onderwijs in Vlaanderen.
De resultaten die we behaalden in 2009 mogen gezien worden. Onze meer dan 500 me- dewerkers zijn met hun niet-aflatende inzet een onmisbare schakel in het realiseren van kwaliteitsvol onderwijs. Zij zorgen dagelijks voor een gewaardeerde dienstverlening aan 160.000 personeelsleden, 3.500 scholen, aan de leerlingen en hun ouders.
Om onze dienstverlening nog te verbeteren en verder uit te groeien tot een efficiënte en duurzame organisatie, investeerden we in innoverende projecten.
Meewerken aan beleid kreeg een bijzonder accent door de legislatuurwissel.
We ondersteunden beide ministers in hun beleidsinitiatieven en zorgden voor de nood- zakelijke continuïteit.
Het jaarverslag bevat heel wat gegevens over het onderwijs in Vlaanderen, met evolu- ties en vergelijkingen over de laatste schooljaren. We hopen ook daarmee een bijdrage te leveren aan een gefundeerd onderwijsbeleid.
We formuleren ten slotte een aantal aanbevelingen om de toekomstige uitdagingen van AgODi succesvol te kunnen aangaan.
Beste lezer, ik wens u een boeiende en inspirerende lectuur toe!
Guy Janssens
Administrateur-generaal AgODi
1. AgODi: het Agentschap voor Onderwijsdiensten 9
Beheersovereenkomst 12
De visie van AgODi 13
Organogram 14
2. Een breed spectrum aan klanten en diensten 17
Scholen als traditionele klanten 19
Werkingsmiddelen 20
Omkadering 32
Herstructureringen en programmaties 45
Vervoerskosten en de bestaanszekerheidvergoeding voor busbegeleiders 51
Tegemoetkoming in de kosten bedrijfsrevisoren 53
Controle op het gebruik van de middelen en de financieringswet 54 Ouders en leerlingen: klanten met gelijke kansen 56 Leermiddelen voor leerlingen of studenten met een handicap 56
Lokale overlegplatforms 57
Commissie Leerlingenrechten 61
Leerplichtcontrole 61
Startbanenprojecten 'Jongeren voor Scholen' en 'Verkeersveiligheid' 66 Tussen de schoolbanken en de arbeidsmarkt: leerlingenstages 67
Informatiepunt voor ouders en leerlingen 69
Commissie Zorgvuldig Bestuur 69
Kleuterparticipatie 70
Ook personeelsleden zijn klanten 71
De werkstations 71
De afdeling Advies en Ondersteuning Onderwijspersoneel en de afdeling ICT 72
Personeel in cijfers 72
De uitbetaling van het loon 74
Ziekteverlof, bevallingsverlof, moederschapbescherming 80
Arbeidsongevallen in het onderwijs 84
Naar meer arbeidsherverdeling: verloven, loopbaanonderbreking… 85
Andere dienstonderbrekingen 2008-2009 88
Vaste benoemingen 88
Het reaffectatiestelsel 2008-2009 90
Personeelsmobiliteit binnen en buiten het onderwijs 92
Meer tuchtsancties en bewarende maatregelen 95
Het einde van de loopbaan 96
Terugvorderingen 98
Arbeidsmarkt en nieuwe personeelsleden in het onderwijs 100
AgODi informeert, vormt en communiceert 104
De jaarkalender 104
Opleiding van schoolsecretariaten 104
Ronde van Vlaanderen 105
Informatiepunt Ouders en Leerlingen 105
Cel 'Word leerkracht' 105
Website 105
Infosessies aan laatstejaarsstudenten van de lerarenopleiding 106
Ontvangen en opleiden nieuwe directeurs 106
Andere belanghebbenden en derden als klanten 106
De examens van de Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap 106
Gelijkwaardigheid buitenlandse studiebewijzen 107
Organisatie van de taalexamens 108
Secretariaten voor de Kamers van Beroep voor tuchtzaken 109 Secretariaten voor de Kamers van het College van Beroep voor evaluatie 109 Organisatie van het informeel overleg met belanghebbenden en stakeholders 110 Samenwerking met andere overheden en instanties 111
Kind en Gezin: kleuterparticipatie 111
Lokale overheden: gemeenten, steden en provincies 111
VDAB 112
Syntra 112
PDOS 113
RSZ 112
FOD Financiën 113
RKW 113
Mensura 114
CORVE 114
3. Innovatie in de dienstverlening 117
Administratieve vereenvoudiging 119
Formulieren met een kwaliteitslabel 119
AgODi als gegevensbron 119
Het elektronische personeelsdossier, het schooldossier en WebEDISON 120
Optimaliseren van de dienstverlening 121
Salarisbrief online 121
SEPA in het onderwijs 121
Een externe audit van het salarissysteem 121
Informaticaprojecten voor de uitvoering van nieuw onderwijsbeleid 122
Prilproject 123
4. Management en organisatie 125
Een team van meer dan 500 medewerkers 127
Verhouding statutair - contractueel personeel 128
Een vergrijzing van het personeel 128
De vervrouwelijking 129
Meer en meer hooggeschoolden 129
Specifieke medewerkers 130
Diversiteit in het personeelsbeleid 131
Personeelsplan 2009: de lat ligt hoog 131
Vorming: meer werkvoldoening, meer kwaliteit 132
Anders en toekomstgericht werken 133
ICT 134
De domeinen 134
Jaarlijks een aanzienlijk ICT-budget 135
Tevreden klanten? 136
Klantentevredenheidsonderzoek 2008, acties 2009 136
Het klachtenrapport van 2009 137
Een overzicht in de tijd 145
Slotbeschouwingen en aanbevelingen 147
IT-Projecten voor dienstverlening en nieuw beleid 147 Groei naar een innovatieve en duurzame organisatie 147
Efficiëntiewinst noodzakelijk voor nieuwe taken 148
HRM gericht op de uitvoering van nieuwe taken 149
Aanbevelingen 149
Rapporten AgODi 154
Audits AgODi 154
Afkortingen 155
AgODi: het Agentschap
voor Onderwijsdiensten
Bijdragen tot kwaliteitsvol onderwijs voor iedereen
met AgOD i als een betrouwbare partner tussen beleid, scholen en
andere actoren.
1
- de controle op een correct gebruik van de middelen;
- het meewerken aan de realisatie van het beleid en de
beleidsevaluatie, in samenwerking met het departement en de andere agentschappen;
- bijdragen tot een correcte en tijdige toepassing van de financieringswet.
Een brede invulling van het begrip 'school'
Niet alleen onderwijsinstellingen en scholen voor
kleuteronderwijs, lager, secundair en deeltijds kunstonderwijs, maar alle betrokken actoren die samen ‘school maken’ vallen onder dit begrip. Ook leerlingen en ouders, inrichtende machten en schoolbesturen, schoolleiding en personeelsleden, de
onderwijsinspectie, de pedagogische begeleidingsdiensten, centra voor leerlingenbegeleiding en lokale overlegplatforms.
AgODi
Met het besluit van de Vlaamse Regering van 2 september 2005 zag AgODi het levenslicht. Het agentschap is
operationeel sinds april 2006. Binnen het beleidsdomein
Onderwijs en Vorming vormt het een intern verzelfstandigd
agentschap zonder rechtspersoonlijkheid. De voogdijminister
is de Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs.
De beheersovereenkomst behelst vier clusters van strategische doelstellingen, geënt op de missie en de taakstelling van het agentschap, zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 2 september 2005.
De beheersovereenkomst vertaalt de strategische doelstellingen in operationele
doelstellingen. Concrete monitoringsindicatoren volgen de resultaten ervan op. De resultaten die AgODi daarvoor in 2009 behaalde, worden in dit jaarverslag in kaderstukken samengevat.
Een tijdige en correcte dienstverlening
De dienstverlening aan scholen, leerkrachten… is een basisopdracht van AgODi. De eerste cluster strategische doelstellingen beoogt een tijdige en correcte berekening en toekenning van salarissen, omkadering en werkingsmiddelen aan de scholen, een efficiënt toezicht op het gebruik van deze middelen en het correct bijhouden van de leerlingenbestanden van de Vlaamse Gemeenschap. Het vormen de ambities waarover u meer leest in hoofdstuk 2.
Slaagt AgODi in dit opzicht, dan is de winst drieledig:
Scholen beschikken permanent over de nodige middelen om kwaliteitsvol onderwijs
■
■
te verstrekken;
AgOD
■
■ i draagt bij tot de tevredenheid van het leerkrachtenkorps;
Een juiste toepassing van de financieringswet (leerlingentellingen) is mogelijk.
■
■
Het mee realiseren van een nieuw onderwijsbeleid
Gelijke kansen, een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt, de nieuwe finan- ciering van het onderwijs, een versterking van het beleidsvoerend vermogen van de scholen en de lerarenloopbaan: het vormen speerpunten in het onderwijsbeleid. Ook AgODi speelt een belangrijke rol bij de realisatie van deze beleidsdoelstellingen.
U leest meer over de medewerking van AgODi aan het nieuwe onderwijsbeleid in 2009 in de diverse kaderstukken in hoofdstuk 2.
