• No results found

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel · dbnl"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Germain François Poullain de Saint-Foix

Vertaald door: Nicolaas Willem op den Hooff

bron

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel (vert. Nicolaas Willem op den Hooff). Izaak Duim, Amsterdam 1747

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/sain011orak01_01/colofon.php

© 2011 dbnl

(2)

Voorrede.

DE reedenen waaröm dit Blyspel niet gedrukt is dan naar het zelve verscheidene maalen na malkanderen vertoond was, zyn deezen. Ten eerfte, om den Schouwburg daar door te meerder voordeel toe te brengen, dewyl men uit den Tytel van eenig Tooneelstuk onmogelyk een denkbeeld van deszelfs inhoud kan opmaaken, en dus de nieuwsgierigheid te meerder word opgewekt en gaande gehouden; en, ten laatste, om, in navolging der Franschen, altoos meester te blyven om het zelve, volgens rechtvaerdige berispingen, van gebreken te zuiveren: welke berispingen echter zo weinig, of, zo gering en laf zyn geweest dat het der moeite niet waardig is dezelven aan te roeren; de algemeene toejuiching waar mede het zelve, onder het vertoonen, verëerd is geworden, wederlegt die niet dan te wel: en het is genoeg dat dit Blyspel behaagt heeft aan Lieden van die verkiezing en rang, tot welkers vermaak het zelve eigentlyk in onze

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel

(3)

Taale is overgebracht, om zich niet te beklagen wegens de moeite die men genomen

heeft om het zelve in dien trant te doen uitvoeren als het oirspronkelyke in Parys is

vertoond, en waarïn de

*

Kinderen door dewelken de Hoofdrollen zyn gespeeld, heel

wel hebben geslaagt.

(4)

Copye van de privilegie.

DE Staten van Holland en Westvriesland doen te weten: alzo Ons te kennen is gegeven by de Regenten van het Wees- en- Oude Mannenhuys der Stad Amsterdam, en in die qualiteyten te samen Eygenaars, mitsgaders Regenten van den Schouwburg aldaar, dat zy Supplianten eenige Jaaren hadden gejoüisseert van 't Octroy of Privilegie by hen van Ons op den 27. May 1728. geobtineert, waar by Wy aan hun Supplianten goedgunstelyk hadden geaccordeert, en geoctroyeert, om, geduurende den tyd van vyftien doen eerst agter een volgende Jaaren, de Werken, die ten dienste van het Toneel reets waren gedrukt, en van ty d'tot tyd nog verderin het licht gebragt, en ten Toneele gevoert zouden mogen werden, alleen te mogen drukken, doen drukken, uytgeeven ende verkoopen, en bevonden dat de Jaaren, by 't voorsz. Octroy of Privilegie genoemt, op den 27. May 1743, stondente expireeren; ende dewyle zy Supplianten ten meesten dienste van den Schouburg, waar van hunne respective Godshuyzen onder andere mede moeten worden gesustenteert, de voorgenoemde Werken, zoo van Treurspellen, Blyspellen, Klugten, als anders, die reets gedrukt, en ten Toneele gevoert waren, of in toekomende gedrukt, en ten Toneele gevoertzouden mogen werden, gaerneall een, gelyk voorheen, zouden blyven drukken, doen drukken, uytgeven en verkopen, ten eynde dezelve Werken door het nadrukken van andere haar Luyster, so in taal, als in spelkonst, niet mogte komen te verliesen, en dewyle sulx haar Supplianten na de expiratie van 't bovengemelte Octroy, niet gepermitteert was, zoo keerden zy Supplianten haar tot Ons, reverentelyk verzoekende, dat Wy aan hun Supplianten in kwaliteyten voorsz. geliefden te verleenen prolongatie van het voorsz. Octroy of Privilegie, om de voorsz. Werken, zo van Treurspellen, blyspellen, Klugten, als anders, reets gemaakt, en ten Toneele gevoert, of als nog in het ligt te brengen, en ten Toneelete voeren, den tyd van Vyftien eerftkomende, en agtereen volgende Jaaren, alleen te mogen drukken, en Verkopen, of te doen drukken, en verkopen, met verbod aan alle andere opseekere hooge Peene by Ons daar tegens te statueeten, SOO IS 't, dat Wy, de Saake, en 't voorsz, verzoek overgemerkt hebbende, ende geneegen weezen de ter bede van de Supplianten uyt Onze regte wetenschap, Souveraine Magt ende Authoriteyt, de selve Supplianten geconsenteeit, geac-

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel

(5)

cordeert, en geoctroyeërt hebben, consenteeren, accordeeren, en octroyeeren hen by deezen, dat Zy, geduurende den tyd van Vyftien eerst agtereenvolgende Jaaren, de voorsz. Werken, zo van Treurspellen, Blyspellen, Kluchten, als anders, reeds gemaakt, en ten Toneele gevoert, of als noch in het licht te brengen, en ten Toneele te voeren, in diervoegen, als zulx by de Supplianten is verzogt, en hiet vooren uytgedrukt staat, binnen den voortz Onzen Landen alleen zullen mogen drucken, doen drucken, uytgeven ende verkopen, verbiedende daaromme allen ende eenen ygelyken dezelve Werken, in 't geheel, ofte ten deele te Drucken, naar te Drukken, te doen Naardrucken, te Verhandelen, of te Verkopen, ofte elders Naargedrukt, binnen den selven Onzen Landen tebrengen, uyt te geven, of te Verhandelen en Verkopen, op Verbeurte van alle de nagedrukte, ingebragte, verhandelde ofte verkogte Exemplaren, ende een boete van drie duylend guldens daarenboven te verbeuren, te appliceeren een derde part voor den Officier, die de Calange doen zal, een derdepart voor den Armen der plaatzen daar het Casus voor vallen zal, ende het resteerende derdepart voor de Supplianten, ende dit t' elkens zoo meenigmaal, als dezelve zullen werden agterhaalt, alles in dien verstande, dat Wy de Supplianten met dezen onzen Octroye alleen willende gratificeeren tot verhoedinge van hunne schade door het Nadrucken van de voorsz. Werken, daar door in geenigen deele verstaan, den innechouden van diente autoriseeren, ofte te Advouëren, ende veel min dezelve onder onze protexie, ende bescherminge, eenig meerder Credit, aanzien ofte reputatie te geeven, nemaar de Supplianten in cas daar inne iets onbehoorlyks zoude influëren, alle het zelve tot hunne Lasten zullen gehouden weezen te verantwoorden, totdien eyndewel

expresselyk begeerende, dat by aldien zy dezen onzen Octroye voor dezelve Werken zullen willen stellen, daar vangeene geabbrevieerde ofte gecontraheerde mentis zullen mogen maken, nemaar gehouden wezen, hetzelve Octroy in 't geheel, enzonder eenige omissie daarvoor tedrucken, of tedoen drucken, ende datzy gehouden zullen zyn, een Exemplaar van devoorsz werken, op Groot Papier, gebonden enwel

geconditioneert te brengen inde Bibliotheek van onze Universiteyt te Leyden, binnen den tyd van zes weeken, na dat zy Supplianten de zelve Werken zullen hebben beginnen uyttegeeven, op een boete van zes hondert guldens, na expiratie dervoorsz.

