• No results found

Roosendaal sociaal vitaal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Roosendaal sociaal vitaal"

Copied!
112
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Roosendaal sociaal vitaal

Ontwerp sociale structuurschets voor de gemeente Roosendaal

Sima Nieborg Astrid Huygen

In opdracht van de afdeling Beleid van de gemeente Roosendaal

Maart 2007

(2)
(3)

Inhoud

Introductie 7

Leeswijzer 10

Deel 1 De sociale staat van Roosendaal

1 Inleiding 13

1.1 Historie en eigenheid 13

1.2 Karakterisering 13

1.3 Hoe staat Roosendaal bekend 14

1.4 Wonen 14

1.5 Beeldvorming en imago 14

1.6 Politiek in Roosendaal 16

2 Bevolkingsopbouw 19

2.1 Omvang 19

2.2 Etniciteit 23

2.3 Gezinssituatie 24

2.4 Verhuisbewegingen 24

3 Woninggegevens 27

3.1 Woningbezetting 27

3.2 Woningtypen 27

3.3 Eigendomsverhoudingen 28

3.4 Woningkwaliteit 28

3.5 Woningbehoefte en woningaanbod 29

4 Inkomenskenmerken en werkgelegenheid 31

4.1 Inkomen 31

4.2 Onderwijsniveau 34

4.3 Werkgelegenheid en werkloosheid 35

(4)

5 Economische kenmerken 37

5.1 Arbeidsplaatsen 37

5.2 Dynamiek 38

5.3 Ruimte 38

5.4 Voorzieningenniveau van winkels 39

5.5 Woon-werkverkeer 39

5.6 Grote Projecten 40

6 Sociale veiligheid 43

6.1 Objectieve veiligheid 43

6.2 Subjectieve veiligheid 44

6.3 Speerpunten in beleid 45

7 Voorzieningenniveau Roosendaal 47

7.1 Onderwijsvoorzieningen 47

7.2 Voorzieningen op het terrein van zorg en welzijn 48

7.3 Culturele voorzieningen 51

7.4 Religieuze instellingen 52

7.5 Sportaccommodaties 52

7.6 Recreatiegebieden, parken en speeltuinen 52 7.7 Sociale kaart en onderlinge samenwerking 53

8 Leefbaarheid 55

8.1 Woonklimaat 55

8.2 Sociaal klimaat 56

8.3 Bestuurlijk klimaat 59

9 Conclusies 63

(5)

Deel 2 Sociale structuurschets Roosendaal

10 Inleiding 69

11 Sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen in Roosendaal samengevat 71

11.1 Inleiding 71

11.2 Roosendaal 71

11.3 Bevolkingsopbouw 72

11.4 Wonen 72

11.5 Opleiding, inkomen en werkgelegenheid 73

11.6 Leefbaarheid en veiligheid 73

11.7 Identiteit 74

12 Lange termijn visie ‘Roosendaal sociaal vitaal’ 75

12.1 Inleiding 75

12.2 Sociale stijging 76

12.3 Sociale binding 78

13 Drie centrale ambities uitgewerkt 83

13.1 Inleiding 83

13.2 Drie centrale ambities 85

14 Procesdoelen en mogelijkheden voor resultaatmeting 95

14.1 Inleiding 95

14.2 Inhoudelijke en procesdoelstellingen 96 14.3 Ontwikkelen ketenaanpak en samenwerking:

invulling regierol gemeente 96

14.4 Gemeentecommunicatie: open en interactief 98 14.5 Mogelijkheden voor resultaatmeting 98 14.6 Inventarisatie lopende programma’s 103

Geraadpleegde documenten en literatuur 105

Bijlage Schema doelstellingen 109

(6)
(7)

Verwey- Jonker Instituut

Introductie

Het eerste deel van deze publicatie bevat een beschrijving van de sociale staat van Roosendaal en de te verwachten ontwikke- lingen en prognoses. De beschrijving vormt de basis voor het formuleren van ambities op het sociaal terrein.

De volgende vraagstellingen zijn leidend geweest bij het beschrijven van de sociale staat:

• Wat is de sociale staat van de gemeente Roosendaal?

• Wat is bekend over het aanbod en de kwaliteit van de sociale infrastructuur?

• Welke trends en ontwikkelingen zijn van belang?

• Welke prognoses zijn op basis hiervan te maken?

Deze sociale staat is beschrijvend van aard. We hebben ons gebaseerd op de beschikbare gegevens, vooral bronnen van de gemeente Roosendaal. Dit levert een beeld op voor Roosendaal als geheel. Waar opvallende verschillen aan het licht kwamen, tussen verschillende wijken of tussen dorpen en wijken bijvoorbeeld, hebben we die expliciet genoemd. De gegevens hebben in eerste instantie dus betrekking op Roosendaal. Op onderwerpen waarover informatie beschikbaar is, maken we regionale of landelijke vergelijkingen. Bij een aantal onderwer- pen belichten we ook het gevoerde beleid op het betreffende terrein.

Het tweede deel, de Sociale Structuurschets, is vooral gericht op het uiteenzetten van de langetermijnvisie tot het jaar 2015 en de centrale ambities.

(8)

Voor de concretisering van de uitvoeringsprogramma’s geven we handreikingen; de daadwerkelijke vormgeving van deze

programma’s is in handen van de gemeente Roosendaal. De Sociale Structuurschets vormt dus de basis waarop de gemeente Roosendaal kan verder bouwen.

De Sociale Structuurschets is een instrument dat helpt bij het analyseren van de sociale structuur en hij het stellen van kaders en prioriteiten. Het biedt een richtinggevend kader voor

beleidsontwikkeling en sociale investeringen. Daarnaast bevat de Sociale Structuurschets een aanzet tot een uitvoeringsplan met concrete doelstellingen die meetbaar zijn.

Wat is nu het verschil met de Visie Roosendaal (stadsvisie), zo zou men zich kunnen afvragen. De ontwikkeling van de Sociale Structuurschets enerzijds en de Visie Roosendaal (Stadsvisie) anderzijds lopen momenteel gelijk op. Naar ons idee zijn dit geen op zichzelf staande trajecten. De Sociale Structuurschets levert een belangrijke bijdrage aan de Stadsvisie. De visie op de sociaal-maatschappelijke ontwikkeling van Roosendaal zal een onderdeel vormen van de Stadsvisie, die eind 2007 beschikbaar komt.

De Sociale Structuurschets is op een interactieve wijze tot stand gekomen. Allereerst hebben de onderzoekers een analyse gemaakt van de belangrijkste ontwikkelingen op verschillende terreinen van de Roosendaalse samenleving. Deze analyse is voorgelegd in vier panelsessies met geledingen van de Roosen- daalse samenleving (september 2006):

• Panelsessie met leden van de commissie samenleving (raadsleden) van de gemeente Roosendaal.

• Panelsessie met ambtelijk medewerkers van de gemeente Roosendaal.

• Panelsessie met vertegenwoordigers van maatschappelijke- organisaties (welzijn, onderwijs, zorg, wonen).

• Panelsessie met bewoners (bewonersplatforms, verenigings- leven, belangenorganisaties).

Tijdens de panelsessies zijn de deelnemers gevraagd hun eigen ambitie(s) te verwoorden. De genoemde ambities waren divers, maar sommige kwamen vaak voor, al was het soms in andere bewoordingen. De ambities zijn tijdens de panelsessies geclusterd. De deelnemers hebben vervolgens in groepen

(9)

nagedacht over de geclusterde ambities en daar uitwerking aan gegeven. De uitkomsten van de vier panelsessies zijn door de onderzoekers vervolgens naast elkaar gelegd en bewerkt tot een visiedocument. Hierin zijn de volgende negen ambities

uitgewerkt:

1. Jongeren binden aan Roosendaal 2. Bruisende binnenstad

3. Profileren identiteit, ontwikkelen trots 4. Roosendaal seniorenstad

5. Iedereen doet mee

6. Leefbaarheid, sociale vitaliteit verhogen 7. Vergroten veiligheid

8. Ontwikkelen ketenaanpak en samenwerking 9. Gemeentecommunicatie open en interactief.

Het visiedocument en de negen ambities zijn vervolgens voorgelegd ter nadere uitwerking aan een werkconferentie met politieke en ambtelijke vertegenwoordigers van de gemeente (9 november 2006).

Hierin zijn opnieuw de lange termijn visie, de clustering van middellange termijn doelstellingen en aspecten van uitwerking besproken. In deze werkconferentie zijn de deelnemers gekomen tot een voorlopige uitwerking van vier ambities/visies onder de noemers: ‘sociaal, maatschappelijk vitaler’, ‘jeugd’,

‘iedereen moet mee kunnen doen’ en ‘Roosendaal sociaal vitaal:

kansen voor iedereen’.

Op basis van deel I: ‘Sociale staat van Roosendaal’, de panelsessies en de werkconferentie is vervolgens deze Sociale Structuurschets tot stand gekomen. In deze rapportage hebben we vanwege de overzichtelijkheid en het zoveel mogelijk vermijden van overlap ervoor gekozen één langetermijnvisie te beschrijven met drie daarbij behorende centrale ambities:

‘Leefbare wijken en dorpen’, ‘Meer ruimte voor de jeugd’ en

‘Kansen voor iedereen’.