Een innovatieve dienstverlening
De derde pijler van de beheersovereenkomst richt zich op een innovatieve dienstverlening van het agentschap aan de hand van een optimaal en maximaal gebruik van informatica en moge- lijkheden op het gebied van e-government en samenwerking met andere overheden.
In hoofdstuk 3 vindt u de inspanningen terug die het agentschap in 2009 leverde om een voor- trekkersrol te spelen op het gebied van administratieve vereenvoudiging voor scholen.
De uitbouw van een moderne organisatie met een eigentijds management
AgODi is een groeiende, dynamische en toekomstgerichte organisatie.
U leest alles over het adequate personeelsbeleid en de innovatieve werking in hoofdstuk 4.
Op 11 en 12 februari 2009 organiseerde de COVA, het college van afdelingshoofden, van AgODi een tweedaags seminarie in Geetbets om zich te buigen over de toekomstige werking van het agentschap. Het seminarie had als titel ‘AgODi 2014’.
Zoals het hoort bij een dergelijke oefening, was het belangrijk om de verschillende omge- vingsfactoren en ontwikkelingen te kennen die het kader vormen waarbinnen AgODi zijn mis- sie moet vervullen. Demografische en economische factoren, politieke en culturele ontwik- kelingen, maar ook het pact 2020 en de aanbevelingen van de commissie voor een Efficiënte en Effectieve Overheid werden ter harte genomen. Evengoed vormden de resultaten van het klantentevredenheidsonderzoek, interne evoluties binnen AgODi en technische innovaties op het vlak van ICT, het uitgangspunt om een strategische toekomstvisie uit te werken.
De belangrijkste speerpunten van de visie zijn:
AgOD
■
■ i richt zich nog meer dan vroeger op de evoluerende verwachtingen van zijn klanten en biedt diensten aan op maat. Voor de scholen is AgODi een betrouwbare partner in onderwijsadministratie.
AgOD
■
■ i kiest duidelijk voor informatica om zijn niveau van dienstverlening te behou- den en te verbeteren, te voldoen aan nieuwe klantenverwachtingen en efficiënter te werken. Het agentschap streeft naar een maximale informatisering van de basisac- tiviteiten en wil zijn rol als digitale overheid waarmaken. De salarisbrief online voor het onderwijspersoneel, die vanaf de betaling van mei 2009 van start gegaan is, is daarvan een mooi voorbeeld.
De unieke band met de scholen wordt behouden en versterkt. Ondersteunen, infor-
■
■
meren, opleiden van scholen en hun secretariaten worden steeds meer de hoofdtaken van werkstations, schoolbeheerteams en verificateurs. Een goed uitgebouwde en des- kundige backoffice blijft noodzakelijk.
De evolutie van dossier- naar relatiebeheer vergt nieuwe competenties. Een digitale
■
■
overheid vereist knowhow op het vlak van informatiemanagement en databeheer.
AgODi vraagt daarvoor geen bijkomend personeel, maar zet in op een doorgedreven competentie- en upgradingbeleid voor zijn personeelsleden.
AgOD
■
■ i zet stappen om de schaarse kantoorruimte optimaal te benutten door een com- binatie van thuiswerken en officesharing, en te streven naar een papierarme werkom- geving.
Binnen en buiten het beleidsdomein zal AgOD
■
■ i constructief en proactief samenwerken
en partnerschappen aangaan om het nieuwe regeerakkoord en de beleidsnota van de nieuwe minister uit te voeren.
Bij de verdere uitbouw en innovatie van het agentschap laat AgODi zich door bovenstaande principes leiden.
AgODi telt zes afdelingen. Ze zijn enerzijds ingedeeld volgens de klantengroepen en onder- wijsniveaus en anderzijds volgens het proces van dienstverlening.
De afdelingen Scholen bestaan grotendeels uit schoolbeheerteams en verificatieteams. De schoolbeheerteams staan in voor het bepalen van de personeelsomkadering en de werkings- middelen van de scholen van het basis- en secundair onderwijs, de instellingen voor deel- tijds kunstonderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding. Ze volgen ze op en betalen ze uit. De verificatieteams doen de volgens de onderwijsreglementering voorziene controles. Ze ondersteunen de instellingen bij het correct toepassen van de (uitgebreide) regelgeving. De deskundigen-ondersteuners van de Lokale Overlegplatforms maken deel uit van de afdeling Scholen Basisonderwijs en CLB.
De afdelingen Personeel zorgen voor de dienstverlening aan de personeelsleden van de scho- len, instellingen en centra. Onder andere de werkstations horen hier thuis. Zij staan in voor de administratieve afhandeling van de dossiers van het onderwijspersoneel, voor de berekening van het salaris en voor tal van andere taken.
De afdeling Advies en Ondersteuning Onderwijspersoneel ondersteunt alle werkstations van het beleidsdomein Onderwijs en Vorming. Dat betekent dat de afdeling ook de werkstations van het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen onder- steunt. Het gaat onder meer om het algemene salarisbeheer en de loonboekingen (in 2009 voor 7,1 miljard euro). De afdeling staat ook in voor de opvolging van de begroting. Ook de juridische dienst is ondergebracht in deze afdeling. Verder staat zij in voor de afhandeling van de arbeidsongevallen de terugbetaling van de vervoerskosten van het onderwijspersoneel en het archiefbeheer.
De ondersteunende afdeling ICT werkt voor AgODi, maar ook voor het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs en Studietoelagen. De afdeling ondersteunt de andere af- delingen door het medebeheer van IT-systemen, IT-planning en het aansturen van de externe IT-partner.
Guy Janssens Administrateur-generaal
Stafdienst
Scholen Basisonderwijs en CLB Marlene Lembrechts
Afdelingshoofd
Roger Meert Algemeen directeur
Personeel Basis- onderwijs en CLB
Patricia Van Reet Afdelingshoofd
Scholen Secundair Onderwijs en DKO Monique Debolle Afdelingshoofd
Personeel Secundair Onderwijs en DKO
Roger Meert Algemeen directeur
Advies en Ondersteuning onderwijsPersoneel
Patrick Poelmans Afdelingshoofd
Lieve Van LeuvenICT Afdelingshoofd
Vanaf juni 2010 is Caroline Vanbrabant afdelingshoofd van de afdeling Scholen Secundair Onderwijs en DKO.
Een breed spectrum aan
klanten en diensten
Een breed spectrum aan klanten en diensten
Scholen vormen de ‘vaste klanten’ van AgODi. Klassiek op de agenda van AgODi staan de berekening van hun werkingsmiddelen en de personeelsformatie. AgODi betaalt ook de personeelsleden uit die worden aangesteld binnen die
personeelsformatie.
Maar AgODi werkt ook aan diverse andere taken. Het bevorderen van gelijke onderwijskansen voor leerlingen en hun ouders is daar
een voorbeeld van. De communicatie met het onderwijsveld is uitgegroeid tot een belangrijke activiteit.
AgODi wil er ook zijn voor kandidaat-leerkrachten, ouders en leerlingen. De samenwerking met diverse externe partners, zoals de Vlaamse of federale overheden en agentschappen, inrichtende machten/schoolbesturen, vakbonden, directeurs… is essentieel in
de werking van AgODi.
2
Een blik op de evoluties van de leerlingenaantallen is daarom interessant. De laatste jaren stijgt vooral het aantal kleuters. Een trend die zich logischerwijs in de nabije toekomst voortzet in het lager onderwijs, hoewel het leerlingenaantal in het gewoon lager onderwijs momenteel nog daalt.
In het buitengewoon onderwijs en deeltijds secundair onderwijs stijgt het aantal leerlingen ook sterk.
Aantal leerlingen 2006-
2007 2007-
2008 evolutie(%) 2008-
2009 evolutie(%)
Gewoon kleuteronderwijs 233.344 237.530 1,79 243.482 2,51
Buitengewoon kleuteronderwijs 1.907 1.950 2,25 1.997 2,41
Gewoon lager onderwijs 387.157 384.557 -0,67 381.882 -0,70
Buitengewoon lager onderwijs 26.794 27.140 1,29 27.543 1,48
Gewoon secundair onderwijs 439.338 438.315 -0,23 436.146 -0,49
Buitengewoon secundair onderwijs 18.189 18.263 0,41 18.548 1,56
Deeltijds secundair onderwijs 6.577 6.689 1,70 6.935 3,68
Deeltijds kunstonderwijs 165.157 168.066 1,76 167.647 -0,25
Aantal scholen, instellingen en centra
Aantal scholen 2006-2007 2007-2008 2008-2009
Gewoon basis* autonome kleuterscholen 168 169 170
autonome lagere scholen 182 179 179
basisscholen 1973 1969 1971
totaal 2323 2317 2320
Buitengewoon basis autonome kleuterscholen / / /
autonome lagere scholen 98 96 96
basisscholen 92 94 94
basisscholen type 5 4 4 4
basisscholen type 5 met secundaire afdeling (ziekenhuis- scholen)
3 3 3
totaal 197 197 197
Gewoon secundair voltijds 929 938 953
deeltijds autonoom** / 1 4
totaal 929 939 957
buitengewoon secundair Buso-scholen 110 112 112
secundaire afdeling in basis- scholen type 5 (ziekenhuis- scholen)
3 3 3
secundaire school type 5 1 1 1
Totaal 114 116 116
DKo Beeldende kunst 66 66 66
muziek, woordkunst, drama 101 101 101
totaal 167 167 167
CLB 73 73 73
Internaten gewoon basis-en secundair 134 134 134
MPIGo's 16 16 16
semi-internaten 10 10 10
opvangcentra 4 4 4
IBsoGo's 2 2 2
autonoom internaat buso (tehuis) 1 1 1
tehuizen kinderen wiens ouders
geen vaste verblijfplaats hebben 4 4 4
* Inclusief acht Franstalige basisscholen.