zes Weken, by de Supplianten te verbeuren tenbehoeve van de Nederduytse Armen

van de plaats alwaar de Supplianten wonen; voorts op peene van met 'er daad

versteeken te zyn van het effect van dezen Octroye. Dat ook de Supplianten schoon

by het ingaan van dit Octroy een Exemplaar gelevert hebbende aan de voorsz. Onse

Bibliotheek, by zoo verre zy geduurende dentyd van dit Octroy deselve Werken

zouden willen herdrucken met, eenige observatiën, Noten, Veranderingen, correctiën,

vermeerderingen, of anders, hoe genaamt, of ook in een ander formaat, gehouden

(6)

Octroye mogen genieten, als naar behooren, Lasten wy allen ende eenen ygelyken, dien het aangaan mag, dat zy de Supplianten van den inhoude van dezen doen, laten, ende gedogen, rustelijk, vredelijk, ende volkomentlijk genieten ende gebruyken, cesserende alle belet ter contratie. Gegeven in den Hage, onder onzen Groten zegele hier aan doen hangen op den zesden December, in 't Jaar onzes Heere ende

Zaligmakers een duysend zeven hondert tweeënveertig.

J.H.V. Wassenaar.

Onder stond, Ter Ordonnantie van de Staten, was getekent WILLEM BUYS.

Lager stond,

Aan de Supplianten zyn, nevens dit Octroy, ter hand gestelt by Extract Authenticq, haar Ed. Gr. Mog. Resolutien van den 28. Juny, 1715, en 30. April, 1728, ten einde om zig daar na te reguleezen.

De R EGENTEN van het W EES -en O UDE M ANNENHUIS hebben in hunne voorsz.

qualiteit, het Recht der bovenstaande Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen druk, van H ET ORAKEL; Blyspél, vergund aan I ZAAK D UIM .

In Amsteldam, den 3. February, 1747.

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel

(7)

Vertooners.

D E O PPERSTE T OVERNIMPH .

A LCINDOR , Zoon van de Opperste Tovernimph.

L UCINDE , Een jonge Princesse, bemint van Alcindor.

G ESPEELEN EN V ERMAKELYKHEEDEN :

Het Spel speelt in het Paleis van de Opperste Tovernimph

(8)

Het Orakel;

blyspel.

Eerste tooneel.

D E T OVERNIMPH , A LCINDOR .

D E T OVERNIMPH .

In waarheid, myn Zoon, gy zyt wel onverdraachelyk!

A LCINDOR .

Maar, Mevrouw...

D E T OVERNIMPH .

Maar, myn Zoon! Waar komt gy van daan?

A LCINDOR .

Van een plaats alwaar myne oogen het schoonste dat Natuur ooit vormde, met verwondering, aanschouwden.

D E T OVERNIMPH .

En wat? Lucinde?

A LCINDOR .

Lusteloos door de warmte der Zon lag zy te slaapen op een bed van Roozen...

D E T OVERNIMPH .

Hebt gy u wel voor haar bedekt gehouden?

A LCINDOR .

Mevrouw...ik zeg u dat zy sliep. Een van haar schoone armen lag onder haar hoofd;

de andere, uitgestrekt naar den kant alwaar ik my bevond,

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel

(9)

Scheen de bloemen te zoeken die rondöm haar gebooren wierden uit den grond.

Een aangenaame droom verrukte haaren geest, en vertoonde op haar gelaat een leevendige en weldoormengde verw: verrukt door myn ontroering,

Scheen het aan myn hart dat myne oogen te traag waaren om het zelve de vreugde toe te brengen die zy genooten; ik was geen' meester meêr van myn vervoering...

D E T OVERNIMPH .

Myn Zoon!...

A LCINDOR .

Ik nam één van haare bevallige handen, die ik kuste met een teedere en vuurige zucht...

Maar, zich beweegende, vreesde ik dat zy mogt ontwaaken, en op datze my niet gewaar zoude worden ben ik schielyk weggevlucht.

Mevrouw, het is vruchteloos my te gebieden noch langer te vertoeven om my aan haar te vertoonen; ik kan u niet verder gehoorzaamen, noch haar byzyn derven.

Ik bemin haar, ik bid haar aan, ik wil haar zien, haar zulks ontdekken, my van haar doen beminnen, of aan haare voeten sterven.

D E T OVERNIMPH .

Myn konst is krachtig van vermogen; ik ben de opperste der Tovernimphen; ik kan in een oogenblik een heerelyk Paleis oprichten, een vreesselyk onweer doen ontstaan,

Een aangenaam verblyf in een naare Woestyne veränderen: maar ik zie dat myn vermogen niet verr' genoeg kan gaan

Om een' jongen Wulp, wiens wiens harssenen door de liefde beroert zyn, te

regeeren. Weläan, myn Zoon, verderf u zelf, verderf Lucinde, en verydel door uwe

onvoorzichtigheid de maatregelen die ik heb genomen

(10)

Om uw geluk en ook het haare te verzeekeren.

A LCINDOR .

Maar, om welke redenen begeert gy dat ik niet voor haar gezicht zal komen?

D E T OVERNIMPH .

'k Zal 't u ontdekken. Op het oogenblik van uw geboorte, liet ik het Orakel om raad vraagen, het welk my dit antwoord deedt verstaan.

‘De Zoon der opperste Tovernimph word met zwaare ongelukken gedreigt: maar hy zal die ontgaan,

En zelfs gelukkig wezen, indien hy zich kan doen beminnen van een jonge Princesse, die hem zal gelooven, stom, doof en ongevoelig te weezen.

