• No results found

Natuur.focus 2003-4 Spelregels voor herintroductie van soorten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Natuur.focus 2003-4 Spelregels voor herintroductie van soorten"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Natuur.focus

VLAAMS DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT OVER NATUURSTUDIE & -BEHEER – DECEMBER 2003 – JAARGANG 2 – NUMMER 4

Vismigratie naar het stroomgebied van de Bovenschelde: migratiepatronen en invloed van migratieknelpunten

Kalkrijke kwelzones in het Raspaillebos:

belang voor de totale rijkdom aan plantensoorten

Kranswieren in Vlaanderen:

verspreiding en bedreiging

Studie

(2)

Het debat voeren

Met de overkoepelende beheerwerkgroep van de regio Taxandria (Turnhout en omgeving) hebben we het initiatief genomen om het debat lokaal eens ten gronde te voeren en dat met alle betrokkenen. Bedoeling was om tot eensgezindheid te komen over een aantal te hanteren spelregels. Na veel discussie en con- crete denkoefeningen, kwamen we tot een aantal basisprincipes en een beslissingssche- ma. Hierbij werd zowel met lokale overwegin- gen als met internationale richtlijnen (IUCN 1995) rekening gehouden. Uiteindelijk konden alle natuurbeheerders uit de regio zich in het standpunt vinden. Er werd afgesproken om dit schema vanaf nu te hanteren als leidraad bij het innemen van standpunten over herintro- ductie. Vrijwilligers kunnen op basis hiervan zelf al onderzoeken in welke gevallen het ver- plaatsen van soorten kan overwogen worden.

Als aan de criteria voldaan is, wordt herintro- ductie een bespreekbare beheeroptie. De beheerkoepel onderzoekt vervolgens de wet- telijke, wetenschappelijke en mogelijk andere aspecten en hakt dan - in nauw overleg met de conservator of het beheerteam van het betreffende gebied – de knopen door.

Overwegingen voor en tegen

De laatste tijd wordt steeds duidelijker dat een aantal soorten het zonder actief mense-

lijk ingrijpen niet zullen redden. Voor sommi- ge daarvan zijn de kansen op een duurzaam behoud in onze regio en zelfs in Vlaanderen op lange termijn hoe dan ook beperkt. Voor andere bedreigde soorten zijn die overle- vingskansen er wel, maar moet een kritische periode overbrugd worden tussen het nemen van maatregelen (zoals het verbeteren van de milieukwaliteit of het verbinden van gebie- den), en het zichtbaar worden van de effecten van deze maatregelen. Als deze soorten niet geholpen worden om de overbruggingsperio- de door te komen, lopen ze het risico al eer- der uit te sterven of een belangrijk deel van hun genetische variatie te verliezen. Tijdelijke gerichte beheersmaatregelen, zoals bijv. het uitbreiden van een populatie Jeneverbes door te plaggen in de nabijheid van zaadvormende bomen, kunnen een oplossing bieden. Het bewust verplaatsen van exemplaren van een soort is een andere mogelijkheid.

Voor sommige soorten werden voormalige leefgebieden opnieuw geschikt (door een goed beheer of door verbeterde milieuom- standigheden), maar is de afstand tot moge- lijke bronpopulaties te groot voor natuurlijke kolonisatie. Als de leefbaarheid van de reste- rende populaties op lange termijn onzeker is, kunnen deze herstelde leefgebieden nochtans een belangrijke bijdrage vormen voor het

behoud van de soort. Herintroductie is dan de enige mogelijkheid om de soort in deze gebie- den te krijgen. Een nog andere situatie is die van zeer kleine en acuut bedreigde restpopu- laties. Om deze populaties met hun uniek genetisch materiaal te bewaren, is een snelle ingreep nodig. Ook hier is het verplaatsen van individuen de enige beschermingsmogelijk- heid.

Er zijn dus zeker gevallen waarin het verplaat- sen van dieren of planten een belangrijke bij- drage kan leveren aan het duurzaam behoud van een soort. In andere gevallen is het ver- plaatsen van een deel van een populatie ech- ter zinloos, niet nodig, en soms zelfs schade- lijk voor de populatie van oorsprong. Ook kunnen in het nieuwe leefgebied problemen ontstaan met de nieuw ingebrachte soort.

Elke soort en situatie vraagt dus een eigen en grondige benadering. Omdat bij herintroduc- tie meestal wordt uitgegaan van specifieke gevallen, is het dan ook moeilijk om tot een eenduidig en algemeen toepasbaar stand- punt te komen.

