• No results found

Afwijking = " (t V 0 cos X)... (2)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Afwijking = " (t V 0 cos X)... (2)"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

band met barometer- en thermometer stand evenzeer als die voor wind in de schootsrichting en voor wind loodrecht hierop. Deze meening moge in het volgende hare verklaring vinden.

a. C o r r e c t i e i n d r a c h t v o o r d e n b a r o m e t e r - en t h e r- /. m o m e t e r s t a n d .

De correctiën in dracht voor verschil in luchtgewicht, voorkomende in de tabellen van het „Aanhangsel ten dienste van de kustartillerie in open batterijen. Handboek voorde Vesting Artillerie 1898", zijn bere- kend met de formule

Afwijking - (l — |t) (t V0 cos v - X)... (1)

waarin l — - aangeeft, hoeveel het luchtgewicht van den dag A groo- ter of kleiner is dan het normale Ai, t — vluchttijd in seconden voor de dracht X, F0 = aanvangssuelheid in M., q> = schootshoek, X = dracht in M. De tabellen zijn samengesteld voor l — ^ — -j- 0,1 of — 0,1. i)

De factor t V0 cos qp — X geeft het verschil aan van den in den tijd t in het luchtledige algelegden afstand t V0 cos g» en de in normalen dampkring bereikte dracht X; deze factor wordt beschouwd als de grootte van den invloed van den luchtweerstand op de grootte van de dracht. Voor het berekenen van het drachtverschil met behulp van formule (1) is er verder van uitgegaan, dat de invloed van den lucht- tegenstand op de dracht onder overigens de zelfde omstandigheden even- redig is met het luchtgewicht.

Tegen een en ander zijn twee ernstige bedenkingen aan te voeren.

In de eerste plaats geeft de factor t V0 cos <j — X niet het verschil in dracht, doch het verschil in afstand behoorende bij den vluchttijd t voor de baan in normalen dampkring.

In fig. 2 is in de banen, die een projectiel in het luchtledige (voor A — 0), in normale, in 10°/„ zwaardere en 10°/0 lichtere lucht aflegt, het punt aangegeven, waarin de vluchttijd t is, zijnde de vluchttijd voor de dracht X i n normalen dampkring. Daaruit blijkt, dat i Vocos qp - X

*) In plaats van F0 cos <p is voor de berekening der tabellen ten onjuiste V0 genomen. Zie „Ontwerp-leidraad voor hel schieten met kustgeschut uit open batterijen, 1894".

Mil. Speet. 1907. 25

(2)

. S

niet het drachtverschil in het luchtledige en in normalen dampkring aangeeft en dat daarom evenmin de formule (1) — gesteld dat deze overigens juist is — het verschil in dracht A X, doch het verschil y oplevert. In het algemeen kan men A X — 1,5 y stellen. ')

In de tweede plaats is bij verschillend luchtgewicht de luchttegen- stand over de geheele baan geenszins evenredig met het luchtgewicht en dus evenmin de invloed, door dien tegenstand uitgeoefend op de dracht. Een verschil in luchtgewicht werkt namelijk neutraliseerend op den invloed, dien het heeft op de grootte van den luchttegenstand. Is b. v. de lucht zwaarder dan de normale, dan is de luchttegenstand nabij de monding in de zelfde verhouding grooter dan die bij normaal luchtgewicht. Het gevolg hiervan zal zijn, dat de snelheid van het projectiel in de zwaardere lucht na bepaalden tijd kleiner zal zijn, dan die bij normaal luchtgewicht. Deze betrekkelijk kleinere snelheid is dan oorzaak van betrekkelijk kleineren luchttegenstand, waardoor dus de vergrootende invloed van het grootere luchtgewicht op den luchttegeii- stand gedeeltelijk wordt opgeheven. Zelfs is het mogelijk, dat in het gedeelte der kogelbaan, waar de luchttegenstand evenredig is met een hoogere macht van de snelheid van het projectiel, het verschil in snel- heid grooter invloed daarop heeft dan het verschil in luchtgewicht.

Nu is het wel mogelijk, dat in een enkel geval de beide hierboven aangegeven fouten van formule (1), de eene in het mindere, de andere in het meerdere, elkaar juist opheffen. Deze toevallige omstandigheid mag echter niet zonder nader bewijs worden aangenomen als grondslag voor eene formule.

b . C o r r e c t i e i n d r a c h t v o o r d e n w i n d .