A LCINDOR .

Stom, doof en ongevoelig!

D E T OVERNIMPH .

Oordeel, myn Zoon, aan de tederheid die ik voor u gevoel, hoe my dit antwoord moest bedroeven en voor u doen vreezen.

Ik stelde echter myn gedachten hier over in 't werk, en hoopte, door zekere maatregelen, deze ongelukken die u dreigden, van u af te weeren en, met één,

Het Orakel te zien vervullen, hoe onmogelyk my zulks ook scheen.

A LCINDOR .

Mevrouw, ik heb dezelfde vertrouwenheid niet als gy op de wispeltuurige keuze der Vrouwen;

En ik zal nooir gelooven...

D E T OVERNIMPH .

Geef my gehoor. Op het zelfde oogenblik dat gy begont het licht te aanschouwen, Wierd 'er eene jonge Princesse gebooren, de Dochter van een' nabuurig' Koning.

Deze is uwe Lucinde, die ik heb geschaakt

En in dit Paleis gebracht, het welk ik ontoeganklyk voor alle stervelingen heb gemaakt,

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel

(11)

Zy is daar in opgevoedt, en altoos bediend door zekere soort van Beelden, en zy heeft nooit anders gezien dan ongevoelige lichamen zonder leeven,

Aan dewelken ik, door de kracht van myn toverkonst, allerhande beweegingen heb gegeven.

Ik veinsde zelfs dikwils in haar tegenwoordigheid eenige werktuigen by der hand te nemen tot het snyden van eenig marber blok,

Om daaräan zekere vorm te geven, en het zelve vervolgens een leevende beweeging toe te brengen door het aanraaken van myn Roede of Toverstok:

En op het oogenblik wierd het een klein Hondje, het welk haar nablafte, of een aardig Aapje, waar mede zy zich bezig hield om het zelve allerlei grappen en sprongen te leeren.

In het eind heb ik getracht haar te doen gelooven dat zy en ik de eenige Wezens zyn die spreken, denken, oordeelen en redeneeren:

En dat alle de anderen, alleenlyk voortgebracht zynde om ons te dienen of van nut te wezen in de eene of de andere zaak,

Volstrekt ongevoelig zyn, zonder kennis, en te gelyk onbekwaam tot liefde of haat, tot droefheid of vermaak.

A LCINDOR .

Wat is dan heeden, en wat is het oogmerk geweeit van alle die bedriechelyke verbeeldingen waar mede gy haar hebt op doen voeden?

D E T OVERNIMPH .

Haar te doen gelooven, met u aan haar te vertoonen...

A LCINDOR .

Ha! ik heb u verstaan; gy wilt haar doen vermoeden

Dat ik niet anders ben dan een Pop, of een onbeweechelyke Beeltenis, die de andere maakzels verre overtreft.

Die vinding doet my vermaak, en kan uw oogmerk ook doen slaagen, indien men

't wel beseft;

(12)

Pssché zag de Liefde niet; zy geloofde dat hy een Monster was, daar zy hem echter beminde.

De Inbeelding, door uw konstgrepen misleid, zal my zodanig voorstellen aan Lucinde

Als het Orakel begeert dat zy my zal gelooven te zyn: dat is te zeggen, alleenlyk een mond en twee oogen te hebben tot een bevallig cieraad.

Zy zal my nochtans beminnen; men kan de rede wel bedriegen: maar het gevoele nooit. Natuur zal, in dien staat,

Een zeekere onderrigting aan haar harte toebrengen, die zy met vreugde zal aannemen, die zy niet zal begrypen, en door een heimelyke ingeeving zal volgen om haar denkbeeld te sterken.

Gelyk de Byën de geur uit de Bloemen leezen. Die onderlinge verstandhouding, die tezamenbindende keten, dat overëenkomend vermogen der harten zal eindelyk beginnen te werken...

Ja, Mevrouw, zy zal my beminnen, en ik zal noch heeden de gelukkigste der stervelingen zyn. Gaan wy dan heen.

Laat ons haar zoeken; gy kunt my aan haar vertoonen, en ook vertrouwen, dewyl het belang van myn liefde zulks verëischt, dat ik niet anders ben dan een beeld, een waaragtig beeld...een gevoellooze marbersteen.

D E T OVERNIMPH .

't Is noch geen tyd u aan haar te vertoonen: maar ik zie Lucinde komen; verberg u haastig in dit vertrek. Ik zal haar verstrikken,

En, in de t'zamenspraak die ik met haar zal houden, de zaaken beraamen en naar uw welgevallen trachten te schikken.

A LCINDOR .

Eén woord noch. Wanneer zy bezig is met haar hondje te speelen word zy van het zelve gevleid en gestreeld.

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel

(13)

Zou ik ook niet zomtyds, indien zy met my speelde?...

D E T OVERNIMPH .

Zie daar ons marber beeld.

Hem doende vertrekken.

Vertrek; wy zullen zien: vertrek toch terstond...

Tweede tooneel.

D E T OVERNIMPH , L UCINDE .

L UCINDE , verschynende in diepe gedachten.

Dit is geen inbeelding... Dit is geen droom; hy bleef met zyn' mond vastgekleeft op myn hand.

D E T OVERNIMPH .

Wat zegt gy, Lucinde?

L UCINDE .

Ha! ... Ik had u niet gezien.

D E T OVERNIMPH .

Hy bleef met zyn' mond vastgekleeft op uw hand?

En wie?

L UCINDE .

Dat weet ik niet, vermits hy te schielyk verzwindde.

Maar het schynt of hy door het kussen van myn hand, een vuurige vlam in dezelve gedrukt heeft die myn hart zedert dat oogenblik ontsteekt...

Ja; zedert dat oogenblik ben ik de zelfde niet meêr; ik ben ongerust, vol gedachten.

Ik zoek... En wat? Ik weet niet wat my ontbreekt.

Ik kan het niet uitdrukken. Het schynt of ik eene andere lucht inädem. De gantsche Natuur schynt my veel vrolyker, veel leevendiger... Welk een vertrouwen,

Welk een verëeniging, welk een tederheid, Mevrouw,

(14)

kom ik daar aanftonds in twee vogeltjes te aanschouwen.