(10)

Leeswijzer

Deel I bevat de beschrijving van de sociale staat van Roosendaal en de te verwachten ontwikkelingen en prognoses. Het deel eindigt met conclusies, in een schema samengevat. In deel II volgt de sociale structuurschets. Eerst worden de sociaal maatschappelijke ontwikkelingen en prognoses, zoals beschre- ven in deel I nog eens samengevat (hoofdstuk 11). In hoofdstuk 12 volgt de presentatie van de lange termijnvisie ‘Roosendaal sociaal vitaal’, welke is opgebouwd uit de concepten ‘sociale stijging’ en ‘sociale verbinding’. In hoofdstuk 13 wordt de lange termijn visie concreter gemaakt. De drie centrale ambities:

leefbare wijken en dorpen, meer ruimte voor de jeugd en kansen voor iedereen werken we hier uit. Per ambitie schetsen we de belangrijkste ontwikkelingen die dit onderwerp aangaan, de korte en middellange termijn doelstellingen, de benodigde sociale beleidsinzet en samenhang met andere beleidsterreinen.

In hoofdstuk 14 besteden we aandacht aan de manier waarop de gemeente Roosendaal de centrale ambities concreet gestalte kan geven. We gaan in op procesdoelen (benodigde afspraken) en mogelijkheden voor resultaatmeting. Het rapport eindigt met de aanbeveling een inventarisatie te maken van de lopende programma’s die samenhangen met de centrale ambities, teneinde meer samenhang aan te brengen in de te nemen maatregelen.

(11)

Deel 1

De sociale staat van Roosendaal

(12)
(13)

Verwey- Jonker Instituut

1 Inleiding

In dit deel volgt een beschrijving van de sociale staat van Roosendaal en van te verwachten ontwikkelingen en prognoses.

De beschrijving vormt de basis voor het formuleren van ambities op het sociaal terrein. Deze beschrijving is medio 2006 tot stand gekomen. Inmiddels zijn –bij het verschijnen van dit rapport- al weer recentere cijfers voorhanden, die hier niet meer verwerkt konden worden. Dit doet echter niets af aan het geschetste beeld van de sociale staat en de te verwachten ontwikkelingen.

1.1 Historie en eigenheid

Om de sociale staat van Roosendaal te beschrijven, volgt hieronder om te beginnen een korte typering van de gemeente.

1.2 Karakterisering

Roosendaal is een middelgrote gemeente gelegen in West- Brabant. De ligging tussen de havensteden Rotterdam en Antwerpen wordt als centraal ervaren. Sinds de gemeentelijke herindeling van 1997 behoren, naast Nispen, ook de dorpen Heerle, Moerstraten, Wouw en Wouwse Plantage tot de gemeente Roosendaal. Het onderscheid tussen de stad en de dorpen, zoals ook verderop in de tekst zal blijken, is van belang.

Roosendaal als stad kenmerkt zich door een winkelhart,

verschillende woonwijken en bedrijventerreinen. Het landelijke

(14)

gebied rondom Roosendaal is afwisselend: naast de dorpskernen zijn er landerijen, bossen en recreatiegebieden.

1.3 Hoe staat Roosendaal bekend

Veel mensen van buiten de gemeente kennen Roosendaal van het station. In 1854 legde een Belgische maatschappij de spoorweg naar Antwerpen aan. Roosendaal werd hiermee een echt spoorknooppunt met aansluitingen naar Antwerpen, Rotterdam, Vlissingen en Breda. De open grenzen bestonden nog niet, dus douanekantoren en expeditiecentra vestigden zich in de buurt van het grens- station.

Verschillende producten van een aantal Roosendaalse fabrieken zijn landelijk bekend: snoep en drop van Red Band, Roosvicee, koeken van (de inmiddels verdwenen fabriek) Liga en tl-buizen van Philips.

1.4 Wonen

Stedelijk wonen in een landelijke omgeving, dat is wat Roosendaal te bieden heeft, aldus de informatiefolder van de gemeente. De bebouwing is over het algemeen laag en vrij eenvormig, de wijken zijn ruim opgezet met veel groen.

Roosendaal kent geen echte ‘probleemwijken’, in vergelijking met bijvoorbeeld de grote steden. Dit is ook zeker niet het geval in de dorpskernen en het omringende landelijk gebied.

Dat er in objectieve zin geen echte probleemwijken zijn, wil dit niet zeggen dat bewoners geen problemen ervaren in de wijken, zo bleek tijdens de panelsessies met vertegenwoordigers van bewoners en maatschappelijke organisaties.

1.5 Beeldvorming en imago

In 2002 is een onderzoek uitgevoerd naar het cultuurprofiel van zestien Nederlandse gemeenten waaronder Roosendaal. Daarbij zijn in kaart gebracht: het zelfbeeld, het imago en het feitelijke beeld op tien dimensies: historisch profiel/cultureel erfgoed podiumkunsten, beeldende kunsten, literaire cultuur, avant- gardisme, amateurkunst, cultuurbereik, ruimtelijke ordening,

(15)

cultuur in relatie tot economie en toerisme, cultuur in relatie tot sociale infrastructuur en onderwijs.

Wat opvalt, is dat Roosendaal zichzelf het sterkst vindt op de punten amateur- en podiumkunsten. Over avant-gardisme wordt in Roosendaal gezegd: ‘Het zit niet in de mentaliteit van de stad’.

Hoewel geen uitgebreid imago-onderzoek is gedaan, wordt op basis van beelden die de zestien in het onderzoek betrokken gemeenten van elkaar hebben toch het een en ander gezegd over het imago van de gemeenten. Roosendaal wordt geen enkele keer genoemd als voorbeeld waaraan andere gemeente zich spiegelen. Door de onderzoekers wordt deze score als volgt geduid: ‘Dat wil zeggen dat het cultuurprofiel van deze

gemeenten weinig uitstraling heeft in vergelijking met de andere steden. […] Zaken die hoog scoren in het zelfbeeld worden door anderen niet altijd als zodanig herkend.’ (Beren- schot 2002, p. 15)

De gemeente Roosendaal merkt zelf op dat bij het tot stand komen van het imago van de stad kunst en cultuur belangrijke aspecten zijn (Kunst en Cultuur, jan. 2002). Het culturele profiel wordt als ‘bleek’ getypeerd. Imago speelt een steeds belangrijkere rol in het vestigingsbeleid van bedrijven. Het genieten van kunst en cultuur in de stad wordt als ‘zwakke schakel’ gezien.

De gemeente Roosendaal wil vooral inzetten op het vergroten van het cultuurbereik, de ruimtelijke ordening en cultuur in relatie tot welzijn en onderwijs.

In Roosendaal is sprake van een levendig verenigingsleven (zie ook in 9. Leefbaarheid). Carnavalsverenigingen maken hier een bijzonder deel van uit.

Identiteit

In verkennende gesprekken wordt opgemerkt dat de inwoners van Roosendaal een in zichzelf gekeerd en niet echt trots volk zijn. Zeker in vergelijking met bijvoorbeeld de inwoners van buurgemeente Bergen op Zoom. De Bergenaren zijn chauvinis- tisch en trots op hun geschiedenis als vestingstad. Roosendaal ontbeert een dergelijke geschiedenis en ontleent daaraan dan ook geen identiteit.

(16)

De twee steden trekken wel gezamenlijk op als het gaat om het stimuleren van economische groei, toeristische aantrekkings- kracht, en het versterken van de eigen stedelijke functies. Maar ook spannen zij zich in om het gezamenlijk buitengebied te beschermen. Daarvoor is de structuurvisiePlus opgesteld.

1.6 Politiek in Roosendaal

Oordeel over functioneren van de lokale politiek Via de bewonersenquête is onderzocht of de inwoners van Roosendaal vinden dat het gemeentebestuur voldoende stappen onderneemt naar aanleiding van de wensen van de bevolking en of ze tevreden zijn over de gemeenteraad.

Vier op de tien inwoners zegt geïnteresseerd te zijn in de lokale politieke onderwerpen en zes op tien nauwelijks of niet.

Slechts 14% vindt dat het gemeentebestuur (burgermeester en wethouders) voldoende rekening houdt met de wensen de bevolking. Drie op tien mensen vinden dat het gemeentebestuur onvoldoende rekening houdt met de wensen van de bevolking.

Hoewel dit beeld niet erg rooskleurig is, was het in 2001 nog slechter. Maar een meerderheid van de mensen zegt hierover geen mening te hebben (Bewonersenquête 2005).

De zichtbaarheid van (de maatregelen of in ieder geval de gevolgen daarvan) het gemeentebestuur laat dus zeer te wensen over. De onzichtbaarheid geldt ook voor het werk van de gemeenteraad. Dit blijkt uit het feit dat bijna vier op tien mensen geen mening heeft over het functioneren van de gemeenteraad.

(17)
(18)
(19)

Verwey- Jonker Instituut

2 Bevolkingsopbouw

Hieronder volgt een beschrijving van de bevolkingsopbouw van Roosendaal. Daarbij gaan we achtereenvolgens in op de omvang, leeftijd, etniciteit, gezinssituatie en verhuisbewegingen.

2.1 Omvang

De gemeente Roosendaal heeft op 1 januari 2005 bijna 78.000 inwoners. De groei van Roosendaal die vanaf de jaren tachtig duidelijk zichtbaar is, is vooral veroorzaakt door een migratie- overschot. De nog sterkere groei tussen 1999 en 2002 is vooral het gevolg geweest van de grote woningproductie in die jaren.

Na 2002 heeft zich een lichte daling van de bevolkingsomvang ingezet. Meer mensen trokken uit Roosendaal weg, dan dat zich er vestigden.

