Bijlage IV Financiële aanpak sociaal domein Asten 2015 tm 2017
1. Sociaal Deelfonds
Het rijk heeft afgesproken gemeenten ruime beleidsvrijheid te geven in de te
decentraliseren taken. Daarbij past ook één ontschot budget, “het sociaal deelfonds”, om deze taken uit te kunnen voeren.
Het Rijk stelt bestedingsvoorwaarden aan het deelfonds sociaal domein. De
bestedingsvoorwaarden zijn van tijdelijke aard en worden na drie jaar (met ingang van 2018) verwijderd. Gedurende de periode van drie jaar kan de kwalitatieve en
kwantitatieve ontwikkeling van het sociale domein goed worden gevolgd.
Tot 2018 geldt het onderstaande.
1. De middelen in het deelfonds sociaal worden geoormerkt verstrekt en kunnen alleen vrij worden besteed aan de onderscheiden doelen van het sociaal
deelfonds. Materieel is dit een integratie-uitkering. Herschikking naar andere bestedingsdoelen (bijvoorbeeld wegen en water of het verstrekken van bijstandsuitkeringen) is niet toegestaan.
2. Het financieel risico ligt bij gemeenten; gemeenten zijn verantwoordelijk voor eventuele financiële tekorten in het sociale domein.
3. Op lokaal niveau vindt zoals gebruikelijk horizontale verantwoording over de besteding van de middelen in het deelfonds sociaal domein plaats in de
gemeenteraad. Er vindt geen verticale verantwoording plaats aan het Rijk over de besteding van het budget voor het sociaal domein.
4. Gemeenten zullen via de bestaande Informatie voor derden (IV-3) jaarlijks aan het Rijk informatie verstrekken over de besteding van de middelen in het sociaal domein. Op deze wijze wordt er gemonitord met zo min mogelijk administratieve lasten voor gemeenten.
5. Onderbesteding kan aanleiding zijn voor nader onderzoek naar de oorzaken, waarbij ook wordt gekeken naar de prestaties van een gemeente. In het uiterste geval kan het Rijk ingrijpen (mogelijkheid tot opschorting van de uitbetaling uit het deelfonds sociaal domein).
Het sociaal deelfonds wordt gecreëerd vanuit diverse geldstromen. Het bestaat uit het Participatiebudget, middelen voor de maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en middelen voor de uitvoering van de Jeugdwet.
Het kabinet kiest ervoor de huidige middelen voor het Inkomensdeel van de WWB, die thans als specifieke uitkering worden verstrekt, per 1-1-2015 niet toe te voegen aan het sociaal deelfonds omdat samenvoeging geen mogelijkheden biedt tot
doelmatigheidswinst en kan leiden tot risico’s voor zowel het Rijk als gemeenten.
Eventuele overschotten op het Inkomensdeel zijn overigens al vrij besteedbaar.
Het deelfonds sociaal domein is op 1 januari 2015 van kracht, op het moment dat ook de decentralisaties ingaan. Op deze manier kunnen gemeenten direct invulling geven aan de integrale aanpak en de beschikbare budgetten inzetten op het brede doel van de te decentraliseren taken.
De verdeling van de budgetten jeugd en de Wmo zal in 2015 plaatsvinden op basis van historische gegevens. Vanaf 2016 wordt een objectief verdeelmodel geleidelijk ingevoerd.
De budgettaire omvang van het deelfonds wordt in de begroting van 2015
geformaliseerd. Gemeenten worden hierover geïnformeerd in de mei-circulaire 2014.
Figuur 1: sociaal deelfonds
De systematiek van het sociaal deelfonds, de oprichting van de regionale
uitvoeringsorganisatie voor de maatwerkvoorzieningen op grond van de 3D’s Peel 6.1 en de vormgeving van het sociaal netwerk in Asten (“verdienmodel nuldelijn”) vormen de uitdaging om een lokale financiële aanpak voor de periode van 2015 tot en met 2017 op te stellen.
Alvorens met voorstellen te komen belichten we achtereenvolgens kort:
• het bekostingsmodel van de regionale uitvoeringsorganisatie,
• de lokale historische financiële gegevens over de uitvoering van het sociaal domein in brede zin en
• de prognose van de opbrengsten en uitgaven ingaande 2015.
Wij vermelden hierbij nadrukkelijk dat deze doorkijk gebaseerd is op gegevens die op dit moment beschikbaar zijn (vóór het verschijnen van de meicirculaire).