Zy zaaten op één' en den zelven tak; zy zongen den een tegen den ander; zy zagen malkanderen aan:

Maar met een gezicht dat ik noch nooit dan in hen heb vernomen, en wy tezamen niet hebben, gy noch ik. Ik liet hen begaan.

Een kleine stilte volgde op hun geschater: doch zy begonnen wel haast weêr te zingen,

Of, eerder, malkanderen te antwoorden, met een loevendigheid, met een drift...

Gy lacht?

D E T OVERNIMPH .

Zonder twyfel; gy verteld my vreemde dingen;

Want om malkanderen antwoord te geeven moeten zy malkanderen ook verstaan.

L UCINDE .

Ik geloof ook wel dat zy malkanderen verstonden; want het was geen schyn.

D E T OVERNIMPH .

Gelooft gy dan ook dat uw Clavecimbel of uw Viool de Gambe u verstaan, u antwoord geven, en gevoelig zyn

Aan de zagte leiding van uw stem wanneer zy met den toon dien gy neemt zo volmaakt overëenkomen?

L UCINDE .

Een schoone gelykenis! Dat zyn immers Machines?

D E T OVERNIMPH .

Heb ik u niet honderdmaal gezegt dat uw Vogeltjes niet dan voor enkele Machines moeten worden genomen?

Maar beter doorwrogt, om dat de Natuur, altoos behendiger, altoos vernuftiger dan de konst, en van meêr vermogen en kracht,

Daar van zelf de werktuigen heeft tezamen gesteld, uitgevonden en voortgebracht?

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel

(15)

L UCINDE .

Herhaal het my noch duizendmaal, Mevrouw, ik zal het niet gelooven. Ik wierd op het gezicht van die twee Vogeltjes door eene inwendige aandoening bevangen,

Die strydig is met alles wat gy zegt; want had ik hen kunnen betrappen in het midden van hun gezangen,

Ik zou hen gelief koost hebben, gekust, en gestreeld met myn hand. Ach! had zulks kunnen geschiên!

Ik zou hen by malkanderen gezet hebben in myn vertrek, en aandachtig geweest zyn om hen van alles wat hen noodig was te voorzien.

Daar ik, in waarheid, nooit gedacht heb myn Clavecimbel noch myn Viool de Gambe te streelen, noch te onderzoeken of zy koud of warm waaren.

D E T OVERNIMPH .

Ik moet haar door een nieuwe blyk van myn konst doen verwonderen om haar zinnen te bedaaren.

Op een teeken dat de Tovernimph geeft verändert het Tooneel in een aangenamen Lusthof, waarïn zich drie Beelden vertoonen.

Zie deze Beelden, Lucinde; beschouw hen ter dege; zy zyn van Marber; raak hen vry aan.

Gy gelooft zekerlyk dat zy geen gevoel hebben: ik zal echter eenige werktuigen doen gaan,

Die het zelfde dat gy in uw Vogeltjes met verwondering aanschouwde zullen uitwerken en bedoelen;

En waar door gy zult moeten gelooven dat zy waarlyk denken en gevoelen.

De Tovernimph raakt de drie Beelden met haar Toverroede aan; het middelste Beeld begint eene

Entrée door verbaasde en verwonderende bewegingen, en richt zyne Passen op een Sarabande, die

gespeeld word door de twee andere Beelden, waar van het eene voorzien is met een Viool en het

ander met een Dwarsfluit: naar de Sarabande ver-

(16)

mengt zich het geheele Orchester, onder een verdooft geluit, met de Fluit en de Viool, en speeld een vrolyk en vloeijend Air, op het welk het Beeld zich by trappen begint te bewegen en vervolgens een Tambourin danst, waar mede de Entrée eindigt en het Tooneel weder in de vorige plaats veränderd:

geduurende dit Divertissement houd Lucinde haare oogen nedergeslagen en schynt bedrukt.

Wat deert u, Lucinde? Welk een naare droef heid vertoond zich onverwacht in uw gelaat?

Het schynt dat u deze kleine vermaakelykbeid, in de plaats van vreugde, droefheid aandoet.

L UCINDE .

Zo doet het ook, inderdaad

Dewyl daar door het denkbeeld, waar mede ik my met vermaak ophield, verydeld word en verdreven...

Ach! myn lieve kleine Vogeltjes! zyt gy dan maar Machines? Ik beelde my in dat u waarlyk gevoel was gegeven,

En dat gy een onëindig genoegen smaakte in steeds met malkanderen te spelen, vry van allen schroom,

Des daags op één en denzelven tak, en des nachts in het diepst van den een' of den anderen hollen Boom.

Tegen de Tovernimph.

Ik haalde vervolgens een meenigte van overdenkingen in myn hoofd. Om die Vogeltjes te meêr vreugde te doen raapen,

Dacht ik by my zelf, heeft de Natuur hen die teedere verëeniging ingeschaapen.

Zy zal ten aanzien van my niet minder goed geweest zyn, en zonder twyfel is 'er een Wezen van myn soort het welk zy, om met my te leeven, schiep,

Gelyk die Vogeltjes met malkanderen leeven...Gy weet het; zeg net my toch, Mevrouw. Wie mag die geen zyn die myn hand kuste terwyl ik sliep?

D E T OVERNIMPH , lachende.

Ik verdenk... zeekeren Jongman, waar van ik geloof de

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel

(17)

voetstappen ontdekt te hebben, en die zedert dezen morgen rondöm dit Paleis komt waaren;

Hy zal terstond naar u toegeschooten zyn, als naar een Wezen van zyn soort: maar de vlucht genomen hebben om dat uwe oogen, wanneer gy ontwaakte, hem konden vervaaren.

L UCINDE .

Een Jongman!... Zyn de Mannen ook Machines?

D E T OVERNIMPH .

Ja: maar volkomener 'en volmaakter dan zelfs uw Aapje, het welk gy meent dat zo veel geest bezit;

Zy zyn van gestalte als deze Beelden die gy gezien hebt, en hunne verwe is gemeenelyk wit.

Ik heb 'er voorheen hier eenige gehad: maar zy zyn zo vol gebreken dat ik 'er een' afkeer van heb gekregen.

L UCINDE .

De Vogeltjes zingen, de Beelden dansen, myn Clavecimbel slaat geluit, en myn Uurwerk wyst my het uur van den dag aan. Maar wat doen de Mannen daar tegen?

D E T OVERNIMPH .

