• No results found

Een systematische beschrijving van relevante kennis over taal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Een systematische beschrijving van relevante kennis over taal"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Referenties

Daems, F. (2010). ‘Elke leraar is taalleraar’. In: D. Van Hoywegen e.a. (red.). Naar taalkrachtige lerarenopleidingen. Mechelen: Plantyn, p. 13-34.

Hattie, J. (2015). Leren zichtbaar maken. Sint-Niklaas: Abimo Uitgeverij.

Meusen-Beekman, K.D. e.a. (2015). “Developing young adolescents’ self-regulation by means of formative assessment: A theoretical perspective”. In: Cogent Education, 2, p. 1-16.

Ronde 6

Bart van der Leeuw & Theun Meestringa SLO

Contact: b.vanderleeuw@slo.nl t.meestringa@slo.nl

Een systematische beschrijving van relevante kennis over taal

1. Inleiding

In het taalonderwijs Nederlands ligt de nadruk op ‘taalvaardigheid’. Daarnaast is er aandacht voor ‘fictie en literatuur’ en voor ‘kennis over taal’. Die ‘kennis over taal’

wordt vaak vereenzelvigd met spelling en grammatica en met name het laatste is al decennia onderwerp van discussie. In deze bijdrage stellen we opnieuw de vraag welke kennis over taal relevant is voor leerlingen en hoe je daar systematisch met elkaar over in gesprek kunt gaan.

2. Taalvaardigheid en kennis over taal

‘Kennis over taal’ binnen het vak Nederlands is de afgelopen decennia voortdurend onderwerp van discussie geweest. Zelfs over de naamgeving bestond er verschil van mening: gaat het over ‘taalkunde’, ‘taalbeschouwing’ of ‘grammatica’? Om een eerste ordening aan te brengen, hanteren wij met onder andere Hulshof (2002) het volgen- de onderscheid:

(2)

• instrumentele kennis over taal: taalkennis, ten dienste van taalvaardigheid (geletterd- heid), Deze kennis heb je nodig om over taal te kunnen praten en om de beteke- nis van taal in context beter te kunnen begrijpen en waarderen.

• culturele kennis over taal: taalkennis, ten dienste van culturele en intellectuele vor- ming. Deze kennis heb je nodig om verantwoorde, onderbouwde uitspraken te kunnen doen over taalonderwerpen die in onze cultuur een rol spelen, zoals ‘taal- variatie’ en ‘meertaligheid’.

In deze bijdrage concentreren we ons op instrumentele kennis over taal. De veronder- stelling daarbij is dat onderwijs in taalvaardigheid (‘spreken’, ‘luisteren’, ‘schrijven’ en

‘lezen’) niet kan bestaan zonder over taal en taalgebruik te spreken en daarop te reflec- teren. De vraag is dus met welke termen we over taal en taalgebruik nadenken en spre- ken, ofwel welke vaktaal in het schoolvak Nederlands wordt gehanteerd.

We analyseren eerst wat er aan kennis over taal is beschreven in de vigerende leerplan- documenten, met name in het Referentiekader taal (Ministerie OCW 2010). Die ana- lyse wijst uit dat er sprake is van een onvolledige beschrijving en een onduidelijke ordening van de verschillende begrippen. Een blik in schoolboeken voor Nederlands wijst vervolgens uit dat er in de praktijk veel meer kennis over taal aan bod komt, zij het ook met een onheldere systematiek. We presenteren tot slot een alternatieve, func- tionele systematiek op basis van de vraag: ‘hoe werkt taal?’

3. De begrippenlijst van het Referentiekader taal

Het Referentiekader taal is in de officiële documenten het meest uitgesproken over dit onderdeel van het schoolvak Nederlands. Domein 4 bevat een begrippenlijst die als volgt wordt geïntroduceerd:

“Om te spreken over taal en taalverschijnselen is een beperkt aantal begrippen nood- zakelijk. De meeste daarvan zijn aan het eind van het basisonderwijs wel aan de orde geweest (1F). Kennis van deze begrippen bevordert het gesprek binnen en buiten het taalonderwijs over taal en taalverschijnselen: het gaat erom dat docenten (en leerlin- gen) bepaalde verschijnselen kunnen benoemen in contextrijke taalsituaties. Dat wil zeggen dat docenten deze termen moeten kunnen gebruiken in hun onderwijs in de vaardigheidsdomeinen”.