**Er zijn 48 centra voor deeltijds onderwijs. Sinds het schooljaar 2007-2008 kan een centrum deeltijds onderwijs autonoom worden.
De andere centra voor deeltijds onderwijs zijn administratief verbonden aan een school voor voltijds onderwijs. Ze zijn dan ook vervat in de instellingen voor voltijds secundair onderwijs.
Schoolbeheerteams en verificateurs
De verificateurs controleren ter plaatse in de scholen de afwezigheden van de leerlingen en de toelatingsvoorwaarden tot de studierichtingen in het secundair onderwijs. Ze gaan na of de werkingsmiddelen correct ingezet zijn en volgen in het deeltijds kunstonderwijs de inschrij- vingsgelden op. Ze ondersteunen ten slotte de scholen bij de toepassing van de reglemente- ring.
De schoolbeheerteams zijn groepen van dossierbeheerders die gezamenlijk de schooldossiers behandelen van een onderwijsniveau in een bepaalde regio of provincie.
Werkingsmiddelen
Elk jaar ontvangen de scholen, CLB's en internaten een werkingsbudget. Daarmee bekostigen ze hun werking, uitrusting, het groot onderhoud, investeringen in functie van een rationeel energieverbruik en in het basisonderwijs ook het gratis aanbod aan leerboeken en andere
schoolbehoeften van de leerlingen.
Voor het GO! worden de werkingsmiddelen tussen de scholengroepen verdeeld op basis van criteria die de Raad van het Gemeenschapsonderwijs vaststelt. Een puntenschaal op basis van het onderwijsniveau, de onderwijsvorm en het studiegebied bepaalt de verdeling in het gesubsidieerd onderwijs.
Tot 2007-2008 gaf het net waartoe een school behoorde de doorslag bij de verdeling van de middelen. Wanneer het GO! 100 euro kreeg, kreeg het gesubsidieerd onderwijs 76 euro. Spe- cifieke kenmerken van de leerlingen speelden geen rol.
Sinds 1 september 2008 ligt de lat voor alle netten even hoog. Wel worden de zogenaamde objectiveerbare verschillen in rekening gebracht. Alle scholen van het officieel onderwijs krij- gen extra middelen omdat zij verplicht zijn verscheidene levensbeschouwelijke vakken aan te bieden. Het GO! krijgt extra middelen omdat dit net grondwettelijk verplicht is de vrije keuze te garanderen.
Vier leerlingenkenmerken spelen voortaan wel een rol bij de verdeling van de middelen:
het opleidingsniveau van de moeder
■
■
de thuistaal
■
■
het ontvangen van een schooltoelage
■
■
de buurt waar de leerling woont
■
■
In januari 2009 betaalde AgODi de eerste schijf vol- gens het nieuwe financie- ringssysteem uit, in juni 2009 volgde het saldo. De omschakeling naar het nieuwe systeem was een succes. De nieuwe financiering beteken- de voor alle scholen winst.
Veruit de grootste sprong maakten de scholen met veel leerlingen uit kansengroe- pen.
AgODi engageert zich om 98%
van alle toelagen op tijd toe te kennen. Die belofte maakt het agentschap waar in 2009 met een tijdige beta- ling van 99% van alle toela- gen. Zoals in 2008 blijven er volgende uitzonderingen op de regel:
Voor de toelage anderstalige nieuwkomers is de betaling uitzonderlijk opgeschoven.
Vanaf het schooljaar 2008- 2009 komen ook de kinderen uit de asielcentra in aanmer- king voor een toelage, wat zorgde voor extra aanvragen.
Door een vertraging in de besluitvormingsprocedure kon de betaling pas in april 2010 worden uitgevoerd.
Door een betere communicatie tussen de afdeling Scholen Basisonderwijs en CLB en de afdeling Scholen Secundair Onderwijs en DKO is de toe- lage aan de gesubsidieerde internaten voor de kinderen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben voor 90% tijdig uitbetaald. 10%
werd dus na juni betaald. De meeste van die aanvragen wer- den door de school ook later dan juni ingediend, waardoor AgODi die toelagen niet meer tijdig kon uitbetalen.
AmBItIe 1: tOeLAgen tIjDIg uItBetALen In 2009 en uItVOeren VAn het nIeuwe fInAnCIerIngSDeCreet
Werkingsmiddelen voor het basisonderwijs
De basisscholen kregen bij de start van het schooljaar 2008-2009 al een eenmalige toelage. In 2009 kregen de scholen de werkingsmiddelen volgens het nieuwe financieringssysteem.
overzicht van werkingsmiddelen volgens soort onderwijs, net en schooljaar (inclusief type-5 scholen en Franstalige scholen)
Werkingsmiddelen gewoon basisonderwijs
2006-2007 2007-2008 2008-2009
€ aantal instel-
lingen € aantal
instel-
lingen € aantal
instel-
lingen evolutie
GO!* 44.380.000 352 48.806.000 352 62.762.000 352 28,59%
VGO 204.624.771 1449 218.975.890 1446 256.817.015 1447 17,28%
OGO 71.813.068 518 78.419.579 519 97.731.895 521 24,63%
Totaal 320.817.839 2319 346.201.469 2317 417.310.910 2320 20,54%
Werkingsmiddelen buitengewoon basisonderwijs
2006-2007 2007-2008 2008-2009
€ aantal instel-
lingen € aantal
instel-
lingen € aantal
instell-
ingen evolutie
GO!* 6.626.000 36 7.090.000 36 8.941.000 36 26,11%
VGO 16.170.574 127 16.991.037 127 22.312.926 127 31,32%
OGO 4.034.513 34 4.292.844 34 5.801.583 34 35,15%
Totaal 26.831.087 197 28.373.882 197 37.055.509 197 30,60%
* Voor het GO! worden enkel de dotaties vermeld die AgODi uitbetaalt aan de scholengroepen (excl. inhoudingen).
Volgende kaartjes geven het effect weer dat het nieuw financieringssysteem heeft op de regi- onale verdeling van de werkingsmiddelen voor het basisonderwijs.
Het nieuwe financieringssysteem is in werking getreden vanaf het schooljaar 2008-2009. In dit nieuwe systeem zijn niet enkel de leerlingenaantallen en de gekozen studierichtingen in een school bepalend voor de werkingsmiddelen, maar wordt er ook rekening gehouden met vier leerlingenkenmerken (namelijk de opleiding van de moeder, de buurt waarin de jongere woont, de taal die thuis gesproken wordt en het al dan niet krijgen van een schooltoelage).
De kaartjes maken een vergelijking mogelijk van de verdeling van het budget tussen regio’s en gemeenten in een bepaald schooljaar, én van het budget over de schooljaren heen.
Uit de eerste vergelijking van de kaarten vóór en na het nieuwe financieringssysteem blijkt dat het budget in 2008-2009 niet meer zo evenredig verdeeld is over de steden en gemeenten als in het schooljaar 2007-2008. Er heeft duidelijk een verschuiving plaatsgevonden naar de grotere steden. Vooral de scholen in de as Brussel-Antwerpen ondervinden een gunstig gevolg van de nieuwe regelgeving. Het effect van de nieuwe financieringswet is zeer groot voor de lagere scholen in Brussel.
Een vergelijking tussen de budgetten over de schooljaren heen, leert dat de basisscholen in alle steden en gemeenten in een hogere financieringsschaal zijn terecht gekomen.
In deze cijfers zijn de werkingsmiddelen voor de scholen van het GO! niet opgenomen, omdat AgODi deze middelen niet toekent aan de scholen, maar aan de scholengroepen op basis van criteria die de Raad van het Gemeenschapsonderwijs vaststelt. Het GO! is echter een engage- ment aangegaan om rekening te houden met de leerlingenkenmerken bij deze verdeling. Op die manier kunnen we een soortgelijke evolutie veronderstellen in het gemeenschapsonder- wijs.
De cijfers houden geen rekening met het effect dat eventuele herstructureringen van scholen hebben op de verdeling van de werkingsmiddelen.
Werkingsmiddelen per leerling 2007-2008
Werkingsmiddelen per leerling 2008-2009
Bijkomende toelagen
Naast de werkingsmiddelen betaalt AgODi ook bijkomende toelagen uit.