Die zyn verdeeld in verscheidene soorten. Zulken die men Krygsknechten noemt, en die het behaachelykste voorkomen, vergaderen zich by duizenden in een open veld;

Zy hebben lange scherpe messen, en yzere balletjes daar zy vuur in verbergen; zy vallen vervolgens op malkanderen aan met groot geweld,

Wanneer zy zich vermoorden en hakken aan stukken.

L UCINDE .

Dat is ysselyk! ô! Dat zyn Machines; want zulk een bloedstorting kan met de rede niet overëenkomen.

Ik zou evenwel gaarne een' Man willen zien indien zyn kwaadäardigheid en woede my niet deed schroomen.

D E T OVERNIMPH .

Gy hebt niets te vreezen; wy zyn Vrouwen, alles moet zich buigen voor onze magt;

(18)

Die zo tegen malkanderen woedende Mannen kruipen aan onze voeten, onze oogen bezitten een' eigenschap die hen verzagt;

Die zeilsteen trekt hen naar ons toe, en doet hen naar alle onze beweegingen buigen en neigen;

Zy bootzen die na, zy zyn daar aan verslaaft, ten naastenby als het beeltenis dat zich in den spiegel aan u vertoond.

L UCINDE .

Maar dat beeltenis is myn eigen.

D E T OVERNIMPH .

En echter zyt gy het zelf niet. De Mannen ook, zonder ons zelf te zyn, worden zy ons zelf, en ons volkomen gelyk; zy dringen in onze gevoelens en nemen alle onze hartstochten aan.

L UCINDE .

Mevrouw, ik bid u, tracht my toch dien geenen te laaten zien die myn hand kuste wanneer ik sliep.

D E T OVERNIMPH .

Weläan.

Ik zal hem gaan zoeken eêr hy zich verwyderd; zo gy hem niet te veel hebt afgeschrikt zal hy omtrent dit Paleis moogelyk noch weezen.

L UCINDE .

Ga schielyk; ik wacht uw terugkomst met ongeduld.

Derde tooneel.

L UCINDE , alleen.

Zy lacht... Om myn ongeduld zekerlyk...zy heeft ook gelyk; inderdaad, myn nieuwsgierigheid is tot de ontsteltenis toe gereezen.

Ik heb myn hoofd vol denkbeelden en herssenschimmen die, zo 't schynt, door myn hart worden goedgekeurt, en die ik echter niet bevat,

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel

(19)

Een Man!...wel nu, een Man?...Och! ik wil..ik wil een Air op myn Clavecimbel speelen.

Zy gaat by haar Clavecimbel en keert aanstonds te rug.

Ik ben al te onbedacht; ik had de Tovernimph moeten verzellen; zy zou van den eenen, en ik van den anderen kant hebben kunnen loeren;

En zo dra hy te voorschyn waar gekomen zouden wy zo stilletjes ... stilletjes genaderd hebben, en wy zouden hem hebben gevat.

Zy gaat weder by haar Clavecimbel en keert aanstonds te rug.

Welk een achterdocht komt my beroeren!

Waaröm heeftze my niet voorgesteld met haar te gaan? Want alsdan hedden wy malkanderen kunnen helpen, en hem hier gebracht;

Zy had zulks moeten denken ... Toenze zeî dat de Mannen zo vol gebreken waaren dat zy 'er een' afkeer van gekregen had, wierd ik gewaar dat zy grimlachte, en zo niet sprak als zy dacht.

Zou zy dezen ook niet noch voor haar willen bewaaren, en hem voor my verbergen, gelyk die anderen? ... ô! Zy moest my niet bedriegen. Ik zal haar gaan betrappen,

Eêr zy den tyd heeft ...

Willende vertrekken ziet zy de Tovernimph.

Vierde tooneel.

D E T OVERNIMPH , A LCINDOR , L UCINDE .

L UCINDE , tegen de Tovernimph.

Ha! zyt gy daar! Wel nu, is hy gevat?

(20)

D E T OVERNIMPH .

Ja; en ik heb niet veel moeite gehad hem hier te brengen.

L UCINDE .

Waar is hy dan?

D E T OVERNIMPH .

Hy volgt my.

L UCINDE .

ô! Gy zult hem hebben laaten ontsnappen.

Zy loopt naar het einde van het Tooneel en ziet Alcindor.

Ach!..Mevrouw!..maar...hoe...in waarheid..ja...

D E T OVERNIMPH , haar nasprekende.

Ach!..Mevrouw!..maar..hoe..in waarheid..ja..

Wat wilt gy zeggen?

L UCINDE .

Ik weet het niet; gy hebt een gezicht op my geslagen dat my verleegen maakt.

D E T OVERNIMPH .

Wat!

Ik heb, op u, myn gezicht geslagen? Gy zoud het niet hebben kunnen merken;

want gy hebt uwe oogen van hem niet afgehad.

L UCINDE .

Hy is net zo groot als ik! Hoe ziet hy my aan? Zyne oogen staan bevallig. Hy behaagt my bovenmaaten.

ô! Ik ben verzeekerd dat hy van die verwoeden niet is die malkanderen slaan en verscheuren. Ik hou hem voor my.

D E T OVERNIMPH .

Ik zal hem u gewillig overlaaten.

L UCINDE .

Men moet hem een' naam geeven. Hoe zullen wy hem noemen?

D E T OVERNIMPH .

Gelyk gy wilt.

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel

(21)

L UCINDE .

Charmant.

D E T OVERNIMPH .

Goed; Charmant: Maar laaten wy nu myn Heer Charmant voor eenigen tyd dáár, En ga met my een Hemelteeken beschouwen dat ik by den ondergang der Zon wierd gewaar.

L UCINDE .

Mevrouw, ik heb de Zon zo dikwils gezien...

D E T OVERNIMPH .

Maar dat Hemelteeken hebt gy noch niet gezien, en wy zullen daar tezamen over redeneeren ...

L UCINDE .

In waarheid, Mevrouw, ik zou heel slecht redeneeren.

D E T OVERNIMPH .

In waarheid, Mejuffer, blyf dan by uw' Charmant tot ik zal wederkeeren;

Ik wil u niet dwingen: men moet hoopen dat u die hersenschim, gelyk veele anderen, wel zal vergaan.

Vyfde tooneel.

L UCINDE , A LCINDOR .

L UCINDE , ziende de Tovernimph vertrekken.