Prognose

Door een toename van de woningproductie neemt het aantal inwoners van Roosendaal vanaf 2006 weer toe. Echter, net als voor heel Nederland, is de prognose voor de groei van de bevolking bijgesteld. Het inwoneraantal zal niet verder stijgen dan 79.800 in 2027 (Strategische Verkenningen 2007). Dit is iets lager dan de prognose van ABF/Primos in 2003 nog aangaf, namelijk tot bijna 82.000 in 2030 (Woningmarktonderzoek 2003).

(20)

Figuur 1 Bevolkingsprognoses Roosendaal (Primos/Provincie Noord-Brabant)

Leeftijd

De ontgroening en vergrijzing die zich de komende jaren in Nederland versterkt zal voortzetten is ook in Roosendaal zichtbaar. Het aandeel jongeren daalt en het aandeel ouderen stijgt. Opmerkelijk is de forse afname van jongeren tussen de 25 en 35 jaar in de periode 2002 – 2006. Veel starters op de

woningmarkt hebben hun heil noodgedwongen buiten de gemeente Roosendaal gezocht.

De prognoses van het CBS laten ten opzichte van 2005 het volgende beeld zien:

Tabel 1 Gerealiseerd (2005) en prognoses (2015, 2025) percen- tage jongeren en ouderen (CBS 2005)

% inwoners jonger dan 20 jaar

% inwoners ouder dan 65

2005 2015 2025 2005 2015 2025

Roosendaal 24,0 21,9 20,2 14,8 19,1 23,0 Nederland 24,5 23,1 21,9 14,0 17,3 20,7

Het aantal jongeren zal verder afnemen. Dit is een landelijke trend die in Roosendaal versterkt optreedt. Het aantal 65- plussers neemt toe. Ook deze landelijke trend zal in Roosendaal in versterkte mate plaatsvinden.

70.000 72.000 74.000 76.000 78.000 80.000 82.000 84.000 86.000 88.000 90.000

2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030

realisatie Primos 2002 Primos 2003 Primos 2004 Provincie 2002 Provincie 2005

(21)

Demografische druk

Het CBS berekent de zogenoemde ‘groene’ en ‘grijze’ druk. De groene druk is het aantal personen onder de 20 per 100 mensen van 20 tot en met 64 jaar. De grijze druk is het aantal personen van 65 jaar of ouder per 100 personen van 20 tot en met 64 jaar. Uit tabel 2 blijkt dat de groene druk in Roosendaal in 2004 vergelijkbaar is met Nederland, de grijze druk ligt echter iets hoger.

Tabel 2 Demografische druk, 1 januari 2004 (CBS 2005)

Roosendaal Nederland Druk per 100 personen van 20-64 jaar 63,2 62,3 Groene druk (19 jaar of jonger) 39,5 39,8 Grijze druk (65 jaar of ouder) 23,7 22,5

Wanneer we naar de prognoses voor demografische druk kijken, zien we dat de groene druk voor Roosendaal iets lager zal zijn dan gemiddeld in Nederland. De grijze druk echter, zal hoger uitkomen dan gemiddeld in Nederland.

Figuur 2 Prognoses groene druk (CBS 2005)

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45

Roosendaal Noord- Brabant Nederland

2025 2015 2005

(22)

Figuur 3 Prognoses grijze druk (CBS 2005)

In figuur 4 wordt de samenstelling weergegeven van de bevolking in 2005 en 2030

Figuur 4 Bevolkingspiramide in 2005 (GBA) en 2030 (ABF/Primos)

-4.000 -3.000 -2.000 -1.000 0 1.000 2.000 3.000 4.000

0-4 jaar 10-14 jaar 20-24 jaar 30-34 jaar 40-44 jaar 50-54 jaar 60-64 jaar 70-74 jaar 80-84 jaar

Mannen (2005) Vrouw en (2005) Mannen (2030) Vrouw en (2030)

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45

Roosendaal Noord- Brabant Nederland

2025 2015 2005

(23)

2.2 Etniciteit

In Roosendaal bestaat 11,7 procent van de bevolking uit niet- westerse allochtonen.1 Dit zijn vooral Marokkanen en Turken.

Het aantal niet-westerse allochtonen neemt nog steeds toe. Van de jongeren behoort meer dan 20% tot deze bevolkingsgroepen.

De buitengebieden en dorpen huisvesten nauwelijks inwoners met een niet-westerse etniciteit. Vooral Noord, West en Kroeven zijn stadsdelen waar zij wonen.

De prognoses voor aandeel niet-westerse allochtonen zijn weergegeven in figuur 5. Hun aandeel in de bevolking neemt toe, net als gemiddeld in Nederland.

Figuur 5 Prognoses niet-westerse allochtonen (CBS 2005)

In grensstad Roosendaal is bijna de helft van de westerse allochtonen Belg. Meest opvallend is de stijging van het aantal Polen dat zich in Roosendaal gevestigd heeft. Daarnaast is de omvang van de Vietnamese gemeenschap net zo groot als de Poolse. Dit is het gevolg van het specifieke toelatingsbeleid voor Vietnamese (boot)vluchtelingen eind jaren tachtig.

1 Volgens definitie CBS: mensen die zelf of waarvan één of beide ouders in een niet- westers land geboren zijn.

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30%

Roosendaal Noord-Brabant Nederland

2025 2015 2005

(24)

2.3 Gezinssituatie

Een landelijke trend is dat het gemiddeld aantal personen per huishouden afneemt (huishoudensverdunning). Mensen krijgen later, minder of helemaal geen kinderen. Ook echtscheiding, maar vooral de vergrijzing veroorzaken het kleiner worden van de huishoudens. De meeste mensen behoren tot een paar zonder (thuiswonende) kinderen (32%) of zijn alleenstaand (32%). Deze groepen zullen in omvang toenemen (Woningmarktonderzoek 2003). In vergelijking met gemeenten van vergelijkbare omvang heeft Roosendaal weinig alleenstaanden en éénoudergezinnen en veel paren met kinderen. De samenstelling van de huishou- dens heeft eerder een ‘dorps’ dan een ‘grotestadskarakter’

(Woningmarktonderzoek 2003, p. 15). Wel zijn aanzienlijke verschillen per wijk waar te nemen, evenals tussen de wijken en dorpen.

Van de particuliere huishoudens in Roosendaal behoort 37,3% tot de huishoudens met kinderen (Gemeente Op Maat 2004

Roosendaal). In Noord-Brabant ligt dit percentage iets hoger (38,%), in Nederland lager, namelijk 35,8%. Het gemiddeld aantal kinderen per gezin is 1,81 (Nederland: 1,7). In Roosen- daal woont 12% van de kinderen in een eenoudergezin, dit komt overeen met het gemiddelde cijfer over Nederland (CBS 2005).

De meest kinderrijke wijk is Tolberg. In ongeveer de helft van de huishoudens zijn kinderen aanwezig.

2.4 Verhuisbewegingen

In het Woningmarktonderzoek (2003) is een migratieanalyse gemaakt. Het migratieoverschot dat Roosendaal een aantal jaren heeft gekend, is het gevolg van de woningproductie vooral in Tolberg en Weihoek. Het merendeel van de mensen die zich in de periode 2000 - 2002 vestigden in Roosendaal zijn afkomstig uit de regio West-Brabant. Een analyse naar leeftijd (2000, 2001 en 2002) wijst uit dat in de groep tussen de 15 en 19 jaar meer personen vertrekken uit Roosendaal dan dat zich er vestigen. De huishoudens die zich van elders in Roosendaal vestigen zijn vooral paren zonder kinderen (± de helft) en paren met kinderen (ongeveer eenderde). De redenen voor verhuizing zijn een huwelijk of samenwonen, werk, woonomgeving of de woning.

(25)

Weinig mensen noemen zelfstandig gaan wonen als reden voor verhuizing naar Roosendaal.

De nieuwe wijk Weihoek heeft de meeste vestigers. Driekwart van deze mensen zijn afkomstig uit andere wijken en dorpen binnen de gemeente Roosendaal. Minnebeek – de Krogten wordt getypeerd als een doorgangswijk met veel starters. De

woningvoorraad is er vrij homogeen en biedt weinig mogelijkhe- den om wooncarrière te maken. Weinig mensen blijven dan ook in deze wijk als ze verhuizen. De inwoners van Wouw en de Wouwse Plantage hebben de grootste binding met het eigen dorp. Meer dan de helft van de verhuizers zijn tussen 2000 en 2002 in het eigen dorp gebleven. In de wijken Noord, West en Tolberg blijft eenderde binnen de wijk. Dit is opvallend omdat Noord en West worden aangemerkt als ‘probleemwijken’.

Mogelijk speelt hier het gebrek aan betaalbare alternatieven een rol. Maar ook de nog hechte sociale cohesie in deze wijken wordt genoemd als een mogelijke verklaring.

De meeste verhuisstromen, aldus het woningmarktonderzoek, zijn te duiden als een stap in de wooncarrière, naar een groter en duurder huis in een beter gewaardeerde wijk.

Uit het woningmarktonderzoek (2003) blijkt dat veertig procent van de inwoners van Roosendaal de komende twee jaar

misschien of zeker wil verhuizen. Gezien de open vraagstelling is deze groep vrij omvangrijk en zijn deze mensen lang niet allemaal van plan daadwerkelijk te verhuizen. Bijna de helft van deze verhuisgeneigden wil in de eigen wijk blijven wonen. De inwoners van Roosendaal zijn honkvast; slechts 15% wil in geval van een verhuizing naar een andere gemeente.