De afwijkingen in dracht voor wind in het schootsvlak, opgenomen in vorengenoemd „Aanhangsel ten dienste van de kustartillerie, enz.", zijn berekend met behulp van de formule

Afwijking = " (t V0 cos X) .... (2)

In deze formule hebben Vo. ty, t en X de niervoren reeds aan- gegeven beteekenis, is Va de gemiddelde horizontale snelheid van het projectiel = -j en is w de snelheid van den wind in het schootsvlak.

De luchtweerstand is, blijkens den factor -pr- evenredig gesteld aan de derde macht van de (gemiddelde) snelheid van projectiel, terwijl de factor t V° cos qp — X de zelfde beteekenis heeft als in formule (1).

>) Ook voor het drachtverschil in het luchtledige en in normalen damp- kring geldt ten naasten bij de/.e betrekking. Zoo vindt men bijv. voor het kanon van 15 cM. L/30, V0 = 524 M., voor X = 4000 M., v = 5056', t = 10,0 sec., gevende t V0 cos (p — X = 1210 M. De dracht in het luchtledige is

?_* f Of - Vo2 sin 2 (f\ = 5726 M., of 1726 M., dat is ten naaste bij 3 L g

X 1210 M. grooter dan die in normalen dampkring.

(3)

Hiertegen zijn m. i bedenkingen aan te voeren.

lu de eerste plaats wil het mij eenigszins willekeurig toeschijnen, om, tot het berekenen van de afwijking in dracht, eene bepaalde machts- wet voor den luchtweerstand als uitgangspunt te nemen. Deze macht verschilt namelijk met de snelheid voor de verschillende vuurmonden en bij een zelfden vuurmoud voor de verschillende afstanden. Door nu eene andere dan de juiste macht aan te nemen, worden natuurlijk geheel andere afwijkingen gevonden.

Verder is er, evenmin als bij formule (1) voor het luchtgewicht, ook bij de formule (2) geen rekening mede gehouden, dat de wind nentraliseerend werkt op den invloed, dien hij uitoefent op den luchtweerstand, doordat de snelheid van het projectiel afwijkt van die in rustigen dampkring.

Om deze redenen verdient de formule (2) weinig vertrouwen. De daar- mede berekende afwijkingen stemmen dan ook geenszins overeen met die, afgeleid met behulp van de hierna te ontwikkelen nieuwe methode tot het in rekening brengen van den wind.

, c . C o r r e c t i e v o o r d e n w i n d l o o d r e c h t o p d e s c h o o t s - r i c h t i n g .

De zijdelingsche afwijking van het projectiel ten gevolge van den wind loodrecht op het schootsvlak mag worden beschouwd gelijk te zijn aan de verplaatsing van het vrij hangende projectiel (zonder F0 en buiten de werking van de zwaartekracht) ten gevolge van den zelfden wind.

Wanneer men de geringe snelheid, die gedurende den betrekkelijk kleinen vluchttijd aan het projectiel wordt medegedeeld, buiten beschou- wing laat en dus de snelheid van den wind ten opzichte van het pro- jectiel standvastig aanneemt, is de zijdelingsche verplaatsing van het projectiel \ gt 2, als g — versnelling ten gevolge van den winddruk, t — vluchttijd. De zijdelingsche afwijking is dus evenredig met den winddruk, dat is nagenoeg evenredig me,t het vierkant van de snelheid van den wind; voorts evenredig met het vierkant van den vluchttijd.

Beschouwt men de zijdelingsche correctiën voor den wind, voor- komende in meergenoemd „Aanhangsel ten dienste van de kustartillerie enz.", dan voldoen deze in geenen deele aan die voorwaarden. Neemt men b.v. de tabel voor het kanon van 24 cM. L/35, dan blijken de afwij- kingen evenredig aan de windsnelheid. De formule, waarmede deze afwijkingen zijn berekend, is dezerzijds niet bekend; na het vorenstaande is het echter duidelijk, dat deze niet juist kan zijn.

d. Ten slotte zoude m. i. ook nog in h e l g e b r u i k van de t a b e l - len v o o r den w i n d bij het schieten met kustgeschut eene verbete- ring zijn te brengen.

Bij de wijze, waarop thans voor den invloed van den wind wordt gecor- rigeerd, moeten de betrekkelijke tabellen en de windroos elk afzonderlijk worden geraadpleegd, waarna de correctiën voor één of meer gemiddelde schootsrichtingen en eenige gemiddelde afstanden worden berekend.