Zy gaat! zo veel te beter; haar byzyn was my een last. De redeneerende geest, die haar tegenwoordig beheert, verveelt my en staat my niet aan.

Zy beschouwd Alcindor van alle kanten.

Wat heeft hy schoon hair! Hoe wel draagd hy zyn hoofd! Hoe volmaakt is zyn

gestalte! Het schynt aan myn hart of het eindelyk dat voorwerp, daar het na zogt,

heeft gevonden,

(22)

Zy spreekt de Tovernimph na.

Die herssenschim zal u, gelyk veele anderen, wel vergaan!

Zy nadert Alcinder.

Neen, Charmant, ik zal u altoos waardeeren. Harsenschim! welk een spreekwys! Zie daar,

Het zou wel schynen dat ik my noch met Vogeltjes ophield. Ach! welk een onderscheid! En hoe wel word myn hart zulks gewaar!

Zy neemt een Tabouret en gaat zitten.

Charmant, Charmant, kom hier... Hy komt! Hy valt op zyn kniën! Ach! dat is al te bevallig.

Terwyl Alcindor aan haar kniën legt ziet zy hem aan, strikt hem een lang lint om zyn hals en draait het overschot om haaren arm.

Ik hoor gerucht. Zou de Nimph daar al wederkeeren?

Zy staat op, gaat naar den hant daar zy het gerucht meende te hooren en geleidt Alcindor aan den band.

Zy komt niet; ik was bedrogen. Zy houd zich bezig met het beschouwen van haar Hemelteeken om wat nieuws te leeren.

Mogt zy daar blyven tot ik haar kwam zoeken!

Zy haald eene andere Tabouret, steld die naast de haare en geeft Alcindor een teeken van daaröp te gaan zitten.

Charmant, zet u hier neêr ... hoe! hy wil niet gaan zitten! Hy valt weder op zyn kniën!..

Charmant,

Ja, gy zyt charmant. Ik heb u wél genoemt... Gy charmeert my ... Gy betoverd my ... Helaas! het vermaak van hem te zien bedwelmt my het verstand;

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel

(23)

Ik spreek hem aan als of hy my kon verstaan en antwoord geven... Die inbeelding behaagt my; ik gevoel het van binnen...

Ik weet naauwelyks waar ik ben... ik zucht ... eene ontroering, een heuchelyke verwarring vermeesterd myn zinnen,

En verspreid door myn hart een heimelyke vreugd.. een beweeging... een zoetheid, die my tot noch toe niet was bekent, en die ik nooit vergeet...

Charmant... reik my uw hand... In waarheid, zyn hart klopt als het myne!

Zy staat op.

A LCINDOR , mede opstaande, en naar den anderen kant van het Tooneel gaande.

Ik kan my niet langer bedwingen; die toestand is voor een' Minnaar al te straf en te wreed.

Zesde tooneel.

D E T OVERNIMPH , A LCPNDOR , L UCINDE .

D E T OVERNIMPH , in het inkomen.

Ik keer te rug; ik vrees myn Loshoofd zal vergeten, stom, doof en ongevoelig te wezen.

L UCINDE , na de Tovernimph loopende.

Mevrouw, ik bid u, toon my toch eene gunst.

D E T OVERNIMPH .

Wat gunst? Gy schynt te beeven.

L UCINDE .

Ach! myn lieve Nimph, beziel Charmant. Maak dat hy denken kan, met my spreeken, my verstaan en my antwoord geven.

D E T OVERNIMPH .

Dat is onmogelyk.

L UCINDE .

(24)

D E T OVERNIMPH .

Ja, gantsch onmogelyk, Lucinde.

L UCINDE .

Gy maakt my hoopeloos.

D E T OVERNIMPH .

Moet ik u nochmaals herhaalen dat die Wezens, waar door gy word verzeld,

Door den t'zamenhang van hunne werktuigen wel eenigen van onze beweegingen kunnen nabootzen: maar dat die werktuigen nooit de minste gedachten in hen kunnen verwekken, hoe konstig ook tezamen gesteld?

L UCINDE , op eene vinnige wyze.

Ik heb u verstaan, Mevrouw, ik heb u verstaan. Ik kan uw gedachten heel wel doorleezen.

D E T OVERNIMPH .

En wat leesd gy daarïn?

L UCINDE , met groote driftigheid.

Ik lees daarïn, Mevrouw, dat gy heel geleerd zyt, en wel zoud wenschen dat ik eene Philosoophe, gelyk gy zyt, mogt weezen,

Om altoos ymand te hebben waar mede gy redeneerde; dat gy niet raadzaam acht Charmant te bezielen, dewyl gy gelooft dat, indien

Wy met elkanderen konden spreeken, wy alleenlyk ons zouden bezig houden met elkanderen te zien

En te beminnen, en ons weinig zouden bekommeren met ons uwe verhevene redeneeringen waardig te maaken. Weläan, Mevrouw, ik voel my door een rechtvaardige gramschap ontsteken.

Ik verklaar u, dat ik eene Onwetende ben, en zulks altoos zal blyven; dat ik een afgryzen van de geleerdheid heb, en zo aanstonds ga vernielen en aan stukken breeken

Alle uwe Philosophische werktuigen, die een belachelyk cieraad verstrekken in myn vertrek.

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel

(25)

Zevende tooneel.

D E T OVERNIMPH , A LCINDOR .

A LCINDOR , ziende Lucinde vertrekken.

Daar gaan de Sphéraas, Mappemondes en Globes nu heen.

Is die vervoerdheid niet bekoorelyk?

D E T OVERNIMPH .

Ik vind die ten minste vermakelyk. Zy is zo driftig als gy, en heeft het zelfde gebrek.

A LCINDOR .

Ik zal haar te meêr daaröm beminnen. Een teder gevoele, uitgedrukt op een driftige toon, doet het hart in wellust ontsteken.

Maar ik moet u zeggen, Mevrouw, dat gy ter goeder uur zyt gekomen; ik was my zelf geen Meester; ik zou hebben beginnen te spreken.

D E T OVERNIMPH .

En het Orakel?

A LCINDOR .

Het Orakel?... Myn gezicht was verbysterd; ik zag niets dan Lucinde. Voorgekomen, gestreeld, gevleid door haare schoone oogen, hield ik de mynen langen tyd

nedergeslagen; ik bond myn hartstocht in,

Ik beet op myn lippen, ik was met my zelf verleegen. Ach! Mevrouw, wat strekken mond en oogen een last wanneer men die niet mag gebruiken by het voorwerp zyner Min!

