vanobbergen, 2016).

(30)

30 Deze levensdomeinoverschrijdende complexiteit wordt zichtbaar in onderstaande armoededefinitie uit het Vlaamse Actieplan Armoedebestrijding 2015-2019:

“We beschouwen armoede als een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt mensen in armoede van de algemeen

aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Tussen het leven van mensen in armoede en mensen zonder armoede-ervaring bestaat er

dus een kloof, die zich manifesteert op verschillende vlakken:

participatie, vaardigheden en kennis. Deze kloof kunnen ze niet altijd op eigen kracht overbruggen.”

Het woord ‘sociale uitsluitingen’ klinkt als een oproep om armoede dus niet te eng te benaderen als een louter individueel probleem, maar wel als een structureel probleem in onze samenleving.

In het actieplan lezen we hierover het volgende: “Om armoede op een structurele manier aan te pakken en de generatiearmoede een halt toe te roepen, moeten we blijvend inzetten op de strijd tegen armoede en het verhogen van de zelfredzaamheid van kinderen en van de gezinnen waarin ze opgroeien. Tegelijkertijd blijven we ingaan tegen mechanismen die armoede veroorzaken en in stand houden.” Vrij vertaald ziet de Vlaamse Regering armoedebestrijding dus als een én-en-verhaal, zowel individueel als structureel.

Om de armoede in Vlaanderen op te volgen hanteert de Vlaamse Regering de Vlaamse Armoedemonitor van haar eigen Studiedienst. Daarnaast maakt ze ook gebruik van armoede- indicatoren uit de Statistics on Income and Living Conditions (SILC) Survey van de EU.

Onafhankelijk van welke cijfers of criteria de Vlaamse Regering hanteert, ze komt in haar actieplan tot het besluit dat “de armoedesituatie in Vlaanderen niet duurzaam verbeterd is”.

Vlaams kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen (2016) stelt een andere definitie van armoede voor, namelijk die van het VN-Comité voor Economische, Sociale en Culturele Rechten:

“Een menselijke situatie gekenmerkt door langdurige of chronische deprivatie van de middelen, mogelijkheden, keuzes, veiligheid en

macht, noodzakelijk voor het genieten van een toereikende levensstandaard en andere burgerlijke, culturele, economische,

politieke en sociale rechten.”

Deze definitie focust meer op de rechten van mensen in armoede. Vanobbergen (2016) vestigt ook onze aandacht op het feit dat armoede ondanks deze éne definitie vele gradaties en verschijningsvormen heeft, dat gezinssamenstelling en wooncontext invloed hebben en dat armoede geen statisch gegeven is. Vanuit deze definitie spreekt het voor zich dat armoede een impact heeft op de leefsituatie van kinderen. Hier komen we in deel 2.1.3 nog verder op terug.

(31)

31 Link met casus

Het spel ‘Uitgespeeld’, de eerste sessie in het traject ‘Kansen voor Kinderen’ verduidelijkt de verschillende levensdomeinen waarop uitsluiting zich manifesteert en hun onderlinge samenhang.

In de getuigenis van de ervaringsdeskundige in het traject ‘Kansen voor Kinderen’ wordt duidelijk hoe de verschillende levensdomeinen op elkaar inspelen en verweven zijn: door ziekte in het vierde middelbaar geen examens kunnen maken; om geen jaar meer te verliezen en om uit de miserie van thuis weg te raken op 16-jarige leeftijd op leercontract gaan werken en samen gaan wonen; snel zwanger geraakt; een moeilijke bevalling met torenhoge medische kosten tot gevolg; daardoor moest het net gekochte huis terug verkocht worden; door al deze extra zorgen kwam er een relatiebreuk; als alleenstaande moeder nog een moeilijker financiële uitgangspositie; ...