(26)
(27)

Verwey- Jonker Instituut

3 Woninggegevens

In dit hoofdstuk staan gegevens over het wonen in Roosendaal op een rij. We gaan in op de woningbezetting, de woningtypen, eigendomsverhoudingen, de woningkwaliteit en de woning- markt.

3.1 Woningbezetting

Hoewel de gemiddelde woningbezetting in Roosendaal sinds 1997 daalde, is die met 2,41 personen in vergelijking met andere middelgrote gemeenten vrij hoog (Woningmarktonder- zoek 2003). Er wonen relatief veel gezinnen met kinderen en weinig alleenstaanden en éénoudergezinnen (Strategische verkenningen 2007).

3.2 Woningtypen

Het dominante woningtype in Roosendaal is de rijwoning (46%).

Etagewoningen (21%) bevinden zich veel in het centrum (57%) en in de wijk West (45%). Ook in Kroeven–zuidoost en Hulsdonk (Tolberg) bestaat ongeveer 40% van de woningen uit etagewo- ningen. De 2-onder-1-kap en geschakelde woningen (18%) zijn voornamelijk te vinden in Tolberg en de dorpskernen. Vrijstaan- de woningen (16%) domineren het buitengebied en de verspreide huizen van de dorpen. Daar zijn op zeer beperkte schaal andere woningtypen aanwezig. Ook op de industriegebieden zijn de meeste woningen vrijstaand.

(28)

3.3 Eigendomsverhoudingen

Het eigenwoningbezit ligt in Roosendaal op 62%. In vergelijking met gemeenten van dezelfde omvang is dit hoog. Het eigen huizenbezit is vooral hoog in de dorpen, het buitengebied van Roosendaal en de wijk Tolberg (Wijkatlas 2005). Hoewel de huizenprijzen flink zijn gestegen, zijn de woningen in Roosen- daal en Bergen op Zoom goedkoper dan in buurregio’s. De prijzen in West-Brabant (tussen Roosendaal en Breda) liggen 10.000 tot 20.000 hoger. De woningen staan wel langer te koop (Woningmarktonderzoek 2003).

Daarnaast is 31% van de woningen in handen van corporaties.2 In Kroeven en Noord is de helft of meer van de woningen in bezit van woningcorporaties. In de buitengebieden en de industriege- bieden zijn geen corporatiewoningen aanwezig. Goedkope huurwoningen (<€ 325,90) staan vooral in de wijken Oost, Noord en West. In de Stationsbuurt (centrum) en Langdonk – oost staan de meeste dure huurwoningen (>€ 499,91). Bijna alle corpora- tiewoningen (97%) behoren tot de kernvoorraad.3

Een klein deel van de woningen (7%) wordt particulier verhuurd.

Deze woningen bevinden zich vooral in het centrum (19%) en op de industriegebieden (19%).

3.4 Woningkwaliteit

De inwoners van Roosendaal zijn over het algemeen tevreden over de woning waarin ze wonen. Uit de Bewonersenquête van 2005 blijkt dat mensen hun woning gemiddeld waarderen met een 7,7.4 Vooral de mensen die wonen in de dorpen, het buitengebied en het industrieterrein (behalve Borchwerf) zijn erg tevreden en geven hun woning een acht of hoger. Een stuk minder tevreden dan gemiddeld zijn de mensen in Noord (een

2 Aramis, WSG, Wonen West Brabant, Soomland, Vitalis en Woensdrecht.

3 Dit zijn betaalbare huurwoningen met een huur onder de huursubsidiegrens van € 471,67.

4 Deze waardering is gedaald. In het Woningmarktonderzoek van 2003 (gebaseerd op de Bewonersenquête 2003) wordt gesproken van een gemiddelde waardering van een acht.

(29)

zeven) en Kroeven-zuidwest. In deze laatste wijk zijn de bewoners maar matig tevreden, zij geven hun woning een 5,9.

De kwaliteit van de woningen in de buurt wordt overal iets minder gewaardeerd dan de eigen woning. In Kroeven-zuidwest krijgt de kwaliteit van de woningen in de buurt zelfs een onvoldoende (5,4).

3.5 Woningbehoefte en woningaanbod

Het aantal woningen dat Roosendaal in de toekomst nodig heeft is door de bijgestelde bevolkingsprognoses naar beneden bijgesteld. Desondanks blijven nieuwe woningen nodig en staat voor de periode tot 2015 een uitbreiding van de woningvoorraad op het programma van ruim 4.000 woningen. Van groot belang, naast de omvang van de woningvoorraad is de samenstelling ervan. De veranderende leeftijdsopbouw (meer ouderen en alleenstaanden, minder gezinnen) van de bevolking heeft gevolgen voor woningbehoefte. Lag tot nu toe de nadruk op realiseren van eengezinswoningen, in de komende decennia zullen er juist meer etagewoningen bij moeten komen (SV 2007). De behoefte aan alle woningtypen zal toenemen, behalve etagewoningen zonder lift (Woningmarktonderzoek 2003).

Gezien de vergrijzing zal vooral de vraag naar etagewoningen mét lift stijgen.

De geplande woningbouw tot 2010 bestaat voor ruim tachtig procent uit koopwoningen waarvan de helft in het dure segment (Woningmarktonderzoek 2003). Het risico bestaat dat een overschot in deze sector ontstaat. Echter, ondanks de behoorlij- ke bouwinspanning voor etagewoningen met lift en seniorenwo- ningen, dreigt daarvan in de toekomst een tekort. Verder wordt een potentieel tekort aan vrijstaande woningen en een

overschot aan rijwoningen en etagewoningen zonder lift geconstateerd.

(30)
(31)

Verwey- Jonker Instituut

4 Inkomenskenmerken en werkgelegenheid

Dit hoofdstuk over sociale kenmerken beschrijft de situatie in Roosendaal op het terrein van inkomen (de hoogte, de beleving en de bron), het opleidingsniveau en de werkgelegenheid en werkloosheid in Roosendaal.

4.1 Inkomen Niveau

Het gemiddeld besteedbaar inkomen van een huishouden in Roosendaal bedraagt € 29.900 per jaar (in 2002). In West, Kroeven-zuidoost, Kalsdonk en Centrum hebben de huishoudens gemiddeld minder te besteden dan € 25.600. De huishoudens die meer dan €32.000 per jaar te besteden hebben wonen vooral in Kortendijk, Tolberg en de dorpen (wijkatlas 2005).

Uit de armoedemonitor (2005) blijkt dat in 2002 bijna negen procent van de Roosendaalse huishoudens moet rondkomen van een laag inkomen.5 Na 1997 heeft zich een daling ingezet van het aantal huishoudens dat moet rondkomen van een laag inkomen. De effecten van de economische recessie van 2003- 2005 zijn nog niet zichtbaar in de officiële cijfers, maar

5 De grens is gebaseerd op het bijstandsniveau van een éénpersoonshuishouden in 1979 en is waardevast. Dat wil zeggen dat ze van jaar tot jaar eenzelfde koop- kracht vertegenwoordigd. Voor andere typen huishoudens is de lage-inkomensgrens vastgesteld door een opslagfactor toe te passen. Deze is afhankelijk van het aantal personen in een huishouden en hun leeftijd (Armoedemonitor Roosendaal 2005).

(32)

aangenomen wordt dat het percentage lage inkomens gestegen is. Dit blijkt in ieder geval uit de bewonersenquête 2005. In 2003 gaf zeven procent van de ondervraagden aan rond te moeten komen van een maandelijks inkomen van minder dan

€1000, in 2005 is dat opgelopen naar tien procent.

Het aantal eenpersoonshuishoudens met een laag inkomen tussen 2000 en 2002 is gehalveerd (van 22,8% naar 12,6%).

Vooral 65-plussers zijn erop vooruit gegaan door de belasting- herziening. Maar het aandeel lage inkomens is bij de éénper- soonshuishoudens is nog altijd groter dan bij de meerpersoons- huishoudens. In Roosendaal heeft bijna 30 procent van de éénoudergezinnen een laag inkomen.

Het grootste percentage huishoudens met een laag inkomen (bijna zestig procent) moet rondkomen van een bijstands- of WW-uitkering. Een kwart van de WAO-ers moet rondkomen met een laag inkomen. Huishoudens die leven van een pensioen, loon of winst hebben het minst vaak een laag inkomen. Hoewel dit toch nog altijd ruim 900 huishoudens betreft (cijfers 2002).

Op basis van de landelijke koopkrachtontwikkeling en de ontwikkeling van doelgroepen in Roosendaal is een inschatting gemaakt van het aantal huishoudens met een laag inkomen in 2005 (Armoedemonitor 2005).

Tabel 3 Inschatting aantal huishoudens met een laag inkomen in 2005 (Armoedemonitor 2005)

2002 2005

Werknemers en zelfstandigen 930 1.230

Werklozen 1.010 1.220

Pensioensgerechtigden 290 340

Het aantal huishoudens met een laag inkomen voor de groep werknemers en zelfstandigen stijgt naar van 930 in 2002 tot 1.230 in 2005. Het aantal werklozen met een laag inkomen stijgt van 1.010 naar 1.220. Het aantal pensioensgerechtigden met een laag inkomen stijgt van 290 naar 340.

In de hele gemeente Roosendaal zijn in 2005 naar schatting 3.200 huishoudens met een laag inkomen, 470 meer dan in 2002.

Het percentage lage inkomens heeft zich tussen 2000 en 2002 iets gunstiger ontwikkeld dan gemiddeld in Nederland. Na 2002

(33)

is de ontwikkeling, naar verwachting, vergelijkbaar met het Nederlandse gemiddelde (Armoedemonitor 2005).