D E T OVERNIMPH .

Gy zult u echter noch eenigen tyd moeten bedwingen; mogelyk zyn de tedere gevoelens, die u Lucinde doet blyken, slechts ongestadige vlaagen.

En een driftige nieuwsgierigheid naar een voorwerp dat nieuw is. De

voorzichtigheid verëischt dat wy, geduurende zes of zeven dagen, onderzoeken...

(26)

A LCINDOR .

Zes of zeven dagen!

D E T OVERNIMPH .

Ja, myn Zoon.

A LCINDOR .

Zes of zeven dagen! Maar, maar ... maar ... Mevrouw, denkt gy wel om myn' toestand?

Denkt gy wel dat Lucinde, in haar vertrek, wanneer zy wandeld, in de schaduwe van het Bosch, my altoos by haar houden zal?

En dat ik, gelykende naar het uitverkooren Schaap van eene onnozele Herderinne, alle oogenblikken van den dag zal gestreeld, gelief koost worden? En gy wilt in zulk een geval...

D E T OVERNIMPH .

Ik wil dat het Schaap gehoorzaam zal zyn.

A LCINDOR .

Zeg eêr, dat gy my een gantsch nieuwe straf wilt doen lyden en die, in waarheid, myn krachten te boven gaat.

D E T OVERNIMPH .

Hoe doen dan de jonge Meisjes die, geduurende geheele maanden, haar neiging weêrstreeven, haar liefde verbergen, en, in dien staat,

Niet alleen ongevoelig schynen: maar zelfs wreed en onmeêdogende voor een' Minnaar die haar kan behaagen?

A LCINDOR .

ô! Ik ben geen Meisje noch geen Beeld, en ik zal het Lucinde gaan zeggen.

D E T OVERNIMPH .

Myn Zoon, ik bid u zulks noch eenige oogenblikken te vertraagen.

Laat my haar hart noch eens onderzoeken. Ontdek u zelf toch niet ontydig, en stel u niet reukeloos bloot;

Dewyl daaräan af hangt all' het geluk van uw leven.

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel

(27)

Achtste tooneel.

L UCINDE , D E T OVERMIMPH , A LCINDOR .

L UCINDE .

Ik heb den Zodiak, de Polen en, met een, den heelen Waereldkloot Het venster uitgegooit.

D E T OVERNIMPH .

Gy zyt wel driftig.

L UCINDE .

En gy wel ongevoelig. Gy zegt zomtyds dat gy my bemind, en gy weigerd my echter het eenigste dat my met vreugde zou overstroomen

En my een gevoelige voldoening zou geven.

D E T OVERNIMPH .

Om u te toonen dat ik, in alles wat u kan vermaaken, u wil voorkomen,

Zo wil ik u wel zeggen dat uw Charmant, als zynde van een soort van Mannen die men Losbollen noemt, onmogelyk kan denken of rede gebruiken: maar dat hy, evenwel,

Zal gaan, komen, lachen, schreijen, zich aan uw voeten werpen, tederhartigschynen, onderdanig, toegevende, verlieft, ongerust; en dat alles door een Machinaal gestel.

Gelyk alle die geenen van zyn soort.

L UCINDE .

Door een Machinaal gestel!

D E T OVERNIMPH .

Hy zal meêr doen; hy zal fluiten, neuriën, ja zelfs liedjes zingen en woorden....

L UCINDE , met verrukking.

Ach! ik bid u doe hem eens zingen.

(28)

D E T OVERNIMPH .

Gewillig: maar denk dat die Papegaaijen niets dan een tezamenhang van gemeene woorden en spreuken kunnen naklappen, gelyk zy die, bygeval, van een ander hoordan,

En die zy, zonder onderscheid, herhaalen aan alle Vrouwen, gelyk hen die zyn geleerd.

L UCINDE .

Goed!

Dat hebt gy my al meêr gezegt. Gy maakt my ongeduldig. Doe hem dan zingen.

D E T OVERNIMPH , tegen Alcindor.

‘Gy ziet wat rol gy moet speelen.

Tegen Lucinde.

Men moet eerst de toonen stellen, en hem aanmoedigen gelyk men den Echo doet.

Zy zingt.

Al wat leeft op Aarde...

A LCINDOR , waggelende en ontsteld als een Man die ontwaakt, zingt.

Al wat leeft op Aarde...

L UCINDE .

Ach! Mevrouw!

A LCINDOR , zingt.

Erkent de magt en waarde Der teedere Min.

L UCINDE .

De klank van zyn stem dringt my tot in 't hart.

A LCINDOR , zingt.

'k Verban een haatelyk Orakel uit myn' zin...

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel

(29)

L UCINDE .

Welk Orakel! Wat wil hy zeggen?

D E T OVERNIMPH .

Vergeet gy dan reeds dat het Vogeltje Losbol steeds zonder gevoele, zonder rede, en niet dan bygeval naklapt het geen hem een ander voor komt leggen?

L UCINDE , op een vinnige wyze.

Ja, Mevrouw; ik had zulks byna vergeten: maar gy zoudt wel misnoegt geweest zyn zo gy 't my niet had herïnnerd. Wel nu?

D E T OVERNIMPH .

Wel nu?

L UCINDE .

Waaröm zingt hy niet meêr?

D E T OVERNIMPH .

Om dat men hem mogelyk niet meêr heeft geleerd. My dunkt dat gy wel te vrede moet zyn; en uw Papegaay heeft u nooit zo veel gezegt, dat verzeker ik u.

L UCINDE .

Myn Papegaay! Altoos myn Papegaay. Gy maakt die gelykenissen niet dan om de neiging die hy my inboezemd belachelyk te maaken.

D E T OVERNIMPH .

En gy, Mejuffer, gy doet met dan knorren, en de minste zaak schynt u heeden te raaken.

L UCINDE .

Wie zou niet knorrig zyn? Want bezie hem eens; bezie hem ter dege. Is het niet beklaachelyk dat hy niet kan gevoelen hoe teêr ik hem bemin?

A LCINDOR , tegen de Tovernimph, die hem den mond sluit, hem teekens doet, en hem weêrhoud geduurende dit Tooneel.

Het Orakel is vervult, ik wil antwoord geven.

L UCINDE .

Wat zal zyn ongevoeligheid my dikwils op een dag bedroeven.