2.1.2 Buitenkant en binnenkant van armoede

Naast de ‘buitenkant van armoede’ (uitsluiting op verschillende levensdomeinen) vragen verschillende armoedeorganisaties ook aandacht voor de ‘binnenkant van armoede’. Armoede heeft immers ook een heel grote mentale dimensie. Langdurig leven in het hierboven geschetste

‘uitsluitingsmechanisme’ zorgt voor stress en creëert kwetsuren. Mensen in armoede leven met continue onzekerheid en verliezen de controle over hun leven. Dit zorgt voor bijvoorbeeld schaamte, minderwaardigheidscomplexen, angst of wantrouwen waardoor ze minder verbonden zijn met zichzelf en de omgeving.

Een mooie beeldspraak om de buitenkant en binnenkant van armoede te visualiseren vinden we bij Lieven De Pril (z.d.) die hij uitwerkte naar aanleiding van de theatervoorstelling van het boek ‘Ik ben iemand/niemand’ van Guy Didelez. Hij gebruikt een zevenkoppige draak en zeven kabouters om de buitenkant en binnenkant van armoede te omschrijven.

De buitenkant van armoede is volgens De Pril als een zevenkoppige draak: gezinnen in armoede hebben problemen op zeven levensdomeinen: (1) wonen, (2) gezondheid, (3) onderwijs, (4) inkomen, (5) werk, (6) voedselvoorziening, (7) gezinsleven. De zeven koppen van de draak komen soms allemaal tegelijk voor of eén probleem kan soms opzij geduwd worden door een andere kop die zich naar voor duwt. Dit leidt tot wat hij de ‘kringloop van armoede’ noemt: omdat alle domeinen verband houden met elkaar komen mensen in armoede vast te zitten in een neerwaartse spiraal.

Naast deze vaak zichtbare zevenkoppige buitenkant van armoede, vertonen mensen in armoede volgens De Pril ook zeven gevoeligheden. Hij vergelijkt ze met dwergen uit sprookjes: hoewel ze minder opvallen spelen ze een belangrijke rol. De Pril geeft aan dat mensen in armoede deze dwergen soms zwaarder voelen wegen dan de materiële of financiële problemen. Hij benoemt de zeven dwergen als volgt: (1) ‘Ik tel niet mee’ (uitsluiting), (2) ‘ik kan het niet’ (vaardigheden), (3) ‘ik ken het niet’ (andere leefwereld), (4) ‘ik ben niets waard’ (negatief zelfbeeld), (5) ‘het is mijn eigen fout’ (schuldgevoelens), (6) ‘ik schaam mij’ en (7) ‘het kan mij niet meer schelen’ (moedeloosheid).

Deze gevoeligheden beïnvloeden elkaar ook onderling en vragen veel energie van mensen in armoede.

Deze door sprookjes geïnspireerde beeldspraak, mag geen afbreuk doen aan de inhoudelijke werkelijkheid. De ‘binnenkant van armoede’ wordt immers door verschillende bronnen beaamd, niet in het minst door organisaties waar de ervaring van mensen in armoede zelf centraal staat. Ook

(32)

32 in de visietekst van De Link vzw, de organisatie die ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting opleidt (zie deel 2.1.5), worden deze negatieve effecten op het gevoelsleven van mensen in armoede erkend. De visietekst spreekt bijvoorbeeld over negatieve effecten op kennisopbouw (andere kennis en kennisgaten), op het verwerven van vaardigheden (voornamelijk door onvoldoende basishechting en het ontbreken van veiligheid) en de drempels voor participatie van mensen in armoede. De Link benadrukt daarnaast ook de krachten van mensen in armoede, o.a.

motivatie, strijdbaarheid, solidariteit en weerbaarheid (de Link vzw, 2012).

Link met casus

Tijdens de interviews met de leerkrachten stellen we de vraag hoe kansarmoede bij leerlingen zich uit.

Het valt op dat ze vooral uiterlijke, zichtbare kenmerken opsommen: hygiëne (vuile onderbroekjes, urinegeur, luizen ...), onaangepaste kledij (te koud, te klein, vuil, stuk ...), lege of helemaal geen brooddoos ... Daarnaast halen ze ook ontwikkelings- en cognitieve achterstand aan. De binnenkant van armoede bij de kinderen wordt niet vernoemd.