Het aantal begrippen dat daarna wordt opgesomd is ruim honderd. Tabel 1 geeft de begrippenlijst uit het Referentiekader die in acht categorieën is ingedeeld:

1. Leestekens;

2. Woordsoorten;

3. Grammatica;

2

(3)

4. Tekstkennis;

5. Stilistiek en semantiek;

6. Morfologie;

7. Opmaak;

8. Klanken.

In het Referentiekader Taal wordt deze lijst onder ‘Grammaticale begrippen voor de werkwoordspelling’ nog aangevuld – naast onder andere ‘persoonsvorm’ en ‘onder- werp’ – met vier extra items:

1. eerste, tweede en derde persoon;

2. voltooid deelwoord;

3. zwakke en sterke werkwoorden;

4. werkwoordelijk gezegde.

Daarnaast is er nog een aanvulling met twee regels: een regel voor overeenkomst in getal en in geslacht.

1F 2F

Leestekens Dubbele punt, punt, komma, Trema, accent puntkomma, uitroepteken,

vraagteken, aanhalingsteken.

Woordsoorten Zelfstandig naamwoord, werkwoord (klankvast, klankveranderend (zwak, sterk)), bijvoeglijk naamwoord.

Grammaticale kennis Onderwerp, lijdend voorwerp, Lijdende en bedrijvende vorm, hoofdzin, bijzin, gezegde, vragende vorm.

persoonsvorm.

Tekstkennis Standpunt, argument, feit, mening, Aanduidingen voor tekstsoorten en tekstsoort en gespreksvormen, genres (ook: aanduidingen voor

paragraaf. gespreksvormen), hoofdgedachte

(van tekst), tekstschema.

Metatalige vormen: Woorden, zinnen, tekstfragmenten die informatie geven over de rest van de tekst (zoals signaalwoorden, prospectieve en retrospectieve tekstelementen in inleiding, samenvattende zin aan slot).

Stilistiek en Betekenis, symbool, synoniem, Homoniem, homofoon, vakjargon, semantiek context, letterlijk, figuurlijk, stilistische adequaatheid

uitdrukking, spreekwoord, gezegde, (publiekgericht), presentatie- moedertaal, tweede taal, vreemde kenmerken (van mondelinge en taal, standaardtaal, dialect, meertalig, schriftelijke tekst).

formeel en informeel taalgebruik, leenwoord.

(4)

Morfologie Woordvorm, woorddeel, samengesteld, voorvoegsel, achtervoegsel, lettergreep.

Getal (meervoud/enkelvoud), tijd (tegenwoordig, verleden, voltooid, onvoltooid).

Verkleinwoord, verschijningsvormen werkwoord (stam, infinitief, bijvoeglijk naamwoord).

Opmaak Bladzijde, woord, zin, hoofdletter, uitspraak, titel, hoofdstuk, regel, lettertype, alinea, kopje.

Klanken Articulatie, klemtoon, intonatie, spreekpauze.

Tabel 1 – Niveaubeschrijving ‘Begrippen Taal’ uit het Referentiekader taal.

Wat is de ratio van de keuze voor en ordening van de acht categorieën? We zien die niet. Ook de plaatsing van de begrippen in de diverse categorieën roept vragen op.

Hebben de begrippen ‘woord’ en ‘zin’ vooral betekenis bij ‘Opmaak van teksten’ en bijvoorbeeld niet bij ‘Grammaticale kennis’ of bij ‘Tekstkennis’? Opvallend aan het overzicht is dat de noodzakelijk geachte kennis over taal zich vooral richt op kennis over taal op zins- en woordniveau. Dat is zonder meer het geval in de categorieën

‘Leestekens’, ‘Woordsoorten’, ‘Grammatica’, ‘Morfologie’, ‘Opmaak’ en ‘Klanken’. En ook in de categorieën waar je vooral begrippen op tekstniveau zou verwachten –

‘Tekstkennis’, ‘Stilistiek’ en ‘Semantiek’ – zijn begrippen op woord- en zinsniveau nadrukkelijk aanwezig, zoals ‘signaalwoorden’, ‘synoniem’, ‘leenwoord’ en ‘homo- niem’. Verder valt bij ‘Tekstkennis’ de geringe mate van explicietheid op: er is sprake van ‘aanduidingen voor tekstsoorten en genres’ zonder dat die bij naam genoemd wor- den.

4. Kennis over taal in methoden

Tabel 2 geeft alfabetisch alle begrippen weer over taal die in de methode Taal Actief voor groep 4 van het basisonderwijs worden gebruikt. Het zijn er al 69.