De verschillende te verrichten aflezingen en berekeningen honden de mogelijkheid tot het maken van fouten i n ; de voor eene gemiddelde

(4)

schootsrichting en een gemiddelden afstand berekende correctiën zijn, bij het schieten in hiervan afwijkende richtingen of op andere afstanden, niet de juiste. De voorkeur verdient het daarom de vereischte correctie voor eiken afstand in elke schootsrichting, en zoowel die voor de dracht als de zij deling sche, zonder berekening af te lezen in grootte en in den zin, waarin zij moeten worden aangebracht. ')

3. D o o r het d o e n van p r o e f s c h o ten — i n s c h i e t e n w o i'de n de c o r r e c t i e n v o o r de te v e r w a c h t e n a f w i j - k i n g e n p r o e f o n d e r v i n d e l i j k b e p a a l d .

Door inschieten kunnen alle afwijkingen, die mochten bestaan tus- schen den artilleristischen en den werkelijkeu afstand tot het doel.

volkomen worden weggenomen. Deze wijze van handelen verdient daarom de voorkeur en wordt, zooals bekend is, dan ook als regel gevolgd bij het schieten met veld- en vestinggeschut. Zij dient daarbij wel tevens tot het bepalen van den afstand, doch wordt ook toegepast in het geval, dat deze nauwkeurig bekend is en blijkt dan, vooral op de grootere afstanden, in den regel onmisbaar.

Om te k u n n e n inschieten is het evenwel een vereischte, dat men de aanslagen of de springpunten kan waarnemen ten opzichte van het doel. Tevens zijn daarvoor noodig tijd en munitie En tijd en munitie zijn kostbaar. Vooral voor een verdediger, die in vele gevallen spaar- zaam zal dienen te zijn met den niet of moeilijk aan te vullen voorraad munitie; zoomede in geval van indirecte waarneming met een beperkt aantal zijposten, waarbij woekeren met den tijd geboden is en getracht moet worden het inschieten zooveel mogelijk te beperken en te bespoe- digen. Daartoe moet de juiste kennis, die de verdediger dikwijls kan hebben van de ligging van het te beschieten doel, worden benut, door eveneens de daarop gegronde schietgegevens zoo juist mogelijk te doen zijn en hiertoe dus rekening te houden met mogelijke belangrijke ver- schillen van den artilleristischen en den werkelijken afstand tot het doel.

Dit geldt evenzeer ten aanzien van de veldartillerie, die, met behulp van de meer en meer in gebruik komende voortdurend verbeterde afstandmeters, den werkelijken afstand tot het doel met vrij groote juistheid kan kennen, vóór dat het v u u r wordt geopend. Kent men dan ten naasten bij ook het verschil met den artilleristischen afstand, dan zouden voor het inschieten slechts weinige schoten en weinig tijd noo- dig zijn. Uit dit oogpunt verdient het aanbeveling vóór den aanvang van het v u u r een denkbeeld te hebben van belangrijke afwijkingen, die in dracht of springafstand zouden k u n n e n voorkomen.

Onze schietregels ademen den zelfden geest. In § 7 van de „Schiet- regels voor de Vesting-Artillerie 1904" is voorgeschreven om bij het openen van het v u u r „rekening te houden rnet reeds bekende afwij-

') Zie „Verslagen der Marine Vereeniging", 1894—95. Het schieten met onze kustvuurmonden, bladz. 135.

(5)

kingen"; volgens § 8 moet „de terreinhoek worden in rekening gebracht, als hij, vermeerderd met miswijzing van het quadrant, 6' of meer bedraagt"; in § 86, betreffende de gegevens voor het kaartvuur, worden deze beide §§ in herinnering gebracht. De Voorschriften voor de Bereden- Artillerie. 1905" geven op blz. 114 aan, „dat bij de gegevens voor het eerste schot zoo mogelijk wordt rekening gehouden met de gegevens bij voorafgaande vuren omtrent den brandtijd der sasringen verkregen".