De integratietoelagen zijn toelagen voor scholen die leerlingen in een geïntegreerd onderwijs- traject (GON) begeleiden in het gewoon onderwijs. Die toelagen maken deel uit van het wer- kingsmodel (= model voor berekening van de werkingsmiddelen). Door de invoering van het nieuwe financieringssysteem zijn bijgevolg ook de integratietoelagen sterk gestegen. AgODi betaalt die toelage alleen aan de scholen voor buitengewoon basisonderwijs van het gesubsi- dieerd officieel en vrij onderwijs; het Gemeenschapsonderwijs ontvangt die via een dotatie. In 2009 is een integratietoelage betaald aan 101 scholen voor buitengewoon basisonderwijs die GON-leerlingen begeleiden, op een totaal van 127 GON-scholen voor gewoon basisonderwijs en 197 scholen voor buitengewoon basisonderwijs. Het aantal GON-leerlingen in het basison- derwijs is bovendien van 6.417 in 2007-2008 naar 7.134 in 2008-2009 gestegen.
De nascholingsmiddelen voor de scholen van het basisonderwijs zijn in 2008-2009 met 2,62%
gestegen als gevolg van een indexering.
Sinds 1 september 2008 is de definitie van anderstalige nieuwkomer uitgebreid met de kin- deren die officieel verblijven in een open asielcentrum. Dat heeft een duidelijke invloed gehad op het aantal aanvragen en heeft de totale toelage significant doen stijgen ten opzichte van het schooljaar 2007-2008.
In 2009 zijn er enkele basisscholen bijgekomen die middelen voor ICT (ICT-coördinatie) krijgen, omdat zij voor het schooljaar 2008-2009 deel uitmaakten van een ICT-samenwerkingsplatform (wat een voorwaarde is om deze middelen te krijgen).
Om de onderwijsinstellingen uit te rusten met informatie- en communicatietechnologie en om de leerkrachten met die nieuwe technologieën vertrouwd te maken, heeft de overheid gedu- rende twee schooljaren een inhaaloperatie voor ICT-infrastructuur gedaan. Vanaf het school- jaar 2008-2009 werd deze toelage niet meer uitbetaald.
Scholen die tijdelijk of permanent onderwijs aan huis organiseren, kunnen de betaalde reis- kosten van het personeel terugvragen bij AgODi. Die kosten zijn met 50,86% gestegen ten opzichte van het voorgaande schooljaar.
De gemeenschapsbijdrage wordt toegekend aan de schoolbesturen/inrichtende machten van de erkende tehuizen en van de andere internaten waar leerplichtige kinderen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben, kunnen verblijven. De schoolbesturen/inrichtende machten brengen die gemeenschapsbijdrage in mindering van het kostgeld van de in aanmer- king komende leerlingen.
Het totale bedrag voor de gemeenschapsbijdrage voor het schooljaar 2008-2009 is exclusief twee betalingen aan internaten met aanvragen van vorige jaren voor het totaalbedrag van 4.250,06 euro.
AgODi kent ook subsidie-enveloppes toe voor diensten die onderwijs organiseren aan zieke kinderen. De subsidies voor de K-diensten zijn bestemd voor kinderen in de neuropsychia- trie.
Het contingent van de integratie van leerlingen met een matige of ernstige verstandelijke han- dicap in het gewoon lager en secundair onderwijs is vanaf het schooljaar 2008-2009 uitgebreid
van 50 naar 100 plaatsen. Daarnaast wordt vanaf dan de forfaitaire toelage voor ION jaarlijks geïndexeerd.
Deze reglementaire aanpassingen komen ook duidelijk tot uiting in de cijfers:
2006-2007 2007-2008 2008-2009
instel-
lingen € instel-
lingen € instel-
lingen € evolutie
Integratie-
toelagen* 93 1.198.287 99 1.515.833 101 2.271.397 49,84%
Nascholing** 2511 4.461.986 2511 4.780.102 2511 4.905.365 2,62%
Anderstalige
nieuwkomers 158 125.438 187 154.250 225 198.988 29,00%
ICT-middelen 2506 583.312 2496 582.097 2502 583.660 0,27%
ICT-infrastructuur 2515 13.989.958 2514 4.998.827 / /
Onderwijs aan huis 14.183 10.276 15.503 50,86%
Gemeenschaps-
bijdrage 15 65.483 17 72.911 20 76.955 5,55%
K-diensten 12 793.000 13 880.092 13 893.180 1,49%
ION 25 12.500 25 12.500 30 17.101 36,81%
* De integratietoelagen voor de scholen van het GO! zijn opgenomen in de dotaties aan de scholengroepen.
** Na de publicatie van het AgODi-jaarverslag 2008 werd er aan de scholen nog een derde schijf voor de toelage nascholing betaald voor het schooljaar 2007-2008.
Werkingsmiddelen voor het secundair onderwijs
Zoals ook in het basisonderwijs kregen de secundaire scholen bij de start van het schooljaar 2008-2009 een eenmalige toelage. In 2009 kregen de scholen de werkingsmiddelen volgens het nieuwe financieringssysteem.
overzicht werkingsmiddelen volgens soort onderwijs, net en schooljaar
Werkingsmiddelen gewoon secundair onderwijs
2006 - 2007 2007 - 2008 2008 - 2009
€ Aantal instel-
lingen € Aantal
instel-
lingen € Aantal
instel-
lingen Evolutie
GO!* 67.772.000,00 226 71.429.000,00 223 74.001.001 223 3,60%
VGO 258.298.631,23 628 266.007.113,48 642 300.439.920 659 12,94%
OGO 28.449.999,87 75 29.221.999,41 74 36.487.666 75 24,86%
Totaal 354.520.631,10 929 366.658.112,89 939 410.928.587 957 12,07%
Werkingsmiddelen buitengewoon secundair onderwijs
2006 - 2007 2007 – 2008 2008 – 2009 Evolutie
€ Aantal
instel-
lingen € Aantal
instel-
lingen € Aantal
instel- lingen
GO!* 5.391.000,00 19 5.698.000,00 20 5.879.000 21 3,18%
VGO 12.712.565,09 75 13.034.217,22 76 15.008.680 76 15,15%
OGO 2.564.695,08 19 2.673.759,18 19 3.196.115 19 19,54%
Totaal 20.668.260,17 113 21.405.976,40 115 24.083.795 116 12,51%
* In de totalen van het secundair onderwijs zijn nu ook, in tegenstelling tot het jaarverslag van 2008, de middelen
Volgende kaartjes geven het effect weer dat het nieuw financieringssysteem heeft op de regi- onale verdeling van de werkingsmiddelen voor het secundair onderwijs.
Het nieuwe financieringssysteem is in werking getreden vanaf het schooljaar 2008-2009. In dit nieuwe systeem zijn niet enkel de leerlingenaantallen en de gekozen studierichtingen in een school bepalend voor de werkingsmiddelen, maar wordt er ook rekening gehouden met vier leerlingenkenmerken (namelijk de opleiding van de moeder, de buurt waarin de jongere woont, de taal die thuis gesproken wordt en het al dan niet krijgen van een schooltoelage).
De kaartjes maken een vergelijking mogelijk van de verdeling van het budget tussen regio’s en gemeenten in een bepaald schooljaar, én van het budget over de schooljaren heen.
Uit de eerste vergelijking van de kaarten vóór en na het nieuwe financieringssysteem blijkt dat het budget in 2008-2009 niet meer zo evenredig verdeeld is over de steden en gemeenten als in het schooljaar 2007-2008. Er heeft duidelijk een verschuiving plaatsgevonden naar de grotere steden. Vooral de scholen in de as Brussel-Antwerpen ondervinden een gunstig gevolg van de nieuwe regelgeving.
Een vergelijking tussen de budgetten over de schooljaren heen, leert dat de secundaire scho- len in alle steden en gemeenten in een hogere financieringsschaal zijn terecht gekomen.
In deze cijfers zijn de werkingsmiddelen voor de scholen van het GO! niet opgenomen, omdat AgODi deze middelen niet toekent aan de scholen, maar aan de scholengroepen op basis van criteria die de Raad van het Gemeenschapsonderwijs vaststelt. Het GO! is echter een engage- ment aangegaan om rekening te houden met de leerlingenkenmerken bij deze verdeling. Op die manier kunnen we een soortgelijke evolutie veronderstellen in het gemeenschapsonder- wijs.
De cijfers houden geen rekening met het effect dat eventuele herstructureringen van scholen hebben op de verdeling van de werkingsmiddelen.
Werkingsmiddelen per leerling 2007-2008
Werkingsmiddelen per leerling 2008-2009
overzicht van bijkomende toelagen per schooljaar secundair onderwijs
2006-2007 2007-2008 2008-2009
€ aantal
instell-
ingen € aantal
instel-
lingen € aantal
instel-
lingen Evolutie Integratie-
toelagen* 407.417 24 507.023 23 702.840 24 38,62%
Nascholing** 6.316.000 1041 6.572.000 1053 6.742.000 1073 2,59%
ICT-middelen 353.103 1029 354.209 1041 353.653 1062 -0,16%
ICT-infrastructuur 11.000.000 1040 4.000.277 1043 Onderwijs aan
huis 10.193 95 16.833 116 23.870 133 41,80%
Uitrusting nijver-
heidsscholen 9.397.096 294 10.456.182 294 9.950.536 298 -4,84%
Bedrijfsstages 32.172 329 32.709 334 70.552 1070 115,70%
Premie knelpunt-
beroepen 1.201.872 242 1.397.592 247 1.265.400 275 -9,46%
Deeltijdse vorming 5.198.000 10 5.337.000 10 6.033.854 10 13,06%
* De integratietoelagen voor de scholen van het GO! zijn opgenomen in de dotatie van de scholengroepen.