Spelregels ontwikkelen

Voor ons regionaal denkkader rond herintro- ductie zijn we van volgende principes uitge- gaan: 1) voorrang aan natuurlijke processen, 2) herintroductie is een noodmaatregel voor

Herintroductie is al langer een heikel thema in het Vlaamse natuurbehoud. Ook bij natuurbeheerders op het terrein. Tegenstanders die vinden dat soorten niet thuishoren waar ze niet van nature aanwezig zijn, staan tegenover voorstanders die vinden dat

bepaalde soorten niet kunnen overleven zonder onze hulp. Omdat de meningen soms zeer

ver uiteenliggen, verloopt de discussie moeilijk. Daardoor blijft het onderwerp taboe, en

zijn er soms gevallen waarbij personen zelf het initiatief nemen om een soort opnieuw in

een gebied te brengen. Dat leidt dan op weer tot nieuwe spanningen of onduidelijkheden

bij het beheer.

(3)

het behoud van regionaal bedreigde soorten en 3) openheid en communicatie over geluk- te en mislukte pogingen.

Op basis van deze principes werd een beslis- singsschema opgesteld (Fig. 1) dat we hier verder toelichten.

Voorrang geven aan natuurlijke processen

We vinden dat natuurlijke processen steeds voorrang moeten krijgen. In gebieden die bin- nen een koloniseerbare afstand van populaties vallen, kan best niet ingegrepen worden. In een natuurlijke populatiestructuur is het normaal dat niet alle geschikte habitats steeds bezet zijn. En als een soort op een bepaalde plaats toch afwezig blijft ondanks de nabijheid van een bronpopulatie, is daar wellicht wel een reden voor. Dat we die niet kennen mag geen reden zijn om te gaan experimenteren. De natuur moet de tijd krijgen om zich spon- taan te ontwikkelen. Een spontane kolonisa- tie levert daarenboven bijkomende informa- tie op die nuttig kan zijn voor beheerders en ecologen. Als een soort vroeger aanwezig was, maar intussen is uitgestorven, moet gezocht worden naar de oorzaken van dit uitsterven. Vaak ligt een slechte kwaliteit of een beperkte oppervlakte van het habitat

aan de basis. Als die oorzaken nog steeds aanwezig zijn, is het niet zinvol om herintro- ductie te overwegen.

Herintroductie is een noodmaatregel

We zien herintroductie als een noodmaatre- gel om regionaal bedreigde soorten met toe- komstkansen te behouden. Onder regionaal bedreigde soorten verstaan we inheemse soorten die zich in de regio spontaan geves- tigd en vermeerderd hebben en waarvan de populaties ten gevolge van menselijk hande- len momenteel zo klein geworden zijn dat een overleving op korte of lange termijn onzeker is. Soms zijn deze soorten ook op nationaal of europees niveau bedreigd. We beperken ons dus tot soorten die actueel nog voorkomen in de regio. De discussie over her- introductie van regionaal uitgestorven soor- ten moeten op een hoger niveau gevoerd worden. Voor niet-bedreigde soorten wordt in de regel niet ingegrepen. Een uitzondering kan gemaakt worden voor cultuurgewassen waarvan geweten is dat ze niet uitkruisen met wilde lokale variëteiten. Een andere uit- zondering is het herstel van volledig gedegra- deerde situaties door natuurontwikkeling (bijv. een voormalige akker waarvan de oor-

spronkelijke zaadbank volledig verdwenen is).

In bepaalde gevallen kan hier overwogen worden om plagsel of maaisel van het ver- wachte vegetatietype aan te voeren uit een terrein in de onmiddellijke nabijheid (Londo

& van der Meijden 1991). Hierbij moet dan wel vermeden worden om selectief bepaalde soorten te bevoordelen.