(30)

D E T OVERNIMPH .

Dat is ook waar; doch geloof my, jaag hem van hier, en verban hem uit uw' zin.

L UCINDE .

Hem verjagen! Charmant verjagen! My van zyu gezicht berooven! ô Hemel!

D E T OVERNIMPH .

Wel, laat hem dan blyven; ik wil u niet bepaalen.

Neem uw vermaak met hem eenige woorden en liedjes te leeren, die gy hem den gantschen dag kunt doen herhaalen.

L UCINDE .

Gy hebt gelyk; en ik wil hem zo aanstonds een les geven. Laat ons eens zien, Charmant, of gy myn' naam kunt noemen. Weläan.

Lucinde! ...

A LCINDOR .

Lucinde! ...

L UCINDE .

Myn waarde Lucinde!

A LCINDOR .

Myn waarde Lucinde!

L UCINDE .

Ik bemin u!

A LCINDOR , ont worsteld de Tovernimph die hem wil weêrhouden, en werpt zich aan de voeten van Lucinde.

Ja, ik bemin u; ik bid u aan;

Ik weet geen woorden genoeg om u myn liefde wel uit te drukken en af te maalen.

Lucinde! ... Bekoorelyke Lucinde! ... Hoe veel dingen heb ik u te ontdekken! En echter kan ik u niet dan duizendmaal herhaalen

En zeggen, ik bemin u.

L UCINDE .

Ach! Mevrouw, hy spreekt van zelf! Dat zyn evenwel geen liedjes.

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel

(31)

D E T OVERNIMPH .

Gy ziet dat uw eerste les hem al veel heeft geleerd.

A LCINDOR .

Mevrouw, tracht haar dwaling niet langer te doen duuren; het Orakel is vervult, en ik kan haar eindelyk alle de erkentenis en liefde betuigen daar myn hart door word beheerd.

L UCINDE .

Gy hebt dan een teder en erkennend hart? Waaröm hield gy my zulks verborgen?

A LCINDOR .

Door een haatelyk Orakel gedwongen zynde, was het nodig dat ik met u gantsch ongevoelig verkeerde.

Zoud gy my de dwaling verwyten kunnen, waariïn ik u heb gestort, alleen om dat het belang van myn liefde zulks noodzaakelyk begeerde?

L UCINDE .

Ach! zou ik u die verwyten, daar dezelve gediend heeft om myn genegenheid, voor u, te sterker uit te doen blinken? ô Neen.

A LCINDOR .

Myn waarde Minnaresse!

L UCINDE .

Rys op.

D E T OVERNIMPH .

Weläan, myn Kinderen, het Orakel is vervuld.

Dat een gelukkig Huwelyk u tezamen verëen'.

Ik zal u vervoeren in het midden van een Volk waar van de welleevenheid, verkiezing en glorie met verwondering van alle andere Volkeren word aangebeeden.

Zyt nu, naar een' stom', doof' en ongevoelig' Minnaar geweest te zyn, voortaan

Alcindor, een voorkomend', teder' en toegevend' Echtgenoot. Dat is het tegendeel

der hedendaagsche zeden.

(32)

Het Tooneel veränderd in een prachtige Hofzaal, waarin zich de Gespeelen en Vermakelykheden vertoonen.

Dans van Gespeelen en Vermakelykheden.

D E T OVERNIMPH , zingt.

ô Minnaars zyt gy loos en fyn, Zo moet gy naar dees lessen hooren;

En byäldien gy wilt bekooren, Een' geruimen tyd, in schyn, Stom, doof, en ongevoelig zyn.

Dit wyze voetspoor in te slaan, Zal u den toestel doen ontgaan Van Tovery en van Mirakel.

Zyt teêr van hart, zyt wel beraên;

Dat is den inhoud van 't Orakel.

A LCINDOR , zingt.

Trek steeds met my het zelfde lyn;

Dan hebt gy geen gevaar te vrezen:

Al wie, met my, Charmant wil wezen, Moet door een' verzierden schyn, Stom, doof, en ongevoelig zyn.

Indien een teêr verliefd gezicht Blyft, vol verlangst, op u gericht, Die Tovery is geen Mirakel.

Verrasch dan 't hart en volg uw' plicht;

Dat is den inhoud van 't Orakel.

Germain François Poullain de Saint-Foix, Het orakel

(33)

L UCINDE , zingt.

De Min kan, door een zoet venyn, Ons hart in 't heimelyk belaagen;

Maar wie trouwloozen wil verjagen;

Moet, voor hun gewaande pyn, Stom, doof, en ongevoelig zyn;

Doch sterf veel eêr, na zulk een' stryd, Dan dat Charmant uw' arm ontglyd Door Tovery of door Mirakel.

Bemin, bedien u van den tyd;

Dat is den inhoud van 't Orakel.

S L U I T B A L L E T .

EINDE.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gijsbertus van Sandwijk, Gezangen voor de jeugd, ten dienste der

Maar het schoot mij meteen te binnen, wat neef Pothof ons verteld had, en die wist het wel, want daar was er niet één, die beter op de hoogte was van alles wat er in den bijbel

Hebb’ ick oock niet aenhoort zijn kermen, en zijn suchten, Als hy voor Saul moest dagh ende nacht gaen vluchten.. Soo langh’: tot dat ick brack zijn lasterigh ghemoedt, En dat hy

Onse here meer dar hi mi sal Want redene ende verstannesse Heeft di ghegeuen ghod onse here Wlmaecten sijn ghedinkenesse 10 Ende oec te leuene embermeere. Dar du sculdech wars mede

stond te expiteeren; en dewyl zy Supplianten ten meesten dienste van de Schouwburg, (waar van hunne respective Godshuyzen onder andere meede moeten werden gesustenteert, de

Op de uiterste punt van een ver in zee uitstekend hoofd zat een jongeling. Marmerbruin was zijn jas, marmerzwart zijn hoed, marmerwit zijn gelaat. Wat kleur zijn pantalon had,

Mevrouw, trach t haar dwaling niet langer te doen duu- renj he t Orakel is vervult, en ik kan haar eindelyk alle de erkentenis en liefd e betuigen daar myn hart door word

procratersche ende hadde procratersche geweest van ‖ dier tijt dattet cloester iersten geslaten a) waert 3). Ende sie weren te samen één herte ende één ziele in onsen lieven heren