Deze bepalingen zijn echter onvolledig. Omtrent de wijze, waarop met een en ander moet worden rekening gehouden, worden namelijk geene gegevens verstrekt; ook in de „Beknopte toelichting op de schiet- regels, enz." wordt dienaangaande onvoldoende licht ontstoken. Het is toch in de eerste plaats van belang om in aanmerking te nemen, onder welke omstandigheden de „bekende afwijkingen" werden verkregen, aangezien de veranderlijke oorzaken daarvoor — die in hoofdzaak in de weersgesteldheid, soms tevens in de munitie zijn gelegen — de stand- vastige oorzaken — aanwezig in den vuurmond (wanneer munitie van de zelfde partij en opberging wordt gebezigd, ook hierin gelegen) — verre overtreffen. De voorafgaande tabellen en beschouwingen lichten dit ge- noegzaam toe; bovendien ware nog te verwijzen naar eene desbetreffen- de verhandeling in de Revue d'Artillerie, tome 68, waarin met het oog op de veranderlijke weersgesteldheid o.a. wordt aanbevolen vlug te schieten tegen een zelfde doel. Neemt tnen de bij een vorig vuur, soms zelfs de bij een onmiddellijk voorafgaand v u u r in eene andere richting, noodig gebleken correctiën onvoorwaardelijk over, dan zal men daardoor dik- wijls op een dwaalspoor geraken. Meer doeltreffend, dan te letten op bij een vorig v u u r verkregen afwijkingen, is het daarom zich reken- schap te geven van de afwijkingen, die bij hef, te openen vuur te ver- wachten zijn, en die veelal belangrijk grooter zullen zijn dan die, welke een gevolg zouden zijn van verwaarloozing van den volgens § 8 wel iu rekening te brengen lerreinhoek en de miswijzing van het quadrant.

Doch dan is het een vereischte een denkbeeld te hebben van deze afwijkingen; het is dan niet voldoende met algemeene woorden (§ 57, Schietregels 1903) voor te schrijven om „bij het bepalen van de voor den afstand noodige opzethoogte en tempeering rekening te houden met sterk werkende invloeden, bijv. hevigen wind", doch daartoe sijn noodig getallen, waaraan men houvast heeft. Deze nu ontbreken in beide voren- genoemde voorschriften op enkele, niet gelukkige, uitzonderingen na.

Zoo geeft de toelichting op § 7 van de „Schietregels 1904" aan, dat de verschillen in artilleristischen en werkelijken afstand evenredig zijn met de afstanden, waarop men v u u r t ; evenwel blijkt uit de voorafgaande tabellen, dat deze maatstaf niet juist is; die voor luchtgewicht en wind zijn veeleer evenredig met het vierkant van den afstand, die voor ver- schil i u F0 nemen daarentegen minder sterk toe dan de afstand. Hoe- wel deze regel dus niet juist is, zal het voor de practijk wel geen bezwaar opleveren, de afwijkingen binnen zekere grenzen evenredig te stellen met den afstand.

(6)

Evenzoo schrijft § 50 voor, om „de tempeeriug te wijzigen met een bedrag, overeenkomende met de helft van het drachtverschil". Deze correctie zal echter alleen juist zijn bij afwijking van de V0 (bladz. 274).

Volgens de toelichting op § 50, waarbij ter beoordeeling van de juist- heid van de § het raadplegen van de schootstafels voor het kanon van 15 cM. K. en van de mortieren wordt aanbevolen, is daarbij klaarblijkelijk alleen aan verschil in V0 gedacht. Is het drachtverschil een gevolg van wind, dan is § 50 bepaald onjuist.

Op grond van het bovenstaande, zouden de voor de Nederlandsche artillerie van kracht zijnde schietvoorschriften eenige aanvulling en verbetering moeten ondergaan, om de daarin thans gegeven bepalingen tot hun recht te doen komen.

Het laatste der op bladzijde 337 genoemde middelen om rekening te houden met de meer genoemde afwijkingen in de schietuitkomsten is het navolgende.

4. B ij het g e v e n v a n s t r o o i v uu r w o r d t , b e h a l v e m e t d e n a a r d v a n h e t d o e l e n d e s p r e i d i n g de r s c h o t e n , r e k e n i n g g e h o u d e n m e t d e a f w i j k i n g e n , d i e i n d e g e m i d d e l d e s c h i e t u i t k o m s t e u m o g e l i j k z i j n .

In de gevallen, dat waarnemen van schoten en daardoor inschieten onmogelijk is, terwijl toch het onverwijld openen van het v u u r noodig is, wordt strooivuur gegeven. Dit strooien is noodig om zekerheid te hebben, dat de onveilig gemaakte terreinstrook het doei bevat.