** Na de publicatie van het AgODi-jaarverslag 2008 werd er aan de scholen nog een derde schijf voor de toelage nascholing betaald voor het schooljaar 2007-2008.
Bijkomende toelagen
De integratietoelagen zijn toelagen voor scholen die leerlingen in een geïntegreerd onderwijs- traject (GON) begeleiden in het gewoon onderwijs. De stijging van de integratietoelagen in het secundair onderwijs vindt haar verklaring in dezelfde factoren als in het basisonderwijs. In het secundair onderwijs nam het aantal GON-leerlingen de voorbije schooljaren duidelijk toe: van 2.342 in 2007-2008 tot 2.675 in 2008-2009.
De scholen ontvangen jaarlijks middelen voor de nascholing van hun personeel. De stijging van de nascholingsmiddelen is louter een gevolg van een indexering.
In 2009 zijn middelen voor ICT (ICT-coördinatie) licht gedaald. Dat is een gevolg van een daling van het globale aantal leerlingen in het secundair onderwijs. De ICT-middelen worden namelijk berekend op basis van het aantal leerlingen.
Om de onderwijsinstellingen uit te rusten met informatie- en communicatietechnologie en om de leerkrachten met die nieuwe technologieën vertrouwd te maken, heeft de overheid gedu- rende twee schooljaren een inhaaloperatie voor ICT-infrastructuur gedaan. Vanaf het school- jaar 2008-2009 werd deze toelage niet meer uitbetaald.
In het secundair onderwijs is onderwijs aan huis een relatief nieuwe maatregel die nog steeds aan bekendheid wint. Als gevolg daarvan neemt het aantal aanvragen in 2008-2009 verder toe.
De toename van de toelagen bedrijfsstages is een gevolg van de uitbreiding van het aantal rechthebbende scholen van 1/3 naar alle secundaire scholen.
De daling van de middelen voor de premie knelpuntberoepen komt enerzijds voort uit een vermindering van de premie per leerling van 236 euro naar 222 euro en anderzijds uit een beperkte daling van het aantal leerlingen in de betrokken studierichtingen (van 5922 naar 5700 leerlingen).
De toelagen deeltijdse vorming zijn gestegen. Sinds het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap staan de Centra voor Deeltijdse Vorming (CDV's) in voor de organisatie van persoonlijke ontwikkelingstrajecten (P.O.T.'s). Na de screening en het overleg met het CLB kunnen jongeren die nog niet klaar zijn om te gaan werken en te kampen hebben met een multicomplexe problematiek een P.O.T. volgen in het kader van het voltijdse engagement.
Werkingsmiddelen voor de centra voor leerlingenbegeleiding (CLB’s)
De CLB’s ontvangen werkingsmiddelen die gebaseerd zijn op het omkaderingsgewicht toege- kend aan de verschillende centra.
In 2008
■
■ eindigde het NICO-project. De middelen daarvoor werden toegevoegd aan de werkingstoelagen voor de CLB’s.
Daarbovenop kwam een
■
■ verhoging van de middelen in 2008 met 650.000 euro. 50.000 euro daarvan komt volledig ten goede van de GOK-werking.
Vanaf 2008 krijgen de CLB’s ook een
■
■ toelage voor nascholing. In 2009 werd daarvoor
222.000 euro verdeeld volgens de toegekende uren in de centra.
Werkingstoelagen per net
Werkingstoelagen per net
go vgo ogo totaal Evolutie t.o.v. het vorige jaar 2005 3.060.559,00 € 9.982.830,00 € 1.106.611,00 € 14.150.000,00 €
2006 3.107.111,00 € 10.134.669,00 € 1.123.442,00 € 14.365.222,00 € 2%
2007 3.142.238,00 € 10.275.224,00 € 1.180.476,00 € 14.597.938,00 € 2%
2008 3.388.853,00 € 11.140.826,00 € 1.280.321,00 € 15.810.000,00 € 8%
2009 3.448.372,00 € 11.332.156,00 € 1.302.471,00 € 16.083.000,00 € 1,73%
Nascholingstoelagen 2008 per net
Nascholing CLB's
2008 2009
GO! 51.065 € 52.259 €
VGO 148.051 € 151.443 €
OGO 17.883 € 18.298 €
Totaal 216.999 € 222.000 €
Werkingsmiddelen voor de internaten
In het GO! zijn de werkingsmiddelen voor de internaten opgenomen in de dotatie van de be- trokken scholengroep.
De gesubsidieerde internaten ontvangen een forfaitair bedrag en een bedrag per interne leer- ling uit het gewoon basis- en secundair onderwijs. Voor de internen die een studietoelage genieten, kent AgODi bijkomende werkingsmiddelen toe. Het aantal internen met een studie- toelage vormt de basis voor de verdeling van het beschikbare krediet.
overzicht werkingsmiddelen internaten volgens net en volgens schooljaar
Werkingsmiddelen voor de internaten
2006-2007 2007-2008 2008-2009 Evolutie
€ Aantal instel-
lingen € Aantal
instel-
lingen € Aantal
instel- lingen
GO! 3.048.000 34 3.158.000 33 3.258.000 33 3,17%
VGO 13.754.921 96 14.017.000 97 14.341.438 97 2,31%
OGO 373.595 4 386.650 4 411.553 4 6,44%
Totaal 17.176.516 134 17.561.650 134 18.010.990 134 2,56%
Bijkomende werkingsmiddelen voor de internaten
2006-2007 2007-2008 2008-2009 evolutie
€ Aantal instel-
lingen € Aantal
instel-
lingen € Aantal
instellin- gen GO!
VGO 3.076.035 94 3.077.452 91 3.152.344 94 2,43%
OGO 56.964 4 97.547 4 93.655 4 -3,99%
Totaal 3.132.999 98 3.174.999 95 3.245.999 98 2,24%
Een evoluerend aantal internen
De laatste jaren stijgt het aantal internen. Het overgrote deel van de internen zijn leerlingen uit het gewoon secundair onderwijs. Vooral het aantal internen uit het buitengewoon onderwijs stijgt sterk. Het blijft echter een beperkte groep op het totale aantal internen.
Het aantal internen uit het deeltijds secundair onderwijs gaat wat op en neer maar in absolute cijfers blijft het eveneens een kleine groep op het globale aantal internen.
Aantal internen 2006-2007 2007-2008 evolutie (%) 2008-2009 Evolutie (%) Gewoon
kleuteronderwijs 117 112 -4,27% 135 20,54%
Buitengewoon
kleuteronderwijs 9 9 0,00% 17 88,89%
Gewoon lager onderwijs 1.165 1.240 6,44% 1.211 -2,34%
Buitengewoon lager
onderwijs 144 153 6,25% 176 15,03%
Gewoon secundair
onderwijs 9.193 9.342 1,62% 9.402 0,64%
Buitengewoon
secundair onderwijs 92 99 7,61% 138 39,39%
Deeltijds secundair
onderwijs 48 57 18,75% 50 -12,28%
Totaal 10.768 11.012 2,27% 11.129 1,06%
Werkingsmiddelen voor het Deeltijds Kunstonderwijs (DKO)
De instellingen van het deeltijds kunstonderwijs kunnen naast de werkingsmiddelen nog reke- nen op bijkomende toelagen voor ICT-coördinatie en nascholing.
Werkingsmiddelen deeltijds kunstonderwijs
werkingsmiddelen DKO
2006-2007 2007-2008 2008-2009 Evolutie
€ Aantal
instel- lingen
€ Aantal
instel- lingen
€ Aantal
instel- lingen
GO! nvt nvt nvt
VGO 92.924 5 92.363 5 69.167 4 -25,11%
OGO 2.602.546 147 2.725.769 147 2.840.512 148 4,21%
Bijkomende toelagen
De middelen voor ICT (ICT-coördinatie) stijgen in het schooljaar 2008-2009 met 1,84%.
Zoals in de andere onderwijsniveaus wordt vanaf het schooljaar 2008-2009 de toelage voor ICT-infrastructuur niet meer uitbetaald.
De toelagen voor nascholing zijn er pas in het schooljaar 2007-2008 bijgekomen in uitvoering van CAO VIII. De werkingsmiddelen DKO in het GO! zitten vervat in de dotaties.