Subjectieve beleving van inkomen

In de Bewonersenquête 2005 is een aantal vragen gesteld over de mate waarin huishoudens kunnen rondkomen met hun inkomen.

Ruim eenderde van de Roosendaalse huishoudens zegt (zeer) gemakkelijk te kunnen rondkomen. Eén op de acht geeft aan (zeer) moeilijk te kunnen rondkomen. De financiële situatie van éénoudergezinnen is het meest nijpend. Daarvan zegt ruim veertig procent (zeer) moeilijk te kunnen rondkomen. Slechts een van de tien personen zegt makkelijk te kunnen rondkomen.

De paren zonder kinderen komen het gemakkelijkste rond (Armoedemonitor 2005).

Bijna de helft van de Roosendaalse huishoudens geeft te kennen dat hun financiële situatie is verslechterd. Dit percentage is hoger dan dat de gemiddelde Nederlander aangeeft. In de Armoedemonitor 2005 wordt de verklaring hiervoor gezocht in de mogelijk wat pessimistischer aard van de inwoner van Roosendaal (of West-Brabant). Want ook over de toekomstver- wachting zijn de inwoners van Roosendaal iets minder optimis- tisch dan de ‘gemiddelde Nederlander’. Eenderde denkt dat hun financiële situatie zal verslechteren, terwijl in heel Nederland eenvijfde deel dit verwacht.

Betrokkenen melden dat de vraag naar schuldbemiddeling in Roosendaal de afgelopen jaren is toegenomen.

Inkomensbron

De belangrijkste inkomensbron voor de meeste Roosendaalse huishoudens is loon of winst (65%). Bijna een kwart leeft van een pensioen en tien procent moet rondkomen van een uitkering (bijstand, WW of WAO).

Het aantal bijstandsgerechtigden in Roosendaal is al jaren minder dan gemiddeld in Nederland en zelfs veel lager dan andere middelgrote gemeenten. In 2005 heeft minder dan drie procent van de Roosendaalse bevolking een bijstands- uitkering.

Het percentage WW’ers ligt daarentegen iets boven het landelijk gemiddelde. De groei in Roosendaal tussen 2002 en

(34)

2005 is wel minder sterk geweest dan landelijk, van 2,6% naar 3,4% (landelijk van 1,7% naar 2,8%).

Net als in de rest van Nederland is het aantal WAO-uitkeringen als gevolg van de herkeuringsoperatie gedaald, van acht procent in 2002 naar 7,5% in 2005 (landelijk van 8,5% naar 8,1%).

4.2 Onderwijsniveau

Wanneer we het onderwijsniveau in Roosendaal vergelijken met Noord-Brabant en Nederland ontstaat het beeld zoals weergege- ven in figuur 6.

Figuur 6 Onderwijsniveau6 2005 Nederland, Noord-Brabant en Roosendaal (CBS Statline, EBB)

6 Lager onderwijs staat voor een diploma van een van de volgende onderwijsniveaus:

lbo/ vbo/ vmbo/ mulo/ mavo. Of een afronding van de eerste 3 leerjaren van havo/vwo en het laagste niveau van het beroepsonderwijs (mbo kwalificatieniveau 1). Middelbaar onderwijs zijn opleidingen in de tweede fase van het voortgezet onderwijs: bovenbouw havo/vwo en opleidingen vergelijkbaar met mbo niveau 2, 3 en 4. Hoger onderwijs zijn hbo- en universitaire opleidingen. Het betreft hier het onderwijsniveau van personen van 15 tot en met 64 jaar die niet in een instelling of tehuis wonen. De aantallen zijn gebaseerd op basis van de enquête beroepsbe- volking (EBB). Het onderwijsniveau heeft betrekking op het hoogst behaalde opleidingsniveau.

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

50%

Lager onderwijs Middelbaar onderwijs Hoger onderwijsniveau

Nederland Noord-Brabant Roosendaal

(35)

Het aandeel van de bevolking met lager of middelbaar onderwijs ligt in Roosendaal verhoudingsgewijs hoger dan in de provincie Noord-Brabant en Nederland. Ofwel het percentage hoger opgeleiden is in Roosendaal lager in vergelijking met Noord- Brabant en Nederland. Uit jarenvergelijkingen blijkt dat de verhouding tussen lager, middelbaar en hoger onderwijs flink schommelt. Met de interpretatie van bovenstaande gegevens dient daarom voorzichtig te worden omgegaan.

Deze trends zijn ook niet terug te zien in de cijfers van de bewonersenquête. Daaruit komt namelijk naar voren dat het opleidingsniveau in de periode 2001 tot en met 2005 stabiel is.

Een vergelijking tussen de cijfers van de bewonersenquête en de cijfers van het CBS is om twee redenen niet mogelijk. Ten eerste omdat een andere indeling van onderwijstypen wordt gehanteerd en ten tweede omdat de cijfers van het CBS

betrekking hebben op de bevolking van 15 tot en met 64 jaar en de cijfers van Roosendaal op de bevolking van 16 jaar en ouder.

4.3 Werkgelegenheid en werkloosheid

Sinds 1995 is de werkgelegenheid vrij continu toegenomen. In Roosendaal was de ontwikkeling positiever dan in de regio West- Brabant. Het aantal werkzame personen is tussen 2000 en 2004 met 4,6 procent gestegen, terwijl in West-Brabant de werkgele- genheid zeer gering is gestegen (0,1%) (Economische Barometer Roosendaal 2005).

Sinds 2002 stijgt de werkloosheid in Nederland weer, na een lange periode van daling. De verwachting is dat met de aantrekkende economie in 2006 deze stijging niet verder zal doorzetten of zelfs zal ombuigen in een daling. In Roosendaal zijn de ontwikkelingen iets minder gunstig dan landelijk, maar steekt wel gunstig af bij de regio West-Brabant.

In 2004 staat zeven procent van de 15-64 jarigen ingeschreven bij het CWI. Onder Turken en Marokkanen ligt het werkloos- heidspercentage ruim drie keer zo hoog. Opvallend in 2004 is de afname van werkloosheid onder allochtonen (vooral Turken) en een toename bij autochtonen.

De werkloosheid onder laagopgeleide jongeren blijft echter een probleem.

(36)
(37)

Verwey- Jonker Instituut

5 Economische kenmerken

Bij het beschrijven van de sociale staat van Roosendaal, zijn economische kenmerken van Roosendaal in de context van belang.

We beschrijven de beschikbare arbeidsplaatsen, economische dynamiek, ruimtegebruik, winkelvoorzieningen, woon- werkverkeer en grote projecten.

5.1 Arbeidsplaatsen

In de gemeente Roosendaal heeft de sector industrie met twintig procent het grootste percentage arbeidsplaatsen (Wijkatlas 2005). Vergeleken met andere middelgrote gemeen- ten in Noord-Brabant is dit echter weinig. De sector die er ten opzichte van deze gemeenten het meest uitspringt, is de transportsector (Economische Barometer 2005). Ook de zorg biedt relatief veel werkgelegenheid (17 procent). De werkgele- genheid is redelijk verspreid over diverse sectoren. Zo’n veelzijdige werkgelegenheidsstructuur wordt als gunstig beschouwd voor de ontwikkeling van de economie. Dit is wellicht een verklaring voor het feit dat de werkgelegenheid in Roosendaal ondanks de economische malaise de laatste jaren zich redelijk staande heeft gehouden.

Opvallend is dat slechts vijf commerciële bedrijven in de top vijftien van grootste werkgevers in Roosendaal staan (Economi- sche Barometer 2005). De grootste werkgevers zijn Werkvoor- zieningschap West Noord-Brabant, Thuiszorg West-Brabant, Philips Lighting BV en het Franciscus Ziekenhuis.

(38)

Er zijn meer mensen gaan werken in de zorg, bij de overheid en zakelijke dienstverleners en minder in de handel, bouw en industrie (Strategische Verkenningen 2007).

Het creëren van werkgelegenheid blijft het centrale speerpunt van het lokale economische beleid (Strategische verkenningen 2007).

5.2 Dynamiek

De regio West-Brabant kenmerkt zich door een relatief grote dynamiek wat betreft bedrijvenpopulatie. Starters (5,5%), nieuwe dochterbedrijven (3,8%), naar West-Brabant verhuisde vestigingen (1,4%) maar ook opheffing van vestigingen (5,6%), faillissementen (0,6%) en vertrek naar elders (0,9%). Veel dynamiek gaat doorgaans gepaard met innovatie, concurrentie en investeringen en dat is gunstig voor de economische ontwikkeling. Voor de gemeente Roosendaal is dit in mindere mate het geval. In Roosendaal zijn in 2003 relatief weinig nieuwe vestigingen opgericht, maar ook het aantal opgeheven vestigingen is laag (Economische Barometer 2005).

5.3 Ruimte

Naast de ontwikkeling van één nieuw bedrijventerrein op dit moment, namelijk Borchwerf II, in samenwerking met de gemeente Halderberge, ligt de aandacht vooral op herstructure- ring en revitalisering van bestaande bedrijventerreinen. Het aanbod van bedrijfsruimtes is behoorlijk groot. De huurprijs is relatief laag. Roosendaal is niet echt een kantorenstad. De kantorenmarkt is krap, tegen de landelijke en regionale trend in (Economische Barometer 2005).

Een algemene verwachting is dat in de toekomst het onder- scheid vervaagt tussen bedrijventerreinen en andere typen werklocaties zoals kantoorlocaties of winkelgebieden. Dit zal het gevolg zijn van dalend ruimtebeslag van de industrie, toename van het ruimtebeslag door logistieke en iets mindere mate zakelijke dienstverlening en winkels met een groot vloeroppervlak (Strategische Verkenningen 2007).