In de getuigenis van de ervaringsdeskundige in het traject ‘Kansen voor Kinderen’ komen wel enkele gevoelens keer op keer terug: schaamte, het gevoel er niets aan te kunnen doen, onbegrip, onmacht, niet gehoord worden, moeite om contact te hebben met andere ouders ... Daarnaast haalt ze in haar verhaal ook een aantal keer aan dat ze fier is op wat ze intussen wel verwezenlijkte: fier dat haar kinderen steeds verzorgd naar school gaan, fier dat het gebit van haarzelf én haar kinderen intussen in orde is (zelf mocht ze van haar mama als kind slechts één keer naar de tandarts op zesjarige leeftijd).

2.1.3 Kinderarmoede

Vanobbergen (2016) pleit ervoor om geen opsplitsing te maken tussen kinderen in armoede en ouders in armoede: het kind moet steeds vanuit zijn hele (gezins)context bekeken worden. De situatie van ouders en kinderen beïnvloedt elkaar ook. Denk bijvoorbeeld aan de wisselwerking tussen (de kost van) kinderopvang en de mogelijkheid tot (meer) werken. Toch geeft hij ook toe dat spreken over kinderarmoede gerechtvaardigd kan worden omdat armoede door kinderen anders beleefd wordt. Het heeft andere gevolgen en specifieke kenmerken. Kinderen ervaren de gevolgen van armoede zelf én kunnen ook mee lijden onder de extra stress en frustratie die de armoede veroorzaakt bij hun ouders. Ze ontwikkelen eigen strategieën om om te gaan met armoede:

bijvoorbeeld door zelf bij te verdienen, niets extra’s aan hun ouders te vragen of opstandig te reageren.

Ondanks de stelling van Vandenbroeck (2014) dat er niet zoiets bestaat als kinderarmoede (zie inleiding) en de redenering die daar voor hem achter zit, geeft hij ook verschillende redenen waarom het goed is om apart te focussen op kinderen die opgroeien in armoede. Deze kinderen hebben immers al op zeer jonge leeftijd een achterstand in (taal)ontwikkeling en deze achterstand wordt niet weggewerkt door ons onderwijs. Daarnaast geeft hij aan dat een kwalitatieve voorschoolse opvang een positief effect heeft voor alle kinderen. Hij pleit voor een armoedebeleid dat zowel inzet op bestrijding van armoede bij volwassenen als op gelijke kansen voor kinderen in en door (voor)schoolse trajecten. Welke gevolgen armoede heeft op de ontwikkeling van een kind wordt verder beschreven in deel 2.2.5.

Naast een omschrijving van kinderarmoede, gaan we ook op zoek naar een manier om kinderarmoede meetbaar te maken. We willen immers weten hoe kinderarmoede zich vertaalt in

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Beheersing betekent bewust handelen, bewust leven, het wil zeggen voor elke daad die je stelt, ja voor elk gewoontegebaar uiteindelijk, verantwoordelijk zijn omdat je het zelf

In Nederland werkt inmiddels een tiental scholen met Leesdok, een leesstimulerings- programma voor het voortgezet onderwijs dat is gebaseerd op inzichten van de

Leesdok is ontstaan vanuit de vraag: ‘Hoe brengen we eenheid en ordening aan in alles wat er al is om leerlingen tot betere lezers te maken?’ En: ‘hoe maak je dat vervolgens op

Overstappen naar een ander niveau tijdens het eerste leerjaar is mogelijk. Incidenteel ook in het

❑ Ik kan hierop niet antwoorden omdat de moeder geen contact heeft met het kind of overleden is. Het kind spreekt met de

Aan het einde van de brugklas wordt bepaald welke leerroute het beste bij de leerling past en in 2 e jaar vervolgd wordt..

Onder de huidige OESO-voorstellen zouden naast de spelers die geautomatiseerde digitale diensten leveren echter ook de veel bredere groep van zogenoemde ‘consumer-facing

Door verschillen tussen netwerkorganisaties en hiërarchisch-georiënteerde organisaties in structuur, visie en strategie, cultuur, redenen voor het inzetten van individuele