Vervolgens geven wij een risicoanalyse inzake de nieuwe taken:
• Wmo
• Jeugd
• Participatiewet
• Lokaal sociaal domein
Tenslotte doen wij voorstellen over:
• Instellen egalisatiereserve lokaal sociaal domein 2015-2017
• Winstbestemming 2013
2. Bekostigingsmodel regionale uitvoeringsorganisatie Peel 6.1
Een aantal reeds genomen beslissingen (o.m. Besluit financiële bedrijfsvoering Peelsamenwerking 6.1, Besluit verdeelsleutels Peelsamenwerking 6.1,
Gemeenschappelijke regeling openbaar lichaam Peel 6.1) bevatten heldere bepalingen omtrent de uitvoeringskosten en de programmakosten van de regionale
uitvoeringsorganisatie. In het bestek van het beleidskader zijn met name de
programmakosten en de met de gemeenten te maken afspraken hieromtrent van belang.
De systematiek van afrekening van de programmakosten legt immers een direct
verband tussen de kosten van uitvoering van regionale beleidskeuzen inzake
maatwerkvoorzieningen en die van lokale uitvoering van meer algemene voorzieningen in de “nuldelijn”.
De financiële ramingen die met de beleidskeuzen samenhangen worden opgenomen in een exploitatiebegroting van de gemeenschappelijke regeling, vanuit welke begroting vervolgens een link gemaakt moet worden naar de begrotingen van de deelnemende gemeenten.
In het nog op te stellen beleidskader Wmo 2015-2017 worden de doelgroepen en de beoogde maatwerkvoorzieningen benoemd, alsmede per deelnemende gemeente de inzet op de lokale voorzieningen in de “nuldelijn”. Deze beleidskeuzen vormen de onderbouwing van de financiële ramingen in de exploitatiebegroting van de GR en de begrotingen van de deelnemende gemeenten.
3. Sociaal domein Asten
In onderstaande figuren wordt inzicht gegeven in de uitgaven 2012 en 2013 en de begroting 2014 van het sociaal domein Asten.
Bij het weergeven van het sociaal domein hebben we gekozen voor een breed
beleidsterrein bestaande uit Jeugd, Onderwijs, Welzijn / Zorg, subsidies sport, Sociale zaken, Wmo en gezondheidszorg.
De reden voor deze keuze is dat de inzet op deze beleidsterreinen invloed heeft op de programmakosten van het sociaal domein.
De bedragen zijn exclusief apparaatskosten en kosten voor accommodaties.
Bij specifieke uitkeringen is een saldo van de uitkering en de kosten weergegeven. Dit betekent dat de netto lasten voor de gemeente Asten in de tabel weergegeven zijn1.
0,00 500.000,00 1.000.000,00 1.500.000,00 2.000.000,00 2.500.000,00
Jeugd
Onderwijs
Welzijn / Zorg
Subsidies sport
Sociale zaken
Wmo
Gezondheidszorg
Werkelijk 2012 Werkelijk 2013 Begroting 2014
Figuur 2: uitgaven 2012, 2013 en begroting 2014 per beleidsterrein
1De werkelijke uitgaven 2012 Sociale Zaken werden sterk beïnvloed door de winstuitkering van de Atlant Groep in dat jaar en de vergoedingen van het rijk voor verstrekte leningen aan zelfstandigen.
0,00 1.000.000,00 2.000.000,00 3.000.000,00 4.000.000,00 5.000.000,00 6.000.000,00
Jeugd
Onderwijs
Welzijn / Zorg
Subsidies sport
Sociale zaken
Wmo
Gezondheidszorg
Totaal
Werkelijk 2012 Werkelijk 2013 Begroting 2014
Figuur 3: uitgaven 2012, 2013 en begroting 2014 per beleidsterrein en totaal
4. Prognose opbrengsten en uitgaven 2015
Onderstaande figuur geeft inzicht in de inkomsten vanuit het Rijk. Verdeeld naar algemene uitkering, sociaal deelfonds en specifieke uitkering.
Figuur 4: budgetten begroting 2015
budgetten begroting 2015
Jeugdzorg 12%
Wmo 15%
Participatiebudget 11%
Algemene uitkering 51%
Inkomensdeel WWB 11%
Sociaal deelfonds 38%
Specifieke uitkering
Algemene uitkering
Toelichting
Specifieke uitkering
Inkomensdeel WWB
Het inkomensdeel WWB is opgenomen conform de meerjarenbegroting 2015 (begroting 2014-2017).
De begroting is gebaseerd op het nader voorlopige budget 2013.
De budgetten inkomensdeel WWB fluctueren erg en zijn daarom erg lastig te ramen.