De Mechelse Beiaardschool krijgt als enige instelling voor deeltijds kunstonderwijs een vast bedrag dat in het begrotingsjaar 2004 is vastgesteld op 25.000 € en dat jaarlijks wordt geïn- dexeerd. Voor het schooljaar 2008-2009 gaat het om 27.095 €.
overzicht bijkomende werkingsmiddelen volgens schooljaar
Bijkomende werkingsmiddelen
2006-2007 2007-2008 2008-2009 Evolutie
€ Aantal instel-
lingen
€ Aantal instel-
lingen
€ Aantal instel-
lingen
ICT-middelen* 29.266 165 29.834 165 30.383 165 1,84%
ICT-Infrastructuur 1.239.940 167 444.952 167 nvt nvt
Nascholing 307.000 167 315.000 167 2,61%
* Enkel voor scholen die toetreden tot een samenwerkingsplatform.
Meer inschrijvingsgelden
In het deeltijds kunstonderwijs betaalt elke leerling inschrijvingsgeld per gevolgde studierich- ting. De vier toegepaste tarieven evolueren mee met de index. Sommige sociale categorieën zoals werklozen, personen met een handicap, studenten… genieten van een verminderd ta- rief.
Alle instellingen storten hun ontvangen inschrijvingsgelden op rekening van het inschrijvings- fonds DKO in de tweede helft van november. Uit dat fonds komt een deel van de salarissubsi- dies voor de betaling van het personeel.
Globaal zijn de inkomsten op basis van de inschrijvingsgelden in 2009 met bijna 7% gestegen in vergelijking met het voorgaande jaar.
Inschrijvingsgelden deeltijds kunstonderwijs
Inkomsten inschrijvingsgeld
Schooljaar 2006-2007 Schooljaar 2007-2008 Schooljaar 2008-2009 Evolutie
€ Aantal scho-
len
€ Aantal
scholen € Aantal
scholen
GO! 967.871 15 1.021.927 15 1.051.323 15 2,88%
VGO 196.749 5 219.276 5 213.787 4 -2,50%
OGO 11.358.690 147 11.657.660 147 12.497.046 148 7,20%
Totaal 12.523.310 167 12.898.863 167 13.762.156 167 6,69%
Omkadering
Elk jaar legt AgODi de omkadering vast waarop elke school of scholengemeenschap kan reke- nen. Op basis daarvan stellen de scholen hun personeelsbestand samen.
‘Omkadering’ slaat zowel op lestijden, lesuren en uren leraar als op punten en eenheden. De omkadering bestaat meestal uit verschillende deelpakketten met een specifieke doelstelling.
Voor elke soort omkadering gelden specifieke toekenningsvoorwaarden en berekeningswij- zen. Het grootste pakket omkadering is de personeelsformatie van het lerarenkorps. Zo is het leerlingenaantal de basis voor de berekening van de leerkrachtenomkadering. Daarnaast kent AgODi ook aanvullende lestijden of specifieke uren toe.
AgODi garandeert de omkade- ring ten laatste op 15 juni mee te delen aan 98% van de scholen en vóór 31 augustus aan alle scholen.
De basisscholen ontvingen hun omkadering ook in 2009 op tijd. Alleen vier dienst- brieven aan schippersscholen konden pas later opgestuurd worden omdat de regelgeving rond de ‘slapende waak’ nog verder uitgeklaard moest worden (zie verder).
Bijna alle secundaire scholen ontvingen tijdig een cor- recte dienstbrief omkadering (9 juni). In de scholen met een vierde graad verpleeg- kunde worden de leerlingen conform de regelgeving pas geteld op 15 juni. het gaat om 20 scholen. het is bijge- volg niet mogelijk om midden juni al aan deze secundaire scholen de berekening van de omkadering mee te delen. De scholen met een vierde graad verpleegkunde kregen hun dienstbrief op 16 juni.
AmBItIe 2: het tIjDIg tOeKennen VAn De OmKADerIng
Omkadering voor het basisonderwijs
In het gewoon basisonderwijs zijn de algemene lestijden - lestijden volgens de schalen – voor leerkrachten bijna gelijk gebleven. Dat komt door de positieve leerlingenevolutie in het kleu- teronderwijs; in het lager onderwijs daalt het aantal leerlingen.
Daarnaast zijn er specifieke lestijden voorzien in het kader van:
instaplestijden
■
■
De instaplestijden stijgen met 54% tegenover 2007-2008 - vorig jaar bedroeg de stij- ging al 47% - als gevolg van een verbetering aan het herberekeningsysteem voor de instaplestijden in het kleuteronderwijs en een extra investering in het kleuteronderwijs van 10 miljoen euro. Het zorgt voor een snellere toekenning van meer instaplestijden.
Vanaf 1 september 2008 werd dit systeem op een dubbele wijze versoepeld:
De coëfficiënt voor de berekening van de instaplestijden verhoogde van 0,8
•■
naar 1, waardoor 1 kleuter extra op de instapdag 1 lestijd extra voor de school oplevert.
Scholen die geen kleuteronderwijzers vinden, kunnen deze lestijden ook ge-
•■
bruiken om kinderverzorgers aan te stellen. Die uitzonderingsmaatregel geldt
maar voor 2 schooljaren, 2008-2009 en 2009-2010. In 2008-2009 werd 15,25%
van de ingevulde instaplestijden ingenomen door kinderverzorgers. (bron: de- partement Onderwijs).
godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing
■
■
lichamelijke opvoeding (LO) in het kleuter- en het lager onderwijs
■
■
het gelijkekansenbeleid (GOK en GOK+)
■
■
GOK-lestijden zijn aanvullende lestijden die scholen ontvangen op basis van hun kans- armoedeprofiel en waarmee ze leerkrachten kunnen aanwerven om een gelijke kan- senbeleid te voeren. 2008-2009 was het eerste schooljaar van de derde GOK-cyclus.
De bevraging voor indicator taal is in deze cyclus aangepast. Vanaf 1 september 2008 ging het aantal lestijden/uren voor gelijke onderwijskansen in het basisonderwijs en in het secundair onderwijs fors omhoog. In het basisonderwijs stijgt het aantal GOK- lestijden met 10,56% en de GOK+’lestijden met 13,19%.
GOK+ beoogt een maximale ondersteuning en begeleiding van onderwijskansarme kleuters.
anderstalige nieuwkomers en gewezen anderstalige nieuwkomers
■
■
De definitie van onthaalonderwijs werd vanaf 1 september 2008 uitgebreid zodat die ook de specifieke groep van kinderen in asielcentra omvat. De evolutie van de omka- dering lestijden voor anderstalige nieuwkomers is vergelijkbaar met de stijging van de toelagen voor deze groep. Ook lestijden voor het vervolgtraject (gewezen anders- talige nieuwkomers) zijn gestegen, in navolging van het gestegen aantal anderstalige nieuwkomers.
de integratie van anderstaligen ('Rand en Taal'):
■
■
Deze extra lestijden zijn bedoeld om het Nederlandstalige onderwijs en de integratie van de anderstalige kinderen in de Vlaamse Rand te versterken. Ook hier is vanaf 2008-2009 een nieuwe cyclus begonnen. Voor de berekening van het aantal leerlingen van wie de thuistaal niet het Nederlands is, werd nu dezelfde taalindicator gebruikt als in het decreet voor de GOK-ondersteuning. Daardoor krijgen minder scholen lestijden
‘Rand en Taal’. Het globale toegekende pakket lestijden ‘Rand en Taal’ ligt ook lager.
kinderverzorging
■
■
Naast deze specifieke lestijden krijgen basisscholen een puntenenveloppe administratieve on- dersteuning.
overzicht lestijden, punten en eenheden gewoon basisonderwijs volgens schooljaar
Omkadering gewoon basisonderwijs
2006- 2007
Aantal instel- lingen
2007- 2008
Aantal instel- lingen
2008- 2009
Aantal instel- lingen
Evolutie
omkadering t.o.v.
2007-2008 Lestijden volgens de
schalen 774.219 2.323 772.708 2.317 774.069 2.320 0,18%
Instaplestijden 11.962 718 17.623 1.429 27.165 1.605 54,15%
Lestijden Godsdienst- NCZ-Cultuurbeschou- wing
52.779 2.153 52.529 2.146 52997 2.148 0,89%
Lestijden Lo kleuter 21.277 2.142 21.338 2.139 21.672 2.142 1,57%
Lestijden Lo lager 5.838 1.876 5.780 1.885 5.756 1.870 -0,42%
Lestijden GoK 40.249 1.879 40.236 1.877 44.483 2.026 10,56%
Lestijden GoK+ nvt nvt 3.806 296 4.308 417 13,19%
Lestijden Anderstalige Nieuwkomers (telkens op 1 januari)
1.639 140 1.984 161 2.453 199 23,64%
Lestijden Gewezen Anderstalige Nieuw- komers
733 130 558 130 687 143 23,12%
Lestijden Rand en Taal 2.197 116 2.197 116 1.973 111 -10,20%
Uren Kinderverzorg-
sters 19.956 2.053 19.932 2.053 20.027 2.060 0,48%
Punten ICT 31.007 2.323 30.924 2.317 30.988 2.320 0,21%
Punten Administra-
tieve ondersteuning 114.622 2.323 114.347 2.317 114.385 2.320 0,03%
Punten Zorg 71.245 2.322 71.242 2.316 122.564 367 72,04%
Punten Zorg+ nvt nvt 6.636 367 0 0 nvt
Punten stimulus 37.880 367 37.804 367 37.731 367 -0,19%
Lestijden Mentor-
schap 1.279,00 2.323 1.909,99 2.317 4.335,27 2.320 126,98%
Eenheden Korte
Vervangingen 68.873.700 2.323 65.147.939 2.317 59.241.640 2.320 -9,07%
onderwijs aan huis
(telkens op 1 januari) 156 39 144 36 124 29 -13,89%
specifieke instellingen : 4 tehuizen voor kinderen van wie de ouders geen vaste verblijfplaats hebben en het tehuis Kuurne Ambten studiemees-
ter-opvoeder 55 5 57 5 59 5 3,51%
Ambten internaatbe-
heerder 5 5 5 5 5 5 0,00%
In het buitengewoon basisonderwijs werkt naast onderwijzend personeel ook paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel.