2

(5)

*acteur/actrice klankgroepen themawoorden

*advertentie klinker *toespraak

*affiche leestekens *toneel

Alfabet lidwoord *verfilming

alfabetische volgorde medeklinker *verhaal

*artikel meervoud +verkleinwoord

*auteur *onbeleefd praten +vertelzin

*beeldtaal *overhalen volgorde van het alfabet

*beleefd praten *pictogram voorzetsel

*beweren *praatje +vraagteken

*bijrol *presenteren +vraagzin

bijvoeglijk naamwoord punt waar-deel

*bladzijde *raad (advies) wanneer-deel

*cartoon *reclame werkwoord

+denkwolk *rijmen wie-deel

*e-mail *rijmklank +woordkaart

*eigennaam *rijmwoord +woordkast

Enkelvoud samenstelling +woordparachute

*handleiding *schouwburg +woordspin

hoofdletter symbool +woordtrap

*hoofdrol +tegenstelling zelfstandig naamwoord

*illustratie teken (cijfer/letter) zin

*instructie *tekst zinsdeel

Tabel 2 – Kennis over taal in Taal Actief groep 4 (Dannenburg e.a. 2012a; 2012b).

We zien dat het in groep 4 al niet alleen gaat om het woord- en zinsniveau of om spel- ling en grammatica. Ongeveer de helft van de begrippen heeft betrekking op tekstni- veau. Deze zijn aangeduid met een asterisk (*). Daarnaast zijn er begrippen die het werken met betekenissen van woorden mogelijk maken (aangeduid met een +), zoals

‘woordtrap’. In de leerjaren daarna neemt het aantal begrippen over taal enorm toe: in Taal Actief groep 6 (Dannenburg e.a. 2012 c; 2012d) tellen we er al 120, in Nieuw Nederlands 1 vmbo-k (Van der Bet e.a. 2011) ongeveer 330 en in Nieuw Nederlands havo 4/5 (Steenbergen e.a. 2007) zo’n 750.

Het is niet zo dat alle begrippen in deze leergangen worden toegelicht of uitgelegd. Zo bevat het register van Nieuw Nederlands havo 4/5 ongeveer 270 begrippen (ongeveer een derde van de gevonden begrippen dus) en ook deze registerwoorden worden in het leerboek niet allemaal (meer) toegelicht.

(6)

5. Werkwoorden in leergangen

Door de leerjaren heen komt een deel van de begrippen vanzelfsprekend terug. Om daarvan een beeld te geven, hebben we de woorden die met het begrip ‘werkwoord’ te maken hebben uit de overzichten geselecteerd. In Tabel 3 geven we weer welke we von- den in de vier hiervoor genoemde leergangen.

TA groep 4 TA groep 6 NN vmbo-1 b(k) NN havo 4/5

*Enkelvoud ‘t kofschip x Ik-vorm ‘t ex-fokschaap

*Meervoud Basiswoord Lastige werkwoorden **Bedrijvende vorm

*Werkwoord *Enkelvoud *Meervoud Enkelvoudige

Getalsproef Moeilijke werkwoorden persoonsvorm

*Hele werkwoord *Persoonsvorm Gebiedende wijs (gw)

Hij-vorm Schema Hulpwerkwoord

Ik-vorm werkwoordspelling Import-werkwoorden

*Meervoud *Stam van een *Infinitief (inf )

Onregelmatig werkwoord Koppelwerkwoord

werkwoord *Sterke werkwoorden **Lijdende vorm

*Persoonsvorm *Tegenwoordige tijd Meervoudige

*Samengesteld Vraagproef persoonsvorm

werkwoord *Verleden tijd Naamwoordelijk

*Stam *Vormen van een gezegde

*Tegenwoordige tijd werkwoord *Onvoltooid deelwoord

Uitgang (ww) *Werkwoorden (od)

*Verleden tijd *Zwakke werkwoorden Spellingsregels

*Vorm (van het ww) *STAM

Vraagproef STAM+T

*Werkwoord *Sterke werkwoorden

*Zelfde-klank- *Tegenwoordige tijd

werkwoorden (pvtt)

*Verleden tijd (pvvt) Vervoeging

*Voltooid deelwoord (vd)

*Werkwoorden Werkwoordspelling Werkwoordsvormen

*Zwakke werkwoorden

Tabel 3 – Begrippen rond het werkwoord in leerboeken van Taal actief (TA) en Nieuw Nederlands (NN).