Algemene uitkering
Bij algemene uitkering is het bedrag opgenomen wat we uit het gemeentefonds ontvangen voor alle gemeentelijke taken, waaronder die op het gebied van Jeugd, Onderwijs, Welzijn / Zorg, subsidies sport, Sociale zaken, Wmo en gezondheidszorg (zie ook inleiding hoofdstuk 3).
Het bedrag is gebaseerd op de meest actuele gegevens (begroting aangevuld met septembercirculaire 2013, decembercirculaire 2013 en actualisatie maatstaven).
De algemene uitkering kan naar eigen inzicht besteed worden.
Sociaal deelfonds
Jeugdzorg
De basis voor het genoemde bedrag is de decembercirculaire 2013 en het hierin genoemde indicatief macrobudget 2015 van € 3,5 miljard.
Verdeling van het macrobudget over gemeenten voor 2015 op basis van het historisch model. Bij de meicirculaire 2014 worden deze budgetten geactualiseerd.
Het streven is om met ingang van 2016 met een objectief verdeelmodel te gaan werken.
Ook hierover wordt bij de meicirculaire 2014 meer inzicht gegeven.
Wmo
De basis is "eerste inzicht Wmo 2015" (d.d. 29 januari 2014).
Nieuwe taken: macrobudget € 3,8 miljard. Dit is inclusief 200 miljoen aanvullend budget voor een zorgvuldige overgang van cliënten en een zorgvuldige transitie.
Het bedrag is onder te verdelen in:
€ 1.955.730,61
€ 127.470,67
Sociale wijkteams € 5.901,42
Ondersteuning en waardering mantelzorgers € 41.309,94
Doventolk € 4.130,99
Aanvullend uitvoeringsbudget € 24.785,96
€ 118.028,40
€ 2.277.358,00 AWBZ functies begeleiding, kortdurend verblijf,
inloopfunctie GGZ, beschermd wonen, cliëntondersteuning en 5% van de functie persoonlijke verzorging
Maatwerk chronisch zieken, bijzondere bijstand en lokaal beleid
Aanvullend budget voor een zorgvuldige overgang van cliënten en een zorgvuldige transitie.
Bestaande taken: oude integratie-uitkering Wmo: huishoudelijke verzorging, voorzieningen gehandicapten en uitvoeringskosten.
Het bedrag is onder te verdelen in:
Huishoudelijke verzorging € 808.851,63
Subsidieregelingen AWBZ en specifieke uitkeringen WVG € 113.120,16
Uitvoeringskosten € 114.821,21
€ 1.036.793,00
Ter vergelijking: de integratie-uitkering Wmo 2014 bedraagt € 1.431.098,= (conform septembercirculaire 2013).
Momenteel wordt gewerkt aan een objectief verdeelmodel. Meer duidelijkheid over de budgetten per gemeente volgt in de meicirculaire 2014.
Participatiebudget
Indicatief macrobudget 2015 € 2,9 miljard op basis van het wetsvoorstel invoering participatiebudget 2-12-2013.
Het macrobudget is opgebouwd uit de volgende posten:
Macrobudget Wsw "oude stijl" 2.256
Re-integratiemiddelen 668
Het bedrag is onder te verdelen in:
a. wv. Participatiebudget "oude stijl" 638 b. wv. Begeleiding nieuwe doelgroep regulier 5 c. wv. Begeleiding nieuwe doelgroep beschut 7 d. wv. Overheveling re-integratie Wajong 15
e. wv. Overheveling no riskpolis 3
2.924 ( in mln € )
Voor 2015 is nog geen verdeling van de budgetten bekend.
Daarom wordt de procentuele afname van 2015 ten opzichte van 2014 als uitgangspunt genomen.
Hiermee komt het voorlopige budget voor participatie (re-integratie) en Wsw voor 2015 op afgerond € 2.378.000,=.
Meer duidelijkheid over de budgetten volgt in de meicirculaire 2014.
5. Risicoanalyse
5.1 Risicoanalyse Wmo
5.1.1 Nieuwe takenIn februari hebben we de eerste financiële gegevens op gemeenteniveau ontvangen betreffende de nieuwe taken die overgeheveld worden naar gemeenten. Het budget 2015 voor de gemeente Asten bedraagt € 2.277.358,=. Van dit budget is circa
€ 1.767.000,= bestemd voor de 3 grote taken die worden overgeheveld naar de Wmo (begeleiding, kortdurend verblijf en GGZ inloop). Dit bedrag is dus gebaseerd op 75%
van het budget dat in het kader van de Awbz 2012 werd uitgegeven aan de ondersteuning voor burgers uit de gemeente Asten.
