• No results found

BESLUIT Nederlandse Mededingingsautoriteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "BESLUIT Nederlandse Mededingingsautoriteit"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BESLUIT

Nummer 6566 / 13

Betreft zaak: Zaak 6566 - Wob-verzoek Zwaga

Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen het besluit van 27 november 2008, kenmerk 6566/ 3.

I. Verloop van de procedure

1. Bij brief van 13 november 2008 heeft de heer J. Zwaga (hierna: de heer Zwaga) aan de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) een verzoek gedaan op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob). De heer Zwaga heeft verzocht om toezending van documenten met betrekking tot een signaal over mogelijke kartelafspraken naar aanleiding van een nieuwsbericht van 7 november 2008 waarin staat: “ De NMa greep halverwege dit jaar ook in bij een aanbesteding door een Nederlandse gemeente” .

2. Bij besluit van 27 november 2008 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Raad het verzoek van de heer Zwaga afgewezen. De Raad heeft in het bestreden besluit geoordeeld dat het algemene belang van openbaarmaking niet opweegt tegen de belangen van opsporing en vervolging van strafbare feiten; de inspectie, controle en het toezicht door bestuursorganen alsmede leidt tot onevenredige benadeling van de NMa en derden (artikel 10, lid 2, aanhef en onder c, d en g, Wob).

3. Tegen het bestreden besluit is door de heer Zwaga tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 6 januari 2009.

4. De heer Zwaga heeft afgezien van het recht om mondeling te worden gehoord.1

(2)

II. Wettelijk kader

5. In artikel 10 Wob zijn absolute en relatieve uitzonderingsgronden opgenomen. De absolute weigeringsgronden zijn genoemd in lid 1, de relatieve in lid 2 van artikel 10 Wob.

6. Op basis van artikel 10, lid 2, aanhef en onder c, Wob blijft het verstrekken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de opsporing en vervolging van strafbare feiten.

7. Op basis van artikel 10, lid 2, aanhef en onder d, Wob blijft het verstrekken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen.

8. Op basis van artikel 10 lid 2, aanhef en onder g, Wob blijft het verstrekken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.

III. Bezwaar van de heer Zwaga

9. De heer Zwaga voert ter onderbouwing van zijn bezwaar de drie gronden aan. Allereerst stelt de heer Zwaga dat het onderzoek niet meer in gevaar kan komen, aangezien het onderzoek is afgerond. Voorts stelt de heer Zwaga dat het toezicht door openbaarmaking van de door hem verzochte informatie niet meer kan worden belemmerd, omdat de bedrijven – nu zij een waarschuwingsbrief hebben ontvangen – op de hoogte zijn van het feit dat zij door de NMa in de gaten worden gehouden. Ten slotte stelt de heer Zwaga dat de aanbesteding is

afgerond waardoor toezicht in dit kader niet meer mogelijk is. Voorstaande leidt naar oordeel van de heer Zwaga tot de conclusie dat de naam van de gemeente, de bedrijfsnamen

(3)

IV. Beoordeling van het bezwaar van de heer Zwaga

10. De Raad constateert dat de door de heer Zwaga opgevraagde gegevens betrekking hebben op een lopend onderzoek dat de NMa verricht in het kader van het toezicht op de naleving van de Mededingingswet en de opsporing van mogelijke inbreuken van de in de Mededingingswet neergelegde verboden.

11. De heer Zwaga stelt dat het onderzoek niet meer in gevaar kan komen omdat het onderzoek zou zijn afgerond. Dat de betreffende aanbesteding is afgerond, betekent echter niet dat ook het onderzoek in brede zin is afgerond. Meer in het algemeen zien onderzoeken van de NMa veelal op systematisch mededingingsbeperkend gedrag van ondernemingen bij meerdere aanbestedingen.

12. De heer Zwaga betoogt dat het toezicht niet meer kan worden verhinderd, nu de betrokken ondernemingen hiervan op de hoogte zijn door de waarschuwingsbrief. De Raad constateert dat genoemde brief een algemeen verzoek om inlichtingen betreft en geen concrete waarschuwing bevat. De brief is verstuurd ten behoeve van toezicht in een breder kader dan de in het nieuwsbericht bedoelde concrete aanbesteding. De brief is ook gericht aan meer ondernemingen dan die betrokken zijn bij de in het

nieuwsbericht bedoelde concrete aanbesteding.

13. Indien de door de heer Zwaga verzochte gegevens openbaar worden gemaakt, worden de lopende opsporing van strafbare feiten alsmede het lopende toezicht bemoeilijkt (artikel 10, lid 2, aanhef en onder c en d, Wob). Door openbaarmaking van deze informatie zou bovendien inzicht worden gegeven in de door de NMa gehanteerde bronnen en de gehanteerde strategie en methode van opsporing en toezicht.2 Dit weegt

naar oordeel van de Raad niet op tegen het algemene belang van openbaarmaking. 14. De Raad oordeelt gelet op bovenstaande overwegingen tevens dat de NMa door

openbaarmaking van de gevraagde informatie onevenredig zou worden benadeeld en zulks niet opweegt tegen het algemene belang van openbaarmaking (artikel 10, lid 2, aanhef en onder g, Wob).

(4)

15. Voorts oordeelt de Raad dat openbaarmaking van namen van de ondernemingen die zijn betrokken bij het onderzoek leidt tot onevenredig nadeel voor die ondernemingen. Indien in de openbaarheid komt welke ondernemingen onderwerp zijn van onderzoek, hoewel (vooralsnog) geen overtreding is vastgesteld, kunnen zij in hun economische positie en reputatie worden geschaad. Het belang van de ondernemingen dat van hen niet bekend wordt dat zij betrokken zijn bij onderzoek door de NMa, weegt niet op tegen het algemene belang van openbaarmaking (artikel 10, lid 2, aanhef en onder g, Wob).3

16. De heer Zwaga stelt ten slotte dat nu de aanbesteding is afgerond, toezicht in het kader van deze aanbesteding niet meer mogelijk is. Zoals in randnummer 11 tot en met 13 van dit besluit uiteen is gezet, is het voor de Raad wel degelijk mogelijk om toezicht te houden en eventueel tot opsporing en vervolging over te gaan met betrekking tot reeds afgeronde aanbestedingen.

17. Gelet op het voorgaande dient het bezwaar van de heer Zwaga naar oordeel van de Raad ongegrond te worden verklaard.

(5)

De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit handhaaft het besluit van 27 november 2008 met kenmerk 6566/ 3.

Den Haag, 5 maart 2009

De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, namens deze,

W.g.

P. Kalbfleisch

Voorzitter Raad van Bestuur

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob blijft verstrekking van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang dat

Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob blijft het verstrekken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van

Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob blijft verstrekking van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van

Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob, blijft het verstrekken van informatie achterwege, voor zover het belang van openbaarheid niet opweegt tegen

Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob blijft verstrekking van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang dat

Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob blijft verstrekking van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het

Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob, blijft verstrekking van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang dat

Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob blijft verstrekking van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang dat