2

(7)

In deze opsommingen hebben we de begrippen die ook in de ‘Begrippenlijst Taal’ van het Referentiekader op niveau 1F voorkomen van een asterisk (*) voorzien, en op niveau 2F van twee asterisken. We zien dat Taal actief in groep 6 ook op dit gebied al verder gaat dan het Referentiekader taal (zoals ’t kofschip, ‘ getalsproef ’, ‘vraagproef ’,

‘Ik-vorm’, ‘Hij-vorm’, ‘uitgang’), terwijl de leergang voor vmbo 1 b(k) wat gas terug- neemt: vrijwel alleen woorden uit het Referentiekader, maar niet alle begrippen komen daarin aan de orde: ‘gezegde’, ‘hele werkwoord/infinitief ’, ‘voltooide/onvoltooide tijd’,

‘voltooid deelwoord’ ontbreken. De leergang voor havo 4/5 is het meest omvangrijk in het gebruik van begrippen over het werkwoord. Daar komen deels andere begrip- pen aan bod dan die van niveau 1F en 2F, al lijkt ook dat lijstje onvolledig, omdat je ook ‘het werkwoordelijk gezegde’ zou mogen verwachten. Een paar begrippen komen in de leerboeken voor zowel groep 6, 1 vmbo b(k) als havo 4/5 voorbij: ‘stam’, ‘tegen- woordige tijd’, ‘verleden tijd’ en ‘werkwoord’.

6. Hoe werkt taal?

In onze verkenning van het Referentiekader taal lijkt het bij kennis over taal vooral te gaan om structuurkenmerken op woord- en zinsniveau, met veel nadruk op begrippen die ingezet kunnen worden bij de spelling van werkwoorden. Vergeleken met de gebruikte begrippen in methodes is de begrippenlijst van het Referentiekader erg beperkt. Voor de keuze en ordening van begrippen hebben we geen heldere rationale gevonden.

Voor zo’n rationale baseren we ons op inzichten uit de systematisch functionele linguï- stiek (SFL), waarin de vraag hoe taal werkt centraal staat (Van der Leeuw &

Meestringa 2014). Als taalgebruiker kies je woorden en zinnen en een tekstvorm om een sociaal doel te bereiken (zoals bijvoorbeeld: ‘verzoeken’, ‘vertellen’, ‘beschrijven’,

‘verklaren’ en ‘betogen’), waarbij de betekenis van de tekst afhankelijk is van de socia- le context. De eenheid van beschrijving in deze functionele benadering van taal is dus de tekst in zijn sociale context, waarbij die tekst schriftelijke, mondelinge (dialoog) of multimodale verschijningsvormen kan hebben.

Dit kan schematisch voorgesteld worden als een ui die van buiten naar binnen is af te pellen (zie: Figuur 1). Het is, wat ons betreft, een noodzakelijke aanvulling op de hui- dige, veelgebruikte set van taalbegrippen die vooral de structuurkenmerken van taal op woord- en zinsniveau lijken te benoemen. Met ons kader kan de manier waarop taal in context betekenis krijgt, in het onderwijs centraal komen te staan.

(8)

Figuur 1 – Een rationale voor kennis over taal.

Referenties

Dannenburg, W., A. De Groot, C. Lensink, D. Manders, G. Van Raamsdonk, L.

Rosendaal, P. Schouten & J. De Waard (2012a). Taal actief groep 4: taalboek A. ‘s Hertogenbosch: Malmberg.

Dannenburg, W., A. De Groot, C. Lensink, D. Manders, G. Van Raamsdonk, L.

Rosendaal, P. Schouten & J. De Waard (2012b). Taal actief groep 4: taalboek B. ‘s Hertogenbosch: Malmberg.

Dannenburg, W., A. De Groot, C. Lensink, D. Manders, G. Van Raamsdonk, L.

Rosendaal & P. Schouten (2012c). Taal actief groep 6: taalboek A. ‘s Hertogenbosch:

Malmberg.

Dannenburg, W., A. De Groot, C. Lensink, D. Manders, G. Van Raamsdonk, L.

Rosendaal & P. Schouten (2012d). Taal actief groep 6: taalboek B. ‘s Hertogenbosch: Malmberg.

Doorlopende leerlijnen taal en rekenen (2009). Referentiekader taal en rekenen; de refe- rentieniveaus. Enschede: SLO.