Acute en niet-acute bedreiging

Binnen de bedreigde soorten hebben we een onderscheid gemaakt tussen lokaal acute en lokaal niet-acute bedreiging. Onder acute bedreiging verstaan we gevallen waarin een restpopulatie van een zeldzame soort op kor- te termijn dreigt te verdwijnen, zoals bijv.

inploegen van de laatste regionale populatie van Welriekende nachtorchis in de rand van een maïsakker of bebouwing van een van de laatste voortplantingsplaatsen van de Veld- parelmoervlinder. In dit soort uitzonderlijke gevallen vinden we het opportuun om de bedreigde individuen te verplaatsen. Omdat hier meestal snelheid van handelen geboden is, kan eventueel een tijdelijke opvangplaats gezocht worden (in de nabijheid, en gelijk- aardig van omstandigheden). Wanneer slechts een deel van de populatie bedreigd is,

158

Natuur.focus

F

O R U M

2(4): 157-160

SPELREGELS VOOR HERINTRODUCTIE VAN SOORTEN:

DE LOKALE AANPAK

WOUTERVANREUSEL& KRISVERHEYEN

Figuur 1: Beslissingskader voor herintroductie van soorten.

(4)

werkwijze voor niet-acuut bedreigde soorten gevolgd worden.

Voor zeldzame soorten die niet acuut bedreigd zijn, zijn er twee gevallen waarin her- introductie een zinvolle beschermingsmaat- regel kan zijn. Er zijn de zeer kleine populaties, of kleine populaties in een gebied met zeer weinig ruimtelijke variatie, die een hoog risi- co hebben op uitsterven (bijv. door extreme weersomstandigheden). Door deze over meerdere gebieden te spreiden, verkleint de kans op uitsterven (risicospreiding). Daar- naast zijn er soorten waarvan het aantal pop- ulaties of de uitwisseling tussen populaties een limiterende factor vormt voor de overle- ving. Een toename van het aantal populaties kan hier een belangrijke bijdrage leveren aan het herstel van een duurzaam netwerk van populaties (uitbreiding en verspreiding).

Opstellen van het stappenplan

Voor al deze gevallen hebben we een stap- penplan opgesteld met voorwaarden waar- aan moet voldaan worden vooraleer herin- troductie in overweging kan genomen worden. De minimale voorwaarden (zie Fig.

1) kunnen vooraf al gecontroleerd worden door de beheerder.Als een specifiek geval aan

advies inroepen van experts van bijv. het Instituut voor Natuurbehoud. Zo wordt op basis van duidelijke afspraken en principes en na open en grondig overleg beslist over her- introductie. Als groen licht gegeven is, kan over de praktische uitvoering nagedacht worden. Belangrijk hierbij is dat de geherin- troduceerde populatie ook op langere ter- mijn kan overleven zonder bijkomende herin- troducties of blijvende nazorg. Voldoende vooronderzoek is daarom van zo groot belang, en alles dient in het werk gesteld om de herintroductie zo’n groot mogelijke kans op slagen te geven (Griffith et al 1989). Bij elke herintroductie is er ook een opvolging nodig. Deze monitoring kan vanuit de beheerkoepel worden begeleid.

Openheid en communicatie over herintroductie

Niet-gedocumenteerde herintroducties kun- nen tot allerlei misverstanden en onduide- lijkheden leiden, zowel voor beheerders als voor inventariseerders en wetenschappers.

Om de kennisproblemen op te lossen zou het nuttig zijn om voor elke (al dan niet geslaag- de) herintroductie een rapport op te stellen dat centraal verzameld wordt (bijv. op het Instituut voor Natuurbehoud) en waarin op

ook tot een betere verstandhouding.

Conclusie

Herintroductie is een natuurbehoudinstru- ment dat onmisbaar zal blijken voor het behoud van een aantal bedreigde soorten.

Gezien de vele risico's en knelpunten moet wel omzichtig met het instrument omge- sprongen worden. In onze regio hebben we ervoor gekozen om het thema op een open manier te benaderen en als natuurvereniging een duidelijk standpunt in te nemen. Dat gebeurde vertrekkend van een aantal basis- principes, na veel gesprekken met vrijwilligers en zo goed mogelijk gestaafd met weten- schappelijke kennis. Een duidelijk denkkader en een uitgewerkt protocol is ons inziens ook dringend nodig in het beleid (Hodder & Bul- lock, 1997). Op dit moment is er geen duide- lijk standpunt van de overheid. Nochtans blijkt uit de praktijk dat dit een belangrijk en actueel natuurbehoudthema is. Wij vinden het daarom belangrijk dat natuurbescher- mers op één lijn staan over de te volgen stra- tegie. Daarom werden deze regionale spelre- gels ontwikkeld. We denken dat ze misverstanden en ongelukkige initiatieven kunnen voorkomen en de openheid rond dit onderwerp helpen vergroten.