Om volkomen zekerheid te hebben, dat dit laatste het geval is, zal men bij het strooien — in het algemeen bij kaartvuur en nachtelijk vuur — op de groote afstanden natuurlijk ook rekening moeten houden met den invloed, dien atmosferische omstandigheden enz. op de dracht of den springafstand kunnen uitoefenen. Ook al is de afstand tot het doel met juistheid bekend en in het gunstige geval, dat men kort te voren met den zelfden v u u r m o n d en met de zelfde munitie tegen het zelfde doel is ingeschoten, kunnen, zooals in het voorafgaande is aangegeven (blzn. 278—282), de atmosferische toestanden dermate zijn veranderd, dat niet alleen door mist of duisternis waarnemen verder onmogelijk is gewor- den, doch dat tevens de kans op het verkrijgen van uitwerking bij een voortgezet v u u r zonder waarneming vrij wel verloren gaat, indien bij de aan te wenden schietgegeveus niet wordt rekening gehouden met den invloed van de in den d a m p k r i n g ingetreden veranderingen op de schietuitkomsten; vooral bij granaatkartetsvuur en v u u r tegen gedekte doelen zal dit het geval k u n n e n zijn. Zooals namelijk uit de hiervoren berekende afwijkingen (zie blz. 281) is op te maken, zou men dan, om onder alle omstandigheden rekening te houden met de mogelijke verschillen in dracht en springafstand, over zoodanige diepte moeten strooien, dat de uitwerking van het vuur daaronder te veel zou lijden.

Bovendien is uit die afwijkingen af te leiden, dat strooien, hoe ruim zelfs toegepast, bij het schieten met GKT. of BG.-tijdstelling, in vele ge-

(7)

vallen tot te hooge springpuuten of aanslagen en dus niet tot de ge- weuschte uitwerking zal leiden, wanneer daarbij niet wordt rekening gehouden met het verschil, dat in den regel tusscheu de afwijking in dracht en die in springafstand zal bestaan. Zou men, aan de hand van

§ 86, Schietregels 1904 van de gegevens der vuurkaart, of op grond van § 87, bij het nachtelijk vuur van de te voren bij dag gevonden gegevens willen uitgaan bij het strooien (vergelijk ook de overeenkom- stige bepalingen op blz. 121 van de Voorschriften voor de Bereden- Artillerie), dan zal men niet kunnen volstaan met voor een bepaalden afstand parallel vooruit of terug te gaan, doch, om met zekerheid voor eene groep der schoten een gunstig gemiddeld interval met goede spring- hoogte te verkrijgen, tevens op eiken afstand afzonderlijk voor de tempeering en voor de elevatie moeten wijzigen. Hierdoor zou dan evenwel het strooien dergelijke afmetingen aannemen, dat de beschik- bare niunitievoorraad daartegen niet bestand zou blijken te zijn. Men denke hierbij aan hetgeen op bladz. 280 werd vermeld omtrent de ver- anderlijkheid van den wind, voornamelijk gedurende den nacht.

Geheel anders wordt dit natuurlijk, indien men de op de dracht en de op den springafstaud aan te brengen correctie kent, of althans een denkbeeld heeft van den zin, waarin deze correctiën c. q. moeten wor- den aangebracht.

Eenige aanwijzing, b.v. in de schootstafel, van de grootte der in verschillende omstandigheden in OH. (elevatie) en T. aan te brengen correctie wordt daarom ook ten behoeve van het strooivuur (kaartvuur) gewenscht geoordeeld.

Alvorens, tot besluit, over te gaan tot het afleiden van de formules ter berekening van den invloed van den toestand van den dampkring op de baan van het projectiel, moge hieronder een overzicht plaats vinden van de desiderata, die de voorafgaande beschouwingen hebben doen kennen. Neemt men in aanmerking, dat de schootstafels sinds eenige jaren worden berekend voor het daggemiddelde van het lucht- gewicht in Nederland, en dat de gebruikslading voor rookzwak buskruit wordt vastgesteld voor de gemiddelde temperatuur van het buskruit, dan is het m. i. nog geweuscht:

1. Bij het bepalen van de gebruikslading van eene partij buskruit rekening te houden met den achteruitgang in 70 door het opleggen van het buskruit en het gebruik van het geschut;

2. voor partijen buskruit, waarbij in verband met hun ouderdom en c. q. de wijze van opbergiug of om andere redenenen afwijking van de VQ wordt verondersteld, de lading in den keuringsvuurmond opnieuw te bepalen, ten einde zoo uoodig de correctiën te kunnen bepalen, die de thans vastgestelde gebruiksladingen behoeven;