De lestijden en de uren voor het paramedisch personeel stijgen. Ze volgen de stijging van het aantal leerlingen in het buitengewoon basisonderwijs.
De aanvullende lestijden en uren worden er vooral gebruikt in het kader van:
godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing;
■
■
de begeleiding van leerlingen in het kader van geïntegreerd onderwijs (‘GON’). De
■
■
evolutie van de GON-eenheden stijgt als gevolg van de jaarlijkse stijging van het aan- tal GON-leerlingen.
Het tijdelijk project onderwijsvoorrangsbeleid (OVB) is bedoeld om de onder-
•■
wijsachterstand weg te werken en de integratie te bevorderen van kinderen die door hun etnische herkomst en socioculturele en socio-economische om- standigheden leer- en ontwikkelingsmoeilijkheden ervaren.
In afwachting van een grondige hervorming is de toestand van het schooljaar 2000-2001 bevroren op basis van het aantal scholen en lestijden op voorwaar- de dat de school geen negatief inspectieverslag heeft gekregen. Dat blijft zo tot in het schooljaar 2008-2009.
NIEUW in 2009
Ondersteuningsaanbod voor gelijke onderwijskansen - de invoering van de eerste GOK-cyclus, ter vervanging
van het onderwijsvoorrangsbeleid (OVB) in het buitengewoon basis- en secundair onderwijs
Scholen met veel autochtone en allochtone kansarme leerlingen die door hun sociale, culturele en economische omstandigheden leer- en ontwikkelingsmoeilijk- heden ervaren of risico lopen in een achterstandspositie te raken, krijgen extra les- tijden/lesuren voor de begeleiding en ondersteuning van die leerlingen. Vanaf het schooljaar 2009-2010 krijgen scholen voor buitengewoon onderwijs met ten minste 40% externe en semi-interne leerlingen type 1 en type 3 die aantikken op de indica- tor betreffende ‘opleidingsniveau van de moeder’, aanvullende lestijden/lesuren op basis van de leerlingenkenmerken. Deze worden berekend op basis van het aantal leerlingen die aantikken op de indicator ‘opleidingsniveau van de moeder’ en (in combinatie met een andere indicator) ‘thuistaal niet-Nederlands’.
Voor scholen die lestijden/lesuren verliezen bij de overgang van OVB naar GOK in vergelijking met het schooljaar 2008-2009 wordt gedurende twee schooljaren een overgangsmaatregel voorzien.
Door die extra middelen kunnen scholen beter rekening houden met de taalachter- grond en de diversiteit van elke leerling. Door een efficiëntere aanpak kunnen de leerlingen beter ondersteund worden in hun ontwikkeling.
de integratie van leerlingen met een matige of ernstige verstandelijke handicap in het
■
■
gewoon onderwijs (ION). Scholen voor buitengewoon onderwijs type 2 krijgen voor de begeleiding van leerlingen met een matige of ernstige verstandelijke handicap in het gewoon onderwijs aanvullende lestijden en een integratietoelage. Vanaf 1 sep- tember 2008 is de praktijk van toekenning gewijzigd. De vacante en de vrijgekomen plaatsen worden sinds die datum toegewezen aan de leerlingen volgens de datum van aanvraag (en niet langer volgens leeftijd, leerjaren en onderwijsniveaus). 30 be- geleidende scholen voor buitengewoon onderwijs ontvangen deze lestijden. Het gaat daarbij over 23 scholen voor buitengewoon basisonderwijs en 7 scholen voor buiten- gewoon secundair onderwijs. De lestijden ASV ION stijgen als gevolg van de uitbrei- ding die er in 2008 is geweest van het aantal leerlingen dat daarvan kan genieten.
de integratie van anderstaligen ('Rand en Taal'). Zoals in het gewoon basisonderwijs
■
■
is ook voor het buitengewoon basisonderwijs vanaf 2008-2009 een nieuwe cyclus be- gonnen met een nieuwe definitie van de taalindicator.
basisscholen voor buitengewoon onderwijs die zich in een noodsituatie bevinden (bij-
■
■
voorbeeld door een plotse stijging van hun aantal leerlingen) Zij kunnen een beroep doen afwijkingslestijden en –uren.
de begeleiding van leerlingen met autismespectrumstoornissen (ASS) in het kader
■
■
van het geïntegreerd onderwijs (‘afwijkingslestijden en –uren GON ASS’).
Het aantal afwijkingslestijden en –uren GON-ASS steeg in vergelijking met het schooljaar 2007-2008 maar in mindere mate (met 2,35% in vergelijking tot 8,8% het voorgaande jaar). De stijging hangt in het algemeen samen met de algemene stijging van het aantal GON-leerlingen en het aantal GON-ASS- leerlingen in het bijzonder.
Nieuw in 2009
Om tegemoet te komen aan de steeds toenemende vraag voor extra begeleiding voor kinderen met ASS, worden de afwijkingslestijden en –uren GON ASS vanaf het schooljaar 2009-2010 verhoogd tot 1.656 lestijden en uren in het buitengewoon basisonderwijs. Dat is een stijging van 22,67%.
projecten voor buitengewone onderwijsontwikkelingen (PBOO’s), bestaande uit:
■
■
de organisatie van samenwerkingsverbanden tussen het gewoon en het bui-
•■
tengewoon basisonderwijs;
de integratie van specifieke doelgroepen via GON in het gewoon basisonder-
•■
wijs;
de optimalisering van de werking t.a.v. autistische kinderen;
•■
de verbetering van de opvang in interne leerlingen.
•■
In 2009 besliste de Vlaamse Regering, op basis van een evaluatie door de onderwijs- inspectie over de verlenging van bovenstaande projecten.
Daarnaast krijgen buitengewone basisscholen nog een puntenenveloppe administra-
■
■
tieve ondersteuning.
overzicht lestijden, uren, punten, eenheden en afwijkingslestijden en -uren buitengewoon basisonderwijs
Omkadering buitengewoon
onderwijs
2006- 2007
Aantal instel- lingen
2007- 2008
Aantal instel- lingen
2008- 2009
Aantal instel- lingen
Evolutie omkade-
ring
Lestijden inclusief LT cursus levens- beschouwelijke vakken*
96.106 197 97.860 197 99.815 197 2,00%
Urenpakket para-
medisch externaat 41.492 192 42.626 192 44.466,5 191 4,32%
Eenheden GoN 13.262 126 14.930 127 16.174 132 8,33%
Lestijden onder- wijsvoorrangs- beleid
781 41 816 42 816 42 0,00%
Lestijden rand- en taalgrensgemeen- ten
91 5 91 5 77 5 -15,38%
Lestijden AsV IoN (basis en secundair)
275 25 275 26 363 30 32,00%
Afwijkingslestijden en uren (noodsitu- aties)
724 45 729 42 744 39 2,06%
Afwijkingslestijden
en uren (GoN Ass) 1.212 57 1.319 62 1.350 62 2,35%
Lestijden project
proeftuin 57,5 2 57,5 2 57,5 2 0,00%
PBoo's (50,5 FT) 1.426 30 1.418 30 1.418 30 0,00%
Punten ICT 1.440 197 1.443 197 1.473 197 2,08%
Punten Administra- tieve ondersteu- ning
9.886 197 9.940 197 10.074 197 1,35%
Eenheden Korte Vervanging (inclu- sief restbudget van het voorgaande schooljaar)
7.676.391 197 9.781.265 197 7.763.883 197 -20,62%
Lestijden mentor-
schap 110,95 197 161,75 197 391,5 197 142,04%
specifieke instellingen voor buitengewoon onderwijs in het Go!
Urenpakket
internaat 10.033 16 10.283 16 10.524 16 2,34%
Beheerder inter-
naat 16 16 16 16 16 16 0,00%
Urenpakket op-
vangcentrum 6.346 4 6.388 4 6.959 4 8,94%
Ambten semi-
internaat 161 10 161,5 10 169,5 10 4,95%
* Situatie 1 september
Alle basisscholen krijgen daarnaast ‘mentoruren’, punten voor ICT en eenheden voor de ver- vanging van korte afwezigheden. Daarvoor moeten ze wel deel uitmaken van een samenwer- kingsplatform of scholengemeenschap.