(39)

5.4 Voorzieningenniveau van winkels

Roosendaal staat bekend als een winkelstad met een sterk regionale functie. Voor een middelgrote gemeente is het aanbod van winkels behoorlijk divers. Vooral in het centrumgebied bevinden zich modezaken en winkels met luxeartikelen. In de rest van de bebouwde kom zijn vooral winkels voor de dagelijkse boodschappen (levensmiddelen en drogisterijen) te vinden.

Woonwinkels en doe-het-zelfzaken zitten vooral op de bedrij- venterreinen (Economische Barometer 2005).

Uit het koopstromenonderzoek van 2005 blijkt dat Roosendaal na Breda de grootste winkelstad is in West-Brabant. Nabijheid is voor de meeste mensen de reden om in Roosendaal te gaan winkelen. Roosendaal scoort op verschillende aspecten wat betreft winkelen, zoals bereikbaarheid, variatie in het winkelaanbod, prijsniveau van het winkelaanbod, sfeer, veiligheid, parkeergelegenheid en -tarieven, lager dan het gemiddelde van West-Brabantse gemeenten.

Een impuls wordt verwacht van het in november 2006 te openen outletcentrum Rosada. Dit voor Roosendaal nieuwe winkelcon- cept (funshoppen) is gelegen aan de rand van de stad.

5.5 Woon-werkverkeer

In Roosendaal heeft 56% van de werkenden een baan in de eigen gemeente. Er komen iets minder mensen van elders in Roosen- daal werken, dan dat inwoners van Roosendaal buiten de gemeente werken, dit negatieve ‘pendelsaldo’ bedraagt 4,4%.

De grootste ‘arbeidstrek’ vanuit Roosendaal vindt plaats richting Groot-Rijnmond en Zuidoost Zuid-Holland.

De hele regio West-Brabant kent, met uitzondering van Breda en Moerdijk, een negatief pendelsaldo en dan vooral voor de kleine gemeenten (Economische Barometer 2005).

(40)

5.6 Grote Projecten

In de toekomst is het, momenteel onder druk staande, economisch functioneren van de Roosendaalse binnenstad van wezenlijk belang. De kwaliteit ervan wordt steeds belangrijker, omdat consumenten kritischer worden en de actieradius van de consument toeneemt. Ook de ondernemers en het georganiseer- de bedrijfsleven dringen erop aan het stadscentrum meer te koesteren (Strategische Verkenningen 2007).

Uit de Bewonersenquête 2005 blijkt dat vooral tieners en 65- plussers het stadscentrum bezoeken. Ook blijkt dat mensen minder vaak het stadscentrum bezoeken. Waarschijnlijk hangt dit samen met de dalende waardering voor de kwaliteit van de winkels, straten en pleinen. Ook vindt men de sfeer en gezelligheid er op achteruit gegaan. De bereikbaarheid met de auto en de parkeermogelijkheden vinden de inwoners van Roosendaal al jarenlang onvoldoende.

De gemeente Roosendaal streeft synergie na in het ontwikkelen van diverse grootschalige economische projecten zoals voor de binnenstad, herinrichting van de Nieuwe Markt, het Outletcen- trum Rosada, een runshoppingcentrum Oostpoort en het Spoorhavengebied. (Strategische Verkenningen 2007).

(41)
(42)
(43)

Verwey- Jonker Instituut

6 Sociale veiligheid

Sociale veiligheid staat hoog op de maatschappelijke en

politieke agenda. Om een beeld te schetsen van de veiligheidssi- tuatie is het zinnig een onderscheid te maken tussen objectieve veiligheid en subjectieve veiligheid. De objectieve veiligheid betreft het aantal delicten, aangiften en meldingen. De subjectieve veiligheid zegt iets over hoe (on)veilig de bewoners zich voelen.

6.1 Objectieve veiligheid

Roosendaal bevindt zich in de middenmoot als het gaat om criminaliteit in de middelgrote gemeenten (AD Misdaadmeter 2005).

Het aantal geregistreerde misdrijven is in 2004 gestegen, nadat het in 2003 (sinds 1997) over de hele linie was gedaald. Vooral de stijging van het aantal auto-inbraken wordt zorgwekkend genoemd (Veiligheidsmonitor Roosendaal 2005). Ook uit de Bewonersenquête 2005 blijkt dat mensen vaker slachtoffer zijn geweest van auto- en woninginbraak.

In Roosendaal ligt het aantal auto-inbraken fors hoger dan in andere middelgrote gemeenten. Dat geldt ook voor het aantal meldingen over handel in softdrugs. Aannemelijk is dat een van de oorzaken hiervoor is dat Roosendaal een grensstad is. Er is sprake van drugstoerisme. In het verleden zijn de mogelijkheden verkend om de overlast in de (Binnen)stad hierdoor te beperken

(44)

door de coffeeshop aan de grens te plaatsen. Maar dit liep stuk op bezwaren van de grensgemeenten.

Geconstateerd wordt dat in de politiecijfers van Roosendaal niet veel merkbaar is van de dalende tendens van criminaliteit die zich in Nederland voor doet (Strategische Verkenningen 2007).

Het aantal meldingen van overlast over jeugd, vandalisme, drugs en omwonenden is na een forse stijging in 2003 in 2004 weer licht gedaald.

Het aantal aangiften en meldingen ligt in 2004, net als in 2003 en ondanks een lichte daling, het hoogst in het centrum. Het centrum kent relatief de meeste criminaliteit. Buurten die een sterke stijging laten zien zijn Fatima-villapark en Langdonk- oost. Twee buurten rond het station (Stationsbuurt en Parklaan- Hoogstraat) zijn relatief veiliger geworden, maar ze behoren nog steeds tot de risicogebieden. Ook uit Vrouwenhof, Kalsdonk en Vroenhout komen meer meldingen dan gemiddeld.

6.2 Subjectieve veiligheid

Ongeveer eenderde van de Roosendaalse bevolking zegt zich wel eens onveilig te voelen (Veiligheidsmonitor Roosendaal 2005).

Landelijk is dit een kwart en in de regio Midden- en West Brabant eenvijfde. In de beleving van de bewoners komen de meeste vervelende voorvallen voor in Noord en Centrum.

Het rapportcijfer voor veiligheid in de buurt in 2005 is niet veranderd ten opzichte van 2003 (7,1). In 2003 was het rapportcijfer ten opzichte van 2001 nog aanzienlijk gestegen.

Eenderde van de bewoners zegt bepaalde plekken in hun buurt te mijden omdat ze zich er niet veilig voelen. In de meerderheid van de gevallen is de rondhangende jeugd de reden voor dit mijdingsgedrag.

De drugsoverlast is in 2005 niet verder gedaald. De meeste overlast ervaren mensen van het verkeer (te hard rijden, geparkeerde auto’s in de buurt) (Bewonersenquête 2005).

(45)

De verschillen in veiligheidsgevoel tussen buurten vertonen een opvallende gelijkenis met het gewogen aantal aangiften en meldingen. Men voelt zicht het veiligst in buurten waar de minste incidenten plaats vinden. Uitzonderingen zijn buurten aan de noordrand van Roosendaal. Daar voelt men zich het onveiligst, maar volgens politiecijfers zijn dit niet meer de onveiligste buurten. In de wijken Fatima-villapark en Centrum- nieuw voelt men zich veiliger dan dat op grond van politiecijfers verwacht zou mogen worden.

Melding wordt gemaakt van een stijging van huiselijk geweld en burenoverlast. In de veiligheidsmonitor gaat de gemeente Roosendaal ervan uit dat de toename veroorzaakt wordt door een verhoogde meldingsbereidheid. Hoewel hierover geen cijfers beschikbaar zijn duiden ervaringen van een woningcorpo- ratie, bevestigd door de politie, op een toename van burenru- zies.

6.3 Speerpunten in beleid

De gemeente heeft in de periode 2002-2006 drie speerpunten benoemd op het gebied van veiligheid: drugsoverlast, jeug- doverlast, woninginbraak. Desondanks zijn hiervoor nooit concrete doelstellingen geformuleerd (Strategische Verkennin- gen 2006, p. 134). In 2005 loopt een pilot om deze doelstellin- gen te formu- leren.

Woninginbraak

Na een jarenlange daling stabiliseerde het aantal woninginbra- ken in 2003. In 2004 echter is dit weer met een kwart gestegen.

In 2005 vindt tien procent van de bevolking dat woninginbraak vaak voor komt in hun buurt.

Jeugdoverlast

Deze problematiek doet zich vooral voor in de nieuwere wijken.

Een verschuiving tussen wijken is waar te nemen. Dit wordt toegeschreven aan een demografische ontwikkeling: de steeds ouder wordende kinderen.

(46)

Drugsoverlast

In 2003 is een apart meldnummer voor drugsoverlast in gebruik genomen (Courage). Dit is waarschijnlijk de oorzaak van de explosieve stijging van meldingen over drugsoverlast. In 2004 is een lichte daling waarneembaar. De oorzaken hiervan zijn niet duidelijk: werkelijke daling of minder meldings- bereidheid.

Het percentage bewoners dat aangeeft dat drugsoverlast vaak voorkomt in de buurt is niet gedaald. In 2005 ligt dit percentage op acht (in 2004 zeven procent). Centrum en Noord scoren ondanks een daling ten opzichte van 2003 het hoogst (van achtereenvolgens 30 naar 25 en van 27 naar 19 procent). Vanaf 2006 is het project Courage geïntensiveerd.