In 2015 wordt de korting van 25% voor deze taken meteen toegepast. Op basis van bovenstaand cijfer betreft dit dus een korting van € 589.243,=.
In 2015 geldt echter wel een overgangsregime voor alle burgers die dan nog een geldige indicatie hebben. Zij behouden hun recht op de toegekende ondersteuning.
We gaan ervan uit dat het grootste deel van de klanten onder dit overgangsrecht valt (75%). Daarmee zou het risico voor de gemeente voor het jaar 2015
€ 589.243,= x 75% = € 441.932,= bedragen.
Dit financiële risico zal worden beperkt door de volgende maatregelen:
1. In het gemeentefonds is een bedrag opgenomen voor het overgangsjaar 2015. Voor Asten betreft dit een bedrag van € 118.000. Dit bedrag wordt de daaropvolgende jaren structureel beschikbaar gesteld voor innovatie.
2. Gemeenten mogen met klanten bezien of er in overleg gekomen kan worden tot een alternatieve passende oplossing die mogelijk goedkoper is.
3. Ondersteuning via resultaatgerichte inkoop contracteren.
Deze maatregelen zullen het financiële risico van het overgangsjaar niet volledig kunnen opvangen. We stellen voor om hiervoor een financiële buffer te creëren van € 200.000,- uit de winstbestemming 2013.
5.1.2 Bestaande taken
Momenteel ontvangt de gemeente Asten via de algemene uitkering een bedrag voor Wmo (integratie-uitkering). Op deze integratie-uitkering wordt door het rijk m.b.t. hulp bij het huishouden een korting toegepast van 40%, waardoor deze in 2015 daalt met ca. € 400.000,- (van € 1.431.098 naar € 1.036.793).
Door het tijdig vaststellen van een “gekantelde” Wmo-verordening en de hierop
gebaseerde uitvoeringsmethodiek hebben wij de afgelopen jaren reeds minder uitgaven gedaan. Bij de vorming van het beleid voor 2015 zijn nieuwe maatregelen getroffen om in te spelen op de korting door het rijk. Voor het overgangsjaar blijft een financieel risico bestaan van ca. € 200.000,-, wat vooralsnog niet wordt gecompenseerd door een extra uitkering van het rijk. Ook hiervoor stellen wij voor een financiële buffer te creëren van
€ 200.000,- uit de winstbestemming 2013.
5.2 Risicoanalyse nieuwe taken Jeugd
Op dit moment zijn nog diverse partijen verantwoordelijk voor de ondersteuning en hulp aan jeugdigen. Met de transitie jeugdzorg worden al deze taken gedecentraliseerd naar de gemeenten. De Jeugdwet geeft de gemeenten de vrijheid om het jeugddomein zo in te richten dat passende hulp snel, adequaat en nabij beschikbaar is.
De gemeenten moeten deze taken gaan uitvoeren terwijl tegelijkertijd op de jeugdzorg wordt bezuinigd. Gemeenten krijgen een zorgplicht voor de nieuwe taak. Hebben ze te weinig budget voor zorgtaken, dan moeten ze dat geld elders vinden.
Een van verantwoordelijkheden van de Jeugdwet is het overgangsrecht voor cliënten die op 31 december 2014 in een zorgtraject zitten of op de wachtlijst staan voor
geïndiceerde zorg. Met het Regionaal Transitiearrangement (RTA) geven de 21
gemeenten van de regio Zuidoost-Brabant inzicht in hoe zij dit overgangsrecht inrichten.
Met het RTA wordt een voorgenomen verdeling gegeven van de budgetten voor de transitie jeugdzorg. Basis voor de verdeling is het budget 2012, het budget dat het Rijk hanteert als basis voor de berekeningen van het budget in 2015.
Concreet betekent dit dat binnen 3 jaren (2015-2016-2017) minimaal 20% minder middelen voor alle huidige zorgvormen beschikbaar zullen zijn.
Het overgangsrecht in combinatie met de structurele bezuiniging leidt tot de
verwachting dat de middelen die we voor de Transitie Jeugdzorg krijgen ontoereikend zullen zijn.
Voorgesteld wordt om via de winstbestemming 2013 € 254.353 (10% van het bedrag dat de gemeente Asten volgens de decembercirculaire in 2015 krijgt) te reserveren ten behoeve van de Transitie Jeugdzorg.