De daling van de eenheden voor korte vervangingen is een gevolg van een be- ter gebruik van die eenheden in het voorafgaande schooljaar, waardoor min- der ‘resteenheden’ konden worden overgedragen naar het schooljaar 2008- 2009.
De stijging van de lestijden voor het mentorschap is een gevolg van de uitvoe- ring van CAO VIII.
De evolutie in de punten voor ICT en administratieve ondersteuning is gelijk- lopend aan die van de lestijden.
De scholengemeenschappen krijgen een puntenenveloppe stimulus (vrij te besteden punten als aanmoediging om in een scholengemeenschap te stappen). Die enveloppe is lichtjes ge- daald.
Daarnaast krijgen alle scholengemeenschappen een puntenenveloppe zorg. De scholen van het gewoon basisonderwijs genereren 72,04% meer punten zorg. Die sterke stijging is een ge- volg van de integratie van de vroegere puntenenveloppe zorg met die van zorg+ (vanaf school- jaar 2008-2009) en een derde puntenenveloppe zorg voorzien in CAO VIII. De scholen van het buitengewoon onderwijs generen voor het eerst punten zorg als gevolg van de incorporatie van de vroegere puntenenveloppe zorg+.
Naast de scholen voor buitengewoon onderwijs worden ook de medisch-pedagogische insti- tuten, de semi-internaten en opvangcentra van het Gemeenschapsonderwijs beschouwd als instellingen voor buitengewoon onderwijs. Ook die instellingen krijgen een urenpakket als omkadering voor hun werking.
Nieuw in 2009
Regeling ‘slapende waak’ voor MPIGO’s en opvangcentra
Met ingang van 1 september 2009 wordt de aanrekening van de nachtprestaties voor de studiemeester-opvoeders internaat opgetrokken. De uren aanwezigheid van een personeelslid gedurende de nacht, tussen het slapengaan en het opstaan van de leerlingen, worden voor vier uur dienst in plaats van voor drie uur aangerekend.
Die maatregel heeft een verminderde inzetbaarheid van personeel (overdag) tot ge- volg. Die verminderde beschikbaarheid wordt gecompenseerd door de toekenning van een bijkomend urenpakket.
Omkadering secundair onderwijs
Gewoon secundair onderwijs
Ook in het gewoon secundair onderwijs zijn er diverse pakketten omkadering. Het basispakket uren-leraar in het gewoon secundair onderwijs is licht gestegen, hoewel de leerlingenpopula- tie met 0,23% is afgenomen. Door herstructureringen van secundaire scholen komen er ieder jaar een aantal scholen bij. Dat heeft tot gevolg dat het aantal uren-leraar beperkt stijgt. Het volledige berekeningssysteem is immers gebaseerd op leerlingencoëfficiënten en leerlingen- schijven die degressief zijn. Kleinere leerlingengroepen genereren dus meer uren-leraar.
De specifieke pakketten omkadering richten zich onder andere op:
Het
■
■ gelijkekansenbeleid (GOK): Scholen met veel kansarme leerlingen krijgen daar- voor extra uren. Vanaf 1 september 2008 is een nieuwe driejaarlijkse GOK-cyclus van start gegaan. Het aantal lestijden is fors uitgebreid en het systeem voor het secundair onderwijs vereenvoudigd. De stijging is een gevolg van extra ondersteuning van de scholen die aanvullende uren-leraar kunnen inzetten in de tweede en derde graad secundair onderwijs. Die maatregel is een tegemoetkoming voor de mindere GOK- ondersteuning in de tweede en derde graad van het secundair onderwijs in vergelij- king met het basisonderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs.
Anderstalige nieuwkomers en gewezen anderstalige nieuwkomers
•■
Scholen die onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon secundair onderwijs inrichten, krijgen een specifiek pakket uren-leraar toege- kend. Het aantal leerlingen ingeschreven in een onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers (OKAN) steeg van 1218 leerlingen in het schooljaar 2007-2008 naar 1369 leerlingen in het schooljaar 2008-2009. De toename met 151 leer- lingen (12,4%) is een gevolg van het stijgend aantal nieuwkomers in België.
Vooral de groep van niet-begeleide minderjarige asielzoekers is behoorlijk toe- genomen.
Deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO)
Het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap heeft het volledige deeltijds onderwijs hervormd. Onder meer de omkadering voor de centra deeltijds beroepssecundair onderwijs werd verhoogd. Daardoor stijgt het aan- tal uren-leraar in het DBSO met bijna 16%.
Buitengewoon secundair onderwijs (BuSO)
Scholen voor buitengewoon secundair onderwijs krijgen naast uren voor het onderwijzend personeel een urenpakket voor paramedisch, medisch, orthopedagogisch, psychologisch en sociaal personeel.
De voorbije schooljaren steeg het aantal leerlingen in het buitengewoon secundair onderwijs gestaag. Het stijgend leerlingenaantal heeft een toename van de uren onderwijzend personeel en de uren paramedisch personeel tot gevolg.
De bijkomende uren in het buitengewoon secundair onderwijs worden vooral gebruikt:
voor de begeleiding van leerlingen in het kader van geïntegreerd onderwijs (‘GON’) ;
■
■
voor het voeren van een onderwijsvoorrangsbeleid (‘OVB’);
■
■
voor scholen voor
■
■ buitengewoon onderwijs type 2. Zij krijgen voor de begeleiding van leerlingen met een matige of ernstige verstandelijke handicap in het gewoon onder- wijs aanvullende lesuren en een integratietoelage. Het aantal leerlingen dat daarvan kan genieten wordt uitgebreid van 50 naar 100. In het buitengewoon secundair onder- wijs zijn er zeven scholen die ION-leerlingen begeleiden en daarvoor ASV krijgen;
Ter ondersteuning van BuSO-scholen die zich in een noodsituatie bevinden (bijvoor-
■
■
beeld door een plotse stijging van hun aantal leerlingen). Deze scholen kunnen een beroep doen afwijkingslesuren en –uren;
Voor de begeleiding van leerlingen met autismespectrumstoornissen (ASS) in het ka-
■
■
der van het geïntegreerd onderwijs (‘afwijkingslesuren en –uren GON ASS’).
In verschillende secundaire scholen bestaan nog heel wat extra ambten in de categorie van het bestuurspersoneel die als een soort ‘middenkader’ fungeren. Naast de directeur werken in sommige scholen ook een adjunct-directeur, een technisch adviseur, een technisch adviseur- coördinator (technische scholen), een teeltleider (leraar belast met praktische vakken in de land- en teeltbouw) of een coördinator (DBSO).
Het aantal ambten van
■
■ adjunct-directeur, technisch-adviseur-(coördinator) en teelt- leider blijft vrij stabiel. Het aantal technisch adviseurs en technisch adviseurs-coör- dinatoren is lichtjes toegenomen. Dat is een gevolg van de toename van het aantal secundaire scholen en een efficiënter gebruik van de resturen op het niveau van de respectieve scholengemeenschappen waarmee bonusambten kunnen worden inge- richt.
Er is één Centrum voor Deeltijds Beroepssecundair Onderwijs bijgekomen ten opzich-
■
■
te van vorig schooljaar. Het Centrum voor Deeltijds Zeevisserijonderwijs is sinds het decreet Leren en Werken immers erkend als CDO. Vanaf het schooljaar 2007-2008 heb- ben de CDO’s de mogelijkheid om autonoom te worden voor zover zij een voldoende aantal leerlingen hebben (ten minste 260 leerlingen). Dat betekent dat zij net als de scholen van het voltijds secundair onderwijs recht hebben op één directeur i.p.v. één coördinator. In het schooljaar 2008-2009 zijn er vier autonome CDO’s. Dat verklaart de daling van het aantal coördinatoren.
Daarnaast krijgen secundaire scholen punten toegekend voor het ondersteunend personeel.
De punten
■
■ taak- en functiedifferentiatie zijn nieuw vanaf het schooljaar 2007-2008. Ze vormen een voortvloeisel uit de CAO VIII om de werkdruk van de leerkrachten te ver- minderen en het beleid van de scholen te versterken. Die bijkomende ambten zorgen voor een stijging van het totaal aantal punten ondersteunend personeel.
Alle secundaire scholen krijgen uren voor
■
■ mentorschap en punten voor ICT op voor-
waarde dat zij in een samenwerkingsplatform of scholengemeenschap zitten.
De lesuren voor het mentorschap zijn gestegen als gevolg van CAO VIII. Een herschikking van de middelen voorzien voor de leraren-in-opleiding en de stij- ging van de gemiddelde loonkost (+3%) binnen een gesloten enveloppe liggen daarvan aan de basis.
Tijdelijke vervangingen
■
■ van leraren, technisch adviseurs en technisch adviseurs-co- ördinatoren tijdens hun bedrijfsstages waren al mogelijk vanaf het schooljaar 2005- 2006. Dat tijdelijke project was beperkt tot een derde van het totale aantal secundaire scholen, maar werd uitgebreid. Vanaf 1 september 2008 vormen de bedrijfsstages een optie voor alle secundaire scholen en alle personeelsleden van het secundair onder-