Hulshof, H. (2002). Vormen van taalkennis. Over grammatica, taalbeschouwing en taal- kundige vorming in het onderwijs Nederlands. [inaugurale rede]. Leiden: Universiteit Leiden.

Ministerie van OCW (2010). Referentiekader taal en rekenen. Enschede: SLO.

2

(9)

Steenbergen, W., H. Feenstra, H. Frank, M. Kooiman, W. Muggen & M. Storm van Leeuwen (2007). Nieuw Nederlands, 4/5 havo. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Van der Bet, V., M. Bos, D. Pijpker, M. Schouwstra, M. Schuh (red.) & H. Veldman (2011). Nieuw Nederlands 1 vmbo b(k), Leerboek. Groningen: Noordhoff.

Van der Leeuw, B. & T. Meestringa (2014). Genres in schoolvakken; Taalgerichte didac- tiek in het voortgezet onderwijs. Bussum: Coutinho.

Ronde 7

Jan T’Sas (1 & 2) & Ria Van den Eynde (1) (1) Karel de Grote Hogeschool

(2) Universiteit Antwerpen Contact: jan.tsas@uantwerpen.be

Ria.vandeneynde@kdg.be

Sprekend leren doet groepswerk renderen

Veel leraren krijgen een hekel aan groepswerk. Ze vinden dat er te veel tijd verloren gaat aan gesprekken die weinig met de leerstof te maken hebben. Maar wat als we iets doen aan de kwaliteit van dat spreken? Onderzoekers van de Karel de Grote Hogeschool leren leerlingen ‘exploratieve gesprekstechnieken’ aan. De eerste resultaten van dit sprekend leren zijn veelbelovend.

Engelse onderzoekers weten het al twintig jaar: als leerlingen in groepen moeten samenwerken, voeren ze heel vaak competitieve en/of cumulatieve gesprekken. Bij

‘competitieve gesprekken’ luisteren leerlingen niet (actief ) naar elkaar, ze laten elkaar niet uitspreken, proberen het gesprek te domineren en hun mening op te dringen, vra- gen niet naar argumenten en formuleren er zelf nauwelijks. Er wordt weinig doelge- richt gewerkt en slechts zelden streven de leerlingen bewust naar een consensus. Bij

‘cumulatieve gesprekken’ stellen leerlingen elkaar weinig of geen vragen en argumen- teren ze slechts in beperkte mate. Ze haspelen opdrachten snel af, reageren weinig kri- tisch of constructief op wat iemand zegt en schrijven maar wat op om ‘er vanaf te zijn’.

Het effect van deze gesprekken valt makkelijk te raden: ze genereren meer decibels dan leereffecten.

Welke gespreksvaardigheden hebben leerlingen dan nodig om groepswerk wél effectief te maken? Onder welke voorwaarden leren ze echt van elkaar? Het antwoord luidt:

door exploratieve gesprekken te voeren. De eisen waaraan dergelijke gesprekken moe- ten voldoen, klinken verrassend eenvoudig: ‘actief luisteren’, ‘vragen wat de ander

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

maatschappelijke bibliotheek; met onze prachtige vestigingen in Oostburg, de nieuwe bibliotheek in Hulst en straks de verhuizing van bibliotheek Terneuzen kunnen we er

De vetgedrukte getallen verwijzen naar het jaar (en de maand, na het liggend streepje) van de Onze Taal- uitgave, het getal na de schuine streep naar de pagina in die uitgave.. Tot

• Leerlingen die wat meer ondersteuning nodig hebben worden in hun leerwerkschrift Maat extra bij de hand genomen door meer herhaling, meer aandacht voor de betekenis van

Periodes die nog niet gestart zijn, staan nog steeds dicht voor de kinderen en kunnen alleen geopend worden door het blok/thema of de week te starten.. Let op dat je nog steeds

Taalmozaïek is een programma voor peuters en kleuters waarmee ze snel veel taal leren, ingebed in een hoogwaardig aanbod van kennis van de wereld.. Taal en kennis gaan daarbij hand

Bij een aantal leerlingen laat hun leerwinst zich voor een aantal toetsi- tems duidelijk linken aan de persoonlijke interacties tussen de leerkracht en de leerlin- gen.. We kunnen

Omdat we dergelijke schema’s hebben gemaakt voor zowel ‘fictie’ als voor ‘schrijven’, is het mogelijk om uitspraken te doen over een stukje van de ontwikkeling van de lite-

Voor deze groep ga je een artikel schrijven met de titel: Waarom het Xxx College.. Heb jij spijt van je keuze voor