5.3 Risicoanalyse nieuwe taken Participatiewet
De verwachting is dat de lopende verplichtingen in het kader van de Wsw vanaf 2015 ook op het participatiebudget zullen drukken. Het participatiebudget zal aanvankelijk waarschijnlijk volledig op gaan aan deze lopende verplichtingen. Afhankelijk van de uitstroom (er kunnen vanaf 1 januari 2015 geen nieuwe dienstverbanden Wsw worden afgesloten) ontstaat re in de jaren daarna financiële ruimte voor andere vormen van re- integratie. Willen we in de eerstkomende jaren nog re-integratietrajecten aan kunnen bieden dan zullen er hiervoor tijdelijk extra middelen vrij gemaakt moeten worden. In 2012 hadden wij een re-integratiebudget nodig van € 222.808,-. In 2013 was dit
€ 242.869,-. Om re-integratie in de huidige vorm mogelijk te blijven maken, zullen we dus ongeveer € 230.000,- per jaar nodig hebben. Door in te zetten op re-integratie besparen we op het inkomensdeel: immers, iedere persoon die uit de uitkering stroomt, levert weer een besparing van gemiddeld € 15.000,- op jaarbasis op.
Voorgesteld wordt om via winstbestemming jaarrekening 2013 € 230.000,- (100%
weerstandsvermogen) te reserveren ten behoeve van re-integratie van onze burgers.
5.4 Risicoanalyse lokaal sociaal domein
In hoofdstuk 2 (Bekostigingsmodel regionale uitvoeringsorganisatie Peel 6.1) is reeds aangegeven dat de systematiek van afrekening van de programmakosten een direct verband legt tussen de kosten van uitvoering van regionale beleidskeuzen inzake maatwerkvoorzieningen en die van lokale uitvoering van meer algemene voorzieningen in de “nuldelijn”. Dit betekent dat een investering in transformatie van de lokale
organisatie naar een naar buiten gericht regie-netwerk in het lokaal sociaal domein rendement zal gaan opleveren (leefbaarheid, bijzondere doelgroepen, bijzondere aandacht vragende Astenaren, ouderenwerk, mantelzorg en vrijwilligerswerk, wijk- en dorpsondersteuning, sport). De netwerkorganisatie moet ondersteund en gefaciliteerd worden door een meer compacte interne eenheid beleidsontwikkeling en –ondersteuning (accommodaties, onderwijs, leefbaarheid en integraal veiligheidsbeleid). Momenteel worden de contouren van een nieuwe organisatievorm steeds duidelijker. Een prognose van het resultaat van het “verdienmodel nuldelijn” is niet eerder te geven dan na de looptijd van het sociaal deelfonds einde 2017. Wij adviseren om de kosten voor een
startpositie van de lokale organisatie éénmalig te financieren ten laste van de te vormen egalisatiereserve en de toevoeging in deze reserve van de extra middelen voor
innovatie die de VNG heeft bedongen in de onderhandelingen met de minister, in casu twee jaren á € 118.000. (zie ook hoofdstuk 5.1 onder 1).
5.5 Instellen egalisatiereserve lokaal sociaal domein 2015-2017
De door het Rijk in te voeren systematiek van het sociaal deelfonds biedt ons de mogelijkheid tot het instellen van een ontschotte egalisatiereserve ten behoeve van de financiering van het lokaal sociaal domein. Het bekostigingsmodel van de regionale uitvoeringsorganisatie Peel 6.1 en de risicoanalyses geven aan dat in de periode 2015 tot en met 2017 extra middelen noodzakelijk zijn om de nieuwe taken verantwoord op te pakken en toe te werken naar een budgettair neutrale uitvoering ingaande 2018. Om deze redenen adviseren wij tot het instellen van een egalisatiereserve lokaal sociaal domein 2015-2017.
5.6 Winstbestemming 2013
Vooruitlopend op de definitieve budgetverdeling in de meicirculaire is het o.i. nu reeds zeer aannemelijk dat de budgetten in de eerste jaren van uitvoering niet toereikend zijn om de kosten (overgangsrechten etc.) te dekken. Om deze reden adviseren wij bij de winstbestemming 2013 reeds middelen beschikbaar te stellen voor de vorming van de egalisatiereserve.
5.6.1 Risicoanalyse Wmo
Nieuwe taken € 200.000
Bestaande taken € 200.000
5.6.2 Risicoanalyse nieuwe taken jeugd € 254.353 5.6.3 Risicoanalyse nieuwe taken Participatiewet € 230.000
Winstbestemming 2013: € 884.353
15 april 2014 Fanny van Helmond Peter Baudoin