3. bij het indeelen van vuurmonden, en nu en dan gedurende het gebruik, de lengte van de verbrandruimte te meten, waartoe bij snel- vuurgescbut met eenheidslading over een meetschijf zal moeten worden

(8)

beschikt; daarbij tevens de lengte van de normale verbrandruimte in de schootstafel te vermelden ;

4 de correctiën in dracht voor I lichtgewicht en voor den wind, eri de zijdelingsche correctie voor den wind voor het kustgeschut opnieuw te berekenen met formules, die vertrouwen verdienen;

5. tot het bepalen van de correctiën in dracht en zijdelings voor den wind bij het schieten met kustgeschut een windsiielheidmeter en eene windroos te bezigen, waarmede zoowel de wind als de daarvóór ver- eischte correctiën, zonder dat berekeningen noodig zijn, onmiddellijk kunnen worden afgelezen;

6. in de schootstafels of voorschriften betreffende vesting- en veld- geschut eenige aauteekeuing te stellen omtrent den invloed, die door verschillende omstandigheden op de dracht en den springafstand kan worden uitgeoefend.

Voor het kanon van 7 cM. zou deze aanteekening b.v. k u n n e n zijn als volgt:

a. Drachtverschil in M.

Afstand. (M.)

Voor 10 M. verschil in V0. Voor 10 M. wind mede of tegen.

Voor 10°/0 verschil in luchtgewieht.

In den winter ( — ) en in den zomer (+).

Verschil dag en nacht des zomers.

2000

50 35 50 35 25

3000

65 65 95 55 35

4000

75 100 145 75 50

5000

85 140 200 100 75

6000

90 190 265 125 100 Het drachtverschil is evenredig met het verschil in V0, in lucht- gewieht en niet de snelheid van den w i n d in de schootsrichting.

10° C wijzigt het luchtgewieht met 4 "/o, de F0 met 3/4 °/„.

10 mM. barometerstand wij/.igt het (lichtgewicht rnet 1,4 °/0-

l inM. verbrandruimte wijzigt de V0 niet l M. De normale verbrand- ruimte is 236,5 mM.

b. Het verschil in springafstand der GKT. ten gevolge van verschil in Fo of in luchtgewieht bedraagt liet 2/3 van het drachtverschil. Het verschil in springafstand ten gevolge van wind in de schootsrichting is even groot als het daardoor veroorzaakte drachtverschil.

c. Zijdelingsche afwijking in M., ten gevolge van een zijdelingschen wind van 10 M. snelheid.

Afstand. (M.) Afwijking.

2000 3000 1 3 7

4000

15 5000

28 6000

47

Zwakke wind = 3 M.

Matige wind = 6 M.

Sterke wind = 9 M.

Storm = 15 M.

De afwijking is evenredig met het vierkant van de snelheid van den wind loodrecht op de schootsrichting.

(Wordt vervolgd.)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het gerechtshof overwoog vervolgens in lijn met zijn eerdere arrest uit januari 2018 dat een geringe delta v op zichzelf niet in de weg staat aan het aannemen van causaal

Bij oudere kinderen zullen de ouders wel geïnformeerd worden maar hoeft het niet drinken over het algemeen geen aanleiding te zijn om het kind op te laten halen.. • Algemene

• U kunt als organisatie zelf een aanvraag indienen, of besluiten om iemand anders (een intermediair) in te schakelen om de aanvraag voor te bereiden, voor u in te dienen en

Vermeld de gegevens van alle boseigenaars in het formulier Gegevens van de mede-eigenaars van een grond waarvoor een subsidie voor herbebossing wordt aangevraagd en voeg het bij

  Geen partnerpensioen (Stuur een kopie mee van het identiteitsbewijs van je partner. Heb je geen partner? Dan ruilen wij het partnerpensioen automatisch uit voor een hoger

− of de NUP bouwstenen een rol spelen binnen de door de departementen ge- formuleerde maatregelen met de hoogste administratieve lastenreductie voor burgers en bedrijven, en zo

De procedure Terugmeldingen is bekend, papieren dossiervorming mogelijk belemmering voor centrale regie.. De 5-dagen termijn wordt door een

: Zo ja, datum dat de voormalige eigen woning is verlaten (voor zover nog niet bij ons bekend) en opgave van rente en dergelijke zoals van de eigen woning.. ❑ Is de