De stijging van het aantal meldingen in Kroeven en West weerspiegelt zich nog niet in het oordeel van bewoners.

(47)

Verwey- Jonker Instituut

7 Voorzieningenniveau Roosendaal

In dit hoofdstuk geven we een indicatie van het voorzieningen- niveau in Roosendaal. Achtereenvolgens gaan we in op

onderwijsvoorzieningen, voorzieningen op het terrein van zorg en welzijn, culturele voorzieningen, religieuze instellingen, sport- en recreatievoorzieningen.

7.1 Onderwijsvoorzieningen Basisonderwijs

Roosendaal heeft in alle wijken diverse scholen voor basison- derwijs. Ook de dorpen Heerle, Moerstraten, Nispen, Wouw en Wouwse Plantage hebben een basisschool. Verder heeft Roosendaal drie scholen voor speciaal onderwijs.

De inwoners van Roosendaal zijn te spreken over de mate van aanwezigheid van basisscholen in de buurt. Ze geven daarvoor gemiddeld een 7,8 (Bewoners- enquête 2005).

Voortgezet onderwijs

Roosendaal heeft twee scholen voor voortgezet onderwijs: het Jan Tinbergen College en OMO Scholengemeenschap Tongerlo.

Deze laatste scholengemeenschap heeft zeven vestigingen. De waardering voor het voortgezet onderwijs is eveneens goed, een 7,7 (Bewonersenquête 2003).

(48)

Beroepsonderwijs

ROC West-Brabant heeft verschillende afdelingen in Roosendaal.

Hier kunnen opleidingen gevolgd worden op het terrein van Techniek, Economie (handel, administratie, ICT, multimedia, toerisme en recreatie), Dienstverlening (welzijn, verpleging en verzorging, assistentie gezondheidszorg). Ook verzorgt het ROC NT2 (Nederlands als tweede taal) volwasseneneducatie.

Roosendaal heeft geen instelling voor hoger onderwijs. Wel is een scholengemeenschap (Tongerlo) recentelijk een samenwer- king aangegaan met de Hogeschool Rotterdam. Het gaat om een pilot voor 2,5 jaar waarin wordt samengewerkt in de lerarenop- leiding.

7.2 Voorzieningen op het terrein van zorg en welzijn Stichting Integraal Welzijn (SIW) draagt zorg voor de ontwikke- ling en uitvoering van het sociaal-cultureel werk en opbouw- werk. Ook heeft deze stichting een aantal projecten onder haar hoede.

Buurt- en wijkcentra en dorpshuizen

Roosendaal heeft verschillende buurthuizen of -centra: De Wieken, Kalsdonk, Fatima, Keijenburg en Wijkhuis West. In Tolberg en Kortendijk zit een wijkcentrum. De dorpen hebben een dorpshuis (Heerle, Wouwse plantage, Nispen) of een cultureel centrum (Wouw). Het centrum heeft geen buurtcen- trum. Langdonk heeft geen buurthuis.

Jeugd- en jongerenwerk

Over de aanwezigheid van jongerenvoorzieningen zijn de inwoners van Roosendaal niet zo te spreken. Hoewel ze positiever zijn dan voorheen, is het oordeel met 5,2 nog steeds onvoldoende (Bewonersenquête 2005). Vooral in Noord is vooruitgang geboekt.

Ouderenwerk

De aanwezigheid van voorzieningen voor ouderen wordt het best gewaardeerd in Nispen (7,8). Ook in de kernen Wouw (6,8) en Wouwse Plantage (7,1) en de wijk Oost (6,4) zijn de bewoners meer tevreden dan gemiddeld (6,0). Het minst tevreden is men

(49)

in Moerstraten (4,5), Langdonk (4,9) en Centrum (5,1). De meeste vooruitgang is, net als met voorzieningen voor jongeren, geboekt in Noord van 4,9 in 2003 naar 5,7 in 2005. (Bewoners- enquête 2005, Wijkatlas 2005). Zie ook figuur 8 in hoofdstuk 9 over leefbaarheid.

Het project Samen is Wijs heeft de eenzaamheid onder ouderen7 aan het licht gebracht. Bijna één op de vijf ouderen (17%) heeft aangegeven eenzaam tot zeer eenzaam te zijn. In Langdonk (28%) en Kalsdonk (21%) voelen de meeste ouderen zich eenzaam. In de kerkdorpen voelen minder ouderen zich eenzaam.

Maatschappelijk werk

Traverse is een instelling voor onder andere Algemeen Maat- schappelijk Werk (AMW) en schoolmaatschappelijk werk. Ook biedt Traverse ondersteuning aan vrijwilligers, via de werkgroep rouwbegeleiding, bureau sociaal raadslieden en het Vrijwilligers- informatiepunt (VIP). Traverse verzorgt ook schuldhulpverle- ning.

Kinderopvang en Peuterspeelzalen

Roosendaal heeft verschillende organisaties voor kinderopvang en diverse peuterspeelzalen.

In 2005 is voor het eerst gevraagd naar het oordeel over de aanwezigheid van peuterspeelzalen. De wijk Tolberg en de dorpen scoren goed, in Langdonk (6,2) is men minder tevreden dan gemiddeld (7,2) over de aanwezigheid van het aantal peuterspeelzalen.

Wonen, welzijn en zorg

Roosendaal heeft diverse zorginstellingen. Er is één ziekenhuis, een GGD en een voorziening voor GGZ.

Er zijn diverse huisartsen (weinig groepspraktijken) en er is één huisartsenpost voor de hele stad. Dat laatste is te weinig (Masterplan Wonen-Welzijn-Zorg 2004-2015: p. 64).

De organisatie voor Thuiszorg biedt onder andere jeugdgezond- heidszorg.

7 Tussen september 2003 en juli 2005 zijn alle 10.681 zelfstandig wonende ouderen benaderd met het aanbod van een huisbezoek. Er zijn 1.715 huisbezoeken afgelegd.

(50)

Eén loket HetPunt is een samenwerkingsverband van Aramis, Groenhuysen en de gemeente Roosendaal. Ook Thuiszorg West- Brabant en de GGZWNB hebben zich aangesloten. Ook heeft Roosendaal een instelling voor maatschappelijk werk (Traverse).

Humanitas biedt een breed scala aan voorzieningen en diensten.

Woonservicezones worden ontwikkeld in Kalsdonk, Kortendijk, Kroeven, Burgerhout en Tolberg.

In Kalsdonk functioneert sinds 2004 een maatschappelijk steunsysteem. Dit is een netwerk van samenwerkende hulpver- leners van waaruit gecoördineerd hulp wordt geboden.

Voorzieningen voor gehandicapten scoren onvoldoende (5,8).

Vrijwilligerswerk

In de gemeente Roosendaal zijn veel vrijwilligers actief, hoeveel precies is niet bekend. In het onderzoek naar vrijwilligersbeleid dat het Verwey-Jonker Instituut heeft verricht (Nieborg, Oudenampsen en Ter Woerds 2006) staan de sectoren zorg en welzijn, sport en recreatie en het sociaal-culturele klimaat in de woon en leefomgeving centraal. In al deze sectoren zijn drie typen vrijwilligersorganisaties te onderscheiden:

Type A: De organisaties waarin uitsluitend vrijwilligers actief zijn; de vrijwilligers zijn dan ook verantwoordelijk voor het primaire proces (zoals de Unie van Vrijwilligers).

Type B: De organisaties waarin de vrijwilligers wel verantwoor- delijk zijn voor het primaire proces, maar worden ondersteund door beroepskrachten (zoals de Stichting Vrijwillige thuiszorg).

Type C: De organisaties waarbij de beroepskrachten verant- woordelijk zijn voor het primaire proces, maar ondersteund worden door vrijwilligers (zoals het Sportbureau).

Het genoemde rapport geeft inzicht in de organisaties die per sector onder de verschillende types zijn te scharen. In het algemeen zijn de vrijwilligers in de sector zorg en welzijn in de leeftijdscategorie boven de 50 jaar. In de sector sport en recreatie is de vergrijzing onder de vrijwilligers een minder groot knelpunt. De vrijwilligers die zich bezig houden met het sociaal-cultureel klimaat in de woon- en leefomgeving vindt men vooral in de leeftijdgroep van 40-70 jaar. De behoefte aan vrijwilligers is in alle drie sectoren groter dan het aanbod. Het Vrijwilligers Informatie Punt is een organisatie waarin vraag en aanbod bijeenkomen.

(51)

Overig

Daarnaast kent Roosendaal een aanbod op het terrein van maatschappelijke dienstverlening, zoals bureau Halt, Humani- tas, slachtofferhulp en Vluchtelingenwerk.

7.3 Culturele voorzieningen

Roosendaal heeft een aantal professionele voorzieningen in de culturele sector, zoals schouwburg De Kring, de openbare bibliotheek (met dependances in de wijken Kalsdonk, Kortendijk en Tolberg en in Wouw) en het archief.

Bij het Centrum voor de Kunsten (voorheen Muziekschool en School voor Expressie) kunnen cursussen worden gevolgd op het terrein van muziek en beeldende kunst. Dit Centrum wordt door de inwoners van Roosendaal gewaardeerd met een 6,5. Vooral hoogopgeleiden volgen er een cursus of hebben een cursus gevolgd, namelijk drie à vier op tien inwoners. Bij de laag opgeleiden is dat net iets meer dan tien procent.

Op theatergebied is er ook een Concertzaal, het Verkadehuis en Kindertheater De Toverhoed.