Figuur 2 en 3: Veldparelmoervlinder (foto: Joeri Cortens) en Rugstreeppad (foto: Jan Van den Voort ) zijn soorten waarvoor lokale herintroductie overwogen werd.

(5)

160

Natuur.focus

F

O R U M 2(4): 157-160

SPELREGELS VOOR HERINTRODUCTIE VAN SOORTEN:

DE LOKALE AANPAK

WOUTERVANREUSEL& KRISVERHEYEN

AUTEURS:

Wouter Vanreusel is als onderzoeker verbonden aan de Onderzoeksgroep Dierenecologie van de Universiteit Ant- werpen. Als vrijwilliger is hij conservator van de Hoge Mierdse Heide, onderdeel van het Natuurpunt reservaat Landschap De Liereman. Kris Verheyen is als onderzoeker verbonden aan het Laboratorium voor Bos, Natuur en Landschap van de K.U. Leuven. Als vrijwilliger is hij conser- vator van het Natuurpunt reservaat Dombergheide.

CONTACT:

Wouter Vanreusel, Departement Biologie, Universiteit Antwerpen, Universiteitsplein 1, 2610 Wilrijk.

(wouter.vanreusel@ua.ac.be).

Referenties

Griffith, B., Scott, J. M., Carpenter, J. W. & Reed, C. 1989. Translocation as a species con- servation tool: status and strategy. Science 245: 477-480.

Hodder, K. H. & Bullock, J. M. 1997. Translocations of native species in the UK: implica- tions for biodiversity. Journal of Applied Ecology 34: 547-565.

IUCN, 1995. Guidelines for reintroductions. IUCN/SSC Reintroduction specialist group, Gland, Zwitserland.

Londo, G. & van der Meijden, R. 1991. (Her-)introductie van plantesoorten: floraverval- sing of natuurbehoud? De Levende Natuur 92 (5): 176-182.

Nicholls, C. N. & Pullin, A. S. 2000. A comparison of larval survivorship in wild and intro- duced populations of the large copper butterfly (Lycaena dispar batavus). Biological Conservation 93 (3): 349-358.

Sarrazin, F. & Barbault, R. 1996. Reintroduction: challenges and lessons for basic ecology.

Trends in Ecology and Evolution 11 (11): 474-478.

SUMMARY BOX:

VANREUSEL, W. & VERHEYEN, K. 2003. Rules for the reintroduc- tion of species. The local approach. [in Dutch]. Natuur.focus 2(4): 157-160.

Since the debate on reintroduction is one with many contro- versies, there still is no general agreement on when it can be used as conservation measure and when not. This too often results in misunderstandings or private initiatives. Clarity in

this matter could help improving conservation and avoid dis- agreements. In our committee of local conservationists, we agreed on a series of principles concerning reintroduction: 1) priority for natural processes, 2) reintroduction is an emer- gency measure for the conservation of regionally threatened species, and 3) open communication about both successful and unsuccessful reintroductions is essential. Based on these principles and on local opinions and international directives, we developed a decision-key to determine for each specific case if reintroduction can be considered or not.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit zijn niet enkel acties die een gemeente zelf kan uitvoeren, maar ook manieren om initiatieven van inwoners te ondersteunen of te stimuleren komen aan bod (bv. Tijdens

 de voorkant en de achterkant samen noem je ‘het omslag’ of.

Welke gemeentelijke risico’s uiteindelijk in het definitieve risicoprofiel worden opgenomen is een afweging die het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Drenthe zal maken..

Op dit moment zijn er geen verplichtingen als het gaat om verplicht bestrijden of elimineren van soorten bij ons in de gemeente. Dit is ook niet het doel primaire van de lijsten.

• Zeldzame soorten die gebonden zijn aan zeer specifieke leefgebieden gaan erop achteruit, terwijl meer algemeen voorkomende en stikstof- en warmteminnende soorten erop

Er worden ook acties ondernomen voor soorten waar geen soortbeschermingsplannen voor werden opge- steld. Met betrekking tot de herstelprogramma’s voor kwabaal, serpeling en

Waar wel mogelijk worden de toekomstperspectieven gunstig ingeschat voor soorten waarvoor het areaal, de populatie en de habitat van de soort gunstig scoren (of er een grote kans is

Aangezien het aantal inheemse vissoorten dat voor- komt in Vlaanderen veel groter is dan het aantal uitheemse soorten, is er een grotere kans dat een nieu- we locatie eerst