Overige voorzieningen zijn onder andere Museum Tongerlohuys, Artotheek, Bioscoop, Filmhuis, Milieu Educatief Centrum.

Roosendaal heeft een groot aantal organisaties voor amateur- kunst. Verenigingen en gezelschappen zijn actief op uiteenlo- pende terreinen: harmonieën, koren, toneelverenigingen, majoretten, symfonieorkest.

Het middensegment voor de professionele kunst is minder sterk ontwikkeld. Er zijn bijvoorbeeld weinig voorzieningen voor atelier- en expositieruimte. Ook op het terrein van beeldende kunst- en cultuurhistorie is Roosendaal mager bedeeld. Het aanbod aan monumenten en cultuurhistorisch interessante plekken is verbrokkeld. Kunst en cultuur zijn weinig zichtbaar op straat. De stedelijke publieksruimte heeft een laag cultureel gehalte (Kunst en Cultuur, jan. 2002).

Gesteld wordt dat de cultuur van de inwoners met een niet- Nederlandse culturele achtergrond buiten de stedelijke cultuur dreigt te komen staan. Het betrekken van deze groep en cultuur bij het stedelijke aanbod wordt wenselijk geacht (Kunst en Cultuur, jan. 2002).

(52)

De Roosendaalse kermis wordt door de inwoners goed gewaar- deerd. Hoewel het cijfer de laatste jaren wel is teruggevallen van een 7,7 naar een 7,3. De waardering die bewoners hebben voor culturele voorzieningen is de afgelopen jaren gelijk gebleven (Bewonersenquête 2005).

Uit de evaluatie van de Kunst- en Cultuurnota (2005) blijkt dat drie in 2002 benoemde speerpunten zijn gerealiseerd, namelijk het instellen van het Cultuurbureau (Kunstservicepunt), de Kunstmaand en de projectsubsidies. Ook is de samenwerking verbeterd en is verjonging gerealiseerd. Maar ook blijkt dat instellingen weinig aandacht hebben geschonken aan het bereiken van bijzondere doelgroepen. Daarover waren wel afspraken gemaakt met de gemeente.

7.4 Religieuze instellingen

De Rooms-katholieke aard van Roosendaal zien we terug in het aantal kerkgenootschappen: vier parochies met elk een aantal kerkgebouwen. De protestantse gemeenschap heeft één kerk.

Daarnaast heeft Roosendaal een pinkstergemeente. (Stadsgids 2005 - 2006)

Roosendaal heeft twee Moskeeën: een Turkse en een Marok- kaanse. Deze staat allebei in de wijk Kalsdonk, waar op dit moment herstructurering plaats vindt. Beide moskeeën worden verplaatst naar een andere wijk. Over de nieuwe locaties is veel discussie. Het nieuwe college wil hierover een beslissing nemen.

7.5 Sportaccommodaties

Roosendaal kent een breed scala aan sportverenigingen. De sportvoorzieningen die de gemeente Roosendaal heeft worden gewaardeerd met een 6,8 (Bewonersenquête 2005).

7.6 Recreatiegebieden, parken en speeltuinen

Van de recreatiegebieden zijn de Roosendaalse bossen het meest populair. In 2005 zijn deze door 58% van de inwoners van Roosendaal bezocht. Ook de bossen van de Wouwse plantage, recreatiegebied Vrouwenhof en het Emile van Loonpark zijn

(53)

goed bezocht: in 2005 brachten vier op de tien mensen daaraan een bezoek.

Daarnaast is ook de kinderboerderij vrij populair. Drie op de tien inwoners van Roosendaal en meer dan de helft van de dertigers heeft hieraan in 2005 een bezoek gebracht (Bewonersenquête 2005).

Als laatste willen we hier noemen het recreatieterrein De Stok.

Hier bevinden zich verschillende sportieve mogelijkheden, zoals squashbanen, een zwembad, kartbanen, een lasergame

centrum, een duikcentrum, maar ook een thermen & beautyre- sort en een kinderspeelparadijs.

7.7 Sociale kaart en onderlinge samenwerking

Tijdens de panelsessies werd opgemerkt dat een sociale kaart, een overzicht van de diverse maatschappelijke instellingen en organisaties, in Roosendaal feitelijk ontbreekt. Organisaties ervaren een gebrek aan vanzelfsprekendheid om elkaar op te zoeken en te vinden bij het oplossen van bepaalde vraagstuk- ken. Ze weten elkaar moeilijk te vinden, weten niet goed van elkaar wat ze doen en werken onderling te weinig samen.

Daarentegen zijn er voorbeelden van netwerken van organisaties die elkaar wél hebben gevonden. Bijvoorbeeld Buurtnetwerken signaleren probleemgedrag bij jongeren en springen hier tijdig op in. Ook functioneert in sommige wijken het ‘Pettenoverleg’

goed.

(54)
(55)

Verwey- Jonker Instituut

8 Leefbaarheid

Leefbaarheid is een term waaronder vele aspecten geschaard worden. We kiezen hier voor de volgende afbakening van leefbaarheid.

Leefbaarheid betreft zowel het sociale klimaat (aard en waardering van sociale contacten), het woonklimaat (waarde- ring van de woning en de woonomgeving) als het verzorgingspeil (aard en peil van sociale voorzieningen). Ook het bestuurlijke klimaat speelt een rol (betrokkenheid van bewoners bij lokale besluitvorming) (Werkplan Verwey-Jonker Instituut 2006, p. 16).

Het verzorgingspeil is in het vorige hoofdstuk aan de orde geweest. In dit hoofdstuk schetsen we een beeld van het woonklimaat, sociale klimaat en het bestuurlijke klimaat.

8.1 Woonklimaat

Oordeel over de buurt

Het algemene oordeel dat de bewoners van Roosendaal geven aan hun buurt is gemiddeld een 7,1. De dorpen en het buitenge- bied krijgen hogere cijfers.

Van de wijken in Roosendaal zijn Tolberg en Kortendijk het meest populair. Noord wordt het laagst gewaardeerd, maar scoort iets beter dan in 2003.

Uit de bewonersenquête blijkt verder dat 85 procent zich medeverantwoordelijk voelt voor de leefbaarheid van hun buurt. Ruim 21 procent heeft zich ook daadwerkelijk ingezet om hun buurt te verbeteren. In het centrum en in de dorpen is meer dan een kwart van de bewoners actief geweest.

(56)

Oordeel over fysieke woonomgeving

Wat betreft de fysieke woonomgeving zijn de inwoners van Roosendaal het meest te spreken over de kwaliteit van de woningen en het onderhoud aan de huizen en de tuinen.

Onderhoud van de openbare ruimte (groen en verharding) scoren beter dan in 2003 maar nog steeds onvoldoende. Roosendaal heeft veel (groene) openbare ruimte, dit maakt het relatief duur om de kwaliteit ervan op peil te houden.

8.2 Sociaal klimaat

Sociale kwaliteit van de woonomgeving

Een aspect van leefbaarheid betreft niet alleen de fysieke kwaliteit van de woonomgeving, maar ook de sociale kwaliteit ervan. Uit de Bewonersenquête (2005) blijkt dat in de dorpen de bewoners het meest te spreken zijn over de onderlinge sociale contacten. Binnen Roosendaal scoren de wijken Tolberg en Oost het hoogst. De onderlinge contacten en de betrokkenheid bij de buurt hangen sterk met elkaar samen.

In Moerstraten en Nispen heerst de meeste rust, in het Centrum en Noord het minste. In deze laatste wijken komen volgens de bewoners ook de meeste ongewenste activiteiten voor.

De samenhang in de buurt, sociale cohesie, vertoont sterke overeenkomsten met de algemene waardering voor de buurt.

Buurten aan de noord- en de zuidrand van de stad vertonen de minste sociale samenhang. Veel sociale cohesie is te vinden in de dorpen.

In de dorpen wordt de discussie over leefbaarheid vaak gekoppeld aan de aanwezige voorzieningen (Bewonersenquête 2005).

In figuur 7 is te zien hoe de inwoners van de kernen van Roosendaal denken over de aanwezige voorzieningen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In laatstgenoemd arrest, dat ging over de vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze (waaronder ook shockschade valt),

Award wordt uitgereikt aan het bedrijf uit de regio dat zich het meest inzet voor mensen die om wat voor reden dan ook steun no- dig hebben om in hun werk goed

Onhygiënische situatie(s) Geen sanitaire voorzieningen, honden en paardenpoep op strand Opmerkingen/bijzonderheden 2 vennetjes, waarvan één als zwemlocatie is aangewezen

uitgenodigd voor een bijeenkomst bij de gemeente waarin we samen gaan kijken naar hoe we het beheer op beeldkwaliteit het beste vorm kunnen geven.. Tijdens de bijeenkomst wordt

Als hij zijn verdediging (politiek, de ambtelijke organisatie, het maatschappelijk middenveld) niet goed kan inzetten , wordt hij steeds verder in het doel teruggedrongen. Maar,

Wel degelijk gelden algemene wetten en regels óók voor de actieve burgers (deze zijn er doorgaans niet voor niets), maar in het algemeen geldt dat procedures niet te

Voor een goed en prettig leefklimaat blijft de fysieke en sociale veiligheid een belangrijke prioriteit van de gemeente. We hebben daarbij oog voor het belang van zowel verlaging

Nu geeft het college vanavond dinsdag 19 januari 2021 een toelichting op deze aanpak en maken wij van de gelegenheid gebruik om onze zorgen te uiten voor Maarssenbroek en vinden